< ingezonden artikel >
13/04/2007
🖋: 
Auteur extern
Amber Daniëls en Kim Van Wallendael

We schrijven 1960. Peter Benenson leest in de krant dat twee Portugese studenten gearresteerd en veroordeeld zijn tot zeven jaar gevangenisstraf als gevolg van het uitbrengen van een toost op de vrijheid. Dit is voor de reeds wereldbewuste Benenson de druppel. Hij besluit een campagne op te starten die een jaar zal duren en bedoeld is voor alle mensen die gevangen zitten op basis van hun religie, politieke denkbeelden, geslacht of ras. De “gevangenen van het geweten”, zoals Benenson ze noemt en waar de Portugese studenten model voor staan.

Samen met vriend Eric discussieert hij verder over de campagne en kiest hij de brandende kaars omwikkeld met prikkeldraad als symbool, om het licht van de hoop brandend te houden. Op 28 mei 1961 maakt de wereld kennis met de campagne, getiteld “Beroep op amnestie, 1961”. Op die dag wordt Benensons artikel “De vergeten gevangenen” gepubliceerd in ‘The Observer’ en in ‘Le Monde’.

 

Vanaf dat moment gaat de bal aan het rollen: op 3 augustus laat Benenson het appel inschrijven als officiële organisatie onder de naam “Appel voor amnestie”. Verder worden er internationale bijeenkomsten georganiseerd; aan het einde van 1961 bestaan er wereldwijd reeds elf Amnesty- groepen en ook nu nog schieten de groepen als paddestoelen uit de grond.

 

Amnesty International baseert zich de dag van vandaag op drie hoofddoelen: onmiddellijke vrijlating van politieke gevangenen, eerlijke en snelle processen en het voorkomen van marteling en executies. In het begin was de organisatie weinig georganiseerd, maar vandaag wordt overal ter wereld informatie verzameld over schendingen van mensenrechten en samengebracht in het hoofdkantoor te Londen. Amnesty’s kracht ligt in de mogelijkheid om op een beleefde, serene manier druk uit te oefenen op politieke hoge pieten en andere gezaghebbers. Niet iedereen krijgt zomaar even duizenden brieven in de bus waarin op vriendelijke, doch dwingende wijze gevraagd wordt om een onschuldige gevangene vrij te laten, hem niet langer te folteren of hem een eerlijk proces te geven. Daarbij komt dan nog het feit dat Amnesty kan rekenen op enorme media-aandacht.

 

Amnesty voert ook grotere acties om het bewustzijn van de mensen aan te wakkeren, om mensenrechtenschendingen op grote schaal een halt toe te roepen en dies meer. Het mag dus gezegd worden dat Amnesty een zeer grote invloed uitoefent in de wereld en voor heel weinig mensen een ver-van-mijn-bed-show voorstelt.

 

Ook in Antwerpen en op de UA komt Amnesty International tegenwoordig heel dichtbij. Sinds enkele weken bestaat er een studentenkern, Amnesty Jongeren Antwerpen (AJA!) geheten, die zich wenst in te zetten voor mensenrechten en daarmee ook meteen voor Amnesty International. Doel van deze studentenkern is het mobiliseren en bewust maken van studenten. Momenteel zijn hierbij veertien studenten actief betrokken: allen hebben ze een andere achtergrond en verschillende redenen om zich te engageren voor deze studentenkern. Het staat alleszins vast dat ze allen enthousiaste krachten zijn die iets willen bereiken, al was het maar het besef dat studenten zich kunnen inzetten voor meer dan het organiseren van allerhande studentikoze activiteiten. En dat het leeft onder studenten is reeds gebleken uit talrijke enthousiaste reacties.

 

Nu we van start zijn gegaan, wordt het uiteraard ook tijd voor een activiteit! Als thema hiervoor werd gekozen voor de nu lopende campagne van Amnesty zelf: het geweld tegen vrouwen in Ciudad Juárez, Mexico. Om deze problematiek in de kijker te zetten, wordt er een heus Fiesta Mexicana georganiseerd op zowel de Stadscampus (24 april) met Sindicato Sonico, als op de buitencampus (26 april) met Pieter Embrechts en Dimitri Leue. Op het programma staan verder een film en een hapje en drankje. Meer informatie hierover volgt. Check ook regelmatig www.amnestyja.be!

 

Hopelijk kunnen wij ook in Antwerpen het Amnesty-gevoel doen opflakkeren.

 

 

Amber Daniëls en Kim Van Wallendael



Pencak Silat
13/04/2007
🖋: 

Pencak Silat (of "vechten met toepassing van zelfverdedigingstechnieken") is een verzamelnaam voor de Indonesische verdedigingskunsten. De meestal streekgebonden ‘alirans’ (stijlen) – meer dan 150 – zijn vaak gebaseerd op de bewegingen van wilde dieren. Tijger (harimau), aap (monyet), vleermuis en slang zijn namen van stijlen die dit illustreren. Nieuwe stijlen worden vandaag de dag nog steeds ontwikkeld. Men weet niet exact wanneer deze vechtkunst is ontstaan, maar zeker is wel dat het één van de oudste gevechtskunsten uit Zuidoost-Azië is, nog van vóór de hindoestaanse tijd.

Pencak Silat is een lichamelijke en geestelijke trainingsleer. Ze bevat vier aspecten die niet los van elkaar gezien mogen worden.

 

Ten eerste is er Mental-Spiritual: het geestelijke aspect. Hierin wordt de nadruk gelegd op respect. Dit aspect heeft tot doel een geestelijk evenwicht te verkrijgen en stimuleert de motivatie, de prestatie, de intensiteit en de toewijding. Men kan twee categorieën van mentaal-spirituele training onderscheiden: de natuurlijke en de bovennatuurlijke. Met het natuurlijke wordt het tastbare bedoeld – zoals ademhalings- en concentratieoefeningen – en met het bovennatuurlijke wordt het niet tastbare bedoeld: de "Ilmu Kebatinan of de kennis van het innerlijke lichaam en de geest". Hieronder wordt het ontwikkelen van innerlijke kracht en het zesde zintuig verstaan.

 

Het tweede onderdeel is Bela Diri: het zelfverdedigingaspect. Bela Diri is de basis van de overige aspecten. Zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen stellen je in staat om op een gecontroleerde manier jezelf en anderen te verdedigen. Het komt erop aan om de tegenstander juist in te schatten en op een correcte manier te reageren, waarbij er vooral op gelet wordt dat niet meer geweld wordt gebruikt dan noodzakelijk is.

 

Ten derde is er Seni Budaya: het culturele en kunstzinnige aspect. Hier primeert het streven naar schoonheid en harmonie. Het draait erom je lichaam tot in de puntjes onder controle te hebben. Hierdoor kunnen de 'Kata’s' – verschillende vaste opeenvolgingen van technieken, bewegingen en standen – correct worden uitgevoerd. De concrete uiting lijkt dan op een trage, magnifieke dans waarbij het gehele lichaam getraind wordt. Het is een oefening op de concentratie en controle die bij het Bela Diri-aspect noodzakelijk zijn. Dit aspect wordt ook in competitieverband beoefend en beoordeeld op een tiental criteria, zoals techniek, choreografie en harmonie.

 

Ten vierde beslaat Olah Raga het sportieve aspect van de Pencak Silat. De technieken zijn gebaseerd op de Bela Diri-technieken, met inachtneming van de sportieve normen en waarden. Daarnaast is het ook bedoeld om fysieke kracht te ontwikkelen en conditie op te bouwen. De Olah Raga wordt ook in competitieverband beoefend en de wedstrijdreglementen zijn gebaseerd op stijl, techniek, tactiek en ethiek.

 

Binnen de Olah Raga kunnen we vier categorieën onderscheiden. Eerst en vooral is er de Tanding, een sparringwedstrijd die drie maal twee minuten duurt. Ten tweede is er de Tungal, een Kata die altijd dezelfde vorm heeft. Deze wordt uitgevoerd in traditionele kleding en bestaat uit een ongewapend en vervolgens een gewapend deel. Dit gewapende deel bestaat uit twee delen, achtereenvolgens met de stok en het mes (golok). De tungal moet exact drie minuten duren.

 

Als derde categorie is er de Ganda, een ingestudeerd tweegevecht dat ook exact drie minuten duurt. Het wordt eveneens in traditionele kledij uitgevoerd en bestaat ook uit drie delen: een ongewapend deel, een deel met de stok en een deel met het mes. De Regu is tenslotte een vrije Kata door drie personen gebracht, die men synchroon loopt en exact drie minuten duurt. Hij wordt volledig ongewapend uitgevoerd.

 

In België zijn er vier erkende Pencak Silat-scholen: in Gent, Brasschaat, Schoten en Hoevenen. Alle vier onderwijzen ze dezelfde stijl, namelijk Pencak Silat Bongkot Harimau. Bongkot staat voor de stambundeling van combinatietechnieken van het Pencak Silat. De Bongkot Aliran is voor ongeveer 35 procent cultuurtechnisch (Kesenian) en voor ongeveer 65 procent verdedigings- of wedstrijdtechnisch (Olah Raga). Sinds kort wordt er in Hoevenen een nieuwe stijl aangeleerd: het Manyang. 'Manyang' betekent 'wesp' en werd ontwikkeld door de prinselijke Madurese familie Setiyo. Het kenmerk van deze stijl is het inzetten of indraaien van de heupen bij de aanvals- en verdedigingstechnieken.

 

Wie iemand Pencak Silat ziet beoefenen, ziet een sierlijke danser. De kracht van de sport komt pas tot uiting wanneer ze overgaat in harde, snelle bewegingen. Een goed geoefend vechter zal nooit zelf aanvallen, maar met veel geduld en beheersing de aanval afwachten. Sommige technieken zijn tijdens sparringen en wedstrijden verboden omdat ze een vernietigende uitwerking hebben op de tegenstander. Deze sport is uiterst geschikt voor vrouwen: vrouwen en Pencak zijn synoniemen. Beiden zijn gracieus, sterk en mooi. Pure kracht moet het in deze sport vaak afleggen tegen geraffineerde snelheid en technische sterkte. De legende gaat zelfs dat Pencak Silat haar ontstaan te danken heeft aan een vrouw. Je moet deze sport in elk geval hebben ervaren om ze te kunnen begrijpen.



Matthias Storme en de antidiscriminatiewet
12/04/2007
🖋: 
Auteur

Matthias Storme schuwt de controverse niet: na de veroordeling van het Vlaams Blok wegens racisme uitte hij zijn ongenoegen met de woorden: “Ik vind het nu bijna een morele plicht om op het Vlaams Blok te stemmen.” Weinig professoren ontlokken zoveel reactie als deze hoogleraar aan de UA, buitengewoon hoogleraar aan de KUL en fervent tegenstander van de Belgische antidiscriminatiewetgeving. Een gesprek.

In navolging van de Europese richtlijnen vaardigde België in 2003 een wet uit ter bestrijding van discriminatie. Discriminatie werd hierin beschreven als "een verschil in behandeling dat niet objectief en redelijkerwijze gerechtvaardigd wordt". Er werd uitdrukkelijk gespecificeerd dat deze wet zowel in verticale (tussen de overheid en de burgers) als in horizontale relaties (tussen burgers onderling) geldt. De Kamer gaf recent haar goedkeuring aan een herwerkte antidiscriminatiewet. Er zijn een heel aantal wijzigingen, maar de essentie blijft dezelfde: de overheid mag en moet optreden bij elke vorm van discriminatie in de publieke sfeer. Volgens een aantal juristen en academici is dat een stap te ver. dwars vroeg de mening van Matthias Storme.

 

De nieuwe wet is geen verbetering, volgens u. Kan u dat toelichten?

Matthias E. Storme Het hele principe van antidiscriminatiewetten met een horizontale werking vind ik nonsens. Deze tasten immers de fundamentele vrijheden aan, de allerbelangrijkste verworvenheden van onze Westerse beschaving. De antidiscriminatiewet legt de burger de verplichting op al zijn daden en meningsuitingen objectief en redelijk in rechte te kunnen verantwoorden. Maar de essentie van de vrijheid van meningsuiting is net dat ik niet gevraagd kan worden me voor een rechter te verantwoorden voor het uiten van een bepaalde mening! Elke keuze die je maakt, elke beweging die je doet en elk woord dat je spreekt kan een ongelijke behandeling van de ene persoon ten aanzien van de andere inhouden. De essentie van een vrije samenleving is dat je een heel domein van activiteiten hebt waar je je niet voor moet verantwoorden aan de overheid.

 

Is het geen kwestie van een middenweg vinden?

Storme Neen. Sommigen beweren dat de twee combineerbaar zijn, dat je een evenwicht moet zoeken tussen de antidiscriminatiewet en de essentiële vrijheden zoals de vrijheid van meningsuiting. Onzin: volgens mij zitten zij er totaal naast. Het is het ene of het andere. Als je democratie definieert als onder meer gebaseerd op een aantal fundamentele vrijheden en rechten, dan tast de antidiscriminatiewet net de kern van de democratie aan. Een wet als deze maakt de open samenleving kapot. Ze duldt in het openbare leven enkel nog keuzes die voor een rechter redelijk verantwoord kunnen worden. De open society – opnieuw een modieuze uitdrukking dankzij onze premier – veronderstelt echter vrijheid. Een vrijheid op basis waarvan mensen in de publieke sfeer kunnen treden, en zich niet achter slot en grendel moeten verschansen om nog iets te mogen zeggen of doen.

 

Men heeft toch duidelijk doen blijken dat men de wet niet zal gebruiken om iedere mogelijk discriminatoire uiting van individuen in de publieke sfeer af te wegen?

Storme Dat maakt het des te erger. Als je zegt “niet iedere uiting”, dan betekent dat dat de gevestigde macht bepaalt welke uitingen wel en welke niet toegelaten zijn. De willekeur installeert zich. Niet enkel de rechter, ook de overheid krijgt te veel macht. De essentie van onze grondwet is dat de overheid zich niet mag moeien met meningsuitingen.

 

De antidiscriminatiewet doet dat wel door onder andere het beledigen van groepen strafbaar te stellen. Wetten tegen laster en eerroof wegens het beledigen van individuen bestaan echter al veel langer: deze zijn uiteraard ook een inperking van de vrijheid van meningsuiting. Daar kan het dan wel?

Storme Ik vind van wel, ja. Je mag niet te ver gaan in het smoren van het publieke debat, maar laster en eerroof is een ernstige aantasting van de waardigheid van mensen. Het beledigen van groepen is dat niet. Individuen hebben waardigheid, groepen niet.

 

Mensen ontlenen een stuk van hun identiteit aan de groep waartoe ze behoren.

Storme Dat zal je mij als flamingant niet horen ontkennen.

 

Niet alle discriminatie is fout.

 

Worden ze dan niet evenzeer in hun waardigheid getroffen wanneer de groep waarvan ze deel uitmaken beledigd wordt?

Storme Dat is de prijs die een democratische samenleving moet betalen, vind ik. Daarover kan je van mening verschillen, maar persoonlijk maak ik me ernstig zorgen over het strafbaar stellen van belediging van groepen.

 

U zegt dat men daarover van mening kan verschillen. Als een meerderheid van de bevolking dus meent…

Storme (onderbreekt) Wacht, dan moet je eerst weten of een meerderheid dat inderdaad vindt. Wanneer je een fundamentele vrijheid inperkt, zou een meerderheid van de stemmen in een referendum een absolute voorwaarde moeten zijn, wat mij betreft. Nu krijgt de bevolking geen kans zich hierover uit te spreken. Mócht er effectief een meerderheid blijken te zijn, dan zou de legitimiteit van zo’n wet stukken groter zijn dan van de wetten die nu enkel door het parlement goedgekeurd worden.

 

Het parlementaire systeem van politieke vertegenwoordiging blijft volgens u dus in gebreke. Hoe vertekent deze vorm van democratie de stem van de Belg?

Storme Minder en minder partijen staan voor een coherente ideologie. Vroeger koos je voor een samenlevingsmodel wanneer je op een bepaalde partij stemde. Dat is nu niet meer het geval, dus de representatieve democratie alleen is niet langer zaligmakend. Het is tijd voor een flinke scheut directe democratie.

 

Verliest de huidige vorm van democratie een deel van haar legitimiteit omwille van de popularisering van de politiek?

Storme De partijen zijn commerciële machines geworden. Genuanceerde vormen van referenda zoals die er in Zwitserland zijn, zouden een hele vooruitgang voor de democratie betekenen. Daar kan het volk zélf een referendum in gang zetten en bepalen niet enkel politici het voorstel en de formulering ervan. De vraag is of we daar rijp voor zijn. Momenteel wordt de bevolking dom gehouden: je moet ze opvoeden om aan directe democratie te doen. Ik ben de laatste om te denken dat het volk altijd gelijk heeft, maar ik vrees dat we momenteel in een situatie zijn terechtgekomen waar het volk net iets meer gelijk heeft dan de politici.

 

Recht versus moraal

Discriminatie is een reëel probleem in de hedendaagse maatschappij. Als antidiscriminatiewetten uit den boze zijn om dit te bestrijden, wat stelt u dan voor als alternatief?

Storme Ten eerste is niet alle discriminatie fout, en ten tweede moet je niet alles wat onfatsoenlijk is met juridische dwang bestrijden. Discriminatie betekent datgene wat niet redelijk verantwoord wordt. Niet alles in het leven wat niet redelijk verantwoord wordt, is onfatsoenlijk, en zelfs als het zo is, betekent dat nog niet dat het verboden moet worden. We gaan hoe langer hoe meer naar een perverse identificatie van recht en moraal. Dat werkt in twee richtingen: alles wat men niet fatsoenlijk vindt, tracht men te verbieden, en alles wat niet verboden is, wordt tegenwoordig fatsoenlijk geacht. Daar krijg je een omgekeerde repressie: als iets wettelijk toegestaan is – ik denk bijvoorbeeld aan abortus – wordt je verplicht het niet enkel te dulden maar het ook moreel goed te vinden, anders zou je een antidemocraat zijn.

 

Dat is nu echter nog niet het geval.

Storme Neen, inderdaad niet, maar daar gaan we wel naartoe. Dat is de tendens van de politieke correctheid.

 

Is het eigenlijk geen vals probleem, net omdat recht en moraal momenteel nog niet samenvallen? Los van elkaar mogen ze immers niet staan: het is toch de bedoeling het recht op morele grondslagen in te richten?

Storme Het zou inderdaad fout zijn om te zeggen dat de twee niets met elkaar te maken hebben, dat de morele en de juridische visie met elkaar in de clinch liggen. Het is iets genuanceerder, in die zin dat ethiek wat mij betreft gebaseerd is op deugden, en tolerantie is een erg belangrijke deugd. Tolerantie houdt net in dat je de dingen die je onfatsoenlijk acht tolereert, omdat dat minder erg is dan ze te bestrijden. Datgene wat men moreel verkeerd vindt binnen bepaalde grenzen juridisch toelaten is dus eigenlijk een zeer morele houding.

 

Eén van de dingen die de wet verbiedt is het oproepen tot haat. Vindt u dat dat nog getolereerd moet worden?

Storme Het grote probleem is dat ‘haat’ uitermate subjectief is. Als ik bijvoorbeeld het arrest van het Hof van Beroep over het Vlaams Blok las, dan was mijn indruk dat het droop van de haat: haat tegen een bepaalde politieke overtuiging. Wat is dan de legitimiteit van dat arrest, dat het Blok veroordeelde wegens het aanzetten tot haat? Anderen zullen zeggen dat ze het arrest helemaal niet haatdragend vonden. Maar dat is het probleem: iets haatdragend vinden is een subjectieve indruk. Het aanzetten tot haat verbieden is dus uiterst gevaarlijk, want dan tast je de vrijheid van meningsuiting diepgaand aan. Sommige van mijn collega’s beweren dat haat geen mening is. Dat vind ik totaal misplaatst. Zo beperk je de vrijheid van meningsuiting tot enkel de meningen die je aanstaan.

 

Sociale rechtvaardigheid en gelijke kansen

Verwerpt u het hele idee van wettelijk afdwingbare sociale rechtvaardigheid?

Storme Sociale rechtvaardigheid kan heel wat zaken dekken. Dat er belastingen worden geheven om aan herverdeling te doen, heb ik bijvoorbeeld nooit in vraag gesteld.

 

U meent dat de antidiscriminatiewet de burgers de verantwoordelijkheid tot moreel handelen ontzegt. Maken verplichte belastingen voor de sociale zekerheid het dan niet evenzeer onmogelijk om solidair te zijn uit verantwoordelijkheidsbesef of uit morele overwegingen?

Storme Verplichte belastingen zijn geen inperking: noch van de vrijheid van meningsuiting, noch van de vrijheid van vereniging, godsdienst, arbeid of noem maar op. Dat is voor mij een totaal andere context. De efficiënte organisatie van producten en diensten in onze kapitalistische maatschappij leidt tot bepaalde scheeftrekkingen, en het systeem van fiscaliteit en sociale zekerheid dient om dit te compenseren.

 

Gelijke rechten zijn al sinds lang afgedwongen. In recente tijden is er ook een streven naar gelijke kansen voor iedereen. Hoe staat u daar tegenover?

Storme België heeft volgens mij een verkeerde keuze gemaakt door in zijn grondwet alles als rechten te formuleren. Neem nu arbeid: volgens de grondwet heeft iedere Belg recht op arbeid. Wat bedoelt men daarmee? Er zijn juist massaal veel wetten die je beletten om te werken! Bedoelt men dat werklozen van de staat kunnen eisen dat ze een job krijgen? Neen, dat ook niet. Zie je, zo’n formulering is nonsens. In een verstandige grondwet – zoals de Duitse – staat dat de overheid tot plicht heeft een tewerkstellingsbeleid te voeren en te betrachten dat zoveel mogelijk mensen kunnen gaan werken.

 

Bedoelt u dat hetzelfde geldt voor gelijke kansen: ze zijn geen absoluut recht, maar de overheid moet wel een beleid voeren dat erop gericht is de gelijke kansen voor iedereen te bevorderen?

Storme De overheid moet een beleid voeren om gebrek aan kansen te compenseren.

 

Individuen hebben waardigheid, groepen niet.

 

Nu pleit u dus voor positieve discriminatie.

Storme (aarzelt) Ja, goed, dat is positieve discriminatie. Maar in een zeer ruime zin van het woord, want in de courante betekenis koppelt men positieve discriminatie vaak aan het behoren tot een bepaalde groep, niet aan het individueel beantwoorden aan een aantal criteria. Dat vind ik fout.

 

Waarom dat onderscheid? Het gebrek aan kansen van een individu hangt heel vaak samen met het behoren tot een bepaalde groep.

Storme Het systeem van klassering op groepskenmerken, ongeacht het individu, is bijna nooit verantwoord. Daar zijn ook studies over gemaakt: bijna overal ter wereld waar men aan affirmative action doet op basis van groepskenmerken zie je hetzelfde resultaat: het veroorzaakt een transfer van de zwakkeren uit de sterke groep naar de sterkeren uit de zwakke groep. Een verschuiving binnen de middenklasse: de zwaksten van de maatschappij worden daar nooit door geholpen.

 

Diversiteit en meerwaarde

Welke oplossingen ziet u dan?

Storme Discriminatie is geen éénrichtingsverkeer. Sommige werkgevers nemen bijvoorbeeld liever mannen in dienst, sommige liever vrouwen. Als samenleving heb je er dan geen baat bij ze beide te verplichten evenveel mannen als vrouwen in dienst te nemen. Door het verschil in individuele voorkeuren wordt er tot op zekere hoogte een evenwicht gevonden.

 

De realiteit is anders.

Storme Soms krijg je inderdaad een achterstelling van bepaalde groepen, maar daar dient de sociale politiek voor. Subsidies voor gelijkekansenbeleid en het vangnet van de sociale zekerheid zorgen voor compensatie wanneer er geen evenwicht is. Er zit echter een grote contradictie in de huidige retoriek: we worden overspoeld door campagnes die ons ervan moeten overtuigen dat diversiteit een meerwaarde is. Als dat effectief zo is, waarom zouden alle mensen dan zo idioot zijn om te kiezen voor de minderwaarde?

 

Hoezo, contradictie? Keuzes zijn vaak niet gebaseerd op effectieve competenties maar op beeldvorming.

Storme Ja, maar neem nu de arbeidsmarkt: een werkgever heeft er zelf belang bij om de persoon in dienst te nemen die het beste is voor de job. Als hij dat niet doet, doet hij dat op eigen kosten – in tegenstelling tot politici trouwens, want wanneer die aan vriendjespolitiek doen, draaien zij er zelf niet voor op. Ik kan me niet voorstellen dat er in ons land werkelijk zo’n probleem is van werkgevers die tegen hun eigenbelang in – omwille van idiote vooroordelen – systematisch minder gekwalificeerde mensen van de juiste kleur in dienst zouden nemen. Neen, er zijn problemen van kwalificatie. Dat los je niet op met een antidiscriminatiewet.

 

Niet enkel de rechter, ook de overheid krijgt te veel macht.

 

Neem nu een vrouw of een allochtoon met dezelfde opleiding en hetzelfde diploma als een autochtone man: die laatste heeft steevast meer kans de job te krijgen. Dat heeft niet met kwalificatie te maken.

Storme Een diploma zegt niet alles, je neemt toch geen mensen in dienst enkel en alleen gebaseerd op hun diploma? Natuurlijk spelen daar ook subjectieve elementen, maar dat is altijd in een samenleving die gebaseerd is op vertrouwen, sympathie, antipathie; kortom op alle volstrekt normale menselijke gevoelens. De enige die daar afstand van moet nemen is de overheid. De antidiscriminatiewet is een chantagewet, een wet die maakt dat een burger elk van zijn medeburgers kan aanvallen. Je creëert een samenleving waarin je mensen ertoe aanzet om te procederen tegen hun medeburgers, om elkaar te verklikken en schadevergoedingen van elkaar te eisen.

 

Op het moment dat je een andere burger aanklaagt, moet je toch al kunnen aantonen dat er sprake zou kunnen zijn van effectieve discriminatie?

Storme Dat is niet helemaal waar. Je moet zelfs niet eens de moed hebben zelf een proces in te spannen, met het risico te verliezen en de kosten te moeten dragen. Je moet enkel klacht indienen bij de officiële inquisitie, die door de overheid gesponsord wordt met talloze persoonsleden die al het werk voor jou doen.

 

U doelt op het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding (CGKR). Zegt u dat ze momenteel op een verkeerde manier werken, of heeft u het tegen het principe dat er zoiets is tout court?

Storme Tot op zekere hoogte allebei. Ten eerste is het zo dat het CGKR zich in zijn bestaansperiode te veel gericht heeft op meningsuitingen en te weinig op feitelijke discriminaties. Het is dus duidelijk een politiek instrument. Soms heb ik de indruk dat het een beetje keert, maar wanneer er afwijkende meningen zijn, blijft men op elke slak zout leggen. Ten tweede is het zo dat het CGKR buitensporige bevoegdheden heeft die normaal toekomen aan het openbaar ministerie of het parket. De scheiding der machten die we kennen in een democratische rechtstaat wordt niet gerespecteerd. Naast het CGKR mogen nog een aantal andere organisaties optreden wanneer iemand een klacht neerlegt wegens discriminatie, maar de overheid kent hiervoor een oligopolie toe aan een aantal verenigingen. Men schrijft wetten precies op maat van deze verenigingen, zoals het CGKR en de Liga voor de mensenrechten, zodat deze een geprivilegieerde positie krijgen. Nogmaals: antidiscriminatiewetten zijn altijd discriminerend. Ik ken er geen andere.

 

Een Iraanse theocratie

U zei ooit: “Europa verschilt nog nauwelijks van Iran, een seculiere theocratie: Gods majesteit is vervangen door die van gediscrimineerde groepen: vrouwen, homoseksuelen en allochtonen.”

Storme Die drie groepen waren een toespeling op het boek ‘In de naam van de vrouw, de homo en de allochtoon’ van de Nederlandse anarchist Bart Croughs.

 

Maar waarom een theocratie? De gediscrimineerde groepen zoals vrouwen, holebi’s en allochtonen maken een overgrote meerderheid van onze samenleving uit. En een theocratie van de meerderheid, heet dat geen democratie?

Storme Waar het mij om gaat is dat men voor die groepen rechten schept die men mensenrechten noemt en die niet langer in vraag gesteld mogen worden. Men moet niet enkel die wetten respecteren, het wordt zelfs verboden ideeën te uiten met het oog op de wijziging van die wetten. Neem bijvoorbeeld de veroordeling van het Vlaams Blok: die is er ten dele gekomen omdat het Blok in haar partijprogramma wetsvoorstellen deed waarvan gezegd werd dat ze in strijd waren met de mensenrechten. So what? De regels inzake mensenrechten kunnen toch democratisch gewijzigd worden? Die nieuwe rechten zijn er toch ook gekomen door een wijziging van de grondwet? Dat is dus wat Marcuse partisan tolerance noemt: je mag blijkbaar enkel tolerant zijn in één richting, maar niet in de andere. Waarom zou de grondwet niet in de andere richting gewijzigd mogen worden?



Het dagboek van professor Joris Gerits
12/04/2007
🖋: 

Het voelt enigszins onwennig om in het privé-leven van een prof te spitten, maar in een interview over het dagboek van zo’n prof kan je natuurlijk moeilijk anders dan persoonlijke vragen stellen. Joris Gerits doceert Nederlandse Letterkunde, Nederlandse Taalvaardigheid en Rechtstaalbeheersing aan onze universiteit en nu debuteert hij met zijn dagboek '365'. Daarin beschrijft hij het noodlottige jaar waarin zijn tweede huwelijk (met de vrouw die hij zijn Licht noemt) na zeventien jaar op de klippen loopt, hij moeizaam herstelt van slokdarmkanker en met lede ogen moet aanzien hoe twee van zijn vier kinderen met zichzelf worstelen in de psychiatrie. Erover schrijven is één ding, erover spreken met wildvreemden is nog iets anders. Als wij al schroom voelen om onze vragen te stellen, hoe moet het dan voor hem zijn om erop te antwoorden?

Joris Gerits Interviews zijn neveneffecten van de publicatie van een boek en omdat het over mijn dagboek gaat, krijg ik soms inderdaad erg persoonlijke vragen. Ik probeer die dan zo goed mogelijk te beantwoorden, wat niet wegneemt dat ik de dingen achteraf bekeken soms liever anders geformuleerd had. Zeker voor zo’n groot publiek. Wat ik vooral jammer vind aan interviews met een auteur, is dat ze vaak de lectuur van het boek vervangen. Mensen praten mee over het boek op basis van zo’n interview, alsof ze het zelf gelezen hebben. Maar eigenlijk moeten ze hun eigen mening vormen en die aan andere lezers doorgeven. Dát is een goede kritiek.

 

Naast de secundaire literatuur die u in uw carrière hebt gepubliceerd, hebt u vroeger ook wel eens een verhaal onder pseudoniem geschreven. Waarom kiest u er nu voor om u niet langer te verbergen achter een andere naam?

Gerits Ik heb altijd gedacht dat ik onder pseudoniem zou blijven publiceren, maar daar ben ik van teruggekomen. Kijk… (aarzelend) hoe je het ook draait of keert: uiteindelijk ga je toch dood. Waarom zou je jezelf dan nog verbergen? Het idee dat het hier binnenkort gedaan is, maakt je vrij. Wat houdt je nog tegen? Behalve dan misschien het feit dat je ook onthullingen doet over je eigen kinderen, je familie, je vader.

 

U beschrijft inderdaad niet alleen uzelf, maar ook mensen uit uw omgeving. Hebt u de nodige aanpassingen aangebracht om hen te beschermen?

Gerits Ik beschrijf mijn zonen op een zodanige manier dat ze niet meteen herkenbaar zijn. Nochtans heb ik hen van tevoren geen toestemming gevraagd voor de publicatie. Ik heb mijn zonen natuurlijk wel aangekondigd wat er te gebeuren stond en dat vonden ze blijkbaar in orde. Ze zijn zelfs een beetje trots, want zij heten ook Gerits en dat is nu een naam.

 

Uw zonen reageerden positief, geldt dat voor iedereen?

Gerits Eén familielid voelde zich geschoffeerd. Dat ik zomaar de vuile was buiten hing over de familie, zonder daar van tevoren iets over te zeggen, vond die een gebrek aan vertrouwen. Als je mijn werk niet leest als fictie, maar echt kijkt naar hoe jij erin vermeld wordt, is zo’n reactie wel te begrijpen. Slechts één negatieve reactie is statistisch gezien een meevaller. Mijn boek staat heel dicht bij de realiteit, maar fictie blijft fictie en zo wordt het door de meeste mensen ook opgevat.

 

Ik ben geen voorstander van een universiteit op de vrije markt.

 

Een literair vlot

U hebt altijd andere literaire werken becommentarieerd: hebt u daarom lang getwijfeld voor u zelf met een boek durfde uitpakken?

Gerits Ja, ik heb ook onderweg nog geaarzeld, maar mijn uitgever geloofde er echt in en heeft me altijd over de streep getrokken. Ik was een echte debutant: ik moest een eigen stijl uitproberen, goed wetende dat ik dertig jaar lang stilistische oefeningen aan anderen had voorgeschoteld in de lessen Nederlands en Rechtstaalbeheersing. Stel je dan eens voor dat je de kritiek krijgt dat je stijl te wensen overlaat! Ik was dan ook oprecht blij en gerustgesteld toen ik van een aantal collega’s, zowel in Antwerpen als aan andere universiteiten, hoorde dat het goed was. Door veel schrijven en herschrijven heb ik ook geprobeerd er een boek voor zoveel mogelijk lezers van te maken. Niet dat ik afbreuk wou doen aan het persoonlijke, maar zeg nu zelf: 365 dagen ellende, daar hebben mensen ook snel genoeg van. Het moest een soort kroniek worden waarin iedereen zich op zijn of haar manier kan vinden. En uit de eerste reacties kan ik afleiden dat zowel mensen van mijn generatie als lezers van jullie leeftijd veel dingen herkennen en oppikken.

 

Uw dagboek is dus een literair werk geworden. Was het van in het begin uw bedoeling om herkenbaarheid te creëren?

Gerits Ik heb die gaandeweg gecreëerd, maar dat was niet mijn oorspronkelijke bedoeling. Toen ik begon te schrijven, was mijn dagboek mijn vlot in ellendige dagen. Het ging heel moeilijk met mijn Licht – zoals ik haar noem – hoewel van een scheiding nog geen sprake was. Zowel mijn zonen als mijn stiefdochters en ikzelf waren er slecht aan toe. Ik voelde me machteloos – ik zag de bui van mijn scheiding wel hangen – maar die machteloosheid wou ik omzetten in creativiteit. Omdat ik had gehoopt dat mijn Licht en ik eindelijk weer met z’n tweeën op adem zouden kunnen komen, heb ik mijn dagboek toen aan niemand laten lezen. Ik deed het echt uitsluitend voor mezelf. Maar toen kwam die uitnodiging van mijn Licht met de vraag om een eind te maken aan ons huwelijk, zoals ik ook beschrijf in mijn dagboek. Op dat moment is het perspectief van mijn boek veranderd, ik was immers veel vrijer. De schroom blijft, maar je beseft dat je niets meer hebt te delen, je moet geen rekening houden met de ander en sommige gevoeligheden. Achteraf doe je dat natuurlijk wel.

 

Kan schrijven inderdaad helpen?

Gerits Dat was mijn overtuiging. Maar nu denk ik dat je alvorens je kunt beginnen schrijven een perspectief moet hebben voor wat daarna komt. Het is zoals bij ziektes: net omdat je denkt dat er een vervolg komt, sla je je door alle pijn heen. Wanneer je echt wanhoopt – in de volledige zin van het woord – zal je heel snel wegglijden, zowel fysiek als geestelijk. Als je je op een bepaalde manier staande houdt, betekent dat eigenlijk dat je al over alle ellende heen bent, voor die goed en wel begonnen is. Bij wijze van spreken toch, want uiteindelijk is mijn situatie er niet anders op geworden. Mijn kinderen zijn niet spectaculair veranderd en ook het verlies blijft natuurlijk. Door te scheiden raak je de helft van je bestaan kwijt. Daarnaast besef ik ook dat ik me erbij moet neerleggen dat ik waarschijnlijk ooit door vreemden, betaalde hulpverleners, zal worden verzorgd. Zulke dingen veranderen niet door te schrijven, dat is de realiteit en daar moet je rustig onder blijven.

 

Kwaken met de kikkers

Een dagboek is bij uitstek autobiografisch. Mogen lezers van '365' het gevoel hebben dat ze u goed kennen?

Gerits Ik geef me natuurlijk wel gedeeltelijk bloot, maar in een ik-verhaal is het schrijvende ik iemand anders dan de biografische, levende ik die nu met jullie praat. Als schrijver construeer je een beeld van jezelf en je zou graag hebben dat anderen je ook op die manier bekijken, maar dat is niet je diepste zelf. Er blijft altijd een kern in je persoonlijkheid die onmededeelbaar en onbereikbaar is. Sommigen kunnen er heel dicht bij komen, maar iedereen blijft op een bepaalde manier een mysterie.

 

Zou het kunnen dat het ‘ik’ dat u gecreëerd hebt een gelaten persoon is?

Gerits Dat is dubbel. Aan de ene kant heb ik nog altijd veel weerstand. Je krijgt me niet klein, wat ik soms – het mag gezegd – een hele prestatie vind. Op de werkvloer wisten de meesten niet dat het slecht met me ging. Sommigen hadden gehoord van mijn scheiding, maar ik heb niet naar iedereen gemaild met een boodschap in de trant van: “Moet je nu eens wat horen! Dat is nu al de tweede keer en het wordt er niet beter op!” Ook in mijn colleges heb ik altijd de nodige afstand bewaard. Ik probeer mijn privé-leven – dat nu wel iets minder mijn privé-leven is – gescheiden te houden van het publiek. Aan de andere kant heb ik ook geleerd om sommige dingen te accepteren. Als iemand tegen jou zegt dat ze niet meer van je houdt, wat valt er dan nog te doen? Dat is ook mijn houding tegenover mijn oudste zoon, die toch nog altijd erg lijdt. In het begin fulmineer je, je wilt er absoluut iets aan doen. Nu maak ik er gewoon het beste van, maar ik stel me daar niets meer bij voor. We houden het gewoon zo aangenaam en goed mogelijk. Hetzelfde geldt trouwens voor mijn beroepsleven. Je moet voldoende ambitie hebben om te blijven functioneren in een omgeving waarin voortdurend wordt bespaard en waar je aan de lopende band projecten moet indienen om op de kaart te staan. Je moet kwaken met de kikkers, anders horen ze je niet. Doordat ik echter ouder ben, kan ik daar gemakkelijker afstand van nemen. Een vlammende brief schrijven aan de decaan of de rector of een groepje vormen om in opstand te komen: dat is ver van mijn gedachten, hoewel het absoluut geen kwaad zou kunnen om paal en perk te stellen aan sommige allesbehalve fraaie evoluties.

 

In '365' uit u geregeld kritiek, maar bijna altijd impliciet. Ook de academische wereld blijft niet gespaard.

Gerits Door de schaalvergroting neemt de administratie almaar toe. Die BaMa-hervormingen zijn met de beste bedoelingen doorgevoerd, maar weten jullie nog wat het einddoel is? Dankzij de flexibiliteit kan je nog gemakkelijker overschakelen en je eigen traject samenstellen. Sommige studenten moeten zichzelf voortdurend bijsturen en na een tijd moeten ze zich toch nog afvragen waar ze mee bezig zijn. Veel mensen haken snel af of modderen maar wat aan. Bovendien slaagt de wetgever er maar niet in om een helder stramien uit te tekenen. Vroeger werden er een aantal basisvereisten van hogerhand meegedeeld en voor de rest was de universiteit vrij om een eigen invulling te geven aan elke richting. Zo creëerden we een homogeen pakket. Nu zijn er hopen regeltjes en mogelijkheden bijgekomen. Nog zo’n onrustwekkende evolutie is dat de Vlaamse universiteiten tegenwoordig voortdurend in een concurrentiestrijd verwikkeld zijn. Elke universiteit wil zoveel mogelijk studenten ronselen en het meest aantrekkelijke curriculum kunnen voorleggen. Het liberalisme sluipt ook in de academische wereld, helaas. Ik ben geen voorstander van een universiteit op de vrije markt.

 

‘Abnormaal’ in onze maatschappij

Naast de universiteit moet ook de psychiatrie het vaak ontgelden in uw boek. Er zou te veel gefocust worden op de ziekte en de problemen die daarmee gepaard gaan, zonder rekening te houden met de maatschappelijke context of de gezinssituatie van de patiënten.

Gerits Dé psychiatrie bestaat niet. Wat dat betreft moet je heel genuanceerd zijn. De zaken die je nu bovenhaalt heb ik geschreven vanuit een beleving op een bepaald moment, maar laten we duidelijk zijn: ik ben heel blij dat er een vangnet als de psychiatrie bestaat voor mensen die anders in de goot zouden terechtkomen. Soms heb ik echter het gevoel dat men te vaak met pillen werkt en voor de rest te weinig zorg biedt. Die medicatie is natuurlijk nodig om toch enige controle te hebben over mensen met stemmingswisselingen, maar op termijn worden mensen apathisch van al die scheikunde. Het kalmerende effect is niet min. Vele patiënten blijven hangen in de psychiatrie. Zij wachten tot anderen een oplossing aanreiken van buitenaf – een positie waarin ze vaak gedwongen worden. Maar als je jezelf niet kunt genezen, kan niemand je helpen. Het aantal zelfmoorden van mensen met wie mijn zonen een nauwe band hadden is niet gering. Dat zijn dan patiënten die al járen in behandeling zijn en simpelweg de moed verliezen.

 

Uiteindelijk ga je toch dood. Waarom zou je jezelf dan nog verbergen?

 

Waar gaat het mis in onze samenleving?

Gerits We leven in zeer competitieve maatschappij: wie niet aan de norm beantwoordt, valt uit de boot. Nu ik de zestig voorbij ben, besef ik meer en meer dat we iemands grenzen moeten leren respecteren en sommige gedragingen niet meteen als ‘abnormaal’ moeten bestempelen. Vele mensen vereenzamen en men heeft weinig medeleven veil om dat op te vangen. Veel minder dan vroeger althans. Misschien overdrijf ik, maar ik heb de indruk dat de huidige jongerencultuur erg agressief is. Pesten is een verhaal van alle tijden, maar het heeft in mijn zestigjarig bestaan nog nooit zo hard geklonken als nu. Het zou zo’n deugd doen, mochten we op verschillende niveaus – als vrienden, familieleden, collega’s – wat meer begaan zijn met elkaar. Een oprechte “Hoe gaat het ermee?” kan voldoende zijn om iemand weer even goed te doen voelen. Bovendien zou men meer mogen investeren in de gezondheidszorg en in het onderwijs, zodat er meer kan worden gedaan aan ‘eerste-lijns-opvang’, zoals dat heet. Een psychische ziekte moet op tijd gedetecteerd worden – net als kanker – zodat je tijdig kunt ingrijpen. Een eerste psychose, daar kan je nog bovenop komen, maar wie een tweede gehad heeft is ver weg, hoor.

 

Zouden uw zonen het gemakkelijker hebben gehad, mochten ze dertig jaar eerder geboren zijn?

Gerits Enigszins wel, ja. De maatschappelijke structuren waren duidelijker. Vooral de gezinsstructuur: er werd minder gescheiden. Een gezin was vroeger een nest. Nu heeft een kind vaak twee nesten en als het niet oppast, valt het ook nog uit één van die twee nesten. Meer dan de helft van de gezinnen gaat na verloop van tijd uit elkaar: dat is toch een groot percentage? Dat betekent niet dat er vroeger geen kommer en kwel was bij koppels die noodgedwongen moesten samenblijven, maar kinderen waren daar misschien minder bij betrokken.

 

De totaal andere

U komt uit een zeer katholiek gezin; u bent zelfs een paar jaar in het klooster gegaan. Waarom bent u eigenlijk uitgetreden?

Gerits (lacht) Zullen we nog maar eens een bekentenis doen? Ik was tot over mijn oren verliefd geworden en ik heb voor mijn grote vlam gekozen. Toen ik echter goed en wel uitgetreden was, liet ze me verstaan dat ze het toch niet zag zitten en daar stond ik dan.

 

Had u spijt van het feit dat u was uitgetreden?

Gerits Ik had daar toen gemengde gevoelens bij, maar achteraf bekeken denk ik dat het een goede beslissing was: ik had niet in de ambiguïteit kunnen leven. Ze zouden het kerkelijke systeem moeten veranderen en mensen moeten laten kiezen of ze al dan niet celibatair zijn, desnoods met een contract voor een aantal jaren.

 

In een interview met de Gazet van Antwerpen zegt u: “Misschien noemt men mij zelfs een atheïst”.

Gerits Die uitspraak is min of meer uit mij gesleurd, maar het klopt dat ik onder meer schrijf dat ik niet geloof in het hiernamaals en dat ik tot de ‘God is dood’-generatie behoor. Toch ben ik geen atheïst; ik durf zeggen dat ik gelovig ben. Die God is voor mij echter geen supermens of een ultiem eindpunt. Als er een God is – daar ben ik niet altijd zo zeker van – dan kan je die het beste omschrijven als der ganz Andere, de totaal andere. Plat materialisme – alleen de dingen en logische wetmatigheden – is niet alles wat er is, denk ik. Soms overvalt je een kracht die niet helemaal van jezelf is. Als ik heel persoonlijk mag zijn: het feit dat ik slokdarmkanker overleefd heb, ervaar ik als iets wat ik ‘genade’ noem. Voor hetzelfde geld was ik nu morsdood. Ik verbind dat niet met een opperwezen dat mij in het bijzonder in de palm van zijn hand draagt, omdat ik nu eenmaal Joris Gerits heet en uitverkoren ben, maar ik weiger te geloven dat de enige waarheid die van de zintuigen is. Noem het het Licht, noem het de Heilige Geest, maar er zijn waardevolle symbolen die je niet zomaar mag weggooien en die je in de mate van het mogelijke moet delen met anderen, goed wetende dat dat niet altijd lukt.

 

Na volgend jaar gaat u op emeritaat, kijkt u daar naar uit?

Gerits Dat zal niet dé bevrijding zijn, maar ik ben wel blij dat ik niet meer zal moeten hossen om de vakken die ik doceer op tijd voorbereid te krijgen. Ondertussen wil ik wel bezig blijven met allerlei literaire projecten en, wie weet, misschien waag ik me nog aan iets anders creatiefs. Een vervolg op '365' komt er zeker en vast niet, maar er spoken nog een aantal ideeën door mijn hoofd. Ik ben bijvoorbeeld zoveel met poëzie bezig geweest dat ik dat misschien allemaal eens moet laten bezinken in een essayboek. Ik zal ook meer tijd met mijn zonen kunnen doorbrengen, hoewel ik natuurlijk hoop dat ze zo snel mogelijk meer op hun eigen benen kunnen staan. En dan is er ook Sofietje, mijn eerste kleindochter, op wie ik kan babysitten. (Wrijft zich in de handen) Laat maar komen, dat emeritaat!



De Snor van de Maand
12/04/2007
🖋: 
Auteur

Elke maand looft dwars De Snor uit aan wie zich die maand op een uitzonderlijke manier in de actualiteit wist te werken. Omdat dwars houdt van mensen die niet vies zijn van krasse uitspraken. Wij breken maar wat graag een lans voor diegenen die eenzaam in de woestijn staan te roepen, enkel en alleen om onze mooie planeet nog leuker te maken. Dames en heren, berg wax en gillettemesjes op en volg dwars op een tocht door het land van de bovenlipse hamster, de handlebar, de moeder aller zijderupsen, quoi. In maart mocht Margriet Hermans zich nog de gelukkige draagster van de snor van de maand noemen, maar in april geeft dwars deze trofee door aan niemand minder dan eerwaarde André-Mutien Léonard. Hoezee!

Monseigneur Léonard studeerde filosofie aan de universiteit van Leuven, om daarna in Rome theologie te volgen. Met een doctoraat over Hegel wist hij zich op te werken tot professor aan de UCL en in 1991 werd Léonard bisschop van Namen, een functie die hij nog steeds met verve vervult. Tussendoor schrijft hij sappige columns in het Katholiek Nieuwsblad, een gezellig retrotijdschrift. Ter gelegenheid van de verjaardag van de paashaas werd de monseigneur geïnterviewd door Télémoustique. Léonard had een openhartige babbel met het blad, waarin hij de zonden van onze tijd hekelde.

 

En wie kent ze niet, die zonden. O tempora, o mores! Vijfhonderd jaar geleden hadden we tenminste nog reden om trots te zijn op onze maatschappij: onze steden waren de navel van de wereld, de kerk was nog geen compleet overbodig relikwie, homo’s bestonden niet en kindertjes ontsproten bij duizenden in elke boerenkool. Eerwaarde Léonard zit er niet naast als hij zegt dat het huwelijk iets tussen man en vrouw is. Mensen van hetzelfde geslacht mogen natuurlijk trouwen, zolang dat maar niet zo heet. En zolang ze maar niet homoseksueel zijn, want dat is al bij al toch “un stade imparfaitement développé de la sexualité humaine qui contredit sa logique intérieure” (net als de clerus, die nochtans perfect te rijmen valt met coïtus).

 

Gelukkig is niet iedereen zo abnormaal, maar jammer genoeg maken de normalen zich continu schuldig aan een waarlijke kindermoord à la Herodes. Duizenden onnozele kinderkens worden dagelijks met het badwater weggegooid, en zo ondergraven we onze maatschappij. Een maatschappij die al aangetast was door decadente uitwassen als euthanasie, het absurde recht op waardig sterven, terwijl langzaam heengaan door pijnstillers en palliatieve zorgen een lachertje is geworden én nog eens mooie familiemomenten oplevert ook. Om in het ziekenbed te blijven sluit Monseignieur André-Mutien Léonard af met een goede raad aan alle toekomstige aidspatiënten: hou je broek maar aan, want met condooms (poreus, afglijdend en scheurend) spelen is ongeveer zo veilig als een fijn potje Russische roulette.

 

In Télémoustique verwoordde de Naamse bisschop als geen ander wat iedereen denkt maar niemand durft zeggen. Voor deze moed en Léonards intelligent onderbouwde discours (met goed veel recente uitspraken van Freud) looft dwars maar wat graag een prachtige snor uit.



Turbulentie
12/04/2007
🖋: 

Wie kan het eigenlijk ene moer schelen dat de aarde opwarmt? Jezelf kunnen wentelen in het zonnetje op het Hof van Liere of op één van de onmetelijke grasvelden van de buitencampussen met de P-Magazine (iemand heeft trouwens mijn exemplaar weer meegepikt naar het toilet) en een koel drankje in de hand... zalig! James, start de auto nog eens, please? Ik begin het weer wat koud te krijgen.

In Zweden probeert een kersvers ouderpaar toestemming te krijgen om hun vers geworpen dochtertje bij de burgerlijke stand te laten inschrijven onder de naam Metallica. De burgerlijke stand wilde hier echter niet op in gaan, waarop de piepeltjes zich tot het gerecht hebben gewend om alsnog hun gelijk te krijgen. Tot dusver wil de rechter de ouders niet volgen, maar niets belet hen om ondertussen alternatieve namen als Skunk Anansie, Eagles of Death Metal, Yeah Yeah Yeah's en Motorhead te overwegen.

 

In Japan mogen meer dan 900 muzikanten het wereldrecord voor het langste muziekconcert ooit op hun naam schrijven. Tezamen hebben ze maar liefst 184 uur aan één stuk opgetreden – zelfs een lichte aardbeving kon hen daarin niet tegenhouden. Hiermee braken zij het record van hun landgenote Yoko Ono die... of nee, dat was geen muziekoptreden.

 

Koeien die last hebben van winderigheid zijn verantwoordelijkheid voor 4 procent van de uitstoot van schadelijke gassen. Dit tot grote... euh... opluchting van Vlaams minister van Leefmilieu Kris Peeters en het Verbond van Belgische Ondernemingen. Ook de rest van de bevolking kan opgelucht ademhalen: Duitse wetenschappers hebben namelijk een speciale pil ontwikkeld die het schadelijke methaangas zou moeten tegengaan. Het enige nadeel is wel dat de pil bijna vuistdik is, zodat koeien ze amper kunnen doorslikken. Jean-Marie Dedecker kan dus nog steeds op beide oren slapen.

 

Over breezy trousers gesproken: onlangs startte de Poolse politie een nationale zoekactie naar een man die zich schuldig had gemaakt aan een te luide broekhoest. Tijdens een routinecontrole deed de man zijn beklag over Lech en Jaroslaw Kaczynski (respectievelijk president en premier van Polen evenals tweelingbroers) en hun beleid, dat enkele dictatoriale trekjes zou vertonen. Toen hem werd aangemaand om wat meer respect tonen, liet de man prompt een luide scheet, waarop hij meteen gearresteerd werd wegens 'minachting voor het staatshoofd'. Hij werd op borgtocht vrijgelaten, maar diende zich nadien niet meer aan bij het gerecht. Gevraagd naar zijn reactie, antwoordde hij: "Ze vroegen naar mijn mening en ik heb naar waarheid – maar wel op mijn manier – gezegd dat ik de president een leegloper vind. Gearresteerd? Dankzij dat remspoor in mijn slip zal ik straks meer met mijn vrouw te doen krijgen dan met het gerecht."



'All that is necessary for the triumph of evil is that good men do nothing.' ~Edmund Burke
12/04/2007
🖋: 

“Stoor Ik?”

Sam boog zich zuchtend naar voren en liet haar voorhoofd tegen dat van Kasper rusten. Hij kuste haar kort, voor ze zich van hem af liet glijden en hij het dekbed over hen heen legde.

“Niet meer dan anders, Schrijver.”

Kasper had zin in een sigaret, zelfs met dit abrupte einde, maar liet niets merken. Pas toen Sam haar lippen op zijn wang drukte en zachtjes "Doe maar" in zijn oor fluisterde, gaf hij eraan toe.

“Jullie hebben geluk.”

Kasper blies de rook naar het plafond als was dat het gezicht van de Schrijver en met iets meer venijn dan bedoeld zei Sam: "Ah, ja?"

“Ja. Jij hebt geen last van zijn slechte adem en jij wordt er niet kortademig van. Laat staan dat je sterft. Jullie leven enkel in Mijn hoofd.”

“Tof. Ik word altijd graag op het gebrek aan nut in mijn bestaan gewezen.”

Kasper begon te ijsberen, een staart aan de verkeerde kant.

“Ik heb nooit gezegd dat jullie geen nut van leven hebben. Jullie delen het Mijne.” “Joepie...” zei Sam mat, terwijl ze gebiologeerd naar Kasper keek.

“Maar jullie zullen een tijdje van het toneel verdwijnen, vrees Ik. Het wordt tijd voor nieuwe dingen.”

Zij richtte haar grote ogen nu op het plafond en hij bleef plots stilstaan, waardoor haar ogen even terug zakten.

“Maar er is nog zoveel te doen! Zoveel mensen op hun plaats te zetten!”

Hij wees met een vermanend vingertje naar boven en zijn stem werd luider en luider.

“De kinderlijk naïeve rooien! De plat-emotionele sossen! De corrupte vakbonden! De bange instituties! De gewetenloze kapitalisten!”

“Vergeet de arrogante schrijvers niet. Ach, iedereen heeft een waarheid in pacht, en sommigen zitten er verder naast dan anderen.”

“De salonfähige fasco’s!”

“Kasper...”

“De hypocriete tsjeven!”

“Kasper.”

“De door hun eigen licht verblinde fundamentalisten!”

“Kasper!”

“Wat?!”

Hij trok een laatste keer van zijn sigaret en duwde die uit.

“Je krijgt nog één nacht. Geniet ervan.”

Het vuur vloeide uit hem weg en ontmoedigd ging hij op het bed zitten. Sam verstrengelde haar vingers met de zijne.

“En dan is het gedaan?” vroeg ze.

“Ja, dan is het afgelopen. Voor even. Maar wees gerust: Ik ben er nog.”



Vrije tribune
12/04/2007
🖋: 
Auteur extern
Nicolas Bas

Recent heeft Vlaams minister van Onderwijs, Werk en Vorming, Frank Vandenbroucke, de toelating gegeven aan de Vlaamse universiteiten om in zes wetenschappelijke opleidingen tweejarige masteropleidingen in te richten. Een argument dat de universiteiten gebruiken om hiervoor te ijveren is dat in het buitenland de meeste gelijkaardige opleidingen (Master in de Sterrenkunde; Wiskunde; Fysica; Fysica en Sterrenkunde; Geomatica en de Landmeetkunde; Informatica) al over tweejarige masters beschikten en dat daardoor de studenten- en docentenmobiliteit tussen de verschillende Europese universiteiten zou toenemen en dat Vlaanderen op internationaal niveau dus competitief kan blijven. Uiteraard valt deze beslissing alleen maar toe te juichen. De Bologna-verklaring, die in 1999 getekend werd door 29 Europese onderwijsministers, beoogt immers een Europese onderwijsruimte om “de mobiliteit en tewerkstelbaarheid, en competitiviteit en aantrekkelijkheid van het Europees hoger onderwijs in de wereld te verbeteren.”

Hoewel deze maatregel een positieve incentive is, mag het hierbij niet blijven. Zo ijveren de universiteiten al enkele jaren om naar eigen inzicht een tweejarige of een éénjarige master te kunnen inrichten in de humane wetenschappen en dat beide masters gefinancierd zouden worden. De minister wil hier echter niet op ingaan. Ook de Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS) is hier tegen gekant. Volgens hen zal immers de financiële drempel voor studenten om een studie aan te vatten gevoelig verhogen indien steeds meer opleidingen een tweejarige master zullen voorzien. Het standpunt van VVS is dat Vlaanderen best tot 2010 wacht om een beslissing hierover te nemen, het jaar waarin het Bologna-proces geëvalueerd wordt.

 

Dit is echter een kortzichtige visie die zeker niet in het belang speelt van studenten in Vlaanderen. Want, als we over de Vlaamse grenzen heen kijken dan zien we dat universiteiten in het buitenland in hun curriculum verscheidene tweejarige en éénjarige masters aanbieden binnen vrijwel elke discipline. De student beschikt zo over een ruime keuzemogelijkheden en kan zich specialiseren in een richting naar keuze. De duur van de opleiding wordt niet bepaald door de overheid maar de onderwijsinstelling maakt zelf de afweging om een eenjarige dan wel tweejarige master te organiseren. Op die manier wordt aan de student gegarandeerd dat hij tijdens zijn studie een voldoende uitdiepende en specialiserende opleiding krijgt aangeboden. Voor de Vlaamse universiteiten speelt er nu, internationaal gezien, een enorm concurrentienadeel aangezien zij op dit vlak achterop hinken. Bovendien moet gezegd worden dat een proactief beleid voeren in het voordeel is van iedereen. Indien gewacht wordt op een Europese beslissing zal Vlaanderen alsnog verplicht worden om zich op korte termijn aan te passen. Dit leidt onvermijdelijk tot een inconsistent beleid en een enorme administratieve overlast. De universiteiten zijn nu al bedolven onder het werk en komen administratief personeel tekort. Overigens zijn alle masteropleidingen net ingericht.

 

Het argument dat de financiële drempel voor studenten zal toenemen doordat men een jaar langer zal moeten studeren klopt evenmin. Het aanvatten van een studie heeft alles te maken met de toekomstperspectieven die door een welbepaalde studie geboden wordt. Zo zal er ruimte zijn in de tweejarige master voor het organiseren van stages, iets wat nu niet kan wegens tijdsgebrek aangezien van de universiteiten verwacht wordt dat datgene wat vroeger over twee licentiejaren gedoceerd werd nu in één jaar gegeven wordt. Uit verschillende enquêtes, afgenomen bij alumni van de richtingen politieke en sociale wetenschappen en communicatiewetenschap blijkt dat de vraag naar stages zeer groot is. Een stage bereid de student immers grondig voor de arbeidsmarkt.

 

Het financieren van tweejarige masters en het ondersteunen van sociaal zwakkere studenten die in de plaats van een vierjarige, een vijfjarige opleiding zullen aanvatten zal een bijkomende financiële injectie vragen vanwege de Vlaamse Gemeenschap. Hoe dan ook zal dit uiteindelijk een positief effect hebben op de ontwikkeling van Vlaanderen als kennisregio. Vlaamse afgestudeerden zullen gelijkaardig zoals hun Britse, Amerikaanse en Nederlandse collega’s een zeer grondige opleiding gehad hebben en moeten niet meer naar het buitenland voor specialisatie in pakweg geschiedenis of politieke wetenschappen. Zo kan ook voorkomen worden dat Vlaamse onderzoekers naar elders trekken en het voor de universiteiten en onderzoeksinstellingen steeds moeilijker wordt om deze mensen aan te werven. Het is duidelijk dat een goed ontwikkelde kennisregio investeringen aantrekt en zo de economische ontwikkeling van Vlaanderen een impuls geeft in het streven naar een kenniseconomie. Kortom het financieren van tweejarige masteropleidingen is in belang van iedereen: de universiteit, Vlaanderen en zeker in het belang van de student.

 

 

Nicolas Bas

Studentenvertegenwoordiger Raad van Bestuur UA

Studentenvertegenwoordiger Onderwijsraad UA



Als de muggen dansen gaan, dan is 't met regenen gedaan.
12/04/2007
🖋: 

Een beetje dwarsredacteur is natuurlijk van geen kleintje vervaard: geen dreiging groot genoeg om ons ervan te weerhouden u uw maandelijkse portie vlot weglezend amusement te bezorgen. Met de hele kleintjes durf ik het dan weer wel eens moeilijk te hebben: de gedachte aan de kruipende, harige medebewoners van mijn kamer heeft me al meer dan eens slapeloze nachten, badend in eigen angstvocht, bezorgd.

U kan zich dan ook de terreur voorstellen die zich van mijn frêle hartje meester maakte nadat één of ander vuig stuk toogbioloog er op gedrukt had dat we ons deze zomer aan een ware insectenovervloed mochten verwachten door de warme winter. Even tevoren wist de snoodaard me daarenboven en passant ook nog eens te melden dat een mens jaarlijks gemiddeld tien spinnen inslikt tijdens zijn slaap. Gelukkig kon de kalmerende rationaliteit van Hans Van Gossum – onderzoeker aan de faculteit Biologie van onze universiteit en gespecialiseerd in het voortplantingsgedrag van insecten – me er nog net van weerhouden om eigenhandig elke plas stilstaand water in dit land met industriële hoeveelheden formaldehyde te lijf te gaan.

 

Mogen we ons door de warme winter aan een overrompelende insectenplaag in de zomer verwachten?

Hans Van Gossum De voorbije winter was het inderdaad gemiddeld drie graden warmer dan normaal. De natuur loopt daardoor een beetje voor op schema, waardoor we nu soms al last kunnen hebben van muggen. Maar of we deze zomer al dan niet overspoeld zullen worden door insecten, daar kunnen we eigenlijk nog niet veel over zeggen. Of er een plaag komt of niet hangt van een heel aantal factoren af, die onder andere betrekking hebben op de beschikbaarheid aan voedsel en het weer. Soms zijn de omstandigheden inderdaad zo gunstig voor insecten dat we te maken krijgen met gigantische populaties. Een warme winter kan daar één factor in zijn; een plaag behoort dus tot de mogelijkheden als het weer positief blijft. Insecten kunnen echter perfect omgaan met een koude winter: ze houden een soort winterslaap en hun lichaam maakt daarvoor antivries aan. Als het vroeger warm wordt zullen ze ontwaken en die antivries afbreken. Wanneer er daarna een vrij korte koude periode volgt, is dat al voldoende om een hele hoop insecten het hoekje om te helpen, want die hebben geen bescherming tegen de koude meer. Er bestaat dus waarschijnlijk zelfs minder kans op een overdreven aanwezigheid van insecten deze zomer, want half maart was er bijvoorbeeld al een koudere periode. Of stel dat het in mei abnormaal veel regent, dan zouden er wel eens heel wat minder beestjes kunnen zijn dan normaal.

 

Zijn er al nieuwe insectensoorten in onze contreien opgedoken, nu het warmer wordt?

Van Gossum Ja, we merken toch al een aantal jaar de aanwezigheid van heel wat nieuwe soorten vlinders en libellen op. Vroeger kwamen die soorten enkel voor in zuidelijkere landen. Op zich is dat niet noodzakelijk een probleem: als die dieren op eigen kracht hier zijn geraakt, is het best mogelijk dat zij een plaatsje vinden in onze natuur zonder daarbij in competitie te treden met aanwezige soorten.

 

Bestaan er ook positieve kanten aan grote hoeveelheden insecten?

Van Gossum Je hebt diertjes die predatoren zijn voor soorten die wij als schadelijk beschouwen, dus als er daar veel van zijn is dat soms wel handig. We spreken ook alleen maar over een plaag als het over insecten gaat waar wij last van hebben. Maar insecten kunnen ook nuttig zijn: bij bestuiving spelen ze bijvoorbeeld een doorslaggevende rol, of denk maar aan honing.

 

Mocht mijn kot toch vergeven zijn van de beestjes deze zomer, wat kan ik daar dan best tegen doen?

Van Gossum Goh, daar ken ik geen geheime trucjes voor. Je zal je moeten behelpen met de klassieke middeltjes. Als ik last heb van muggen in mijn kamer, sta ik ook maar met een krant te zwaaien. Een vliegenraam kan wel al veel onheil voorkomen en je hebt ook een aantal planten die door hun geur muggen afstoten. Verder zijn er chemische producten in de handel, maar daar ben ik niet zo’n voorstander van. Ik ben eerder geneigd een muskietennet te hangen. In ieder geval zou ik me niet meteen zorgen beginnen maken, want we moeten ons deze zomer niet aan de tien plagen van Egypte verwachten.



Met dank aan...
12/04/2007
🖋: 
Auteur

Voor de burgerlijke stand heet ze Irène Oelbrandt, maar aan onze universiteit kent iedereen haar als ‘Schatje’. Studenten die lunchen op Campus Groenenborger noemt ze immers steevast 'schatje' wanneer ze hen bedient. “Proffen zijn ook schatjes, hoor,” zegt Irène, “voor mij is iedereen gelijk.”

Drieëndertig jaar draait ze al mee aan onze universiteit. In de loop van de jaren is de mentaliteit flink gewijzigd: “Studenten lijken soms geen studenten meer. Vroeger haalden ze samen allerlei fratsen uit, zoals die keer toen ze de muren hier geschilderd hadden. Nu is het vaak ieder voor zich. Maar begrijp me niet verkeerd: ik doe mijn job ontzettend graag en de studenten zijn doorgaans heel vriendelijk en beleefd.” Hoe lang zal ze haar Woord (‘schatje’, welteverstaan) nog verspreiden op de campus? “Normaal blijf ik nog zes jaar, maar zolang ik me amuseer zullen ze me hier niet gemakkelijk weg krijgen!”