stuvers aan het woord

18/05/2024
Stuvers (© Amber Peeters | dwars)
🖋: 
Auteur

Waar is de Studentenraad zoal mee bezig? Haar roze logo verschijnt te pas en te onpas in de mailbox, maar wat doet ze naast mailen? Op welke manieren beïnvloedt ze het dagelijks leven van de student? Om daarachter te komen neust dwars in de projecten van de Studentenraad. Deze editie vertelt voorzitter van de Studentenraad, Laurens Verhaegen, over de stuververkiezingen.

Stuververkiezingen? Wat zijn ze en waarom zijn ze zo belangrijk? Zoals de naam al doet vermoeden zijn het verkiezingen waarbij we op onze studentenvertegenwoordigers, de stuvers, stemmen. “De Studentenraad vertegenwoordigt alle 23.000 studenten, zowel op facultair als op centraal niveau. Het democratisch verkiezen van stuvers is belangrijk om te weten of een stuver gedragen wordt door studenten. Daarom is een minimale opkomst van 10% nodig voor een geldige stemming”, vertelt Laurens.

Begin mei heb je kunnen stemmen op kandidaten voor centrale stuvers. Die vochten om een plaatsje in de Stuvoraad of de Onderwijsraad.  De Stuvoraad, waarin vier stuvers van de buitencampussen en vier van de Stadscampus zetelen, praat over studentenvoorzieningen. Laurens vertelt: “Daarin worden de grote lijnen uitgezet voor bijvoorbeeld de komidabegroting. De studentenrestaurants worden altijd duurder, dat zien we niet graag. De Stuvoraad beslist dan bijvoorbeeld mee welk eten meer gesubsidieerd wordt. In de Onderwijsraad zit van elke faculteit één stuver. Zij werken mee aan het onderwijs- en examenreglement, dat elk jaar wordt opgesteld.”

Er zijn ook facultaire stuvers die zich inspannen voor een fijne werking van hun faculteit. “Zij dragen bijvoorbeeld bij aan examenroosters. Of geven het aan wanneer een prof iets toch niet helemaal juist doet.” Laurens vervolgt geruststellend: “Deze en ook de andere stuvers kunnen nooit zelf nadeel ondervinden van hun uitlatingen als stuver. Dat is vastgelegd in het Statuut van de Student.” Daarin staat: ”De universiteit ziet de student los van hun hoedanigheid als studentenvertegenwoordiger.” De facultaire stuvers worden pas verkozen in september of oktober. “Vroeger was dat ook in april, maar toen konden eerstejaars geen stuver worden. Dat is nu anders.”

Naast de centrale stuvers zijn er in vrijwel elk jaar stuvers te vinden, in totaal 180.De huidige stuvers en de pasverkozen stuvers van volgend jaar vind je via deze link. Wilde je altijd al stuver worden, maar was je net te laat met aanmelden? Begin volgend academiejaar zijn er opnieuw verkiezingen, dan voor facultair vertegenwoordigers. Nog niet overtuigd? “Het is heel leuk en het staat goed op je cv.” Laurens vervolgt anekdotisch: “Op een jobbeurs zei een werkgever tegen mij: ‘Als ik moet kiezen tussen twee gelijke cv’s en de ene is stuver geweest en de andere niet, dan kies ik voor de oud-stuver.’” 



proffenprofiel

18/05/2024
dorp Suriname
🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. Deze maal ging dwars op bezoek bij professor Marleen Goethals. Zij heeft er reeds een gevulde carrière als stedenbouwkundig ontwerper op zitten. In 2013 maakte ze de stap naar de academische wereld en werd ze lector in de master Stedenbouw en ruimtelijke planning. dwars stal een uur van haar kostbare tijd voor een gesprek over Suriname, misdaadseries en wat een professor kan leren van haar studenten.

Wat is het grootste verschil tussen werken als ontwerper of als academicus?

Als ontwerpers gingen wij onze sites wel verkennen, maar echt participatiewerk kwam toen niet aan bod. Een belangrijk moment was mijn betrokkenheid bij de eerste plannen voor de Oosterweelverbinding. Het consortium waarvoor ik werkte had die ontwerpwedstrijd toen gewonnen, maar het Oosterweelproject is dan later met een volksraadpleging weggestemd. Ik geloof nog altijd in de kracht van ontwerp, maar ik ben heel kritisch geworden over hoe je dat precies doet. Die kritische houding, die bij academisch werk centraal staat, wil ik dan ook overbrengen aan mijn studenten.

Een groot verschil tussen de twee jobs is uiteraard de aanwezigheid van studenten. Wat hebt u in deze tien jaar van hen bijgeleerd?

Heel veel! Dat is een van de redenen waarom ik het doe, en blijf doen. Ik werk zelf bijvoorbeeld veel met participatief actieonderzoek. Studenten hebben bij mij al meermaals de ogen geopend over welke methodes wel of niet werken. Ze zijn vaak kritisch als ik hen participatieve onderzoeksmethodes, zoals samen kaarten maken met jongeren, aanreik. Studenten voelen vaak al snel aan wat wel of niet zal gaan, en passen de methodes aan. Dan denk ik: dat is eigenlijk wel goed gezien. Het is niet ongebruikelijk dat ik die aanpak dan zelf ook ga gebruiken.

U bent werkzaam als promotor van enkele studenten die voor hun masterproef een drietal maanden in Suriname verblijven. Wat zit er achter die samenwerking?

Die samenwerking vindt plaats in de Interdisciplinary Studio for Territories in Transition (ISTT), waarin ik samen met collega’s uit de masters Stedenbouw, Architectuur en Erfgoedstudies masterproefonderzoek begeleid. We werken hiervoor samen met de Anton de Kom Universiteit van Suriname. In het begin ging dat over beleidsondersteunend ontwerponderzoek. Later is de focus verschoven naar het stimuleren van publiek-civiele initiatieven die de slechte leefomstandigheden kunnen verbeteren. Met participatief actieonderzoek ontwikkelen de studenten samen met bewoners kennis over ruimtelijke problemen, waardoor gemarginaliseerde groepen een stem in het debat over ruimtelijke vernieuwing krijgen.

Wat kunnen wij leren van Suriname?

Bijvoorbeeld hoe lokale gemeenschappen omgaan met publieke ruimte. In de woonwijk Latour in de hoofdstad Paramaribo zijn er straten, en er zijn percelen. Publieke ruimten zijn er niet. Je ziet hoe mensen zich braakliggende percelen gaan toe-eigenen en ze gebruiken als korte voetgangersdoorsteek, maar ook als groentetuin en ontmoetingsruimte. De coördinator van het gemeenschapscentrum van Latour maakte ons ook duidelijk dat als buren aan gemeenschapswerk doen, er wel direct iets tegenover moet staan. Als jongeren bijvoorbeeld niet kunnen betalen om het voetbalveld te gebruiken, dan kunnen ze dat oplossen door te helpen bij het onderhoud van het veld. Er komt onmiddellijk iets in de plaats voor hun inzet. Door die kennis te verbinden met de ‘ontluikende urban commons’ van de lege percelen kan er een alternatieve aanpak voor het tekort aan groene publieke ruimte, en deels ook voor de wateroverlast, in de wijk gevonden worden.

Als u nooit stedenbouwkundige geworden was, hoe zou uw carrière er dan uitgezien hebben?

Ik kijk heel erg op naar wetenschappers die zich bezighouden met de klimaatwijziging, zoals biologen en milieuwetenschappers. Alles wat te maken heeft met de situatie in het Amazonewoud volg ik op de voet. Het is ongelooflijk wat er op ons afkomt. En ik heb enorm veel respect voor de mensen die dat allemaal blootleggen.

Hebt u in Suriname iets gezien van die problematiek?

Ja, het is echt heel schrijnend. We werken bijvoorbeeld samen met een gemeenschap die haar dorp door erosie in de rivier ziet verdwijnen. Eigenlijk zou zo’n dorp moeten verhuizen naar een tien meter hogere plek. Het is zeer ontmoedigend, soms komen er dan andere universiteiten, die nauwelijks met iemand spreken, een voorstel voor een damwand doen. Ze bouwen die dan ook nog eens. Achteraf blijkt dan dat de damwand de traditie van de gemeenschap om zich te baden in de rivier bemoeilijkt. Wij zitten met ons participatief actieonderzoek wel op een goed spoor, maar het gaat dan weer allemaal niet snel genoeg. 

Een klassieke vraag om het proffenprofiel af te sluiten: wat is uw guilty pleasure?

Ik heb meer dan één guilty pleasure, natuurlijk. ’s Avonds wanneer ik thuiskom, ontspan ik me graag met misdaadseries. Zelfs van de iets minder goede kan ik echt genieten. Ze helpen me om mijn dag te vergeten. Gelukkig heb ik een man die op tijd zegt dat het genoeg is, en tijd is om te gaan slapen. Anders zou ik bij een korte serie in staat zijn om ze volledig uit te kijken op een avond. (lacht) Meestal blijft het gelukkig bij twee afleveringen.

Ik ben vooral fan van series die maatschappijkritisch zijn. Een van mijn favoriete televisiemakers is David Simon, schrijver van The Wire. Dat is een serie over drugcriminaliteit in de Amerikaanse stad Baltimore. Elk seizoen handelt over dezelfde gebeurtenissen in dezelfde stad, maar ze worden telkens getoond vanuit een andere hoek. Zo is er een reeks vanuit de blik van de journalistiek of het onderwijs en zelfs het misdaadmilieu zelf. Het is spannend, maar je komt ook meer te weten wat er achter die drugcriminaliteit zit en hoe het zover is kunnen komen



studentenleven

18/05/2024
broodje
🖋: 

Er is maar één ding beter dan een blokpauze in het zonnetje: een blokpauze in het zonnetje met het perfecte broodje. Wat is dat perfecte broodje en waar vind je het? Met mijn notitieblok in de aanslag trok ik langs de broodjeszaken in de Antwerpse studentenbuurt met een eenvoudige vraag: welk vegetarisch broodje raad je me aan? Als zelfverklaarde foodrecensent – ik had een foodblog toen ik acht jaar oud was – legde ik de broodjes op de figuurlijke rooster.

Happy Food – baguette Grieks ****½

Starten doe ik in mijn go-to broodjeszaak, Happy Food. Ik bestel hier altijd een smos feta of een panini Italiano, maar voor de gelegenheid laat ik de immer enthousiaste uitbaatster mijn broodje uitkiezen. Ik krijg een baguette Grieks voorgeschoteld, een zomers broodje met feta, olijven, tomaat, komkommer, sla en yoghurtdressing. Een soort smos feta deluxe, dus. Vooral de frisse yoghurtdressing trekt me over de streep. En hoewel ik doorgaans een olijvenhater ben, pasten zelfs die perfect in het geheel. Met zijn 6,50 euro is dit een van de duurste broodjes op de kaart – slimme tactiek wel, me het duurste broodje verkopen – maar aan het begin van de maand wanneer ik nog niet te hard op mijn budget moet letten, zal ik het zeker nog eens bestellen.

Oliver’s – broodje houmous & pompoen **

Aan de andere kant van de Ossenmarkt vind je Oliver’s. Wie de altijd ellenlange aanschuifrij trotseert, wordt beloond met een uitgebreid aanbod. Volgens de medewerkster achter de toog is het broodje houmous & pompoen een absolute aanrader, waar ze me een kleintje van verkoopt voor 5 euro. Een merkwaardig herfstige aanrader bij 21 graden, als je het mij vraagt. Van de huisbereide hummus, gegrilde pompoen en zongedroogde tomaten zou ik nog kunnen genieten, ware het niet dat brokjes Oosters gemarineerde tofu mijn eetlust bederven. Ik meng graag tofu onder mijn avondeten, maar tussen een broodje pas ik er toch liever voor. Op vlak van originaliteit scoort dit broodje dan weer wel. Van ‘keep it simple’ is duidelijk geen sprake bij Oliver’s. Deze smaakcombinatie bleek een misser, maar ik kan niet anders dan toegeven dat ik nieuwsgierig ben naar de andere broodjes op de kaart.

Smoskot – broodje mozzarella pesto *

Hoewel Smoskot de dichtstbijzijnde broodjeszaak is bij ons redactielokaal, kom ik hier eigenlijk nooit. Hun broodje mozzarella pesto overtuigde me niet om daar verandering in te brengen. Het lijkt een klassieker waar je niets verkeerd mee kunt doen, maar dan moet er wel pesto te bespeuren zijn. Een smaakloze groene veeg op de bovenste helft van een slap broodje weet me niet te bekoren. Verder is het broodje – waar ik 5,50 euro voor neertelde – gevuld met veel rucola en hier en daar een schaars schijfje tomaat of plakje mozzarella.

Bagatel – broodje Italia ****

Een broodje Italia, een chique naam voor alweer een broodje mozzarella pesto. De betere soort deze keer, met een dikke en smaakvolle laag pesto op een krokant broodje. Ook de tomaat en mozzarella bleken een stuk smaakvoller en waren onder minder rucola verborgen. Ja, dit broodje Italia weet, in tegenstelling tot haar soortgenoot, wel te overtuigen. Bovendien betaal je een halve euro minder dan voor zijn tegenhanger bij Smoskot. Op de kaart blinken ook allerlei warme broodjes, dus bij Bagatel zien ze me zeker nog terug om ook die uit te proberen.

‘t Winkeltje – vegetarisch broodje martino **½

Het vegetarisch broodje martino van ‘t Winkeltje is niet voor de gevoelige eters. Zelden zag ik zoveel mosterd, tabasco, augurk en fel afsmakende ui op een broodje. De eerlijkheid gebiedt me om daaraan toe te voegen dat je niet vaak vegetarische broodjes martino tegenkomt, dus veel vergelijkingsmateriaal heb ik niet. Toch kan ik niet anders dan het jammer vinden dat de smaak van de martino zelf verloren ging tussen de overheersende smaken van de rest. Waarom dan toch nog 2,5 sterren? Het uitgebreide broodaanbod van ‘t Winkeltje mag ook beloond worden. Kleine witte en lichtgrijze broodjes, zachte ronde broodjes in drie soorten en halve stokbroden, ze hebben het allemaal. Vooral het witte ronde broodje kan ik warm aanbevelen. Bovendien maak ik de wandeling naar deze zaak in de Lange Klarenstraat regelmatig en weten hun andere broodjes me wel te bekoren. Volgende keer bestel ik dus gewoon weer waar ik zelf zin in heb, een broodje aardappelsla bijvoorbeeld.

Agora – smos kaas *****

Eindigen doe ik met een buitenbeentje, de Agora. Ik was wat beteuterd toen ik er een smos kaas kreeg. Hoe kan dit alledaagse broodje je beste vegetarische optie zijn? Eén hap en ik was bijgedraaid. Zelden heb ik zo’n goede smos kaas gegeten als die van de Agora – en geloof me, ik heb al veel smosjes kaas gegeten. Een dikke plak kaas, goed veel mayonaise en groentjes die zo vers proeven dat je zou denken dat ze net van het veld komen, tussen een heerlijk broodje dat de perfecte balans tussen krokant en té krokant vond, deze smos kaas heeft alles dat een smos kaas moet hebben. Als kers op de smos is het ook nog eens het goedkoopste broodje dat ik tijdens mijn broodjesavontuur at. Ik kocht een kleintje voor 3,30 euro, en voor 5,20 euro heb je er een groot. De Agora mag dan niet de eerste plek zijn waar je aan denkt wanneer je een smosje wil kopen, de welverdiende winnaar van dit grote broodjesonderzoek is ze wel.



UAntwerpen

18/05/2024
rector dubbelinterview
🖋: 
Auteur

Het academiejaar zit er bijna op en dat betekent twee dingen. Ten eerste loopt het ambtstermijn van rector Herman Van Goethem ten einde en ten tweede is de tijd bijna aangebroken voor rector-elect Herwig Leirs. Ik nam nog snel mijn kans voor een historisch dubbelinterview met beide heren. Alle serieuze vragen die ik kon bedenken, zijn hun ondertussen al lang gesteld, dus kwam ik voor een ludiek gesprek met koffie.

Met Van Goethem gaat het goed, maar hij vertelt me dat hij het toch drukker heeft dan verwacht: “Ik dacht dat het intussen wat uitbollen zou zijn, maar dat is helemaal niet het geval. Iemand heeft mij gezegd dat het zoals Parijs-Roubaix is: je moet tot het einde spurten over kasseien. Mijn opvolger weet dus nu al dat het stilte voor de storm is.” Die opvolger heeft het ook nu al druk, zegt hij: “Het is natuurlijk druk, maar dat is niets onverwachts.

Ik ben al aan het meedraaien met verschillende dingen en ik krijg al veel informatie. Daarnaast zijn er evenementen waar ik naartoe ga als de rector iets anders te doen heeft. Op die manier leer ik al veel mensen kennen en zie ik hoe het systeem achter het rectoraat draait.”

Beiden hebben mooie vooruitzichten voor de komende vier jaren. Van Goethem gaat op emeritaat en kijkt er vooral naar uit om terug zelf zijn agenda te kunnen bepalen. “Daar zal vooral veel ruimte zijn voor vrije tijd. Dat zal volledig nieuw zijn voor mij, want de afgelopen acht jaar was dat bijna nooit het geval. Als onderzoeker is het niet moeilijk om die vrije tijd in te vullen: ik ga terug naar mijn onderzoek. Als men het mij vraagt, wil ik daarnaast ook nog wel meewerken aan projecten – zolang het er niet te veel zijn. Ik wil zeker geen oude meneer worden die naar raden van besturen gaat met zo’n leeg boekentasje.” Voor Leirs zit het dan weer anders: “Ik kijk er vooral naar uit om een aantal van de dingen die we in onze beleidsvisie hebben geschreven te realiseren. Dat zal niet altijd zo simpel zijn, want daarvoor heb je natuurlijk middelen nodig en er zullen keuzes gemaakt moeten worden.” Het is vooral rond duurzaamheid dat de rector-elect graag wil werken, vertelt hij. “Als we erin slagen om de universiteit duurzamer te maken, zou ik dat heel fijn vinden.”

De twee kennen elkaar ondertussen al goed, aldus Leirs. “We kennen elkaar al acht jaar omdat ik de afgelopen zeven jaar voorzitter was van de Raad van Bestuur. Toen hebben we heel goed samengewerkt en nu eigenlijk ook.” Van Goethem vertelt hoe de twee overeenkomen qua karakter: “We komen allebei vaak met de fiets naar het werk en we zijn allebei witte cisgender mannen en wat nog allemaal. Ik denk dat we alle twee ook naast het beleid van de universiteit nog allerlei andere interesses hebben die soms een beetje gelijk lopen.” Zo hebben de beide mannen allebei een plezierige interesse in geschiedenis. Misschien denken ze zelfs weleens aan het Romeinse Rijk.

Ik vroeg me af wat de succesvolle heren op jonge leeftijd voor ogen hadden. Leirs droomde van een sprookjesachtig beroep: “In de lagere school wilde ik ontdekkingsreiziger worden: veel reizen en nieuwe dingen ontdekken. Ik had ook een bak met allemaal knopjes op en dan fantaseerde ik dat ik daarmee van alles kon doen. Soms was het een computer, al bestond dat toen nog niet, maar dat haalde ik uit stripverhalen. En soms was het het dashboard van een onderzeeër. Daar heb ik heel lang mee gespeeld.” Van Goethem was niet minder ambitieus, want hij wilde archeoloog worden. “Toen ik tien jaar was, dacht ik al tussen stenen een Romeinse villa te ontdekken. Tijdens de eerste jaren van de middelbare school veranderde dat, toen wilde ik archivaris worden. Ik was dus nog een grotere weirdo dan Herwig.”

Na die aparte kinderdromen zijn de heren toegetreden aan (de voorlopers van) onze  universiteit, maar waren ze toen ook al zulke bezige bijen? “Zeker en vast”, vertelt Leirs. “In het eerste jaar ben ik begonnen als een rustige student. Ik ging toen niet te veel uit. In het tweede jaar ben ik praeses geworden en toen was het hek van de dam. Ik heb heel veel gefeest, maar ik was ook heel geëngageerd. Zo zat ik als student al in de voorlopers van wat nu onderwijscommissies zijn en was ik ook lid van de Raad van Bestuur van de UIA (Universitaire Instelling Antwerpen, n.v.d.r).” Toch lukte het voor Leirs om ook nog genoeg te studeren. “Het was fijn om te studeren. We hadden interessante proffen. Niet allemaal natuurlijk, maar veel proffen konden mensen echt  stimuleren om iets te doen.” Of hij altijd in de les zat? “Meestal wel, ja. Er werd natuurlijk niks opgenomen. Toch werd er ook veel gebrost om iets anders te gaan doen: bio-koten kuisen bijvoorbeeld.”

Van Goethem vindt zijn studieverhaal minder opwindend, maar moet qua werklast niet onderdoen: “Ik studeerde Rechten, maar mijn belangstelling ging ook uit naar geschiedenis. Daarom begon ik, terwijl ik al Rechten studeerde, ook aan de opleiding Geschiedenis. Toen waren alle examens in juni; alle vakken waren dus jaarvakken. Ik heb dus geweldig hard gestudeerd, want ik deed de ene studierichting in juni en de andere in september. Uitgaan deed ik ook, maar ik heb vooral verschrikkelijk hard gewerkt. Ondertussen had ik ook al een eerste boek geschreven, wat mij een werkmier maakt. Mijn vrouw zegt dat ik dat tot nu toe ben gebleven en dat ik nu wat minder zou moeten werken.”

Wanneer ik de twee om studietips vraag, reageren ze hartelijk. “Ik probeerde de leerstof echt bij te houden vanaf het begin, maar dat was omdat ik het allemaal interessant vond”, vertelt Van Goethem. Ook Leirs was iemand die zijn leerstof goed bijhield: “Ik maakte fiches waarop ik de hoofdlijnen schreef. Ik deed dat niet elke avond en ook niet na elke les, maar twee weken na een les waren de fiches toch zeker gemaakt.” Interesse is dus de boodschap. “Je moet vooral iets studeren dat je zelf heel boeiend vindt, dan gaat alles al veel makkelijker”,  aldus Van Goethem.

Van Goethem mag dan niet zo veel studietips hebben, leestips heeft hij genoeg: “Ik lees heel graag romans. Mijn lievelingsauteur is Gabriel García Márquez. Hij schrijft heel verhalend, heel meeslepend en ook heel verschillend. In het algemeen vind ik dat je alleen de beste boeken moet lezen, vooral als je weinig tijd hebt. En als een boek na 100 bladzijden niet goed is, dan leg ik het weg en doe ik het ook weg. De strafste boeken die ik de laatste tijd heb gelezen zijn Grand Hotel Europa en Erasmus: Dwarsdenken, een hele straffe biografie over Erasmus.” De ultieme aanraders zijn volgens Van Goethem Schuld en boete en Madame Bovary. Die laatste moet je volgens hem wel in het Frans lezen. Leirs is wat lezen betreft minder fanatiek, legt hij uit. “Ik heb heel veel boeken die voor een derde gelezen zijn tot ik geen tijd meer heb en ze opzij leg. Die verzamel ik dan op een stapel met papiertjes ertussen om te herinneren waar ik ben gebleven.”

Ik stel het me al voor, de rector die ergens op een bankje bij Campus Middelheim Madame Bovary leest. Alhoewel ik helemaal niet weet waar Van Goethem graag rondhangt. “Ik vind dat wij ongelooflijk verwend zijn om aan de universiteit te werken. Ik vind het globaal genomen een hele mooie universiteit met verschillende campusen, mooie gebouwen, mooie ruimtes en veel kunst. Als je hier al zo lang werkt, is het probleem dat je die schoonheid op den duur niet meer ziet. En als rector ben je sowieso omhooggevallen; je komt alleen op de mooiste plekken en overal waar je komt, word je ontvangen in de schone salon”, vertelt hij daarover. Nu goed, als de rector ergens een boek zou willen lezen, is het op een bankje van Campus Paardenmarkt. “Als je mij vraagt om een mooie plek, denk ik meteen aan de Paardenmarkt. Als ik daar nu rondloop, zeg ik van ‘Wat is dit?’ Het is ongelofelijk wat we daar hebben gedaan.” Leirs kiest daarentegen voor verschillende plekken: “De binnentuin van het Hof van Liere is een mooie locatie, maar er is ook een schitterende plek op Drie Eiken waar je in de richting van het talud kijkt met al dat groen. Zeker als de schapen daar staan, is het er echt mooi.”

Ten slotte kon ik het niet laten, ik werd sentimenteel en wilde weten of rector Van Goethem nog enige laatste woorden heeft voor de studenten. Na een diepe zucht begint Van Goethem: “Dan wil ik graag het studentenschap overstijgen. Ik wens alle mensen veel geluk toe; een goed lief, een partner – niet alleen staan, samen zijn. Wat je dan ook studeert, dat is eigenlijk allemaal niet zo belangrijk. De rest volgt. En natuurlijk hoop ik dat je je studies en je job met passie doet. Dat het je heel veel voldoening geeft.”



maatschappij

18/05/2024
gentrificatie
🖋: 
Auteur extern

Evelien Kippers


‘Joepie, gentrificatie!’ Die graffiti stond in 2016 enkele weken te prijken op een van de zes nieuwe woontorens aan het Kattendijkdok op het Antwerpse Eilandje. Een van de daders, na de feiten anoniem geïnterviewd door Het Nieuwsblad, hekelde de manier waarop de stad te werk ging bij de opwaardering van de buurt: in tandem met ontwikkelaars en boven de hoofden van de bevolking. Die werd verdrongen uit haar wijk, een proces dat bekend staat als gentrificatie. Dat is geen puur Antwerps fenomeen. Dat zagen wij als studenten Stedenbouw met onze eigen ogen op onze studiereis naar Milaan. Ook in de wijk Via Padova voelen inwoners de hete adem van de herontwikkeling. We spraken met bewoners en vrijwilligers over hun wijk. Kunnen we in Antwerpen iets van hen leren?

Wat is dat nu juist, gentrificatie? Steden kennen van oudsher buurten die het beter of slechter doen. Verpauperde wijken worden bevolkt door marginalen en ongewilden, maar vaak ook door gewone families met een laag inkomen. Deze verloederde wijken zijn een doorn in het oog van het stadsbestuur en zij willen deze graag opwaarderen. Ook projectontwikkelaars vinden ze interessant: goedkope panden opkopen om ze dan later duurder te verkopen in een opgewaardeerde buurt kan hen een flinke som opleveren. De dupe is de originele gemeenschap, waarvoor geen plaats meer is in de opgewaardeerde buurt. Vaak ontstaan spanningen tussen hen en de nieuwkomers uit een hogere sociale klasse.

LOC 2026

Gemeentes proberen vaak de opwaardering van een buurt een boost te geven door te investeren in de publieke ruimte. Op het Eilandje was dat het geval met het MAS, maar ook het stadsbestuur van Milaan investeert in achtergestelde wijken. Bij informatiecentrum LOC 2026 (Loreto Open Community) krijgt de buurt rond het Piazzale Loreto een blik op de toekomst van het plein. De verantwoordelijken van LOC 2026 ontvangen ons in hun smetteloos wit hoofdkwartier pal op het Piazzale Loreto dat door dit project in een nieuwe plooi gelegd wordt. In de toekomst wordt het plein autoluwer en groener, maar ook levendiger, dankzij verschillende high-end winkelpanden geïntegreerd in een metrostation. Kosten noch moeite worden gespaard voor LOC 2026. Tegen een achtergrond van levendige renderingen en maquettes vertelt een professor ons hoe de hele buurt betrokken wordt.

de wijk achter het plein

Dat de regeneratie van het Piazzale broodnodig is, merken ook wij. Het Piazzale Loreto is dan wel in één diagonale lijn te kruisen met de auto, als voetganger doe je er door de vele stoplichten makkelijk een kwartier over. Daardoor vormt het plein een barrière naar het centrum van de stad. Om nog maar te zwijgen van de waaghalzen die het met de fiets doen. Ook aan de buurt achter het plein moet de herontwikkeling van Loreto ademruimte geven. Die buurt, Via Padova, ontspringt op het chaotische verkeersplein en strekt zich vier lange en drukke kaarsrechte kilometers uit tot op de A51, zeg maar de grote ring rond Milaan.

Vandaag is Via Padova een superdiverse wijk. Dit is het gevolg van een lange geschiedenis van migratie. Dat weet Giorgio, een lokale vrijwilliger, ons te vertellen: “Milaan was het centrum van de Italiaanse industrie. Mensen uit het hele land kwamen naar hier omdat er veel vraag was naar arbeiders. Na de Eerste Wereldoorlog was er een enorme migratie vanuit het Zuiden.” De wijk speelt al decennia een rol als aankomstwijk voor mensen die uitwijken naar Milaan, ook vandaag. “We hebben hier 54 verschillende nationaliteiten wonen”, vertelt Giorgio. De leefomstandigheden voor de migranten waren en zijn slecht. Via Padova is nog steeds een wijk waar men na aankomst snel uit de armoede probeert op te klimmen om naar elders in de stad te verhuizen.

de Amici

Langs de kant van Via Padova ligt het Parco Trotter, een groene oase in het midden van de wijk. “Dit is geen gewoon park. Het is oorspronkelijk gebouwd voor kinderen met ademhalingsproblemen”, legt Giorgio ons uit. Hij draagt als voorzitter samen met andere vrijwillige vrienden in de organisatie Amici del Parco Trotter met veel liefde zorg voor het wijkpark. Het mooie park is vandaag een school, elk leerjaar beschikt over een eigen paviljoen. “Het is de grootste speelplaats van het land”, aldus Giorgio. Centraal doet het voormalig openluchtzwembad dienst als turnzaal. Ondanks de kwaliteit van de school, is het vooral de armere bevolking die hier schoolloopt. Meer gegoede Italianen hebben snel argwaan tegenover een school in zo’n diverse wijk.

Na de schooluren opent het park zijn deuren en is het een groene long voor de hele omgeving, weg van het drukke verkeer. Bovendien is de bibliotheek van de school een motor voor de integratie van moeders die hier hun eerste woordjes Italiaans leren. Hierover vertelt bibliothecaris Guido ons vol jeugdig enthousiasme: “Deze bibliotheek is gemaakt voor ouders, zodat ze hun kinderen niet nodig hebben om met de leraren te praten. We proberen mensen met een andere moedertaal actief te ondersteunen. We hebben tweetalige boeken die makkelijk te lezen zijn, omdat je de tekst zowel in het Italiaans als in je eigen taal hebt.”

tussen twee buurten

Giorgio vreest dat de opwaardering van de wijk kapitaalkrachtige inwoners zal aantrekken. Hij kijkt hierbij angstig naar Nolo, de buurt ten noorden van het Piazzale Loreto. Deze voormalige migrantenwijk had ooit veel weg van Via Padova, en werd in 2000 nog aangeduid als een gevarenzone. Vandaag is zij onherkenbaar veranderd. Nolo is een van de hipste wijken van Milaan.

“De wijk wordt in het midden opgedeeld door het park”, vertelt Giorgio. “Aan de ene kant heb je Via Padova, en aan de andere kant is er een nieuwe wijk die we Nolo noemen. De huurprijzen zijn er erg hoog. Er zijn veel bars en restaurants die niet goedkoop zijn. Aan de andere kant is Via Padova nog steeds hetzelfde als wat het al lang was, maar er vinden nu wel wat veranderingen plaats.” Guido, de bibliothecaris, valt in: “Heb je de werkzaamheden langs de weg gezien, om het autoverkeer te verminderen? Er is een groot project op het Piazzale Loreto. Dat deel van de stad zal veel veranderen. Dit project zal de problemen voor de immigranten en de arme mensen in Via Padova verergeren”, zegt hij, verwijzend naar LOC 2026.

Op Via Padova voelt men de hete adem van gentrificatie. Ascensia, lerares op de school en woonachtig op Via Padova, uit haar bezorgdheid: “Ik hoop dat Via Padova een plaats kan blijven voor goede mensen, niet enkel voor rijke mensen, maar voor goede mensen.” Al ziet ze de nieuwe ontwikkelingen niet als eenzijdig slecht: “Voor mij zijn de plannen goed, al hoop ik dat ze geen gentrificatie zullen teweegbrengen. Ik wil een betere wijk voor iedereen. Het stadsbestuur moet maatregelen nemen om de huisprijzen betaalbaar te houden.”

Kattendijkdok

In 1990 werd Antwerpen opgeschrikt door de sloop van de Koninklijke Stapelhuizen aan de Italiëlei. Dat gigantische magazijn moest plaatsmaken voor een ontwikkeling van appartementen en kantoren. Het zou het begin zijn van de regeneratie van het Eilandje. Zo’n twintig jaar later werd op een boogscheut van dit oude entrepot het MAS geopend, symbool van de eerder gestarte herontwikkeling. Een buurt die in de jaren tachtig nog als achtergestelde buurt werd aangeduid, is nu een stadswijk in volle ontwikkeling, waar de oude zeemanskroegen plaatsmaken voor hippe bars.

Gentrificatie is een proces van decennia, zelfs nu is het Eilandje nog niet in zijn laatste stadium aangekomen. Wie op zoek gaat, kan nog restanten vinden van de oude volkswijk die niet zo lang geleden zeer levendig was. In Via Padova, die nog aan de vooravond van een gentrificatie staat, is er nog weinig van te zien. Toch zijn de bewoners van de straat zich zeer bewust van de aanstaande ontwikkelingen, veel meer dan de Antwerpenaren toen de Stapelhuizen werden gesloopt in 1990. “Hipster dimmerda”, staat er nu al op graffiti te lezen.

Wie bouwt de stad van morgen? Zijn het de professionals die de wijk zeggen te vertegenwoordigen? Ver weg van de Milanese stedelijke planning door experts, creëren de Amici en zovele andere associaties een échte dialoog. Die dialoog creëert een samenhorigheid die hopelijk groot genoeg is om de druk van stad en ontwikkelaar te weerstaan. Ze kan de stad van morgen bouwen. Als een Milanees bewustzijn leefde in het Antwerpen van de jaren negentig, zou de nieuwste buurt van de stad er misschien heel anders uitgezien hebben.



cultuur

18/05/2024
emma en slongs
🖋: 
Auteur

Je kent het wel: je loopt door de stad en je denkt plots: Hoe zou het gaan met die ene persoon? Datzelfde had ik bij Slongs Dievanongs toen ik het liedje Lacht nor mij hoorde tijdens een stadswandeling. De Antwerpse zangeres werd in 2015 uit het niets bekend met die hit en bleef daarna nog een tijdje hangen in het Vlaamse BV-landschap. Na Lacht nor mij scoorde ze nog een paar hits met iFoon en de antipestschijf Move tegen pesten, maar daarna verdween ze van mijn radar. Uit een onoverkomelijke nieuwsgierigheid besloot ik met haar af te spreken.

Allereerst wil ik weten hoe haar megahit tot stand is gekomen. “Ik deed een benefiet voor mensen die een weeshuis in Tibet steunden. Ik werd op een dag wakker en ik had niet veel geslapen en had een minikatertje. Toen begon ik na te denken over hoe het was om hier op te groeien in een veilige omgeving. Het ergste wat er kon gebeuren is dat de crème-glacekar om kwart voor negen in plaats van half negen kwam. Dat begon ik te vergelijken met hoe het is om daar op te groeien: zonder ouders, in de kou, op een berg en bedreigd door de Chinezen langs alle kanten. Vanuit die gedachte is het liedje ontstaan. Het gaat er eigenlijk over dat je moet inzien hoe goed we het hebben. Soms lukt dat niet als je niet ziet dat de wereld groter is dan de wijk waar je woont. Dan zijn de kleine bekommernissen van je dag precies heel groot, terwijl er mensen op een andere plek het veel zwaarder hebben”, legt Slongs uit.

Die plotse bekendheid was dus niet het doel van Lacht nor mij, zegt ze: “Ik heb dat eigenlijk op een kwartierke geschreven en doorgestuurd naar de mensen waar ik mee samenwerkte voor mijn eerste hit Goeiemorgend goeiendag. Ik wist nog niet goed wat een producer was, want ik had nog niet veel ervaring: gewoon wat rappen met den halve. Zij hebben het nummer doorgestuurd naar Sony en twee weken daarna was het op de radio. Nog twee weken daarna was het nummer één. Dat was helemaal niet het plan.” Toch bereikte het lied hoge pieken: “Het is een lied dat vanuit de juiste plek geschreven is en dat iedereen heeft aangesproken, van jong tot oud”, vertelt Slongs daarover. Die plotse bekendheid was overweldigend, maar de zangeres vond een goede manier om daarmee om te gaan. “Ik ben sowieso een sociaal mens. Ik kende de helft van ‘t Stad al en toen kwam daar gewoon de helft van Vlaanderen bij. Dat eerste jaar was wel heftig. Ik kon plots niet zomaar naar de supermarkt gaan. Alhoewel ik mezelf niet heb aangepast aan de fame, want als er iemand 60 per uur rijdt in de Nationalestraat, zal ik die nog altijd uitschijten.”

Lacht nor mij is een nummer dat bulkt van maatschappijkritiek en dat is een trend in de discografie van Slongs. Onlangs bracht ze met Vogelreservaat nog een nummer uit dat door en door gaat over klimaat, maar denk bijvoorbeeld ook aan Move tegen pesten. “Wie je bent, wordt weerspiegeld in je muziek”, vertelt ze daarover. “Ik woon gewoon heel graag op deze aardbol en ik vind dat je niet kakt waar je eet. Laten we er met zijn allen het beste van maken, want we hebben maar een aarde en niemand kan eraf.” De overkoepelende boodschap die Slongs wil overbrengen is simpel, vertelt ze. “Doe niet aan een ander aan wat je zelf niet wilt dat jou aangedaan wordt. Dat klinkt heel christelijk en hippie, maar het is wel een waarde die staat als een huis.”

Slongs heeft dan ook verschillende filosofische voorbeelden, zegt ze. “Ik houd heel hard vast aan de filosofie van de Dalai Lama omdat dat gewoon de right way is om te denken. Ook Bob Marley is voor mij al sinds ik jong was een groot voorbeeld. Hij gebruikte zijn stem om een stem te geven aan diegenen die er geen hebben. Hij heeft bijvoorbeeld de rechten van No Woman No Cry overgeschreven aan een soup kitchen in Kingston, Jamaica. Die soup kitchen werd gerund door een man zonder benen in een rolstoel die soep maakte voor daklozen”, zegt Slongs. Haar idolen zijn dus vooral helden van het goede doel. “Ik vind dat je het succes dat je hebt moet delen met anderen. Daarom blijf ik me inzetten voor goede doelen en om awareness te creëren rond milieu, daklozen, thuislozen en jongeren”, vertelt ze.

Ook nu blijft Slongs creatief en geëngageerd bezig, vertelt ze. “Ik ben nu bezig aan een toneelstuk dat gaat over de Bisschoppenhoflaan, een godvergeten baan in Deurne waar iedereen zo snel mogelijk weg wilt. Het stuk is geschreven door interviews te doen met honderden mensen daar. Het weerspiegelt het leven van de mensen die daar wonen: de oude, de nieuwe, de nieuwkomers, ... Ik vertel hun verhalen: echte verhalen, uit het leven gegrepen. Dat is een heel mooi awarenessproject.”

Solidariteit is de overkoepelende term die de carrière van Slongs het beste categoriseert, vertelt ze. “We zijn veel machtiger samen dan alleen, maar het probleem is dat we allemaal denken dat alle problemen de schuld zijn van bepaalde groepen. Iedereen wijst naar elkaar, maar eigenlijk moeten we naar boven kijken, naar de grote machtige bedrijven zoals Nestlé. Als Nestlé blijft ontginnen in gebieden die eigenlijk van Afrikaanse stammen zijn, dan gaan we er niet komen. We zouden eigenlijk allemaal een dag niet moeten tanken of een hele maand geen Nutella of Nesquik moeten kopen. Als we dat samen doen, dan is het game over.” Slongs gelooft in een menselijk front tegen de machtige bedrijven. Dat klinkt misschien utopisch, maar daarover weet Slongs het volgende: “Het is gemakkelijk om utopisch te zijn, maar je moet het wel zijn. Als je dat verliest, dan verlies je echt alle moed. Als iedereen dat steentje in die rivier verlegt, dan kunnen we een dam bouwen.”

Ik kan dus stellen dat het goed met haar gaat. En waar ze nu is? Ergens op de Bisschoppenhoflaan, misschien? Of in de wijk wor dak kik cruizde met de poes die ligt te soeze? Ik denk vooral de wereld gon geneze, want dien betere wereld begint be A!



editoriaal

18/05/2024
outline Pebbles
🖋: 

Mijn laatste editoriaal. Elke letter die ik typ is een zorgvuldige afweging. Ik voel de druk om deze laatste kans te grijpen en mezelf te overtreffen. Maar laat me duidelijk zijn: ik ga niet melig worden. Er zijn nog tal van maatschappelijk relevante onderwerpen die ik wil aansnijden.

Laat me het hebben over overmatige vleesconsumptie, een urgent probleem dat niet langer genegeerd kan worden. Als tienjarige snikte ik aan de keukentafel dat ik Bambi niet wilde opeten, en sindsdien ging geen hap vlees mijn mond meer in. Ik wil mijn laatste editoriaal gebruiken om je ervan te overtuigen hetzelfde te doen. Laat me het ook hebben over sociale ongelijkheid, over discriminatie en onrechtvaardigheid die nog steeds diepe wonden slaan in onze samenleving. Laat me het hebben over de naderende verkiezingen. Laat me het hebben over internationale conflicten. Laat me het hebben over gezondheidszorg en welzijn, de vergrijzing van de bevolking, de kwaliteit van het onderwijs en over technologie en ethiek. Laat me het hebben over prangende maatschappelijke kwesties. Als ik maar niet melig word.

Er is zoveel waar ik nog over wil schrijven, zoveel waar ik van wakker lig. Loslaten is nooit mijn sterkste punt geweest. Pas toen ik anderhalf jaar oud was, durfde ik mijn eerste stapjes te zetten zonder mijn mama’s  pink vast te houden. Ik heb medelijden met iedereen die me ooit een snelle omhelzing wilde geven, want eens in mijn armen, houd ik je daar liefst zo lang mogelijk. Opruimen ervaar ik als een marteling. Zelfs een dode plant in de groencontainer gooien, voelt alsof ik een stukje van mezelf achterlaat. Ben ik nu toch melig aan het worden?

Volgend academiejaar laat ik niet alleen dwars achter, maar ook de Sinjorenstad waar ik geboren en getogen ben. De stad waar ik niet alleen mijn eerste stapjes zette, maar waar ik ook even voorzichtig leerde fietsen, verstoppertje speelde achter de kathedraal en door de straten huppelde van geluk met mijn diploma van de middelbare school stevig in mijn handen geklemd. De stad die getuige was van mijn eerste dansmoves, mijn eerste midnight snack in de kebabzaak en mijn eerste tongzoen. Nu wordt het echt te persoonlijk.

Mijn masteropleiding in Brussel lonkt. De reisgids over onze hoofdstad die al een maand prominenter dan mijn studieboeken op mijn bureau ligt bewijst mijn ongeduld. Ik zal er ongetwijfeld nieuwe herinneringen maken waaraan ik me zal vastklampen. Dat houd ik mezelf althans voor terwijl ik duizenden foto’s van mijn vrienden afdruk, mijn collectie dwarsen alvast in een verhuisdoos stop en luidkeels meeschreeuw met Let It Go om mezelf moed in te zingen. Meligheid alom. Gelukkig schreef de redactie in mijn plaats over maatschappelijk relevante kwesties.

Pebbles Antonissen,

hoofdredacteur



progress lost

13/05/2024
Progress Lost (© Dennis Van Der Kuylen | dwars)
🖋: 

In Hades kruipen spelers in de rol van Zagreus, de recalcitrante zoon van Hades die als een volstrekte randdebiel probeert te ontsnappen uit zijn vorstenhuis in de onderwereld en ook wel uit de toxische relatie met zijn emotioneel blinde vader. Concreet betekent dit dat Zagreus keer op keer, ergens in de vier korte werelden van de hel of middels een dodelijke nekslag van de CEO van de onderwereld zelf, brutaal het leven verliest. Door de hoge moeilijkheidsgraad van Hades is de onderneming van de baldadige zoon van Hades namelijk gedoemd om vele malen na elkaar catastrofaal te mislukken. Enkel een handvol, met veel moeite vrijgespeelde, vaardigheden vergroten de kans op een goede afloop, maar de belangrijkste factor naar succes blijft toch twintig uur oefenen met bezwete handen en strak gespannen zenuwen. Spelers krijgen in ieder geval het gevoel dat ze iets verwezenlijkt hebben in hun leven, wanneer ze hun arme vader een eerste keer dodelijk gewond door de knieën zien zakken, ook al stelt het objectief weinig meer voor dan op het juiste moment wat knoppen induwen.

Op deze aardkloot moeten gamers zowat de meest verwende wezens zijn die er rondhangen. Als het wat te moeilijk voor ze wordt smijten ze hun veel te dure muis of RGB-controller tegen de muur kapot uit pure frustratie. Als het allemaal wat te weinig uitdaging heeft slaat de verveling toe als een wollen muts die over kletsnatte haren wordt getrokken. De enige constante in beide gevallen is geween en tandengeknars om het ellendige lot dat hen als arme gamers ten dele valt. Dit alles om maar te zeggen dat de ronduit geniale verdienste van Hades erin bestaat dat dit spel zowat iedereen in de juiste flow weet te houden. Tot aan de eerste geslaagde ontsnappingspoging is de uitdaging net groot genoeg. Zes totaal verschillende wapens zorgen bovendien voor de nodige afwisseling. Maar vooral na de ontlading van een eerste geslaagde ontsnappingspoging zorgt het zogenaamde ‘Pact of Punishment’  ervoor dat gamers zelf kunnen experimenteren met bijkomende moeilijkheidsgraden en navenante beloningen. Wanneer de gebruikers van je spel zichzelf beginnen bezig te houden dan weet je als spelmaker dat het goed zit en Hades zit héél goed.

Volgens Freud zit in iedere jongen het verlangen om zijn vader te vermoorden (en zijn moeder te trouwen, maar incest en andere afwijkende seksualiteit is toch nog een groter probleem in gameland dan eenvoudig hondsbrutaal familiaal geweld). Vadermoord komt blijkbaar voor in de beste families en in combinatie met Zagreus die zich als een rotverwend prinsenkind gedraad en diens Goddelijke nonkels en tantes die in Hades de boel op alle mogelijke manieren proberen op te stoken zorgt dit voor een ronduit gespannen sfeer in de diepste kringspier van de hel. Het is allemaal plezant om te zien, als een kruising tussen een dubbelaflevering van familie en een gemiddeld Vlaams kerstetentje in een verkiezingsjaar. Dat wil ook zeggen dat er af en toe wel wat sleur in komt en alleen mensen die al meer dan een decennia elke aflevering van Thuis of Familie gezien hebben, zullen kunnen weerstaan aan de verleiding om hier en daar wat eindeloze dialoog weg te klikken. Het drama van een ander blijft nu ook niet eeuwig blijft boeien. Dat is ook zo in studentenclubs.

Maar eerder dan het portret van een disfunctionele club, excuseer familie, wil Hades toch vooral een onderhoudende Griekse tragedie zijn. Pre-Christelijke culturen zoals die van de antieke Grieken, verschillen op drie belangrijke punten van ons hedendaags westers wereldbeeld. In de eerste plaats zijn deze culturen collectief. Identiteit is gemeenschap en de moderne onzin van jezelf zijn, heet in die culturen nog gewoon hoogmoed of hybris. Griekse tragedies draaien bijna allemaal om het feit dat een individu zijn eigen plaats in het geheel vergeet en daarmee op het verboden terrein van de Goden komt. Enkel die hebben namelijk het recht hebben om onverkort hun onsympathieke zelf te zijn. Iets wat ze dankbaar combineren met ongegeneerd machtsmisbruik en een slecht karakter. Wie als gewone sterveling afwijkt wordt vernietigd en wat er overschiet nog extra gestraft ook. Zagreus maakt als godenkind  in ieder geval dankbaar misbruik van zijn oogverblindend wit goddelijk privilege om af te wijken van de norm zonder de prijs te moeten betalen.

Een tweede kenmerk van antieke culturen is dat ze cyclisch zijn. Er is enkel een eeuwige opeenvolging van seizoenen waarbij de hele cultuur gericht is op het behoud van die orde. Het geloof in vooruitgang is iets waar de mensheid pas recent last van heeft gekregen. Misschien bestaat de scherpste observatie van de makers van Hades er wel in dat de structuur van roguelike games en van Griekse tragedies op dit punt erg gelijklopend zijn. Elke overwinning van Zagreus blijkt tegelijk een onvruchtbaar falen te zijn. Het is een boodschap uit vervlogen tijden die ons op uiterst ironische wijze bemiddeld wordt door het voorlopige hoogtepunt van vooruitgangsgeloof: de moderne spelcomputer.

En tenslotte zijn antieke culturen tribaal. Het radicaal ethische idee van een universeel broederschap van mensen dat door het Christendom in onze samenleving is vervlochten, is in de meeste antieke culturen grotendeels afwezig. De naaste is degenen die tot de groep behoord, al de rest is vijand. In heel het spel is bijna tastbaar aanwezig dat de godenfamilie elkaars bloed wel kan drinken, maar tegelijk zonder verpinken zouden samenspannen om iedere buitenstaander die te dicht in de buurt komt te vernietigen. Als een moderne weldoener trekt Zagreus zich het lot aan van enkele van de strengst gestraften uit de onderwereld. Noem het gerust een klassieke variant van het ‘white savior complex’, waarbij de begenadigde godenzoon in het voorbijgaan wat kleine verbeteringen in het leven van pakweg Sysiphus of Euridice aanbrengt, maar echte structuren van onderdrukking en ongelijkheid in de onderwereld niet in vraag stelt, laat staan dat hij een nieuw Ethos voor de onderwereld ontwikkeld. Dan was de bevrijdende tocht door de hel van onze Heer en heiland Jezus Christus toch van een andere orde.

En daarmee weet u ook weer wat spelen, geachte lezer, tijdens de komende blok en examens.

 

 

 



quiz

21/04/2024
burt quiz

Heb je altijd al mee aan dwars willen werken, maar weet je nog niet hoe je in ons gezellige team zou passen? Ben je een lay-outer die tijdens het redactieweekend graag Tetris speelt met woorden en afbeeldingen, of eerder een social butterfly die voor elk artikel een passende caption kan schrijven? Misschien voel je je comfortabeler met een potlood of fototoestel in de hand en bezorg je prachtige beelden bij elke editie. Als woorden meer je cup of tea zijn, ben je misschien wel de nieuwste toevoeging aan team (eind)redactie. Door deze korte test in te vullen, kom je te weten welk team jou op het lijf geschreven staat. Veel invulplezier!

Na een vermoeiende dag kom je aan op je kot. Wat is het eerste dat je doet?

♢) Je leest verder in het spannende boek waarin je ’s ochtends was begonnen.
♣) Je herorganiseert je kot.
♠) Je neemt nog net op tijd je BeReal.
♡) Je neemt een foto van de mooie zonsondergang die je door je raam ziet.

Het is eindelijk weekend. Waar spendeer je je kostbare vrije tijd?

♢) Je gaat de nieuwe boekenwinkel om de hoek bekijken.
♡) Je bezoekt een nieuwe tentoonstelling in het KMSKA.
♣) Je maakt een uitje naar de dichtstbijzijnde MediaMarkt om een ergonomische computermuis te kopen.
♠) Je reist naar Parijs voor een korte citytrip en plaatst een foto van de Eiffeltoren als bewijs op Instagram.

Het is 9:30 uur en je eerste les gaat zo meteen beginnen. Waar neem je plaats in de aula?

♣) Vooraan, zodat je het design van de powerpoint van je prof kunt beoordelen.
♡) Achteraan, zodat je een goed overzicht hebt van de aula.
♢) Aan de zijkant, om ongestoord verder te schrijven aan je nieuwste fanfictionverhaal.
♠) Niet, want je gaat liever die nieuwe koffiebar in de studentenbuurt bewonderen met je vrienden.

Tussen de lessen door ga je – uiteraard – naar de theecantus van dwars. Wat doe je daar?
♠) Je leert de mensen die rondom je zitten kennen en hebt er aan het einde van de cantus een heleboel nieuwe vrienden bij.
♡) Je maakt een snelle tekening in de codex van je buur.
♣) Je helpt na de cantus met opruimen, zodat alle tafels en stoelen weer netjes staan.
♢) Je brengt een vrije versie tijdens De kikker en verbaast iedereen met je creativiteit.

resultaten

Had jij vooral ♡? Dan pas jij helemaal binnen team beeld. Zowel fotografen als illustratoren zorgen elke dwarseditie voor passend beeld bij elk artikel en kunnen bovendien hun talent kwijt op de cover en de centerfold.

Had jij vooral ♠? Dan zou team sociale media heel blij zijn met jou! Met regelmaat ontdek je namelijk via Instagram en Facebook nieuwe dwarscontent.

Had jij vooral ♢? Dan hoor je bij team (eind)redactie. Elke editie schrijven de redacteurs artikels over uiteenlopende onderwerpen, terwijl de eindredacteurs elk stuk grondig nalezen tijdens onder andere de eindredactiebrunch.

Had jij vooral ♣? Dan zou je goed passen bij team lay-out! Tijdens het maandelijkse redactieweekend puzzelen de lay-outers de dwars in elkaar, waarbij er voldoende ruimte is voor creativiteit.

Had jij van alles een beetje? Dan ben je net als dwarsmascotte Burt een creatieve duizendpoot en zou je elk team wel kunnen ondersteunen.

 



kortverhaal

21/04/2024
tramproza
🖋: 

Als student in een stad als Antwerpen kan je niet om het openbaar vervoer heen. Vroeg of laat zal je je eens op een tram of bus bevinden, of je het nu wilt of niet. Helaas is niet elk vervoersmiddel even comfortabel.

Ik heb reizen met de trein altijd al veel aangenamer gevonden dan reizen met de tram. In een trein lukt het me doorgaans wel om een zitplaats te bemachtigen, meestal zelfs aan het raam. Tijdens de rit kan ik dan ongestoord muziek luisteren of een boek lezen, terwijl het landschap geruststellend voorbijglijdt.

Trams zijn anders.

Vandaag stap ik op bij tramlijn vier, met een boek onder mijn arm en vol frisse moed. Het is nog geen drie uur in de namiddag: ik ben de avondspits nog ruim voor. Over een dik halfuur zal ik toekomen aan treinstation Antwerpen-Berchem na een hopelijk verkwikkende tramrit. Maar zodra de tram komt aanrijden, krijgt mijn hoop op een rustige rit al een deuk. De wagon waarin ik plaatsneem, zit stampvol met afgematte pendelaars en luidruchtige klassen die net terugkomen van een of andere schooluitstap, en dus zijn de zitplaatsen voorlopig bezet. Het boek onder mijn arm moet nog even wachten, ook al kijk ik al een hele dag uit naar het volgende hoofdstuk. De blikken doos waarin we staan, rammelt intussen onverstoorbaar verder, terwijl ik me bij elke bocht vastklamp aan de dichtstbijzijnde leuning om niet in de schoot van de norse dame naast me te vallen. Bij elke nieuwe halte stromen er meer mensen naar binnen en voel ik me des te meer een ingeblikt sardientje. Ook de hangjongeren die ik had gehoopt te ontwijken, blijken hun scholen al verlaten te hebben: enkelen met toestemming, de meerderheid ongetwijfeld zonder. Met gespannen schouders en mijn boek tegen me aangedrukt sta ik tussen twee pendelaars, zij al even ongemakkelijk als ik. Om niet voortdurend onbedoeld oogcontact te maken met de passagier voor mij, vestig ik mijn blik op een reclamebord van het Wit-Gele Kruis. “Mijn ronde door de stad en elke dag de wereld zien”, staat er, terwijl de man op het reclamebord geruststellend naar me glimlacht. Hij oogt ontspannen en zelfs gelukkig, een gemoedstoestand die ik niet associeer met mijn eigen ronde door de stad. Ook de wereld om me heen krijg ik voorlopig niet te zien. Mijn gezichtsveld beperkt zich immers tot de kalende kruinen en volgeladen rugzakken van mijn medepassagiers, want ik ben te klein om over hun hoofden naar buiten te kijken.

Wanneer de meeste spijbelaars afstappen bij de Meir, kan ik een van de schaarse stoelen inpalmen. Nu verandert de blikken doos in een blik op de wereld, want met de afgestapte passagiers heb ik zicht gekregen op de wereld achter de ongewassen ruiten. Eindelijk sla ik mijn boek open, vol verwachtingen voor het nieuwe hoofdstuk dat te lang op zich liet wachten, terwijl het landschap geruststellend voorbijschokt.