Noorwegen ... Portugal ... Erasmus
07/03/2008
🖋: 
Auteur extern
Anneleen en (So)Fie

Aloha Anneleen!

Net door de sneeuw geploeterd voordat ik me in mijn zeteltje kon ploffen. Twee dagen geleden voelde ik de warme zon op mijn gezicht in Oslo en vandaag zie ik meer sneeuw in Bergen city dan ik ooit in een stad zal zien.

 

En toch zie ik jongeren met All Stars rondlopen, terwijl ik vijftig meter terug tot mijn knieën in een witte stoep zakte. Ik zal nooit begrijpen dat je ook hier minirokjes en ballerina's kan dragen. Ik word soms zowaar jaloers als ik je foto's zie, in de zon op een terras met een zonnebril op je neus. En toch zijn de gelijkenissen niet ver weg. Om te beginnen: zelfs mijn Duits is beter dan mijn Noors! Ik probeer me zo goed mogelijk te behelpen met wat ik kan, maar daar kom ik niet echt ver mee! Lessen mogen dan wel in het Engels gedoceerd worden, supermarkten en andere winkels blijven op en top Noors. Ik kan bestellen en effectief krijgen wat ik in gedachten had, maar wanneer er dan meer wordt gevraagd (“Aan welke tafel zit je?” of “Was dat alles?”) moet ik met rode wangen toegeven dat ik het niet versta en overschakelen naar het Engels. Het grote voordeel is wel dat je personen die je op straat één of ander abonnement willen aansmeren kan afwimpelen met het simpele “Sorry, I don't speak Norwegian.”

 

En ook hier loopt af en toe wel eens wat mis met de basisvoorzieningen. Zo is één van de twee liften in mijn gebouw al meer dan een maand stuk. Aangezien ik op de achttiende verdieping woon (ook wel "penthouse" genoemd door de medebewoners van deze gang) is die geen overbodige luxe. En koude douches zijn hier de laatste weken eveneens een gewoonte geworden. Er is wat mis met het warm water, maar intussen hebben we tenminste toch al drinkbaar water in plaats van een bruin goedje uit de kraan.

 

Hoezeer ik ook van sneeuw houd, ik begin naar de lente te verlangen. Het is spannend afwachten hoe die er hier zal uitzien! Ondertussen blijf ik mijn cactussen niet te veel water geven, de enige planten die hier zullen overleven in een kamer met veel verwarming en weinig zon.

 

Ha det!

 

Fie

 


 

Hei Sofie,

 

Inmiddels zijn er in plaats van drie dagen al bijna drie weken gepasseerd. Langzaamaan en toch met enige moeite begint mijn nieuwe thuis hier vorm te krijgen. Sinds een week ben ik verhuisd naar een nieuw stekje in het centrum van de stad. Letterlijk nieuw, zodat we de eerste dagen zelfs nog zonder gas of elektriciteitaansluiting zaten. Niettemin heeft kaarslicht ook zijn charmes! Toen we eindelijk dachten te kunnen koken (lees: voorverpakte lasagne in de oven maken) bleek de oven ook nog niet aangesloten te zijn! Gelukkig hebben we wel een vriendelijke onderbuurvrouw mét werkende oven. Beetje bij beetje komt alles dus in orde, volgens onze huisbaas tegen volgende week. Het is maar wat je gelooft natuurlijk, van een zwierige Italiaan die verdacht veel lijkt op een ex-maffioso die zich bekeerd heeft, en ons zelfs meeneemt naar de dichtstbijzijnde bakker (de nummer één van Coimbra!) en supermarkt. "Alora, waar ligt dat lekker Argentijns vlees?"

 

De grootste moeilijkheid is misschien nog wel een vierde huisgenoot vinden. We hebben overal briefjes opgehangen, waarop we vooral ons groot balkon als pluspunt vermeldden. Balkon is in het Portugees echter niet 'balcão', zoals wij dachten. Blijkbaar staat er nu overal te lezen dat wij nog een kamer verhuren met een grote toog! Geen wonder dat er tot hier toe nog niet veel respons was… Als er dan toch iemand belt, komt er op mijn paniekerige vraag: 'Fala inglês?' geen antwoord. Of soms wel, maar dan in de vorm van een stortvloed van Portugese woorden, waar ik toch nog niet bijster veel van begrijp. Ook in de lessen zijn we een beetje de idioten van de klas. "Sou Erasmus, não falo português…" Wat zitten jullie hier dan te doen, is de vraag die op het gezicht van menig klasgenoot is af te lezen (en die we onszelf ook wel stellen). Ook in de kantine van de faculteit moeten we meestal wijzen wanneer we iets bestellen. Maar we houden de moed erin en zijn de lessen Portugees met enig lef in niveau twee begonnen. Spreek jij echt al vloeiend Noors?

 

Ondertussen hebben we nog steeds geen ijskast, maar de oranje gerbera's staan ons balkon wel op te fleuren! Want als je je eigen plantjes water kan geven, voel je je pas echt thuis…

 

Beijinho,

 

Anneleen



Met dank aan...
07/03/2008
🖋: 

Fons is al vijftien jaar conciërge op de Stadscampus. Samen met zijn zoon bewaakt en zorgt hij voor onze universiteitsgebouwen. ’s Nachts, in het weekend en tijdens vakanties moet er altijd iemand aanwezig zijn. Voor Fons is het wel gemakkelijk dat hij dit werk met zijn zoon kan afwisselen. Ook de goeie band met studenten en academische personeel vindt de conciërge erg aangenaam. Omdat hij vooral ’s avonds werkt kent hij veel mensen die avondlessen nemen, maar ook tussen de jongere dagstudenten voelt hij zich goed in zijn vel. “Tussen de jonge mensen word je niet oud”, verduidelijkt Fons.

Fons wordt ingezet voor het bevrijden van mensen uit gebouwen die er per ongeluk werden opgesloten, of voor het binnenlaten van verwarde professoren die een cadeau en vliegtuigtickets op hun bureau vergaten. Wat zouden we zonder zo’n bewaker doen?



uit de pers geplukt
17/02/2008
🖋: 

Rationalisering van het hoger onderwijs

Vlaams minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) heeft aangekondigd dat er tot 2011 geen nieuwe opleidingen meer mogen bijkomen in het hoger onderwijs. De ministeriële commissie die hierover advies geeft, vindt bovendien dat opleidingen die in 2012 geen minimum van 80 en tegen 2015 geen 115 studenten halen verplicht een rationalisatieplan moeten opstellen. De opleidingen zouden niet geschrapt worden, maar dat dit als een dreigement klinkt is wel duidelijk. De commissie ziet wel oplossingen in het gemeenschappelijk maken van bepaalde opleidingsonderdelen. Er wordt ook voor uitzonderingen gezorgd: opleidingen voor knelpuntberoepen, unieke opleidingen als dans of richtingen met een levensbeschouwelijke inslag worden beschermd.

 

200.000 euro om evolutieleer te redden

Filosoof Johan Braeckman krijgt van de UGent 200.000 euro om in Vlaanderen de evolutieleer te verdedigen tegen het creationisme en theorieën over intelligent design. Braeckman zal de kennis over de evolutietheorie verbeteren, met een website, lezingen en debatten. "Aan Newton of Einstein twijfelt niemand," zegt hij, "maar over de evolutietheorie, die nochtans een van de sterkste wetenschappelijke theorieën is die er bestaan, heerst wél onzekerheid." Één op vijf Vlamingen weinig geloof gehecht aan Darwins bevindingen.

 

VUB-professor Frank Thevissen ontslagen

De professor Marketing en Communicatie, die bekend is dankzij De Stemtest op de VRT, het omstreden 'Stemmenkampioen' in Het Laatste Nieuws en zijn mediatieke optredens als opiniemaker, wordt door de VUB op 1 maart ontslagen. Dit zou echter niks te maken hebben met zijn carrière in de media. Hij kreeg twee negatieve evaluaties op rij en werd dus onvoldoende bekwaam geacht zijn docentenambt verder uit te voeren. Van een inbreuk op de academische vrijheid is er volgens rector Van Camp geen sprake.

 

Boeken op Google

Dankzij een samenwerking tussen de UGent en Google zullen binnen drie jaar 300.000 boeken uit de universiteitsbibliotheek online beschikbaar zijn. De Genste Boekentoren is namelijk aan een opknapbeurt toe en zal voor beperkte tijd haar deuren sluiten. Om te garandereren dat studenten aan hun broodnodige leesmateriaal geraken, worden massaal boeken ingescand. Door boeken gratis aan te bieden, wil Google zich voorstellen als nobele gigant. Maar zullen studenten dan nog wel naar de bib afzakken als die opnieuw opengaat? Hoofdbibliothecaris Sylvia Van Peteghem maakt zich geen zorgen: volgens haar vinden steeds meer studenten de weg naar de bib, de ideale ontmoetingsplaats. Bovendien, zegt ze, is de informatie op internet niet altijd correct.

 

Universiteit Antwerpen pakt uit met structureel diversiteitsbeleid

In een stad waarin 40% van alle leerlingen geen Nederlands spreekt, is het essentieel dat de in-, door- en uitstroom van studenten in het hoger onderwijs gegarandeerd wordt, zo stelt het departement Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening van de UA. Om dit mogelijk te maken worden verschillende bestaande initiatieven gebundeld in de centrale cel ‘gelijke kansen en diversiteit’. Naast het departement WMD zijn ook mensen van het departement Onderwijs en de Studentgerichte Diensten vertegenwoordigd in de cel. Een van de initiatieven van de UA is het Tutoratproject, waarbij studenten bijles geven aan leerlingen uit het middelbaar. Andere initiatieven concentreren zich onder meer op het begeleiden van studenten met een taalachterstand of functiebeperking en zorgen voor de heroriëntatie van studenten die een verkeerde studiekeuze maakten (het zogenaamde Trampolineproject).



U Aan het woord
16/02/2008

We lieten niet enkel Francis Van Loon aan het woord over zijn beleid, ook een aantal mensen die met de rector hebben samengewerkt de afgelopen jaren deden graag hun zegje. dwars selecteerde enkele interessante citaten.

Als bevoorrechte mediapartner heeft de Gazet van Antwerpen geen slechte verhouding met de rector. Aanvaringen waren schaars. Enkel als de UA slecht in het nieuws werd gebracht, kwam er al eens reactie. Bijvoorbeeld toen ik een aantal jaar geleden in de krant berichtte dat er in de R-blok op de Stadscampus asbest was gevonden: dat vond Van Loon niet zo grappig. Echt onbereikbaar zou ik hem niet noemen – al moet je soms lang wachten voor je hem aan de lijn krijgt, maar dat ligt meer aan zijn drukke agenda dan aan onbereidwilligheid. Zelf zal hij echter niet naar de pers stappen om met UA-nieuws uit te pakken, in tegenstelling tot Vervenne bijvoorbeeld, die geen kans onbenut laat om Leuven op een positieve manier in de kijker te zetten. In interviews is Van Loon altijd zeer vriendelijk, maar hij houdt zich nogal op de vlakte: hij schijnt wollige filosofie te verkiezen boven een concreet beschreven visie. Misschien heeft hij in het verleden slechte ervaringen gehad met uitspraken in de pers?

– Peter De Meyer, Gazet Van Antwerpen

 

 

Wij hebben Francis Van Loon altijd ervaren als een zeer toegankelijke en vriendelijke rector. Als er zich problemen voordoen met betrekking tot het Assisterend/Bijzonder Academisch Personeel, vinden we altijd gehoor, al wordt de hete aardappel soms wel doorgeschoven naar anderen. Wat ik ten zeerste waardeer in Van Loon, is zijn grote persoonlijke betrokkenheid: hij kent iedereen bij naam en voornaam en weet iedereen te situeren. Naar men zegt is knopen doorhakken niet zijn sterkste kant. Misschien een gevolg van die al te grote persoonlijke betrokkenheid?

– Een vertegenwoordiger van het Assisterend/Bijzonder Academisch Personeel

 

 

Door zijn voluntarisme en zijn voorbeeldige loyauteit is rector Van Loon erin geslaagd, met eerbied voor de specifieke cultuur van drie zeer verschillende instellingen, niet alleen om in overleg een materiële en organisatorische fusie te realiseren, maar tevens om de eenheidsgedachte vorm te geven bij alle leden van onze academische gemeenschap. Voorwaar, geen kleine verdienste!

– Prof. dr. Alex Vanneste, lid Onderwijsraad en Raad van Bestuur

 

 

Onder Francis Van Loon is er een intensievere samenwerking gekomen tussen de stad en het Antwerps hoger onderwijs en dus ook de UA. Zo heeft Van Loon altijd Antwerpen Studentenstad sterk gesteund. Daarnaast kunnen we mede dankzij hem op de gronden van de Campus Drie Eiken onze topsportschool verder uitbouwen. Maar de belangrijkste verdienste van rector Van Loon is allicht de geslaagde fusie van drie universiteiten tot de Universiteit Antwerpen. Dit was geen gemakkelijke oefening, maar het is onder hem wel gelukt: vandaag spreekt iedereen over dé Universiteit Antwerpen.

– Robert Voorhamme, Antwerpse schepen van Onderwijs

 

 

Ik spreek hier ter persoonlijke titel en niet in naam van eender welke organisatie. Met de eenmaking van de UA heeft Francis Van Loon heel wat verwezenlijkt, maar er zijn nog vele pijnpunten die door de nieuwe rector aangepakt moeten worden: bijvoorbeeld een universiteit waarbij pluralisme geen abstract, maar een zeer concreet begrip is en waarbij alle studenten die dit begrip mee helpen realiseren, de nodige faciliteiten dienen te verkrijgen zoals de reguliere studentenclubs dat al jaren hebben. Tijdens het ambt van de huidige rector is dit probleem meermaals naar voren geschoven, maar helaas hebben deze gesprekken ons bitter weinig vooruit geholpen. Het is aan de nieuwe rector om hier daadwerkelijk rekening mee te houden.

– Lode de Waele, student en voorzitter van Spectrum



'Buitenland' - Miriam Van hee
16/02/2008
🖋: 

er is geen einde en geen begin
wij lossen niet op, wij kunnen niet schuilen
wij horen hoe ergens, dichtbij, een krekel
begint met zijn lied, haperend eerst, dan dapper
en onverstoord, we vinden hem niet
maar we zoeken, we zoeken

 

Ze vergeleek de Herman de Coninckprijs met een schaamteloze afvalrace die de waardigheid van de poëzie en haar dichters ondergraaft. Ook Van hee’s winnende voorganger, Charles Ducal, beklaagde zich eerder in dwars over de bijbehorende mediaspelletjes. Want, hoe hard de tamtam rond gedichten ook luidt en hoe bekroond bundels als 'Buitenland' wel zijn, ze worden zelden gelezen. Tijd om daar verandering in te brengen.

 

Het gedicht 'Zomereinde aan de Leie', dat onlangs de publieksprijs kreeg, werd afgedrukt op posterformaat. Toch lees je de bundel beter in zijn geheel, als een lange zucht die nostalgisch klinkt maar nooit bitter – of zoals Czeslaw Mislosz het dicht: “Niet uit droefheid vraag ik dit maar al mijmerend”. De jury van de Herman de Coninckprijs waardeerde de intieme werkelijkheid in Van hee’s poëzie “die met herinneringen, geheimen, eenzaamheid te maken heeft en met een zoeken naar een vroeger verband.” Dat zoeken is er één zonder vinden, maar wordt zo vertederend beschreven dat de poëzie in het dolen zelf al haar bestemming krijgt. Thema’s als reizen, de tijd en het weer roepen vergankelijkheid op, en toch komt alles “terug in golven”. Het voortvluchtige vertaalt zich in gestroomlijnde verzen zonder punten, zonder hoofdletters. Witregels bepalen de fluisterende toon van de bundel, die zich steeds weer afvraagt en aftast. Beeldend en ritmisch registreert Van hee het stille onderweg zijn der dingen, naar een rand, iets tussenin, een beetje buiten-land. En dat reizen is als “wonen in treinen, […] schommelen achter de ramen en alles begrijpen”.

 

Eerdere commentaren bleven haken aan de "overgeromantiseerde" beelden in Van hee’s poëzie en bestempelden de bundel als "irrelevant" en "passé". Weerspiegelt Van hee’s ijdele, doch hoopvolle zoektocht naar een buitenland niet net de postmoderne crisis van het centrum? Misschien romantisch, misschien hedendaags – maar vooral erg mooi.

 

Miriam Van hee, ’Buitenland’. De bezige bij, 2007.



Extra cathedra
16/02/2008
🖋: 

“Wie is de echte Paul Pelckmans?” Een vraag die deze dwarsredacteurs – en ongetwijfeld vele anderen met ons – al ettelijke studiejaren bezighoudt. U hebt reeds door dat er meer dan één Paul Pelckmans op de UA rondloopt. De literatuurwetenschapper en chirurg zijn zelfs neven. dwars ging op zoek naar de waarheid achter de academische Doppelgänger.

Wie is de echte Paul Pelckmans?

De echte PP is uiteraard degene die te bereiken is op het mailadres paul.pelckmans@ua.ac.be. Dat is dus mijn neef, die ook nog eens een paar jaar ouder is dan ik en dus een ‘eerstegeboorterecht’ kan claimen. Als literatuurwetenschapper die zich vooral met romans bezighoudt, vind ik het overigens best prettig niet helemaal echt te zijn: zo ben ik zelf een beetje fictie.

 

Wie zijn uw grootste idolen?

Ik heb in mijn leven al naar veel mensen opgekeken en hoop er nog een paar topfiguren bij te ontdekken. Ik heb twee UA-collega’s die zich kennelijk nooit laten leiden door enige behoefte zichzelf in het zonnetje te zetten; omdat ze uiteraard niet beseffen dat dat hen absoluut bijzonder maakt, zal ik ze niet noemen. Het is overigens niet absoluut uit te sluiten dat er meer dan twee collega’s in dat profiel passen. Sinds de fusie kan ik niet alles bijhouden en zou het dus, al heb ik er zwaar mijn twijfels bij, in principe kunnen dat er wel vier onopvallend perfecte mensen op de campus rondhangen. In dat geval vormen ze een mooi tegenwicht voor onze excellentiecentra, die noodgedwongen én maar al te graag in de kijker lopen.

 

Welke lectuur zou u Paul Pelckmans aanraden?

In deze context kan ik bezwaarlijk minder dan mijn neef een dubbelgangersverhaal aanraden. Omdat wij als Pelckmansen geen van beiden van tierlantijntjes en ook niet van occulte pretenties houden, kies ik het nuchterste uit de verzameling: "De man in duplo" (2002) van de Portugese Nobelprijswinnaar José Saramago. Als mijn neef dat ook doorneemt, weten we allebei hoe we ons dubbelgangerschap níet moeten aanpakken. En misschien nog dit: ik heb me nooit met stambomen beziggehouden, maar wel uitgekeken naar romanpersonnages die Pelckmans heten. De enige die ik tot nog toe vond zijn meteen alweer een duo, gepast Antwerps maar wel twee … dokters, die in "Siska van Rozemael" (Conscience, 1845) van vader op zoon huisarts zijn van Siska’s familie – zodat mijn UZA-neef ook qua literaire verankering een stuk echter blijkt dan ik.

 

Wat smeert u ‘s ochtends op uw boterham?

Choco en, als ik een keer geen vroege bus moet halen, een stukje Franse kaas.

 

Bent u een sportief type?

Qua sport kom ik niet verder dan lange wandelingen.

 

Wat zou u doen als u één dag Paul Pelckmans kon zijn?

Ik zou zo’n dag waarschijnlijk veiligheidshalve verlof nemen: ik durf niet denken aan de catastrofes die ik mijn patiënten op de hals zou halen als ik ze echt probeerde te helpen. Misschien het perfecte excuus om eens rustig een goed boek te lezen: daar heb je als literatuurwetenschapper onder de huidige werkvoorwaarden nu eenmaal geen tijd voor.

 

Met welke filmster zou u graag eens een romantische scène spelen?

Film is niet aan mij besteed; hier zou ik het advies van mijn collega’s TFL moeten vragen. Ik vrees overigens dat ik een bijzonder slecht acteur zou zijn!

 

Wat is uw lijfspreuk?

Ik ken nogal wat oude woorden die ik graag beurtelings als lijfspreuk zou hanteren. Als ik er één moet uitpikken die me geregeld door het hoofd schiet en die me elke keer wijzer lijkt, kom ik in het Oude Testament terecht: "Gij zult het geknakte riet niet breken". Staat, dacht ik, ergens bij Jesaja, maar mocht voor mijn part in de Tien Geboden.

 

 


 

 

Wie is de echte Paul Pelckmans?

Moeilijk om zeggen wie nu de echte Paul Pelckmans is. Hoewel we dezelfde stamvader hebben, zijn we heel verschillend. Toch zijn er overeenkomstige karaktertrekken: standvastigheid, eigen mening voorop, breed politiek geïnteresseerd, neiging naar het contemplatieve. De verschillen liggen in de diversificatie: de ene heeft zijn weg gevonden in de letteren, de andere in de geneeskunde. Eigenlijk zijn we twee verschillende takken van een zelfde boom.

 

Wie zijn uw grootste idolen?

Er zijn meerdere personen die ik bewonder om specifieke eigenschappen: Caesar om zijn organisatietalent, Cicero voor zijn welsprekendheid, Sir Thomas More die ten onder ging aan zijn principes. De grootste voorkeur gaat uit naar J.S. Bach omwille van zijn muziek, ontsproten aan zijn religieuze overtuiging.

 

Welke lectuur zou u Paul Pelckmans aanraden?

Ongetwijfeld heeft mijn neef meer gelezen dan ikzelf en ik kan me niet voorstellen dat hij de boeken die ik hem zou aanraden nog niet gelezen heeft. Mijn keuze is veruit Marguerite Yourcenar. Onvoorstelbaar hoe deze vrouw personen en karakters kan beschrijven: "Mémoires d’Hadrien", "L'Œuvre au noir" zou ik iedereen aanbevelen. Bovendien zal mijn neef genieten van het literaire niveau van de Franse taal.

 

Wat smeert u ‘s ochtends op uw boterham?

Elke dag hetzelfde: confituur. Stereotiep, zoals studenten altijd op dezelfde plaats gaan zitten in een leslokaal.

 

Bent u een sportief type?

Ik zou het graag zijn.

 

Wat zou u doen als u één dag Paul Pelckmans kon zijn?

Mijn grote achterstand in de literatuur inhalen.

 

Met welke filmster zou u graag eens een romantische scène spelen?

Wat denkt u van Marilyn Monroe?

 

Wat is uw lijfspreuk?

"Doe wel en zie niet om."



Studeren met dyslexie!?
16/02/2008
🖋: 

Creatief omgaan met taal wordt niet altijd in dank afgenomen. Dyslectici kunnen daar van meespreken. Dyslexie is immers een leerstoornis die tot uiting komt bij het lezen en schrijven. Op het eerste gezicht lijkt dyslexie een onoverkomelijk probleem voor wie verder wil studeren. Toch zijn er enkele moedigen die het aandurven. Zou het dan wel mogelijk zijn?

Wat is dyslexie?

Iedereen heeft er ooit wel eens van gehoord. De meesten onder ons kunnen het ook plaatsen binnen het domein van de leerproblemen. Verder reikt onze kennis over dyslexie meestal niet. Dominiek Sandra, professor psycholinguïstiek aan de UA, brengt duidelijkheid over deze verwarrende leerstoornis. Beschrijven wat dyslexie níet is, blijkt gemakkelijker dan een sluitende definitie te geven: “Een dyslecticus heeft een normaal IQ, een normale socio-economische achtergrond en geen aanwijsbare visuele of motorische stoornissen. Toch scoort hij zeer laag op lezen en schrijven.”

 

“Velen denken dat visuele verwarringen (b als d of p zien) het hoofdprobleem vormen van dyslectici”, stelt Sandra. “Dyslexie is namelijk ontdekt door een oogarts. Letterspiegelingen zijn ook effectief een opvallende fout bij de meeste dyslectici. Uit nader onderzoek bleek echter dat het een taalspecifieke moeilijkheid is, waarvan bijvoorbeeld de letterspiegelingen het gevolg zijn. De onderliggende moeilijkheid blijkt niet visueel te zijn, maar een probleem bij het omzetten van letters naar klanken uit de gesproken taal. Als men vroeg aan dyslectische kinderen om vreemde lettertekens (bijvoorbeeld Chinese) te memoriseren en later tussen soortgelijke tekens te herkennen, konden ze dit even goed als niet-dyslectici. Dyslectici kunnen dus de tekens perfect visueel waarnemen en onthouden, maar ondervinden moeite om hieraan klanken te koppelen.” Professor Sandra vergelijkt het met een fotolens die scherp of onscherp kan staan: de fonologische perceptie van dyslectici staat minder scherp dan die van anderen.

 

Toch moeten dyslectici de moed niet opgeven. Er zijn wel degelijk vlotte lezers onder deze groep. Dit hebben ze meestal te danken aan compensatiestrategieën. Dyslectici zullen door veel te lezen de schade kunnen beperken. Zo onthouden ze de spelling van woorden, en kunnen ze deze vlot reproduceren. Nieuwe woorden of woorden uit een vreemde taal zullen echter altijd iets meer aandacht vragen. Zelfs volwassen dyslectici hebben moeite met betekenisloze, verzonnen woorden zoals blimatorf of grumpian, omdat ze dan moeten terugvallen op de vaardigheid om letters naar klanken om te zetten. Precies die vaardigheid is bij hen onvoldoende geautomatiseerd.

 

Wat precies het probleem is, weet de wetenschap nog niet.

 

Klinkt dyslexie als een leuke aanwinst – waardoor spellingsfouten minder vernederend zijn – vergis je dan niet, want het probleem is effectief waar te nemen in het brein. In vergelijking met niet-dyslectici, blijkt er bij dyslectici minder activiteit te zijn in de linkerhersenhelft wanneer ze een beroep doen op hun fonologische capaciteiten. Er wordt momenteel veel onderzoek gedaan maar wat het probleem nu precies is, weet de wetenschap nog niet.

 

Wat doet de universiteit?

Isabelle Vloeberghs van de dienst Studieadvies en Studentenbegeleiding begeleidt studenten met leerstoornissen. Bij haar kunnen studenten, mits een attest van een erkend diagnostisch centrum, hulp vragen. Deze hulp kan bestaan uit bijzondere faciliteiten voor onderwijs en examens enerzijds, of individuele begeleiding anderzijds. Verder kunnen studenten vanaf dit academiejaar via de dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding het softwareprogramma Sprint Plus huren. Deze software zorgt voor een snelle omzetting van geschreven naar gesproken teksten, en biedt ondersteuning bij het schrijven in verschillende talen. Omdat studenten met dyslexie een probleem hebben met informatieverwerking, is het voor hen moeilijk om tegelijk te luisteren en notities te nemen tijdens colleges. Daarom werd een systeem uitgewerkt waardoor studenten met dyslexie gebruik kunnen maken van notities van andere studenten. De bijzondere examenfaciliteiten die bij dyslexie het meest worden aangevraagd zijn extra examentijd, examenvragen in een groter lettertype en mondelinge toelichting bij schriftelijke examens.

 

“De dyslectische student heeft in Vlaanderen officieel geen ‘rechten’, in tegenstelling tot de Nederlandse dyslectische student. Hij kan deze faciliteiten nooit ‘opeisen’”, stelt Vloeberghs. Ze ervaart dit echter niet als een nadeel. “De vraag is niet zozeer: ‘waar heeft een student recht op?’, maar wel: ‘waar heeft een student nood aan?’ Doordat we de faciliteiten voor studenten met dyslexie niet in het examenreglement vastleggen, kunnen we voor elke student een pakket faciliteiten op maat uitwerken.Elke student is verschillend, elk probleem is uniek, dus de aanpak ook. Natuurlijk blijft de toekenning van concrete faciliteiten op deze manier afhankelijk van de docenten. Over het algemeen zijn deze echter heel flexibel. De faciliteiten die worden aangevraagd veranderen de leerstof ook niet. De nadelen van een leerstoornis zijn niet te onderschatten: bijzondere faciliteiten helpen alleen de negatieve gevolgen ervan zo beperkt mogelijk te houden.”

 

Misbruik is moeilijk, aangezien men een officieel attest moet voorleggen. Als dit is binnengebracht bij het Studenteninformatiepunt (STIP), wordt men uitgenodigd voor een gesprek, en aan de hand hiervan wordt de aanvraag via de rector in orde gebracht. Het dossier blijft bij de studentenbegeleider. Concrete vragen voor onderwijs- en examenfaciliteiten worden via de ombudsdienst of rechtstreeks doorgegeven aan de betrokken docenten. De dyslecticus staat er dus heus niet alleen voor!

 

Wat doet Minister Vandenbroucke?

Door middel van zijn nieuwe financieringsmodel wil minister Vandenbroucke de instroom van studenten met een functiebeperking in het hoger onderwijs stimuleren. Dit model subsidieert onderwijsinstellingen op basis van het aantal studiepunten dat door de ingeschreven studenten verworven wordt. Het voorziet een extra weging voor studenten met een functiebeperking: de studiepunten van deze studenten worden anderhalf keer geteld. Onderwijsinstellingen kunnen volgens dit model dus extra financiering ontvangen van de overheid voor studenten met een handicap. Een groot probleem van dit voorstel is echter de definitie van "handicap". Voorlopig zal de weging enkel worden toegepast op studenten die bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ingeschreven zijn. Van de grote groep studenten met een functiebeperking is dit slechts een kleine minderheid. Van de groep studenten met dyslexie voldoet bijna niemand aan dit criterium.

 

Een ervaringsdeskundige

Pieter zit in het masterjaar van een universitaire opleiding. Op achtjarige leeftijd stelden artsen bij hem dyslexie vast. Er werd hem op de lagere school een type-8-school (Bijzonder Onderwijs) aanbevolen. Zijn ouders hebben dit advies in de wind geslagen. Nu, zoveel jaren later, presteert Pieter zeer goed in een universitaire opleiding. Hij heeft nooit een beroep gedaan op bijzondere faciliteiten.

 

“Ik heb mijn eerste twee jaar wel heel hard moeten werken. Ik was zo goed als dag en nacht bezig met mijn studie. Ik ben mij eigenlijk nooit echt bewust geweest van het feit dat ik harder moest werken dan de anderen. Wat wel een grote rol heeft gespeeld, is dat ik ongelofelijk gemotiveerd was en bereid alles te geven om te slagen.”

 

Toch kan Pieter de invloed van dyslexie niet helemaal ontkennen. “Als ik een paper of een scriptie moet indienen, zorg ik altijd dat het door iemand is nagelezen. Bij die correcties blijkt dan wel dat ik niet helemaal op het niveau van medestudenten sta, maar met een spellingscorrector op de computer kom je al ver. Ik heb ook het geluk dat de meerderheid van mijn examens mondeling zijn.”

 

Toekomstige studenten met dyslexie moeten volgens Pieter geen schrik hebben om de stap naar het hoger onderwijs te zetten. “Je moet natuurlijk wel beseffen dat het niet allemaal vanzelf zal gaan. Je zal hard moeten werken om gemiddelde punten te halen. Maar het is niet onoverkomelijk!”



Europees Commissievoorzitter Barroso onder studenten
16/02/2008
🖋: 
Auteur

Studenten en wereldleiders, normaliter blijven beiden ver uit elkaars buurt. Dat is echter buiten José Manuel Barroso gerekend. Hij vindt het heerlijk studenten te ontmoeten, beweert hij. Meer zelfs, ook de studentenpers staat hij maar al te graag te woord. Gelukje voor dwars, dat met knikkende knieën naar Gent afzakte.

Er bestaat geen machtiger Europeaan dan Barroso. Deze minzame Portugees is voorzitter van de Europese Commissie. Dat maakt hem een spilfiguur bij het tot stand komen, veranderen en finaliseren van de Europese wetgeving. UGent-rector Paul van Cauwenberge omschrijft hem dan ook treffend als “een Europese president avant la lettre”. Op 30 januari deed Barroso de Universiteit Gent aan. Hij gaf er een lezing van een half uurtje en ging achteraf in debat met studenten. Dit gebeurde op uitnodiging van het Internationaal Studentenforum (ISF) en het centrum voor EU-studies van de UGent. Het was niet de eerste keer dat het ISF een erg bekende gast wist te strikken voor een lezing. In het verleden waren onder meer Jaap De Hoop-Scheffer (secretaris-generaal van de NAVO) en Dr. Jacques Rogge (voorzitter van het IOC) te gast.

 

Nash vs Barroso

Het lijkt wat irreëel voor een relatief kleine Vlaamse universiteit, naar internationale normen alleszins, om zo'n belangrijk politiek figuur te ontvangen. Toch is het niet onmogelijk, zo liet voorzitter van het ISF Matthias Laevens optekenen na het debat. “We hebben een brief naar Barroso gestuurd om hem uit te nodigen. De rector heeft die brief ook ondertekend. Barroso zegde onmiddellijk zijn komst toe. Het was wel even wachten tot hij een plaatsje vrij had in zijn agenda.”

 

Ook de Universiteit Antwerpen kreeg in het recente verleden bekende namen over de vloer. Zo vergastte vorig jaar nog dr. John F. Nash Jr. de universiteit met een bezoek om zijn eredoctoraat in ontvangst te nemen. Hij kreeg dit voor het principe van het Nash-evenwicht, een cruciaal concept in de economie. Zijn leven is verfilmd in de Hollywood-kaskraker A Beautiful Mind. Nelson Mandela ontving ook een eredoctoraat in 2004 maar moest toen om gezondheidsredenen verstek geven. Dit jaar zal de bekende Israëlische auteur Amos Oz een Antwerps eredoctoraat krijgen.

 

Eredoctoraten blijken dus een ideaal excuus om prominenten naar de universiteit te halen. Barroso moest het echter zonder stellen. Dat bleek geen onoverkomelijk probleem te zijn. Hij was gecharmeerd doordat de uitnodiging tot bezoek mee werd ondersteund door studenten.

 

Het studentenleven is hem dan ook niet helemaal onbekend. In zijn jonge jaren was hij lid van een maoïstische studentenbeweging die het dictatoriale regime van Caetano in Portugal bekampte. Na zijn studies bleef Barroso de universiteit trouw en ging er aan de slag als lesgever.

 

Barroso’s engagement verschoof van extreemlinks naar gematigd conservatief rechts doorheen de jaren. Hij besloot zijn academische carrière eventjes in de koelkast te zetten om het in de Portugese politiek waar te gaan maken. Dat is hem aardig gelukt. Hij werd onder meer minister van Buitenlandse Zaken en uiteindelijk zelfs premier. In 2004 verruilde hij die ambt voor het voorzitterschap van de Europese Commissie, een post waar ook Guy Verhofstadt op aasde.

 

EU-eigenaar

Barroso steekt van wal met de mededeling dat hij ervan geniet studenten te ontmoeten. “In mijn job als voorzitter van de Europese Commissie moet ik de uitdagingen van Europa aan de meest diverse publieken uitleggen. Wanneer ik met Europese studenten praat ben ik altijd zeer tevreden vast te stellen dat deze echt “bezit” hebben genomen van Europa. Dankzij het Erasmus-programma en de Bologna-hervormingen is Europa de lucht geworden die jullie inademen, in België zelfs meer dan op andere plaatsen.”

 

Zieltjes winnen heet dat dan. Weinig jongeren zijn echter vertrouwd met de werking van Europa. dwars mag Barroso één vraag stellen en wierp hem die bedenking voor de voeten. Meer concreet: is de afstand tussen jongeren en politiek Europa niet simpelweg te groot?

 

Daarop mijmert Barroso even weg: “In mijn tijd was het een avontuur om van Portugal naar Spanje te reizen. We moesten uren en uren wachten en een heleboel papierwerk invullen. Het was vreselijk. Jongeren kunnen nu gewoon door heel Europa reizen zonder enige problemen.”

 

Daartoe beperkt zijn antwoord zich niet: “Ik denk dat Europa nergens méér gevoeld wordt dan in België. Brussel is dan ook vlakbij (lacht). Er is een zekere afstand tussen de werking van de Europese Commissie en jongeren. Maar dat is niet alleen een probleem van Europa. Ook op nationaal niveau bestaat er een dergelijke afstand. Er is onderzoek naar verricht en wat blijkt: veel mensen hebben meer vertrouwen in de Europese instituties dan in hun nationale instituties.”

 

Hij vervolgt: “Toegegeven, er moet beter worden gecommuniceerd, en ook de wetgeving bijvoorbeeld moet vereenvoudigd worden om zo de burger wat dichterbij te brengen. Als de perceptie bestaat dat de Europese beleidsvoering te veraf is, dan is het onze plicht dat gat dicht te rijden.” Dat gebeurt dus onder meer door te debatteren op de UGent. Het verdere doorvragen van VTM-verslaggever Stefaan leert dat Barroso het enorm apprecieert om niet enkel met politici in debat te moeten gaan; de mening van studenten vindt hij ook relevant. Het is voor hem bovendien een uitstekende manier om eens input te krijgen buiten de geijkte kanalen.

 

Vervuilende vierwieler

Input kan er echter ook komen in de vorm van een bits geformuleerde vraag, zo moet Barroso ondervinden. Een studente verwijt hem met een al te vervuilende wagen rond te rijden. Haar vraag pikt in op het ambitieuze klimaatplan dat de Europese Commissie eerder die maand aangenomen heeft.

 

Barroso blijft onbewogen bij die uithaal en benadrukt nogmaals het belang van economie en ecologie uit te balanceren. “Competiviteit moet er zijn”, stelde hij, “maar ook het klimaat mag niet uit het oog verloren worden. Door in hernieuwbare energie te investeren kan er heel wat bereikt worden.”

 

Voor de Gentse universiteit heeft Barroso een paar Audi’s klaar staan, en dat is zijn goed recht, zo claimt hij toch: “Ik geloof in vrije keuze en vrije wil voor ieder individu. Dat neemt niet weg dat de Europese Unie mee een mentaliteitswijziging teweeg kan brengen. Meer concreet denk ik aan het aanmoedigen van nationale overheden om het publieke transport op een minder vervuilende manier te laten verlopen.”

 

McCain? Clinton? Barroso?

De vraag wie Barroso als toekomstig Amerikaans president verkiest, wordt vakkundig afgewimpeld. “Ik heb enkel nog maar met John McCain en Hillary Clinton gesproken. Ik weet dat beiden zich willen inzetten voor het milieu, en dat stemt me hoopvol. De andere kandidaten heb ik echter nog niet ontmoet. Daar kan ik dan ook geen uitspraken over doen.”

 

Terwijl 2008 in het teken van de Amerikaanse verkiezingen, bereidt Europa zich voor op het aanstellen van een nieuwe commissievoorzitter in 2009. Of Barroso voor een tweede termijn gaat, ook daar wenst hij zich niet over uit te spreken. Wel zet hij nog maar eens het belang van de Europese Unie in de verf. Niet veel later valt het doek: Barroso werd onder een daverend applaus de aula uit geëscorteerd en het gros van de toeschouwers gaat zich bedrinken op de aansluitende receptie. De meningen over het optreden van Barroso zijn relatief unaniem. Het was vooral een evenement, iets om eens meegemaakt te hebben, maar inhoudelijk was het niet bepaald een hoogvlieger. Veel nieuws werd er inderdaad niet verteld.

 

Maar dat is waarschijnlijk de bedoeling ook niet. Zowel de organisatoren als Barroso hebben hun p.r. kunnen verzorgen, en de aanwezige studenten houden er een boeiende namiddag aan over. Nu is het wachten op de volgende grote naam, bij voorkeur één die de Universiteit Antwerpen aandoet. Vladimir Poetin schijnt boeiende lezingen te geven.



16/02/2008
🖋: 

Chan ‘Cat Power’ Marshalls nieuwste geesteskind draagt de titel 'Jukebox' en is, zoals u wellicht al vermoedde, een coverplaat. Muzikaal gesproken is de cd een schipperen tussen de bluesritmes van Chans vorige telg 'The Greatest' (2006, Matador) en de meer intimistische teneur van haar oudere nummers, hetgeen een plaat oplevert die wederom enkele pareltjes bevat.

Chan is met 'Jukebox' inmiddels aan haar tweede coverplaat toe. Op haar eerste – 'The Covers Record' (2000, Matador) – transformeerde ze onder andere ‘(I Can’t Get No) Satisfaction’ van The Rolling Stones, ‘Red Apples’ van Smog, en ‘Naked If I Want To’ van Moby Grape tot nummers die in het hoofd van de luisteraar blijven spoken, en dat doet ze hier weer. Zoals op 'The Greatest' wordt Chan wederom muzikaal ondersteund - ditmaal door de leden van haar nieuw aangeworven live band The Dirty Delta Blues – en dat schrikt de ouwe getrouwen misschien af, maar daar is geen reden toe. De muzikale “breuk” die 'The Greatest' betekende in het Cat Power pantheon, en die Chan Marshall tot het sterrendom katapulteerde, is immers relatief. Op 'Jukebox' nemen Chan en haar band onder andere het werk van Frank Sinatra (‘New York’), George Jackson (‘Aretha, Sing One For Me’), Bob Dylan (‘I Believe In You’), Janis Joplin (‘Woman Left Lonely’) alsook Cat Power (‘Metal Heart’) onder handen. De nummers dragen aan de oppervlakte niet dezelfde stempel van de getroebleerde melancholicus die de meesten onder ons in de oudere nummers van Chan Marshall herkennen, maar zoals 'The Greatest' is ook 'Jukebox' een cd die langzaamaan bezit neemt van de luisteraar en die met zijn ogenschijnlijke lichtvoetigheid erg charmeert.

 

Luistertips zijn het hypnotiserende ‘Ramblin’ (Wo)man’ (Hank Williams) en het prachtig uitgevoerde ‘Don’t Explain’ (Billie Holliday), twee nummers waar Chans stem bij momenten weer eens recht door het hart snijdt. Er is echter geen enkel nummer dat het beluisteren niet waard is, dus u kan zich maar best naar de plaatselijke platenboer reppen. Als u de Deluxe edition koopt, krijgt u er een tweede CD bij met nog eens vijf covers, waaronder een innemende upbeat cover van ‘Naked If I Want To’.

 

Cat Power, 'Jukebox'. Matador Records, 2008.



Joke van Leeuwen, nieuwe stadsdichter
16/02/2008

Zeggen wat ze níet is, gaat misschien vlotter dan op te sommen wat ze allemaal wel doet. Joke van Leeuwen is geen man en Vlaams noch Hollands. De omschrijving volstaat om te beseffen dat Antwerpen een speciale, nieuwe stadsdichter heeft. Die recente titel is er slechts één uit de vele: kinderboekenschrijfster, illustratrice, cabaretière, auteur van volwassenenpoëzie – Joke van Leeuwen mag haar lijstje activiteiten zelf aanvullen. Een “straffe madam” over verhuizen, hokjesdenken en digitale poëzie.

Hoewel u in Vlaanderen veel naambekendheid geniet en talrijke prijzen ontvangen heeft, luidt de reactie op uw benoeming wel eens: "Waarom een Hollandse?"

Joke van Leeuwen Ik vind mezelf geen echte Hollandse. Ik ben meer dan veertig jaar geleden voor het eerst naar België verhuisd. Mijn belangrijkste vormende jaren heb ik in Brussel en omstreken doorgebracht. Ook in Antwerpen trouwens, waar ik op de academie heb gezeten. Ik beschouw mezelf echter net zo min als een Vlaamse. Ik ben, zoals vele anderen, iemand met twee culturen in zijn hoofd.

 

In bepaalde gedichten schetst u een treffend beeld van iemand die als buitenstaander in een vreemde stad komt.

van Leeuwen Ik heb een serie gedichten gemaakt waar ik als titels zinnen gebruik die ik tegenkwam toen ik pas in Brussel woonde. Wanneer je als dertienjarige vanuit een klein dorp in een wereldstad terechtkomt, ondervind je een soort cultuurshock. Plots blijken allerlei dingen waarvan je dacht dat ze doodgewoon waren helemaal niet zo gewoon. Dan merk je opeens dat ze typisch protestants of Hollands zijn. Die ervaring heeft me geleerd dat het belangrijk is niet in hokjes te denken.

 

Dat verhuizen lijkt een invloed te hebben op uw werk. Nogal wat personages in uw kinderboeken zijn ‘ontworteld’ en zoeken naar een plek.

van Leeuwen Eigenlijk ben ik daar nu niet meer mee bezig, dat is allemaal zo lang geleden. Maar inderdaad, ik ben niet geboren en getogen op één plek zoals anderen en dat creëert misschien een licht gevoel van ontworteldheid. Je kan het ook anders zeggen: je kan je net thuis voelen doordat niet alles hetzelfde is als voorheen. Ik heb een thuisgevoel juist op plaatsen waar veel verschillende mensen en meningen samenkomen. Antwerpen is zo’n open plek, ik heb me nog nergens zo goed gevoeld als hier. In tegenstelling tot wat men soms vertelt, heb ik niet het gevoel dat Antwerpen onvriendelijk is tegenover Nederlanders. Men heeft me meteen meermaals gevraagd om te werken aan projecten. Hoewel je hier niet geboren bent, mag je toch mee Antwerpenaar zijn met de Antwerpenaren.

 

Ik wil naar de mensen toe gaan, en in de openbare ruimte nieuwe vormen vinden om mijn gedichten zichtbaar te maken.

 

In uw kinderboeken en poëzie kijkt u met een frisse blik naar alledaagse dingen. Helpt een grote stad u om verwonderd te blijven en op een ‘kinderlijke’ manier de wereld te ervaren?

van Leeuwen Ik wil benadrukken dat ‘kinderlijk’ niet ‘infantiel’ betekent, mensen begrijpen dat soms verkeerd. Mijn taal kan eenvoudig klinken, maar is daarom niet eenduidig. Ik houd ervan woorden uit te kleden, te kijken naar wat letters kunnen doen, of dat nu voor kinderboeken is of volwassenen. Het is een soort van teruggaan naar de kern, naar het begin. Men moet mij echter niet het etiket opkleven van kinderschrijfster – dat stadium ben ik al lang voorbij, mijn oeuvre is breder. Ik vind het net mooi dat ik verschillende leeftijden bereik, misschien speelt het wel in mijn voordeel voor het stadsdichterschap. Moeyaert kon dat ook, over de grenzen heen schrijven. Het maken van kinderboeken helpt mij om niet blasé of cynisch te worden, en het bruisende, veelvormige leven in een stad is daarbij wel inspirerend.

 

Hoe gebeurt de selectie van de stadsdichters eigenlijk?

van Leeuwen Dat weet ik helemaal niet. Ik kreeg gewoon op een dag een telefoontje waarin ze me vroegen of ik interesse had.

 

Het element performen lijkt alvast een belangrijke rol te spelen bij de selectie.

van Leeuwen Ja, het valt mij ook op dat ze dichters kiezen die niet bang zijn om op een podium te kruipen. Ik hoop echter dat ik tijdens mijn stadsdichterschap ook andere dichters op een of andere manier zichtbaarder kan maken. Hugo Claus en Leonard Nolens beslisten om geen stadsdichter te worden, maar hun poëzie verdient zeker een plaats in Antwerpen, zodat wat je ziet veelvormig is.

 

De stad kiest blijkbaar ook bewust voor toegankelijke poëzie, zodat er een groot publiek bereikt kan worden. Gaat dit niet ten koste van de kwaliteit van poëzie?

van Leeuwen Je moet als stadsdichter beseffen dat je niet alleen voor jezelf bezig bent. Als je echt hermetische poëzie schrijft, is er geen communicatie. Toch geeft Antwerpen haar stadsdichters de vrijheid om volledig op hun eigen manier poëzie te bedrijven. En dat is uniek. In andere steden zie je soms dat stadsdichters verplicht worden voor elke gelegenheid een soort sinterklaasachtig versje te produceren.

 

Toch merkt iemand als Charles Ducal op dat het tegenwoordig niet meer gaat om de poëzie zelf maar om haar spel- en spektakelwaarde, om de publieke betrokkenheid.

van Leeuwen Ik blijf denken dat bij het stadsdichterschap de poëzie zelf een belangrijke rol speelt. Anders zouden ze niet kiezen voor dichters die hun sporen al hebben verdiend met de poëzie.

 

Het maken van kinderboeken helpt mij om niet blasé of cynisch te worden en het bruisende, veelvormige leven in een stad is daarbij wel inspirerend.

 

Zijn kritiek betreft vooral de manier waarop literaire prijzen tegenwoordig worden uitgereikt. Bij de Herman de Coninckprijs kan het publiek net als bij een televisieshow sms’en voor een laureaat.

van Leeuwen Ik begrijp zijn kritiek. Die vercommercialisering is een algemene tendens van de laatste jaren en treft vooral het prijzencircuit. Die publieksstemmingen gebeuren om de mensen te betrekken maar ik ben er geen voorstander van. Je krijgt altijd situaties waar schrijvers gaan ijveren voor stemmen. Dat heeft wel eens tot resultaten geleid waarvan ik dacht dat ze toch niet helemaal zuiver waren. Het is veel leuker als je een prijs wint en er iemand voor je deur staat met een bos bloemen en de mededeling dat je hebt gewonnen, dan dat men zo’n close-up van je gezicht maakt vlak voor je te horen krijgt wie de winnaar is, zodat het publiek goed kan “meeleven”. Literatuur moet op een andere dan commerciële manier waarde krijgen. Ik vond het dan ook spijtig dat Jeroen Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren weigerde omdat hij het prijzengeld te laag vond. Dat stelt inderdaad niet veel voor in vergelijking met andere commerciële prijzen - en als zelfstandige kunnen we het geld altijd goed gebruiken - maar het zou toch mooi zijn als een prijs gewoon om de naam en de eer blijft bestaan. Hetzelfde geldt trouwens voor het stadsdichterschap: ik krijg per jaar ongeveer vijfduizend euro, dus voor het geld hoef ik het niet te doen.

 

Heeft het stadsdichterschap voor u, naast een literaire en sociale, ook een politieke functie?

van Leeuwen Je moet alert blijven voor wat er in je stad gebeurt, maar ik vind niet dat je je moet uitspreken voor bepaalde partijen.

 

U zal dus eerder de vorige stadsdichter Bart Moeyaert volgen die er bewust voor koos om niet deel te nemen aan een evenement als 01/10.

van Leeuwen Wel, ik denk dat je dat evenement evengoed als een maatschappelijk statement had kunnen beschouwen. En dát vind ik wel belangrijk. Ik zie het stadsdichterschap als een maatschappelijk engagement. Daar ben ik trouwens beter in dan in rechtstreeks politieke acties. Ik wil naar de mensen toe gaan, en in de openbare ruimte nieuwe vormen vinden om mijn gedichten zichtbaar te maken.

 

Vindt u een essay zoals dat van Ramsey Nasr in De Standaard, waarin hij duidelijk zijn visie geeft over een politieke situatie, dan ongepast tijdens het stadsdichterschap?

van Leeuwen Nee, dat niet. Naar aanleiding van die tekst zei Nasr dat je de dichter en de persoon los van elkaar moet kunnen zien. Hij beschreef in dat essay een persoonlijke mening en dat wil niet zeggen dat hij diezelfde mening ook in zijn stadsgedichten uit. We hebben allemaal verschillende rollen. De ene keer speel je die rol, de andere keer een andere. Zo zou het bijvoorbeeld kunnen dat ik als eerste vrouwelijke stadsdichter eens ga nadenken over de rol van vrouwen en kinderen in een stad.

 

Uw eerste stadsgedicht, te zien aan de muur van de Meerminne, is niet gedrukt maar geprojecteerd: een primeur.

van Leeuwen Dat eerste gedicht heb ik bijna als een scenario geschreven. Omdat ik ook in beelden denk, vind ik het erg belangrijk dat vorm en inhoud samengaan. De keuze om het gedicht te projecteren heeft bovendien te maken met de verplaatsbaarheid: het mooie aan stadspoëzie is dat meerdere mensen het tegelijkertijd kunnen zien en lezen, zodat poëzie iets gezamenlijks wordt. Hierbij kan digitale poëzie erg handig zijn. Ik wil immers niet enkel in het centrum blijven zoals de vorige dichters, maar ook de districten betrekken. Voor de rest zou ik graag de minder typische onderwerpen aanraken. Er is al aardig wat geschreven over de gekende Antwerpse monumenten, maar de haven is bijvoorbeeld nog niet aan bod gekomen... Meer ga ik nog niet verklappen. Elk gedicht blijft best een verrassing.