opinie
20/09/2007
🖋: 
Auteur extern
Frank Willaert

Onderwijsrendement. Ranking. Stakeholders. Output. Accountability. Marketing. Internationalisering. Het discours van en over de universiteit is vandaag doordrongen van managementjargon. Dat de universiteit meer en meer als een bedrijf wordt beschouwd, blijkt ook uit de vaak gehanteerde metafoor dat ‘onze hersenen onze enige grondstof zijn die op de meest efficiĂ«nte wijze moet worden geĂ«xploiteerd’. Als onze hersenen grondstof zijn, dan is kennis een product, de onderzoeker een producent, de universiteit een onderneming, de student een klant en de maatschappij een vereniging van aandeelhouders.

De infiltratie van het managementdenken in het academische milieu heeft verregaande gevolgen, die niet allemaal even onschuldig zijn. Zo betekent ‘academische vrijheid’ voor veel onderzoekers dat ze zelf het onderwerp van hun onderzoek kunnen bepalen. Een bestuurder zal er echter veeleer op wijzen dat de universiteit haar financiĂ«le onafhankelijkheid maar zal kunnen handhaven in de mate dat academici inspelen op maatschappelijke noden. Noden die niet door de onderzoeker worden bepaald, maar door de ‘stakeholders van de universiteit’. Hierbij rijst de vraag hoe weids de speelruimte voor het universitaire onderzoek in de toekomst zal zijn. Een uitspraak van de Britse Minister van Onderwijs voorspelt alvast niet veel goeds: ‘I don’t mind there being some medievalists around for ornamental purposes, but there is no reason for the state to pay for them.’ Als deze opvatting ook elders onder beleidsmakers heerst, ziet het er beroerd uit voor iedereen die niet in staat is de ‘juiste’ maatschappelijke noden te detecteren: die worden allemaal mediĂ«visten.

 

Wat hierbij bijzonder opvalt is dat de universiteiten zelf weinig vragen stellen bij deze evolutie. Ik zie hiervoor – naast onze collectieve angst voor de grote Aziatische tijgers – twee verklaringen. De eerste is dat het nieuwe discours redelijk en vanzelfsprekend lijkt. Welke academicus zal ontkennen dat excellentie, accountability of internationalisering ook zijn waarden zijn? De bevreemding begint pas als blijkt dat deze ‘deugden’ ook meetbaar moeten zijn, en dat wat niet telbaar is, inderdaad niet ‘telt’. En de bevreemding wordt vervreemding wanneer de meetcriteria niet of maar gedeeltelijk sporen met wat de academicus zelf van belang acht. Is een helder geschreven en goed doordacht essay in een algemeen cultureel tijdschrift ‘van minder belang’ dan een stevig bevoetnoot A1-artikel? Zal de neerlandistiek toenemen in kwaliteit wanneer ze in het Engels publiceert? Vergelijkbare vragen kunnen over de kwaliteitsmeting in het onderwijs worden gesteld. Is de lesgever die zich nauwgezet aan zijn ‘studiewijzer’ houdt per definitie ‘beter’ dan wie inspeelt op de nieuwsgierigheid van studenten en daarbij zijn syllabus vergeet? Weegt de gedrevenheid van een docent op tegen een matig gebruik van PowerPoint? Is het aanleren van vaardigheden per definitie te prefereren boven het onderwijzen van kennis?

 

De tweede reden voor de infiltratie van het manageriale in het academische vertoog ligt in de aard van sommige onderzoeksdisciplines. Enerzijds zijn er de toegepaste wetenschappen, waar de maatschappelijke relevantie en rendabiliteit vanzelfsprekend lijken, ook al is de relatie tussen onderzoeker en opdrachtgever soms problematisch, bijvoorbeeld bij de openbaarmaking van onderzoeksresultaten. Anderzijds zijn er de ‘meetbare wetenschappen’ die hun gegevens statistisch verwerken, cumulatief van aard zijn (elke nieuwe uitvinding of ontdekking vormt de basis voor een volgende wetenschappelijke ontwikkeling) en zich hoofdzakelijk in het Engels manifesteren. Wanneer er gepraat wordt over de universiteit in de kennismaatschappij (vooral dan in termen van ‘toponderzoek’, ‘onderzoeksgroepen’, ‘impactfactoren’
) gaat het bijna alleen over dit onderzoek. Overigens neemt ook hier de druk toe om het onderzoek marktgerichter te maken, omdat dit ‘de enige weg naar de kenniseconomie’ zou zijn. De geesteswetenschappen lenen zich veel minder tot het denken in ‘meetbare termen’. Zij vormen nu eenmaal een uiterst moeilijk terrein voor de bibliometrie, en hebben het dan ook lastig om in het orkest van de kenniseconomie hun partij mee te blazen.

 

Het feit dat de financiering van de universiteit in toenemende mate van de tweede – en van de derde en van de vierde – geldstroom afhankelijk is, verhoogt bovendien de druk op de professoren om hun onderzoeksterrein in projecten te verkavelen die door liefst zoveel mogelijk tijdelijke medewerkers met vaak een precair statuut worden uitgevoerd. Uiteraard behoort het tot de taak van iedere gevestigde onderzoeker dat hij regelmatig probeert projectgeld binnen te halen om jonge onderzoekers kansen te geven en de voortgang en vernieuwing van zijn discipline mogelijk te maken. Men kan zich echter ook afvragen of onderzoekers die voortdurend bezig zijn met het verzamelen van projectgelden, nog veel tijd en innerlijke rust vinden om creatief en geconcentreerd met hun vak bezig te zijn. En hoe aantrekkelijk een baan aan de universiteit op termijn zal blijven voor talentrijke jongeren, die van het leven toch meer mogen verwachten dan een eindeloze wedloop in een tunnel.

 

Is er een alternatief voor al dit management- en meetbaarheidsdenken? De ideeĂ«n van de Canadese literatuurwetenschapper Bill Readings in The University in Ruins (1996) kunnen inspiratie bieden. Readings betoogt dat de ‘University of Culture’ met haar ideaal van Bildung door wetenschappelijk onderzoek verdrongen is door de ‘University of Excellence’. WĂĄt onderzocht of onderwezen is van minder belang dan dat dit op ‘excellente’ wijze gebeurt, en de excellentie wordt gemeten met kwantitatieve indicatoren (output, projectgelden, studierendement, rankings et cet.). Daarbij worden cruciale vragen (excellence to whom?) en inhoudelijke discussies zoveel mogelijk gemeden. Het alternatief van Readings is de ‘University of Thought’, een aantrekkelijk concept, omdat ‘denken’ de kerntaak hoort te zijn van wie aan de universiteit werkzaam is en omdat ‘denken’ per definitie een ‘denken over’ is, en bijgevolg altijd inhoud heeft.

 

Hoe kunnen we de idee van een denkende universiteit nu wortel doen schieten? Enkele voorstellen. Wanneer we ervan uitgaan dat de universiteit de verantwoordelijkheid heeft om te reflecteren over ålle vragen die de samenleving beroeren, dan impliceert dit dat de deelname van academici aan het maatschappelijke debat meer aanmoediging verdient dan nu het geval is. Dit engagement kan diverse vormen aannemen, van optredens in de media over het houden van lezingen of het redigeren van opiniërende artikelen tot en met het schrijven van boeken die niet alleen voor vakgenoten leesbaar zijn. De universiteit zou ook haar verwevenheid met de maatschappij sterker kunnen maken, bijvoorbeeld door trajecten uit te werken voor afgestudeerden die in het beroepsleven staan en een proefschrift willen schrijven, of door goede leerkrachten actiever te betrekken bij propedeuses of bij het scouten van talentrijke scholieren die om sociale of culturele redenen de stap naar de universiteit niet wagen te zetten.

 

Tegelijk zou de universiteit voor haar eigen professoren een klimaat voor dialoog kunnen creĂ«ren over de verschillende wetenschapsgebieden heen. Men zou kunnen denken aan een paar jaarlijks roulerende leerstoelen die bekleed worden door uitmuntende hoogleraren uit een andere faculteit. Wie zo’n tijdelijke leerstoel bekleedt, vult dan niet de hoofden van gevorderde studenten met kennis uit zijn vakgebied, maar laat hen aan de hand van zijn eigen onderzoek zien hoe er in zijn discipline wordt gewerkt, wat de vragen zijn, de methodes, de mogelijkheden en de beperkingen.

 

Een andere mogelijkheid om de interdisciplinaire dialoog te bevorderen is een honours-programma voor gevorderde studenten uit alle richtingen, zoals nu al aan de meeste Nederlandse universiteiten gebeurt. Ik heb zelf het genoegen gehad om nu al drie jaar aan zo’n programma van de Radboud Universiteit Nijmegen mee te werken, en steeds weer valt het me op hoe de discussie, naar aanleiding van een heel concrete casus uit mijn onderzoek, leidt tot fundamentele vragen over de premissen van mijn eigen wetenschappelijke bedrijvigheid.

 

Wat het onderwijs betreft, liever dan de kwaliteit ervan te willen kwantificeren met eindeloze formulieren die alleen peilen naar de efficiĂ«ntie waarmee de studenten hun leerstof hebben vergaard, zou men door een paar degelijke gesprekken met enkele studenten of – wellicht beter nog – afgestudeerden kunnen nagaan hoe de kwaliteit van ons onderwijs ervoor staat. Misschien blijkt hier wel uit dat bevlogenheid, eruditie en originaliteit het onderwijsproces meer ten goede komen en diepere sporen nalaten dan het respect voor een paar onderwijskundige criteria gemeten op een schaal van 1 tot 5.

 

Dergelijke voorstellen – er zijn er vele andere te bedenken – lijken misschien naïef, kostbaar, moeilijk realiseerbaar, te weinig meetbaar en derhalve te subjectief, ze zouden onze eigen reflectie over onderwijs en onderzoek, de dialoog tussen de wetenschapsgebieden en de gedachtevorming over wat de universiteit voor de samenleving kan betekenen, zeker ten goede komen. Kortom, ze zouden ertoe bijdragen dat de universiteit weer meer weg heeft van een agora dan van een markt, en dat ze zich – zoals een Leuvense collega het onlangs welsprekend formuleerde – niet ten dienste stelt van een idolate cultus van de kennis, maar van een authentieke kenniscultuur.

 

Frank Willaert, mediëvist, Universiteit Antwerpen

 

 

Deze bijdrage is een ingekorte en bewerkte versie van een discussiestuk geschreven op verzoek van het Centrum Pieter Gillis van de Universiteit Antwerpen. De volledige tekst verschijnt in het eerstvolgende nummer van het tijdschrift Streven.



Met dank aan
20/09/2007
🖋: 

Hilde Didden en Chantal Bogaerts werken op de inschrijvingsdienst van de UA, waar het op dit moment drukke tijden zijn. In de voormiddag ontvangen ze samen met hun collega’s nieuwe en oude studenten die zich willen (her)inschrijven op onze universiteit. In juli zijn dat er een 40-tal per dag, in augustus en september zijn het er nog een stuk meer. 's Namiddags worden alle gegevens van de studenten verwerkt. “Deze periode is gewoonlijk erg stresserend, maar dit jaar is het extra druk”, vertellen ze. In februari verhuisde de inschrijvingsdienst naar een nieuw adres en dat vergt natuurlijk wat aanpassing. Er is ook een nieuw computerprogramma om de gegevens in te dienen en de verschillende secretariaten werden intern geherstructureerd. Daarenboven is het aantal inschrijvingen in vergelijking met vorig jaar gestegen: op dit moment is er een stijging van 10 tot 15% bij de generatiestudenten. Ondanks deze drukte (ongeveer 12 000 inschrijvingen) en de ongeduldigheid van sommige mensen blijven beide dames steeds goedgeluimd.



Op weg naar een daadwerkelijk actief pluralistische universiteit?
23/05/2007
🖋: 
Auteur

Politieke en levensbeschouwelijke studentenverenigingen aan de UGent kunnen terecht bij het Politiek-Filosofisch Konvent (PFK). In Leuven vinden zij onderdak bij LOKO, de Leuvense Overkoepelende Kring-Organisatie. Aan de Universiteit Antwerpen blijven zulke studentenclubs echter in de kou staan: is dat niet nogal inconsequent voor een universiteit die de slogan ‘actief pluralisme’ zo hoog in het vaandel draagt?

Bij de studentenverenigingen met een politieke of levensbeschouwelijke interesse broeide de onrust al een tijdje. Liebran (zie kader) ging als eerste in het verweer. “De overkoepelende studentenvereniging van onze universiteit, VUAS, weigert zich met politiek bezig te houden,” zegt woordvoerder Lode De Waele (Ba3 TEW). Mervin Portier – de vorige VUAS-woordvoerder – zei inderdaad dat VUAS geen politieke clubs kan of mag aanvaarden. De huidige woordvoerder Koen Peeters gaat nog een stap verder: “Als een studentenclub die onder VUAS valt een politiek standpunt inneemt, is dat eigenlijk indoctrinatie,” meent hij. De Waele is het hier niet mee eens en vervolgt: “De statuten van VUAS stellen dat de vereniging zich ertoe verbindt aan álle aspecten van het UA-studentenleven aandacht te besteden. Het politieke aspect negeren ze echter.”

 

Dynamische koepel of nutteloze praatbarak?

Aan het begin van dit academiejaar ging Liebran over tot actie. De studentenvereniging ging op bezoek bij het Politiek-Filosofisch Konvent (PFK) in Gent en overlegde daar met voorzitster Caroline Huys. “Het PFK brengt de studentenverenigingen dichter bij elkaar Ă©n dichter bij de student,” zegt De Waele, “daarom kan zo’n koepelvereniging ook aan de Universiteit Antwerpen niet ontbreken.” Liebran polste bij de andere politiek of levensbeschouwelijk georiĂ«nteerde studentenclubs in Antwerpen, en al gauw werd duidelijk dat zij niet de enige waren die niet gelukkig waren met de huidige situatie.

 

De interesse van andere verenigingen bleek ook op de eerste open vergadering aan het begin van dit semester. “Een officieel forum voor de politieke en filosofische studentenclubs is een absolute noodzaak,” zegt Nicolas Bas van het Liberaal Vlaams Studentenverbond (LVSV). “Momenteel zijn deze verenigingen onvoldoende bekend bij studenten. Promotiecampagnes zijn te duur voor de afzonderlijke clubs, daarom kan samenwerking een oplossing bieden.” De Waele vult aan: “Daarin zouden we de verenigingen inderdaad kunnen ondersteunen. Een aparte webstek op de UA-site, een snellere procedure voor het reserveren van aula’s wanneer je een debat of lezing organiseert, een plakpaal voor de verschillende verenigingen, een vast vergaderlokaal
 Het zijn kleine dingen, maar ze zouden de clubs zeker ten goede komen. De Antwerpse tegenhanger van het PFK-Gent moet een koepel worden die de verenigingen kan helpen zonder ze een wil op te leggen. Zo kunnen we het debat en het engagement aan de Universiteit Antwerpen ongetwijfeld stimuleren.”

 

Cultuurimperialisme

Bij de meeste verenigingen was het enthousiasme groot en dĂĄt er een Antwerps PFK moest komen, stond voor hen buiten kijf. Hoe dit er precies moest uitzien, was echter een andere zaak. Een werkgroep met daarin Animo Stuant, LVSV en initiatiefnemer Liebran werd opgericht om de statuten uit te werken. Een heikel punt daarbij was het al dan niet opnemen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de statuten. LVSV en de Nationalistische Studentenvereniging (NSV) waren hier immers radicaal tegen. NSV noemde het opleggen van dit verdrag ‘cultuurimperialisme’. LVSV was dan weer bezorgd om de vrijheid van meningsuiting. Dat laatste werd opgelost door in de statuten te specifiĂ«ren dat het enkel belangrijk was niet tegen het EVRM te handelen: meningen in strijd met het EVRM mogen nog wel verkondigd worden. Deze toevoeging overtuigde ook NSV. “Onze opvatting inzake het EVRM blijft echter onveranderd,” zegt NSV-praeses Jeroen Serpieters, “maar door deze toevoeging kunnen we wel toetreden.”

 

Niet iedereen bleek hier gelukkig mee. “Gezien de geschiedenis van NSV hadden we hen er liever niet bij gehad. In het Gentse PFK wordt NSV ook uitgesloten, en terecht,” reageerde een lid van een andere deelnemende vereniging die anoniem wenste te blijven. Nicolas Bas van LVSV sust: “Het gedrag van NSV de afgelopen tijd was inderdaad niet alles. Als hier verandering in komt, zie ik echter geen probleem. Iedere ideologie – ook die van NSV – is een meerwaarde voor het debat.”

 

Spectrum

Lode De Waele van Liebran werd inmiddels als interimvoorzitter van het Antwerpse PFK aangeduid. Ook over een naam was er eensgezindheid: het forum zal door het leven gaan als ‘Spectrum’. De deelnemende verenigingen zullen geregeld bij elkaar komen om hun agenda’s op elkaar af te stemmen en te overleggen: op deze manier hopen ze dichter bij de studenten en bij elkaar te komen. Ook denken ze zo sterker te staan tegenover de universiteit. “Subsidies zouden ook mooi meegenomen zijn, maar ze zijn geen noodzaak,” zegt De Waele, “de bedoeling van Spectrum is niet dat het een geldkoe wordt voor de deelnemende verenigingen.”

 

“Heel wat professoren steunen ons initiatief,” vervolgt De Waele, “dus we hebben goede hoop op een erkenning door de universiteit. Momenteel is die er echter nog niet, maar binnenkort komt er een overleg met de rector. Wanneer hij zijn fiat geeft, is het slechts kwestie de praktische kant af te handelen. De Universiteit Antwerpen claimt in de pers actief pluralistisch te zijn, dus moet ze dat nu ook maar eens bewijzen.” Nicolas Bas treedt hem bij: “Wanneer de universiteit weigert Spectrum te erkennen, zullen we zeker en vast stappen ondernemen. Ik hoop echter op een positief en constructief gesprek met de universitaire overheid.”

 

In Leuven en Gent krijgen de respectievelijke studentenbladen Veto en Schamper toegang tot alle vergaderingen van de politiek-filosofische koepels. Spectrum gunt dwars ditzelfde recht echter niet. Gezien het actief pluralistische hoerageroep is het eigenaardig dat uitgerekend Spectrum deze beslissing neemt: hoe valt hun initiatief te rijmen met het uitsluiten van een kritische stem? Toch één minpunt aan het pluralistische feestgedruis.

 

Liebran?

Liebran is een studentenvereniging die zich tot doel stelt het actief pluralisme te promoten. De vereniging werd in 2005 opgericht. “Er heerste geen debatcultuur bij de studenten,” zegt Liebran-woordvoerder en Spectrum-interimvoorzitter Lode De Waele (zie foto), “daarom wilden we de maatschappijkritiek en discussie aanzwengelen. We merken wel dat het erg moeilijk is om studenten te engageren, maar hopen dat we hierin toch een rol kunnen spelen."

 

De deelnemende organisaties

Aktief Linkse Studenten (ALS), Animo Stuant – Socialistische Antwerps Studentenverbond, Christendemocratische Studenten (CDS), Communisten Actief (Comac), Ecologische Studenten, Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV), Liberaal Vlaams Studentenverbond (LVSV), Liebran, Nationalistische Studentenvereniging (NSV). Ook het Academisch Forum en Amnesty Jongeren Antwerpen (AJA) hebben hun interesse uitgedrukt. Hun eventuele toetreding zal pas volgend jaar besproken worden.

 

Volgende academici betuigden ter persoonlijke titel hun morele steun aan het initiatief van de oprichting van Spectrum:

Ludo Abicht, Maurice Adams, Jaak Billiet (KULeuven), Frank Bostyn, Peter Bursens, Luc Braeckmans, Bea Cantillon, Martin Decancq, Christ’l Delandtsheer, Bruno Deloght, Helma De Smedt, Carl Devos (UGent), Erik Henderickx, Ria Janvier, Patrick Loobuyck, Hendrik Opdebeeck, Matthias Storme, Frederik Swennen, Johan Taels, Fernand Tanghe, Peter Thijssen, Christine Van Broeckhoven, Dirk Van Dyck, Guy Vanheeswijck, Jan Velaers, Alain Verschoren, Jan Vranken, Walter Weyns.



vrije tribune

14/05/2007
🖋: 
Auteur extern

Joachim Ganseman


Ook dit jaar zijn er, voor het zoveelste jaar op rij, te weinig kandidaten om alle beschikbare posities in de studentenvertegenwoordiging op te vullen. Het probleem is het meest acuut aan de buitencampussen: sommige onderwijscommissies in de de faculteit Wetenschappen kijken al raar op als ze 1 student in hun midden zien opduiken, laat staan het aantal dat er eigenlijk zou moeten zitten. De faculteit FBD had afgelopen jaar eigenlijk geen enkele verkozen vertegenwoordiger voor de studentenraad van de UA. Voor deze plaats is achteraf iemand aangesproken, die dat gelukkig nog wou doen. Maar ook de stadscampus blijft niet gespaard: in de faculteitsraad Rechten (toch net dié faculteit waarvan je verwacht dat er genoeg mensen zitten die in de rechten van de student geïnteresseerd zijn) had men de grootste moeite om de beschikbare plaatsen op te vullen.

Op de buitencampussen werd in 2006 geen verkiezing georganiseerd, om de eenvoudige reden dat er veel meer plaatsen waren dan kandidaten, en elke kandidaat automatisch verkozen was. Deze situatie is erg gevaarlijk: studentenvertegenwoordiging is wettelijk vastgelegd in het “participatiedecreet”. Om een geldige vertegenwoordiging te hebben moĂ©ten er verkiezingen georganiseerd worden, en moet 10% van alle studenten zijn stem hebben uitgebracht. Ik heb de exacte cijfers niet, maar ik denk niet dat ik overdrijf als ik zeg dat dat aantal uitgebrachte stemmen in 2006 eerder bij 2% lag. Volgens de wet heeft de UA momenteel het volste recht om de studentenvertegenwoordiging vrijwel overal af te schaffen. Kleine kans dat ze dat zou doen, ze wil haar gezicht immers niet verliezen, maar het blijft een onnodig risico.

 

Mijns inziens heeft een over het algemeen constructieve houding aan beide zijden dit jaar geleid tot veel positieve resultaten. Deze resultaten van de studentenvertegenwoordiging zijn jammer genoeg weinig bekend, en daar ligt waarschijnlijk een eerste grote oorzaak van het nijpend tekort aan nieuwe kandidaten voor de vertegenwoordiging. Niemand weet wat we nu eigenlijk uitsteken. Nochtans worden van elke vergadering steeds verslagen gepubliceerd, die ingekeken kunnen worden door iedereen. Heel specifiek voor de studentenraad, zijn deze, samen met nog veel meer info, beschikbaar via Blackboard, waar alle studenten gemakkelijk toegang toe hebben.

 

Alle verwezenlijkingen zijn moeilijk samen te vatten. Het meeste werk van studentenvertegenwoordigers resulteert immers niet in beslissingen die gemakkelijk te afficheren zijn zodat iedereen kan zien wat er gebeurt. De meeste tijd kruipt in onderhandelingen over allerlei zaken, rechten en plichten, reglementen en procedures. Er wordt soms lang gepraat over het belang van een bepaalde zin of een bepaald woord in een tekst. Het aanpassen van een zin in een reglement is niet iets waar je veel furore rond kan maken, opdat iedereen toch maar zou weten dat het belang van de studenten weer gevrijwaard is. Zulke zaken gebeuren gewoon continu achter de schermen. Die zekere vorm van discretie is ook een voordeel: het creëert een groter vertrouwen als niet alles continu aan de grote klok gehangen wordt, en met een groter vertrouwen krijg je uiteindelijk meer gedaan.

 

Een tweede probleem waar de studentenvertegenwoordiging mee kampt, naast bekendheid, is erkenning bij de studenten zelf. In tegenstelling tot wie in een praesidium stapt, kreeg ik nooit een lintje omgegord waardoor ik kon rekenen op een zeker aanzien en respect (en vele activiteiten met korting, maar dat terzijde). Dit is zeker geen zielig pleidooi voor een lint, integendeel, ik wil er helemaal geen: vertegenwoordiging moet los staan van het clubleven en moet haar onafhankelijkheid behouden. Maar de balans is wel uit evenwicht, er moet iets aan gedaan worden.

 

Mijn functie als studentenvertegenwoordiger schijnt soms zelfs negatief af te stralen op mijn imago. Azijnpissers heb je natuurlijk overal en ik kan zeker tegen een stootje, maar al te vaak merk ik bij mensen toch een zekere minachting voor studentenvertegenwoordiging. Wie een probleem heeft weet mij snel te vinden, maar voor het overige ben ik blijkbaar “die vuile politieker”. Het aantal uren dat ik erin steek, daar is niemand zich van bewust. Vergaderingen en onderhandelingen worden niet aan de valven geafficheerd of op publieke kalenders gezet, gebeuren veelal discreet achter gesloten deuren, en het vele mailen, typen, documenten opstellen, initiatieven uitwerken, ... gebeurt gewoon aan mijn bureau.

 

Studentenvertegenwoordiging wordt nog door teveel mensen geminimaliseerd, geridiculiseerd, ondergewaardeerd, en dit geheel onterecht. Gelukkig zijn er, ondanks deze keerzijde van de medaille, nog mensen die idealistisch en gemotiveerd genoeg zijn om het voor hun medestudenten op te nemen in een bestuursorgaan van de UA. Het zijn er enkel niet genoeg, we kunnen met moeite alles draaiende houden. Maar ergens is dat wel begrijpelijk: hoeveel mensen zouden er nog in een praesidium willen stappen als daar geen lint en de bijhorende voordelen mee gepaard zouden gaan? Enkel de lasten, nauwelijks lusten? Dan moet het al stevig jeuken.

 

Nochtans ben ik ervan overtuigd dat die jeuk er is. De grote respons op de enquĂȘtes die de studentenraad dit jaar heeft gehouden, wijst er op dat veel studenten zich wel degelijk aantrekken wat er gebeurt aan de universiteit, Dat bewustzijn is al een eerste, belangrijke stap. Nu komt het erop aan om een uitgesproken mening niet anoniem op een forum te moeten lezen, maar effectief op een bestuursvergadering te horen. Maar de kritische student stelt zich niet graag kandidaat: het lijkt niet leuk, het lijkt niet interessant. Niets is minder waar.

 

Je maakt het als studentenvertegenwoordiger natuurlijk zelf zo leuk als je wilt: na een vergadering met de hele bende nog een pint gaan pakken, een frietje eten, en op de dichtstbijzijnde TD even je kop laten zien, is perfect mogelijk. Op het vlak van plezier is er dus geen probleem: iedereen die af en toe eens zijn zintuigen wil aanscherpen in een gezellig debat of een interessante discussie, en een glas meedrinkt achteraf, komt in aanmerking. En dit is uiteindelijk een universiteit, dus wie hier is dat niet?

 

Volk trekken en het de inspanning waard maken, daar is nog werk aan. In tegenstelling tot elke andere Vlaamse universiteit, heeft de studentenvertegenwoordiging hier geen budget. Zo is het moeilijk om zelfs iets eenvoudigs te doen, zoals flyers drukken: dat moet allemaal eerst uit eigen zak komen. Eens een vat geven is al helemaal onmogelijk, want probeer dat maar eens als geldige onkost in te dienen bij de UA. Zo komen we natuurlijk nooit in de gratie, en zo wordt nieuwe mensen aantrekken moeilijk. Ik sta machteloos, en heb geen idee van wat er moet gebeuren om de vertegenwoordiging op gang te krijgen zoals het zou moeten. Alle suggesties zijn welkom.

 

Uiteindelijk moeten we het hebben van de studenten zelf. Misschien dat er dan toch een soort van mentaliteitswijziging nodig zal zijn. Aan de buitencampussen van de UA, waar ik dagelijks ronddool, heerst allesbehalve een debatcultuur. Veel verenigingen gaan de serieuzere onderwerpen maar al te vaak uit de weg. Liever de elfendertigste cantus dan eens een open gespreksavond met een onderwerp zoals, ik zeg maar iets, de toekomst of inhoud van je eigen studierichting. Da's immers niet interessant, toch? Debatten worden niet of nauwelijks nog georganiseerd, de meeste praesidia kennen al 20 jaar geen functie “politiek” meer, en zelfs de functie “cultuur” lijkt met uitsterven bedreigd.

 

Er is nauwelijks een draagvlak voor ernstiger discussies. Nochtans ben ik van mening dat net wetenschappers een zekere plaats dienen in te nemen in het maatschappelijk debat, om de inhoud ervan toch enigszins met een wetenschappelijke bril te duiden voor de buitenwereld. Een lichtpuntje aan de horizon is alvast dat onder andere prof. dr. Christine Van Broeckhoven, wetenschapster in hart en nieren, haar eerste stappen in de politiek zet. Ik hoop dat dit het begin van een kentering is, en dat het ook de studenten in wetenschappelijke richtingen inspireert om toch eens verder te kijken dan hun neus lang is. Een blik op de buitenwereld is zeker even interessant, en wordt net verrijkt door de wetenschappelijke achtergrond waarmee je ze kan duiden.

 

Tijd dus voor wat actie, niet alleen in de wetenschappelijke richtingen maar aan heel de UA. We zijn hier niet voor niks in Antwerpen, economisch hart van BelgiĂ«, centrum van ondernemingszin. Bij mij in de familie zeggen ze graag: “uw schoenveters knopen zich niet vanzelf”. Het is nodig dat iedereen beseft dat, bijvoorbeeld, het onderwijs- en examenreglement niet zomaar uit de lucht komt vallen. De laatste 2 jaar heb ik de ontwikkeling van dat document van dichtbij mee gevolgd. Tientallen uren onderhandelen, wikken en wegen zijn daar in gekropen dit jaar, om bijvoorbeeld de deliberaties voldoende te vrijwaren, het fraudereglement de verduidelijken, te zorgen dat studenten nog beter op tijd hun examenroosters krijgen,... Allemaal punten en komma's, die tesamen Ă©en groot maken.

 

Mee rond de tafel zitten voor onderhandelingen aan zo'n belangrijk document is een erg interessante en leerrijke ervaring. Het is diplomatie en strategie op het scherpst van de snee. Een minimale verschuiving van een bepaalde lijn kan al snel zorgen dat 50 studenten aan de andere kant ervan belanden, en kan dus op 50 levens een enorme impact hebben. Verschillende faculteiten hebben andere standpunten, en er zijn niet alleen meningsverschillen tussen faculteit en student maar ook tussen faculteiten onderling. Hoe bereik je in zo'n situatie een aanvaardbaar compromis? Het is over eieren lopen, en altijd spannend.

 

De kennis en vaardigheden die je door zo'n zaken kan opdoen leer je waarschijnlijk nergens in je opleiding, en zijn erg waardevol. Niet alleen in een latere carriĂšre, maar ook nu al tijdens een studieloopbaan op de universiteit. De UA is een bedrijf van bijna 3500 werknemers en bijna 10000 studenten. Als je daarin je stem kan laten horen en jezelf kan doen meetellen, dan bouw je alleszins heel wat ervaring op voordat je in het beroepsleven stapt.

 

Ongetwijfeld zijn er zelfs nu, na de verkiezingen voor studentenvertegenwoordiging, nog plaatsen niet ingevuld. Wie het ziet zitten zich ook in te zetten voor zijn medestudenten langs een andere weg dan een praesidium, kan hiervoor gerust contact opnemen met Unifac of ASK-Stuwer. Zij zullen je met plezier zeggen waar je nog terecht kunt. De studentenraad kan je eventueel ook contacteren: dit jaar werden er verschillende externe mensen aangetrokken om delegaties in te vullen waarvoor studentenraadsleden zelf geen tijd meer hadden, en dat experiment is zeer goed geslaagd en maakt veel kans om verdergezet te worden.

 

Liefst zag ik dat natuurlijk helemaal niet gebeuren, en alles via verkiezingen opgevuld worden, zoals het bedoeld is. De UA is de meest vooruitstrevende universiteit in het land wat inspraak betreft, er zijn honderden posities beschikbaar voor studenten. Maar het is ondertussen al een trieste traditie: wij zijn ook de enige universiteit van het land waar de studentenvertegenwoordiging met de beste wil van de wereld niet ingevuld raakt zoals het hoort. Nergens is de onverschilligheid of het wantrouwen zo groot als hier. Voor de toekomst van deze universiteit, stad en land, hoop ik toch dat dat geen gewoonte wordt. Joachim Ganseman 2e lic. Informatica Deze tekst is een persoonlijk initiatief is en verkondigt geenszins een mening van de studentenraad in haar geheel, of van enig ander orgaan waar ik in zetel.

 

 

Joachim Ganseman,

2e lic. Informatica



Hoog bezoek aan de Universiteit Antwerpen
14/05/2007
🖋: 

Op 26 april ontving professor John F. Nash (Nobelprijswinnaar Economie 1994) een eredoctoraat van onze faculteit TEW voor zijn werk op het gebied van speltheorie. Om het gebeuren nog wat meer luister bij te zetten werd een dag later een symposium georganiseerd, waar naast Nash ook nog professor Harold Kuhn (mede-doctoraatsstudent van Nash aan Princeton en winnaar Von Neumannprijs 1980) en professor Reinhard Selten (mede-Nobelprijswinnaar Economie 1994) als eregast aanwezig waren. Na het symposium kreeg uw dienaar de gelegenheid om te bewijzen dat hij niet enkel op café de interessante kan uithangen. Aan u om te oordelen of het hem enigszins gelukt is...

Wiskundigen reppen al eens over de schoonheid die in hun vakgebied verborgen ligt. Hebben jullie deze schoonheid ook in jullie werk over de speltheorie teruggevonden?

Harold Kuhn Tegenwoordig hou ik me niet meer bezig met speltheorie. Ik ben een wiskundige en geen toegepast of experimenteel ingestelde persoon. Ik denk dat de wiskundige vooruitgang in speltheorie beperkt is geworden: er zijn geen grote vraagstukken meer die op een oplossing wachten, dus heb ik er geen interesse meer voor.

John Forbes Nash Jr Volgens mij bestaat er bij wiskundige theorieën een wisselwerking tussen de concepten van schoonheid en bruikbaarheid. Het nut van een theorie mag nooit onderschat worden. Neem bijvoorbeeld de Laatste Stelling van Fermat (Als n een geheel getal is met een absolute waarde groter dan 2, dan bestaan er geen oplossingen voor Xn + Yn = Zn, nvdr.). Dit werd gezien als een bijzonder mooi vraagstuk, maar zonder onmiddellijk nut. Toch hebben wiskundigen meer dan driehonderd jaar lang geprobeerd om die stelling te bewijzen. Tijdens het zoeken naar het bewijs werden echter nieuwe technieken ontdekt, die wel nuttige toepassingen kennen.

 

Van een gebrek aan nuttige toepassingen is bij jullie werk alleszins geen sprake geweest. Speltheorie wordt vandaag in de meest uiteenlopende takken van de humane wetenschappen gebruikt om competitieve situaties te analyseren. Zijn er toepassingen waar u zelf door verrast bent?

Nash Ik kon vijftig jaar geleden niet voorzien wat er nuttig zou zijn en wat niet, maar de grondleggers Von Neumann en Morgenstern hadden wel degelijk een grote visie over het gebruik van speltheorie in de economie. Ze hebben hun pionierswerk dan ook niet voor niets ‘The Theory of Games and Economic Behaviour’ genoemd.

Kuhn Ik heb vanmorgen een deel van mijn toespraak moeten schrappen door tijdsgebrek. In dat gedeelte wou ik het hebben over de mate waarin de toepassing van speltheorie succesvol is gebleken. Er bestaan drie objectieven bij het gebruik van speltheorie: ten eerste een descriptieve doelstelling, de mogelijkheid om een probleem op een accurate manier te omschrijven. Vervolgens een prescriptief doel, mensen adviseren wat de beste strategie is bij het spelen van een bepaald spel en ten derde het voorspellen van hoe mensen zich werkelijk zullen gedragen in spelsituaties. In mijn ogen is speltheorie zeer succesvol in het omschrijven van bepaalde vraagstukken, maar vertoont de theorie gebreken bij het voorschrijven en zeker bij het voorspellen van werkelijk menselijk gedrag in deze situaties.

 

Mr. Nash, in het autobiografische essay dat u voor het Nobelprijscomité schreef, heeft u het over het afwijzen van politiek-georiënteerd denken als een verspilling van intellectuele inspanning. Ironisch genoeg heeft speltheorie ook een weerslag gehad op politiek vlak. Denkt u niet dat de politiek net nood heeft aan de intellectuele inspanning van grote geesten?

Nash Zoals u weet, heb ik net een tijd met psychologische problemen achter de rug. Ik beschouwde mezelf als een heel belangrijk persoon, die enkel in het geheim naar waarde werd geschat. In die toestand liet ik mij ook met enkele politieke problemen in. Naarmate ik weer beter werd, begon ik in te zien dat de politieke ideeën in mijn hoofd waanzinnig waren. Om afstand te nemen van mijn waanbeelden en weer rationeel te kunnen denken, heb ik besloten om niet meer bij politieke kwesties te blijven stilstaan.

 

Over wiskundigen wordt doorgaans beweerd dat ze het productiefste zijn voor hun dertigste, daarna zouden vooral verder bouwen op eerder geleverd werk. Jullie zijn echter nog steeds op zoek naar nieuwe onderzoeksdomeinen: geraken jullie nooit ontmoedigd door dit idee?

Nash Ik heb daar al over nagedacht, ja. Statistisch gezien is die uitspraak zeker waar, maar er spelen ook andere factoren mee. Wiskundigen gaan door verschillende stadia: meestal is het inderdaad zo dat ze hun toppunt bereiken wanneer ze hun doctoraat halen of net daarna. Met het verstrijken van de jaren worden ze dan gevestigde namen, maar krijgen ze ook steeds meer administratief werk. Het is bijgevolg heel natuurlijk dat het onderzoek daar onder lijdt. Misschien ligt het dus ook deels aan de manier waarop de universiteit georganiseerd is.

Kuhn Ik heb een zoon die ook wiskundige is en hij durft me wel eens te vragen hoe het voelt om vijftig jaar lang bergaf te gaan (lacht). John heeft het accuraat verwoord: wanneer je jong bent, heb je een intensiteit en een daadkracht die nu eenmaal afneemt bij het ouder worden. Er komen inderdaad ook meer administratieve zaken je werk binnengeslopen, je krijgt meer oog voor je familie, enzovoort. Maar als je dan alsnog iets nieuws ontdekt, zelfs al ben je tachtig, voel je nog steeds die adrenalinestoot door je lichaam gaan.

 

Welke onderzoeksdomeinen behandelen jullie nu?

Kuhn Ik heb me opnieuw toegelegd op de Hongaarse methode – een probleem waar ik vijftig jaar geleden al mee bezig was. Ik heb nieuwe dingen kunnen ontdekken die ik eerder niet had gezien, wat een ongelooflijk gevoel geeft.

Reinhard Selten Ik concentreer me nu vooral op bounded rationality. Het huidige dominante economische denken is gebaseerd op overdreven veronderstellingen over de cognitieve vaardigheden van de mens. Er wordt voortgebouwd op het theoretisch model van de altijd perfect rationeel handelende homo economicus. Heel lang werd aangenomen dat dit model de realiteit dicht genoeg benaderde. Dit is echter niet het geval. Uit experimenteel onderzoek is namelijk gebleken dat gewone, maar ook heel intelligente mensen niet gekenmerkt worden door rationeel gedrag. Er wordt zelfs systematisch afgeweken van dat rationeel gedrag. We moeten de gevolgen daarvan voor de economische theorie en ook de speltheorie erkennen en verder onderzoeken. Momenteel is nog maar een minderheid van economen hiermee bezig, maar ons aantal neemt toe en volgens mij wordt dit de theorie van de toekomst. Ik hoop dus binnen dit onderzoeksdomein nog een aantal resultaten te boeken.



Eigen gelijk eerst
13/05/2007
🖋: 
Auteur extern
Cathy Berx en Nele Spaas

In het nieuwe financieringsdecreet voor het hoger onderwijs van minister Vandenbroucke â€“ dat naar alle waarschijnlijkheid in de loop van volgend academiejaar goedgekeurd zal worden â€“ is sprake van het invoeren van een leerkrediet. Dit betekent dat inschrijvingen voor een student die voor meer dan 140 studiepunten niet geslaagd is, niet langer gefinancierd zullen worden door de overheid. Als de student toch nog verder wil studeren zal hij of zij dubbel inschrijvingsgeld moeten betalen. Het idee werd in het Vlaams Parlement geĂŻntroduceerd door Cathy Berx (CD&V). Zij verdedigt het in deze laatste 'Eigen gelijk eerst' dan ook tegen Nele Spaas van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) die het leerkrediet niet ziet zitten.

PRO

Tussen 6 en 18 jaar geldt in Vlaanderen (en BelgiĂ«) de leerplicht. Voor de 18-plussers willen we een leerrecht van bijvoorbeeld 140 studiepunten. De gemeenschap investeert zeer terecht heel veel middelen in hoger onderwijs. Het inschrijvingsgeld is in Vlaanderen – in vergelijking tot de rest van OESO-landen – relatief laag. Van de jongeren (of al wat ouderen) die beroep doen op dat onderwijs moet worden verwacht dat ze heel veel inspanningen doen om ook effectief te slagen. Een verhaal van kansen geven Ă©n kansen grijpen! Studenten die zich inschrijven met het oog op het behalen van credits en slagen voor de examens en/of practica, bouwen extra leerrechten op, voldoende voor de masters en eventueel voor een BaNaBa of MaNaMa. De studiepunten verworven in het eerste jaar tellen dubbel. Wie inschrijft maar zakt, verliest leerkrediet. Het is geenszins de bedoeling om de student een potje te pesten. Door uit te gaan van een voldoende hoog doch realistisch startaantal aan leerrechten, is het systeem allerminst hardvochtig. Als het leerrecht van een student is uitgeput kan hij zich – met toestemming van hogeschool of universiteit – nog wel opnieuw inschrijven, maar dan wel tegen een hoger inschrijvingsgeld. Immers, voor de hogeschool of universiteit is deze student niet langer financierbaar. Zo verschuift de financiĂ«le verantwoordelijkheid van de gemeenschap – die reeds veel investeerde – naar de student.

Het komt mooi tegemoet aan de captatio waarmee wijlen professor Deleeck zijn eerste les over de welvaartsstaat opende: de 18-jarigen die na het middelbaar meteen gaan werken, betalen sociale zekerheid en belastingen – niet alleen om jullie kindergeld, maar ook om jullie studies te betalen. Daardoor verkleint – in verhouding tot de werkende leeftijdsgenoten – jullie kans op werkloosheid en verhoogt de kans op een goede job met een hoog loon. Opdat dit Mattheus-effect maatschappelijk te verantwoorden blijft, is het aanscherpen van de verantwoordelijkheid van de student, zeker nu het creditsysteem een risico van studieduurverlenging inhoudt, mijns inziens meer dan verantwoord.

 

Cathy Berx,
CD&V, commissaris Onderwijs in het Vlaams parlement

 

 

CONTRA

Het leerkrediet komt er op vraag van bepaalde instellingen die de veronderstelde financiële nadelen van outputfinanciering willen doorschuiven naar de student. Een student die een steekje teveel heeft laten vallen en zijn rugzakje met studiepunten heeft uitgeput, krijgt voortaan de rekening gepresenteerd. Als hij dan toch nog de toestemming krijgt om voort te studeren, betaalt hij dubbel studiegeld. Dat leerkrediet is een drastische inperking van het huidige recht op inschrijving. Nu bestaat er een recht op bissen. Pas een derde inschrijving voor eenzelfde opleidingsonderdeel kan worden geweigerd. Wanneer een student in de toekomst door zijn studierantsoen zit, kan zijn inschrijving ook al worden geweigerd als hij vakken voor het eerst opneemt.

Een startkrediet van 140 studiepunten is voor het gros van de studenten misschien niet problematisch, maar door sociaal vertekende slaagkansen stelt het wel een probleem voor een aantal groepen dat minder vlot doorstroomt. Terwijl de overheid de mond vol heeft van een tweede democratiseringsgolf, bedreigt het studierantsoen vooral kansengroepen die vandaag al ondervertegenwoordigd zijn in het hoger onderwijs. Ook op een andere manier kampt het voorstel met een sociaal onrechtvaardig Mattheus-effect: de financiële straf in de vorm van dubbel studiegeld treft enkel de studenten uit minder gegoede milieus.

Bovendien dreigt het leerkrediet ook haar doel voorbij te schieten. De combinatie met een outputfinanciering in de hogere jaren zal zowel instellingen als studenten ertoe aanzetten minder ambitieus te zijn in de samenstelling van hun studiepakket. Studietrajecten zullen zo langer worden uitgesponnen, met alle maatschappelijke kosten van dien. VVS stelt daarom voor het leerkrediet niet in te voeren in de hogere jaren, maar instellingen volop gebruik te laten maken van de bindende studievoortgangsmaatregelen die ze tegenover falende studenten kunnen nemen. In plaats van financiële straffen kunnen deze pedagogische maatregelen worden afgestemd op het individuele probleem van de student in kwestie, zodat er sneller ingegrepen en doelmatiger bijgestuurd kan worden.

 

Nele Spaas,

stafmedewerkster Vlaamse Vereniging van Studenten



editoriaal
13/05/2007
🖋: 
Auteur

Zoals het een studentenblad betaamt, rapporteerde dwars het afgelopen jaar geregeld over het wel en wee van het huidig hoger onderwijs. Onder andere de BaMa-hervormingen, de flexibilisering, outputfinanciering en creditsystemen passeerden de revue.

Onderwijs is een Vlaamse bevoegdheid en dus geen topic in de komende federale verkiezingen. Toch konden we het niet laten om in een kort interview onder meer te peilen naar de mening van zeven politiek actieve studenten over het hoger onderwijs. Een goede opleiding vinden ze allemaal van primordiaal belang. En hoewel de concrete invulling die ze eraan geven uiteraard verschilt, vinden ze dat het beleid op vlak van onderwijs beter kan. Opvallend is dat zelfs animo (de jongerenafdeling van de SP.A) niet achter hun eigen minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke staat.

 

Van outputfinanciering over zijn enge visie op gelijke kansen naar termen als zerotaligheid; de ideeën die Vandenbroucke lanceerde en de maatregelen die hij doorvoerde kunnen ook bij dwars op weinig sympathie rekenen. Toen de minister zich nog over Sociale Zaken ontfermde, getuigde hij alleszins van veel meer inzicht en durf. Het ideaalbeeld van de student annex cliënt die zijn opleiding bij elkaar 'shopt' is alleszins niet het onze.

 

Dit blad stelde dan ook geregeld kritische vragen bij het concrete effect van al die vernieuwingen op de werkvloer en hekelde onder andere de verhoogde administratieve last voor zowel het administratieve als het academische personeel. Ook de rat race waarin academici onder andere dankzij de huidige financieringsmodellen als kennismachines verzeild dreigen te raken, moet door een studentenblad als het onze belicht worden. Het staat als een paal boven water dat we ook volgend academiejaar niet zullen nalaten dit te doen.



13/05/2007
🖋: 

Dat ons land zich weer opmaakt voor nieuwe federale verkiezingen, daar kan je ook als universiteitsstudent niet omheen. Niet alleen de media staan er bol van, zelfs op de trappen van de agora op de Stadscampus worden er debatten georganiseerd. Voor de politiek actieve studenten onder ons is de kiesstrijd nog net een tikkeltje spannender. dwars zocht van elke grote partij een nog studerende jongere op en vroeg hen om schriftelijk op drie standaardvraagjes te antwoorden. Ze mochten kort hun licht laten schijnen over de voorbije legislatuur en de belangrijkste aandachtspunten van hun partij aanhalen. Alhoewel 'Onderwijs' een Vlaamse bevoegdheid is, wilden we ook daar hun mening over weten. Ziehier wat wij van hen in onze mailbox kregen:

Groen!

Wat vind je van het beleid van de voorbije legislatuur?

De voorbije legislatuur kon je meteen merken dat Groen! uit de regering was. Het milieu is bijna nooit aan bod gekomen, behalve dan met de belachelijke picknicktaksen. Gewoonweg hallucinant is het, dat dit een antwoord is op de grote klimaatproblemen die er aankomen. En dan heb je nog de windmolens die voor 2004 beloofd waren, die staan er natuurlijk ook nog niet. Wanneer we naar het sociale kijken, is het toch wel schrijnend dat in één van de rijkste regio’s ter wereld de armoede de voorbije vier jaar gestegen is, zelfs met SPa in de regering. Hieromtrent zijn er amper maatregelen getroffen.

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het (hoger) onderwijs?

Op de eerste plaats zou het onderwijs zich nog meer moeten democratiseren. Qua kosten blijft het nog te duur voor sommige ouders. Voor veel ouders is september een ongelofelijk zware maand om door te komen. Veel leerlingen zullen dan ook rekening moeten houden met hun studiekeuze omwille van het prijskaartje dat hier aan vasthangt. Hun vrije studiekeuze komt hierdoor in het gedrang! Het inschrijvingsgeld voor het hoger onderwijs wordt nu al opgetrokken, daar zeggen wij een krachtige NEE tegen. Onderwijs moet betaalbaar blijven voor iedereen. Het onderwijs zou ook meer op de leerling en de student moeten ingesteld worden. Hierbij is een individuele aanpak absoluut noodzakelijk. Elke leerling/student heeft zijn eigen kwaliteiten. Het is dan ook essentieel om een optimale studiekeuzebegeleiding te ontwikkelen. Er zijn nog veel te veel jongeren die in een richting terecht geraken die niet echt op hun kwaliteiten is afgestemd en spijtig genoeg vind je dit vooral bij de lagere klasse en allochtonen. Hier zou meer aandacht naar moeten gaan, zodanig dat iedereen gelijke onderwijskansen krijgt en zich individueel kan ontplooien. Onderwijs is een recht, geen privilege!!!

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

We hebben op dit moment gewoon geen keus. Het is een race tegen de tijd. De klimaatproblemen hopen zich op. En dan heb je nog de sociale kant: armoede stijgt en de enige die deze problemen echt in de praktijk wilt aanpakken is Groen!

 

Ikrame Kastit,

9e plaats Kamer, studente PSW aan de VUB en ex-voorzitster Vlaamse scholierenkoepel

 

Vlaams Belang

Wat vind je van het beleid van de voorbije legislatuur?

De voorbije acht jaar hebben we één grote mediashow en afleidingsmanoeuvres gezien die dienden om de aandacht af te leiden van de echte problemen. Campagnes rond verkeersveiligheid en het milieu zijn enkel bedoeld om de burger nog meer geld uit de zakken te slaan in plaats van deze problemen effectief op te lossen. Dat de cijfers die gepubliceerd zijn door Paars voortdurend worden gemanipuleerd, is hier het beste voorbeeld van. In tegenstelling tot wat Paars altijd heeft beweerd, is onze staatsschuld de voorbije jaren nog gestegen en kraakt onze samenleving in haar voegen. Neem nu de affaire van de snelle verkoop van overheidsgebouwen om de begroting in evenwicht te krijgen. Wist u dat het Antwerpse justitiepaleis meer dan 100 miljoen euro heeft gekost en voor een schamele 100.000 euro verkocht is? Het gerecht zou overigens een vette kluif hebben aan het onderzoek naar die verkoop.

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het (hoger) onderwijs?

Er is dringend meer geld nodig voor het onderwijs in Vlaanderen. Onderwijs is de basis van welvaart en al te veel mensen vallen uit deze boot door armoede of slechte taalkennis, wat hun toekomst op het spel zet. Er is bijkomend personeel nodig om allochtone jongeren het Nederlands snel aan te leren zodat ze mee kunnen in ons onderwijs, dat bijzonder intensief is. Het is makkelijk een achterstand op te bouwen, maar om hem weer in te halen is zéér moeilijk. Ook zou er per provincie één universiteit moeten zijn. We zien dat Limburg tot nu toe nog steeds geen volwaardige universiteit heeft. Voor mensen die in een provincie wonen waar wél een universiteit is, lijkt dit een belachelijk feit, maar voor studenten uit Limburg is studeren een dure zaak omdat ze op kot moeten gaan.

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

De problemen in dit land zijn hopeloos door het voortdurende “Non” van de Walen. Slechts één partij staat achter de onmiddellijke onafhankelijkheid van Vlaanderen en dat is VB. Als we de economische, maatschappelijke en sociale problemen willen oplossen, is het broodnodig dat wij zelf alle bevoegdheden in handen hebben. Een land waar wij als Vlamingen geld moeten ophoesten aan de Walen wanneer wij iets willen veranderen, is onaanvaardbaar. Daarom moet het VB mee in het Federale parlement zitten, om het einde van BelgiĂ« in te luiden.

 

Thomas Verhasselt,

lid Vlaams Belang Jongeren en student Geschiedenis aan de UA

 

Open Vld

Wat vind je van het beleid van de voorbije legislatuur?

Met Verhofstadt als premier kende België een kentering. Ons land hinkte lang achterop inzake ethische kwesties. Daar kwam sinds 1999 verandering in, ondermeer door de mogelijkheid tot euthanasie en het holebi-huwelijk. Verder zorgden tal van maatregelen voor een extra groei van de economie en de werkgelegenheid. Van 1999 tot 2006 kwamen er 295.000 jobs bij. Tijdens Verhofstadt II zijn er volgens het Nationaal Instituut voor de Statistiek 200.000 jobs bijgekomen. Sinds 1999 zijn de federale belastingen met 10,4 miljard euro verlaagd, voordien stegen ze onafgebroken. Een modaal gezin betaalt 4.400 euro minder belastingen. Voor de bedrijven ging er een vierde van de belastingen af. De grootste politiehervorming sinds 1830 werd met succes afgerond.

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het hoger onderwijs?

Vlaanderen heeft er alle baat bij het niveau van het hoger onderwijs op peil te houden. Kennis is immers de belangrijkste grondstof voor onze economie. Daarom moet het hoger onderwijs worden versterkt, zowel de universiteiten als de hoge scholen. Wetenschappelijk onderzoek moet worden aangemoedigd.

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

De inzet van de verkiezingen is de vraag of België verder gaat met de hervormingen die het nodig heeft, of daarentegen vervalt in het conservatisme en immobilisme van weleer. Voor ons is politiek meer dan goed bestuur. Het is een kwestie van visie. Open Vld wil nog gezondere openbare financiën en een afgeslankte efficiënte overheid. Via de individuele loopbaanrekening willen we de arbeidsmarkt flexibiliseren. Verder wil Open Vld tijdens de volgende legislatuur opnieuw 200.000 jobs creëren. De personenbelasting moet, net zoals in de vorige regeerperiode, met 3 miljard euro verlaagd worden zodat gezinnen opnieuw 2.000 tot 4.000 euro minder betalen op jaarbasis. Tot slot stapt Open Vld niet in een regering die de ethische verworvenheden wil terugschroeven.

 

Christophe Wuyts,

raadslid voor Open Vld in het district Antwerpen, nationaal bestuurder Jong VLD en student TEW aan de UA

 

CD&V

Wat vind je van het beleid van de voorbije legislatuur?

De coalitiepartijen die het tijdens de vorige legislatuur moesten waarmaken, hebben mij in ieder geval niet overtuigd. Waarschijnlijk zullen de partijen die in de regering gezeten hebben dit tegenspreken, maar wat als we kijken naar hetgeen in eerste instantie bleef hangen in het collectief geheugen? Gevangenissen die zo overvol zitten dat gevangenen er letterlijk uit springen, het verkopen van ambassades om de begroting toch maar net te doen kloppen, het sluiten van verscheidene bedrijven (VW-vorst, 
) terwijl men prat gaat op de positieve begeleiding van de economie! Om dan nog maar te zwijgen over de nieuwe milieubelasting die (zonder rekening te houden met de feitelijke herbruikbaarheid van de verpakking) wordt geheven, waarbij tegelijkertijd gesproken wordt over de grote belastingverlagingen?

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het (hoger) onderwijs?

Er moet niet telkens geijverd worden voor verandering of dergelijke, soms kan men ook zeggen dat iets goed gaat. Zo ook met de toestand in het hoger onderwijs. Dit wil natuurlijk niet zeggen dat er geen ruimte hoeft te zijn voor perfectionering. Een voorbeeld waarin de overheid nog een rol kan spelen, is het opvolgen van de outputfinanciering (financiering op basis van het aantal behaalde studiepunten resp. van het aantal studenten dat afstudeert). Hierbij schuilen verscheidene ongewenste gevaren die de regering in het oog dient te houden. Vooreerst is er gevaar van kwaliteitsvermindering. Daarnaast speelt deze maatregel ook niet in op alle aanwezige factoren die samen zorgen voor het al dan niet slagen van een student. Inzet of motivatie kunnen bijvoorbeeld moeilijk gestimuleerd worden wanneer men van hogerop enkel op resultaten focust.

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

Wanneer je de politiek vergelijkt met voetbal, neemt CD&V het middenveld voor zijn rekening. Een spontane groep werkers die na de opbouw van een aanval ook meelopen om ervoor te zorgen dat de afwerking vlot verloopt, maar tegelijkertijd altijd paraat staan de aanvallen van de andere ploeg op te vangen en onmiddellijk een tegenaanval in te zetten. Met CD&V krijg je dus meer waarde voor je stem!

 

Stefan Jenart,

lid van CD&V-Wilrijk en student Geschiedenis aan de UA

 

sp.a

Wat vind je van het beleid van de vorige legislatuur?

We onthouden van de twee vorige legislaturen vooral de spectaculaire vooruitgang die er geboekt is op ethisch gebied (invoering van homohuwelijk en –adoptie, legalisering van euthanasie). Niemand had bij de verkiezingen van 1999 durven hopen dat al deze zaken (oude eisen van animo) in 2007 gerealiseerd zouden zijn. Helaas wordt dit ethisch palmares ontsierd door het geknoei op gebied van drugsbeleid (een werkbare legalisering van softdrugs is zonder twijfel een werkpunt voor de volgende regering) en af en toe door het gebruik van kunst- en vliegwerk bij het opstellen van begrotingen.

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het (hoger) onderwijs?

animo is net als de minister van Onderwijs (Frank Vandenbroucke) voorstander van een ‘tweede democratiseringsgolf’ in het hoger onderwijs. Helaas werkt het vooropgestelde beleid van de minister zulk een democratiseringsgolf eerder tegen: onder het mom van het verbeteren van de diversiteit onder studenten en van onderwijs op maat van de student, worden de kleine onderwijsinstellingen (net diegene die de meest diverse studentenpopulatie hebben en die het meest studentgericht werken) ‘weggerationaliseerd’. animo is het hiermee grondig oneens: wij stellen daarentegen een beleid voor dat in de eerste plaats de grote instellingen voor hun diversiteits- en studentgericht beleid responsabiliseert en de kleine instellingen in ere houdt. Het onderwijs moet investeren in studenten in plaats van in diploma’s.

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

De volgende regering staan belangrijke uitdagingen te wachten op economisch gebied. Het is voor animo dan ook uitermate belangrijk dat deze uitdagingen op een sociale manier beantwoord worden, en dat de neoliberale reflex die in alle andere partijen aanwezig is, geen kans krijgt. Ook wat milieubeleid betreft is een sociaal rechtvaardige aanpak nodig. Met sp.a in de regering wordt bovendien gegarandeerd dat de politiek tijdens de komende legislatuur niet opnieuw gedomineerd wordt door dat ene non-thema bij uitstek, namelijk de staatshervorming.

 

Karen Milants,

lid van Animo-Stuant en sp.a-kandidaat voor de Kamer (18e plaats effectief), studente Geschiedenis aan de UA

 

Spirit

Wat vind je van het beleid van de vorige legislatuur?

Paars heeft de verdienste gehad een aantal hervormingen in gang te zetten. In ethische vraagstukken en in het buitenlands beleid is ons land een voortrekker geweest. Dat was met CD&V ondenkbaar. Ook het Generatiepact is een stap in de goede richting, omdat hierdoor de solidariteit tussen jongeren en ouderen wordt hersteld. Minder goed heeft de regering op het institutionele gebied gescoord, zowel wat de staatshervorming als wat politieke vernieuwing betreft.

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het (hoger) onderwijs?

Onderwijs staat centraal voor een links-liberale partij als Spirit. Wij geloven dat een goede opleiding en vorming de sleutel is tot succes. Het onderwijs moet een plek zijn waar iedereen zich kan ontplooiien. Louter dan een gerichtheid op kennis, moet het onderwijs ook competenties aankweken en dus bijvoorbeeld ook aandacht hebben voor interculturaliteit, de aansluiting op de arbeidsmarkt of het stimuleren van burgerschap. Inzake het hoger onderwijs is Spirit ervan overtuigd dat de universiteiten en hogescholen via hun kwaliteitsvol onderwijs cruciale spelers zijn in de kenniseconomie van morgen. Daarbij steunt Spirit ook de meeste studenteneisen, zoals de vraag om een degelijk sociaal statuut.

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

De links-liberalen van Spirit zijn nodig in de volgende regering omdat die partij als enige opkomt voor de nieuwe generatie. Globalisering, vergrijzing, verkleuring, klimaatverandering... Volgens Spirit zijn dit geen bedreigingen, maar net uitdagingen waarop een progressief antwoord moet worden geformuleerd. Daarvoor zullen misschien enkele gevestigde belangen of taboes moeten worden doorbroken. Spirit is daar het best geplaatst om los van hokjesdenken met vernieuwende oplossingen te komen. De links-liberalen zullen garant staan voor een duurzame en diverse samenleving.

 

Thomas Leys,

voorzitter van Jong-Spirit en student Wijsbegeerte aan de KULeuven

 

N-VA

Wat vind je van het beleid van de voorbije legislatuur?

Acht jaar Paars staat gelijk met acht jaar immobilisme. Hetgeen begon als ‘open debatcultuur’ werd al snel een ‘goednieuwsshow’ met ‘perceptie’ als ordewoord. Verhofstadt heeft geregeerd bij de gratie van de PS en heeft zijn belangrijkste principes laten varen. De belastingen werden verhoogd, BHV werd niet gesplitst, ze stemden het migrantenstemrecht, de Belgische nationaliteit werd een vodje papier, het generatiepact is een lege doos â€“ net zoals het Zilverfonds – en als toemaatje kregen we acht jaar op rij een begroting in evenwicht, die weliswaar met spuug en paktouw aan elkaar hangt. Echte problemen, zoals de lasten op arbeid en de komende vergrijzing, werden niet of nauwelijks aangepakt.

 

Wat is jouw visie op de aanpak van het (hoger) onderwijs?

De toegankelijkheid van het onderwijs is één van de belangrijkste aandachtspunten. Hoge inschrijvingsgelden, naar Angelsaksisch model, kunnen dus niet. Daarnaast is het van groot belang dat het Nederlands aanzien wordt als een volwaardige onderwijstaal en een algemene verengelsing uitblijft. Vele studenten en professoren hebben zelf last met de Engelse taal, wat in het bijzonder nefast is voor jongeren van allochtone afkomst voor wie het Engels de derde of vierde taal is. Ik vind het zeer belangrijk dat we de tweede democratiseringsgolf versnellen, onder andere door het optimaliseren van de studie(keuze)begeleiding. Een ander belangrijk punt is de rationalisering van het hoger onderwijs. Universiteiten en hogescholen moeten samenwerken, zodat situaties waarbij slechts enkele studenten een bepaalde opleiding volgen zich niet langer voordoen.

 

Waarom is het belangrijk dat jouw partij in de volgende federale regering zetelt?

N-VA engageert zich, samen met CD&V, voor een grondige staatshervorming. Vlaanderen en Wallonië moeten elk een antwoord kunnen bieden op de specifieke problemen waarmee ze geconfronteerd worden. Met de juiste hefbomen kunnen we de jeugdwerkloosheid terugdringen, de vergrijzing aanpakken, de wachtlijsten in de zorgsector wegwerken, de transfers transparant maken, een eigen verkeersbeleid voeren... zonder dat de ene gemeenschap de andere blokkeert. Beide deelstaten moeten op voet van gelijkheid oplossingen vinden. Enkel het Vlaams kartel garandeert een goed en doordacht beleid waar iedereen beter van wordt.

 

Bas Luyten,

voorzitter Jong-N-VA en student Rechten aan de VUB



Het OER 2007-2008
13/05/2007
🖋: 
Auteur extern
Joachim Ganseman

Van alle procedures en formaliteiten waar studenten mee te maken krijgen, is het Onderwijs- en Examenreglement (afgekort OER) waarschijnlijk het belangrijkste. Elk jaar wordt dit reglement herzien door een commissie samengesteld uit professoren van alle faculteiten en medewerkers van het departement Onderwijs van de UA. Elk jaar is ook (minstens) een student uit de studentenraad van de UA aanwezig aan de onderhandelingstafel, en dit jaar had ondergetekende de eer om in deze gesprekken de belangen van de studenten te verdedigen. De commissie legde haar voorstellen voor aan de onderwijsraad, de studentenraad en de faculteiten. Al die besprekingen hebben geleid tot een ontwerp van OER dat ter goedkeuring is voorgelegd aan de raad van bestuur.

En er moest de afgelopen maanden over veel gesproken worden. Het huidige academiejaar loopt ten einde en zal het eerste academiejaar zijn waarin studenten een bachelordiploma kunnen behalen. Over enkele maanden is een belangrijk deel van de omvorming naar het Bachelor-Master (BaMa) systeem dus een feit. Dat betekent onder andere dat een grondige evaluatie van de nieuwe regels voor het BaMa-systeem zich opdrong.

 

Het hoeft dan ook geen betoog dat de gesprekken dit jaar ettelijke vergaderingen van vele uren in beslag namen, maar de wijzigingen die worden doorgevoerd zijn niet min. Er is tegelijk de moeite gedaan om stevig de schaar te zetten in het huidige OER van ruim 20 bladzijden, om het geheel eenvoudiger, transparanter en duidelijker te maken. Ik denk dat deze oefening geslaagd is, en dat we volgend academiejaar met een eerlijk, duidelijk en rechtvaardig OER het academiejaar weer kunnen aanvatten.

 

Om toch zeker geen paniek te zaaien, wil ik eerst dit duidelijk maken: dit academiejaar verandert er niets meer. Het huidige reglement, waarmee je nu in juni en in september beoordeeld zal worden, ligt al sinds vorig jaar vast en blijft ongewijzigd. De regels voor slagen en de deliberatiemethodes van dit jaar kan je zonder problemen terugvinden in het Onderwijs- en Examenreglement van 06-07, dat je kan terugvinden op het studentenportaal van de UA website: www.ua.ac.be/studport. Wat nu volgt gaat over het volgende academiejaar, 07-08, dat pas eind september start.

 

De belangrijkste wijziging aan het OER voor het volgende academiejaar, voor de studenten alleszins, zijn de regels en procedures voor deliberatie en al dan niet slagen. De hamvraag voor een student aan het eind van de rit is meestal wel: “ben ik geslaagd of ben ik het niet?” dus het gaat hier om zaken waarover je goed geïnformeerd moet zijn. Om de verschillen tussen dit jaar en volgend jaar duidelijk te maken, zullen we de twee systemen kort vergelijken.

 

Dit jaar ('06-'07) zijn er voor iedereen nog deliberaties. Deze deliberaties gaan over het stukje van je studieprogramma (meestal 60 studiepunten) dat je het afgelopen jaar hebt afgelegd. Om te slagen moet je in principe voor elk vak 10/20 halen. Maar je kan ook geslaagd worden verklaard (“gedelibereerd”) als je voor een of twee vakken een kleine onvoldoende hebt gehaald. Hoeveel vakken en hoe groot de onvoldoende, dat is aan de examencommissie om dat in eer en geweten te beslissen. Dit kan dus wijzigen van richting tot richting, en beïnvloed worden door de belangrijkheid van dat vak, je overige resultaten


 

Dit verandert in '07-'08: er zal enkel worden gedelibereerd in een diplomajaar (dus nadat je de volledige bachelor- of mastercyclus hebt afgewerkt). Uiteraard krijg je nog steeds al je punten meegedeeld na elk semester, maar er is op het einde van een ‘gewoon’ academiejaar geen deliberatie over de tekorten. In feite is dit op zich al een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging: er moet voor veel minder studenten gedelibereerd worden. Er zijn dus minder vergaderingen nodig in de toch al drukke week na de examens, en het dossier van elke student kan grondiger behandeld worden. Een eventueel tekort kun je in de tweede zittijd of in een volgend academiejaar nog proberen weg te werken, zodat je op het einde van de opleiding een mooi rapport krijgt zonder “vlekken”. In het BaMa-tijdperk is het immers veel belangrijker geworden dat je voor je diploma al je “credits” hebt verdiend.

 

Je kunt er echter ook voor kiezen om een of meer tekorten te laten staan tot op het einde van de opleiding. Daarvoor gelden wel strenge maar duidelijke regels. De hoofdregel is de zogenaamde “10%-regel”. Over de hele opleiding genomen zal je niet kunnen gedelibereerd worden als je voor meer dan 10% van het aantal studiepunten (“sp”) een tekort hebt. Dit betekent concreet dat je voor een driejarige bachelor (180sp) niet geslaagd kunt worden verklaard als je voor meer dan 18sp een tekort hebt (3 vakken van 6sp, of 2 van 9sp, of 
). Voor een tweejarige master is het plafond 12sp en voor een eenjarige master 6sp. Voor de vierjarige master Geneeskunde geldt ook het plafond van 18 sp, wat dus iets strenger is dan de 10%-regel.

 

Bijkomend is er de â€œĂ©Ă©n-tekortregel”. De examencommissie kan je ook delibereren als je maar voor één vak van je opleiding een tekort hebt. Die regel is vooral ingevoerd om het de deliberatie voor de eenjarige masteropleidingen niet te streng te maken. Een tekort voor één vak van bijvoorbeeld 9 sp (zijnde 15 procent van de totale 60 sp) kan gedelibereerd worden. Let wel op het woordje “kan”. Net zoals nu het geval is, zal de examencommissie bij haar beslissing rekening houden met ondermeer de grootte van het tekort en het belang van het vak.

 

Enkele zaken die nu ook al het geval zijn, blijven met het nieuwe reglement bestaan. Dit zijn dus geen veranderingen aan de situatie van vandaag:

  • Het is de examencommissiecommissie steeds toegestaan om vakken te selecteren waarvoor je absoluut niet mag buizen. Het eindwerk of een stage zijn voor de hand liggende voorbeelden. Dit moet dan wel in het begin van het jaar duidelijk worden gezegd.
  • Het is de examencommissie steeds toegestaan om je toch niet te delibereren, ook al kom je wel theoretisch in aanmerking.
  • De examencommissie moet elke beslissing tot wel of niet delibereren steeds grondig motiveren.

 

Dit nieuwe systeem is eenvoudig en duidelijk, maar is erg verschillend van het oude systeem. Ter illustratie: als je in je eerste bachelorjaar reeds voor 18 studiepunten tekorten hebt verzameld, mag je de volgende jaren absoluut geen tekort meer halen, op welk vak dan ook (zelfs niet op Statistiek II), wil je aan het eind van de 3 jaar bachelor nog je diploma halen. Zoals je hierboven al hebt kunnen lezen, bewijs je jezelf een dienst als je in een volgend academiejaar die tekorten zo goed mogelijk probeert weg te werken.

 

Om aan situaties als deze te verhelpen wordt er grondig werk gemaakt van studietrajectbegeleiding, geïndividualiseerde trajecten en dergelijke meer. Je zal aangemoedigd worden om eventuele behaalde tekorten steeds op te halen in het volgende jaar, samen met het volgen van een nieuwe reeks vakken in een geïndividualiseerd traject (“GT”). En tenzij je het voor jezelf echt spannend wilt maken, raad ik je aan om alleszins steeds te proberen elk behaald tekort op te halen. Elk tekort dat je ophaalt, geeft je immers wat meer ademruimte voor eventuele tegenslag in de latere jaren.

 

Samengevat: het hele systeem wordt strenger – je mag immers relatief minder tekorten hebben – maar het is gelukkig ook des te flexibeler geworden. GT’s en studietrajectbegeleiding bieden je de mogelijkheid om je studieprogramma veel beter samen te stellen op de manier die jij het best georganiseerd krijgt. Je kan probleemloos elk vak het jaar nadien hernemen in een poging betere punten te halen.

 

De klemtoon voor de student wordt zo verplaatst van “strategisch buisvakken kiezen om zoveel mogelijk gedelibereerd te worden”, zoals jammer genoeg maar al te vaak het geval was, naar “strategisch studietraject samenstellen, om zoveel mogelijk te slagen”. Dit is uiteindelijk een goede zaak met betrekking tot de kwaliteit van zowel de studie als het leven van de student.

 

En om af te sluiten: deze regels gelden nog niet dit jaar, maar pas voor de examens in het academiejaar '07-'08 (januari, juni, september 2008)! Wie zijn situatie op dit moment (juni-september 2007) wil inschatten, moet het reglement van dit jaar nog ter hand nemen, dat ook op de UA-website terug te vinden is.

 

 

Joachim Ganseman,
2e licentie Informatica
Secretaris studentenraad 2006-2007

Met dank aan het departement Onderwijs voor het controleren van deze tekst, en het corrigeren waar nodig.



Jonas Geirnaert maakt film, theater, tv én humor
13/05/2007

“Ik heb een filmpje gemaakt dat toevallig heel goed ontvangen is”, laat Jonas Geirnaert zich ontvallen als we hem interviewen. Bij de bekroning van zijn kortfilm 'Flatlife' (2004) in Cannes werd hij, pas afgestudeerd, aanzien als een voorbeeld voor de animatiefilmwereld. Sindsdien zorgt die toevalligheid – of noem het minder bescheiden: zijn talent – voor allerlei projecten. Deze duizendpoot zetelt in filmjury’s en staat op theaterpodia. Met zijn cabaretgroep maakte Jonas Geirnaert bovendien het absurd-humoristische programma 'Neveneffecten', waarna ook 'Willy’s & Marjetten' zich bij het Canvas-lijstje voegde.

Mogen we je een zondagskind noemen, of ben je een natuurtalent dat bestemd was voor een filmcarriĂšre?

Vreemd genoeg zei iedereen: “Je kan tekenen en een verhaal vertellen, dus die opleiding Animatiefilm zal wel lukken”... tot ik voor de toelatingsproef werd gedelibereerd voor alles wat met tekenen te maken had. Door die beperking op tekengebied moest ik dus op zoek naar een creatieve manier om dat te maskeren of in mijn verhaal te verwerken. Voor 'Flatlife' heb ik eenvoudige figuurtjes gebruikt, net als in mijn eerste film 'The All-American Alphabet'. Ik denk dat 'Flatlife' minder grappig zou zijn, mocht er veel expressie in die gezichten zitten. Ook zonder veel mimiek weet je hoe de personages zich voelen, door wat hen overkomt en hun reacties daarop. Ik heb meestal een hekel aan animatiefiguurtjes die overdreven schrikken. Als dat de enige manier is om iets duidelijk te maken, dan mist de film allicht iets.

 

Sinds de bekroning van 'Flatlife' in Cannes ging je carriĂšre een andere weg op. Waar blijft de filmmaker in je?

Ik heb twee jaar bijna niets anders gedaan dan aan die film gewerkt. Niet dat ik ooit tegen mijn zin heb zitten tekenen, maar toen men vroeg “En, een nieuwe film?” wimpelde ik dat voorstel weg. Ondertussen heb ik wel ideeĂ«n voor kortfilms, maar ik wacht voor de uitwerking totdat 'Neveneffecten' een pauze inlast. Het voordeel bij films maken is dat ik mijn werk niet moet verantwoorden en steeds mijn eigen baas ben. Bij 'Neveneffecten' is het dan weer tof om in gezelschap te werken, maar als de andere drie je idee niet grappig vinden, mag je het vergeten. In het begin bleven we soms koppig ons plan verdedigen en mondde dat wel eens uit in discussies. Nu zijn we daar gelukkig losser in. Ik heb geen spijt van mijn beslissing om verder te gaan met 'Neveneffecten' en niet met film. Na Cannes kreeg ik wel heel wat aanbiedingen van animatiefilmstudio’s uit binnen- en buitenland. Als ik toen een nieuwe film had willen maken, dan moest die echter minstens even straf zijn als 'Flatlife'. Ik besliste dan ook om iets anders te doen.

 

 

 

 

 

Je nam contact op met Woestijnvis. In het voorjaar kwam jullie programma 'Neveneffecten' op het scherm en eind dit jaar volgen er nieuwe afleveringen. Hoe verliep de stap van humor op de scĂšne naar humor op tv?

Met 'Neveneffecten' hadden we twee jaar theaterervaring, maar de knepen van het tv-vak moesten we nog leren. Een grap vertellen voor tv verschilt erg van humor op theater brengen: je hebt geen interactie met je publiek en je kan grappen ook niet try-outen. Het was bovendien een heel leerproces om de technische dingen baas te kunnen. Hoe moet je opnemen, met welke camerastandpunten kan de montagecel achteraf iets doen
?

 

Is die technische poespas dan niet remmend voor je creativiteit?

Dat hangt er van af. Er zijn zoveel verschillende manieren om iets te filmen dat je daar ook creatief in kan zijn. Voor het programma 'Neveneffecten' hebben we uitgeschreven scenario’s, maar elke zin mag je naar je mond zetten, net zoals bij 'Kaat & Co' en 'Het Geslacht De Pauw'. Je moet gewoon verwoorden wat er te zeggen valt. In dat opzicht is een scenario geen rem op je creativiteit, omdat je vrijheid hebt in de uitwerking ervan.

 

Werken deadlines en verwachtingen belemmerend? Als je humor mĂłet maken, lukt het dan?

We zijn niet bezig met verwachtingen of met ons imago. Als je dat wel doet, dan zie je jezelf als een product. Ik weet het niet. Past mijn kapsel bij iemand die probeert grappig te zijn? Dat ons programma controversieel zou zijn, beseften we op voorhand en we hebben altijd geredeneerd dat wij onze afleveringen goed moesten vinden. Humor kan inderdaad een lastig beestje zijn: soms lukt het niet om grappig te zijn en dan probeer je een andere dag opnieuw. Bij ons meest recente programma 'Willy’s & Marjetten' hadden we die luxe echter niet. We werden enorm ingehaald door de deadline, zodat we op het einde elke week een aflevering moesten schrijven en filmen, in het besef dat zo’n draaidag 2000 euro kost. Fiasco's zijn er gelukkig niet gebeurd.

 

Welk typetje speel je het liefst? Leunt dat dicht aan bij je persoonlijkheid of juist niet?

Bij de eerste reeks van 'Neveneffecten' waren dat vooral typetjes die op mezelf leken, ietwat bescheiden personages. In een sketch die een vete verhaalt tussen de muziekschool en de tennisclub moest ik de opgefokte voorzitter van de tennisclub spelen: dat vond ik dan ook tof, al staat die mijlenver van me af. Menselijke gebreken zijn sowieso leuk om over na te denken, meer nog voor tv dan voor theater. Een pijnlijke situatie kan zo geestig zijn. Neem nu dat team in 'Neveneffecten' dat op zoek gaat naar de bron van de E40, onder leiding van de al te gedreven scoutsfiguur Guido. Als je die incompetent en tot mikpunt van spot maakt, heb je humor. Het pijnlijke omvormen naar het grappige leer je al doende. Je moet die dingen in beeld brengen zonder dat het te expliciet wordt.

 

Past mijn kapsel bij iemand die probeert grappig te zijn?

 

Over menselijke rariteiten gesproken: er wordt wel eens gezegd dat komieken naast de scĂšne heel serieus zijn.

Bij veel mensen klopt dat. De voorstellingen van Raf Coppens zijn droog en ook heel grappig, maar naast de scùne is dat zo’n serieuze mens. Bart De Pauw is... anders. Als wij in groep zijn, kunnen we ook nooit stoppen met zot doen. In interviews krijgen ze daar soms grijs haar van: dan zitten we scheten te laten en met dingen te gooien. Het stopt nooit, tenzij we moe zijn. Los daarvan zijn we wel vrij serieus. Het is namelijk vermoeiend dat je bij iemand die grappig is van beroep een grapdwang merkt.

 

Spontaan ontstane grappen kan je meenemen naar de scĂšne.

De sketches van onze theatervoorstelling zijn bijna allemaal zo ontstaan. Ons allereerste tv-optreden was in 'Man Bijt Hond': voor de rubriek 'Zonder handen' gingen we een gevecht aan met de beer van 'De Droomfabriek' en massaler dan ooit tevoren werden we weggestemd. Dat ideetje was in een absurde bui eens ontstaan. Tijdens onze theatershow ontploft er nu elke keer een teddybeer. Ja, het molesteren van knuffelbeesten werd sindsdien blijkbaar een constante in ons werk.

 

 

 

 

 

Smaken mensen uit verschillende streken jullie humor ook op een andere manier?

In sommige delen van Limburg zijn ze erg terughoudend. In Oost-en West-Vlaanderen kijken ze vaak ook met gekruiste armen naar de voorstelling. Het enthousiasme verschilt ook van zaal tot zaal. De allerbeste theateroptredens ooit waren in Antwerpen, in de Arenberg. Een heel wat minder leuke ervaring deden we op tijdens de Nederlandse toer van onze vorige show: we hebben een ‘zwarte driehoek’ weten definiĂ«ren van dorpen waar er echt niet gelachen werd. Die bleek overeen te komen met een streng gereformeerde zone in Nederland rond Den Haag en Leiden: daar is wel een theaterpubliek, maar zodra je afkomt met absurde humor, haken die compleet af.

 

Nederlanders zijn misschien wel een ander soort cabaret gewoon.

Ja, ik denk het: eerder het klassieke Nederlandse cabaret, iemand die vertelt over zijn jeugd en af en toe een liedje speelt. Aan zulke verwachtingen komt onze voorstelling inderdaad niet tegemoet. Vormelijk zijn we gebonden aan het feit dat we met vier zijn. Dan doe je andere dingen dan wanneer je alleen op het podium staat; als je scĂšnes begint te spelen, zit je al snel in een soort sketch. Toen we in Nederland optraden, vonden vele theaterdirecteurs onze voorstelling verfrissend. In tegenstelling tot Nederland kennen wij geen sterke cabarettraditie; we hebben geen voorbeeld om ons aan te spiegelen of tegen af te zetten. Belgen, die doen maar iets waarvan ze vinden dat het grappig is.

 

Je beweerde ooit: "Een kunstenaar moet minstens één geĂ«ngageerd werk maken." Je hebt met 'The All-American Alphabet' die ‘plicht’ vervuld: stopt hiermee dan het engagement?

Wellicht niet. 'Neveneffecten' geeft aan humor wel voorrang. Soms merken we dat recensenten in het programma of de theatershow onterecht een diepere boodschap zoeken, terwijl we met 'Neveneffecten' nooit doelbewust geëngageerde dingen maken. Zo is er een scÚne waarbij vier rijke kakkers een ultra-racistisch lied zingen dat dermate overdreven is dat het grappig wordt. Ik denk niet dat we met 'Neveneffecten' de intentie hebben om tot ons vijftigste dezelfde zotte dingen te blijven doen. Vroeg of laat beginnen we aan iets anders en wie weet is dat dan een geëngageerd werk.

 

Is humor een genre dat zich leent tot het uiten van een politieke mening?

Ik denk zelfs dat komedie het genre bij uitstek is. Als een werk te belerend is, wordt het kinderachtig en werkt het averechts. 'The All-American Alphabet' heeft een duidelijke boodschap, maar die wordt luchtig gebracht. Dat dit dé manier is, bewijst ook Michael Moore met zijn films.

 

 

 

 

 

Je bent zelf actief in de politiek. Hoe verhoudt dat domein zich bij jou tot het artistieke milieu?

In de succesperiode van 'Flatlife' werd die film steevast in één adem met PvdA genoemd en nadien gebeurde hetzelfde met 'Neveneffecten'. Ooit schreef een recensent van Zone 03 over onze theatershow: “Van iemand die in Cannes zo'n kritische speech geeft (Geirnaert steunde toen Michael Moore met zijn gedurfde toespraakzin “Don’t vote Bush”, nvdr.), hadden we wel iets anders verwacht." Het is vervelend als ze die twee activiteiten over mekaar schuiven. De andere jongens van 'Neveneffecten' zijn ook progressief, maar ik denk niet dat die voorstanders zijn van de communistische wereldrevolutie (lacht). Je kan dus best ‘kunst’ en politiek wat gescheiden houden, want voor je het weet ben je de komediegroep van extreem links.

 

Wat denk je van comedians die expliciet spotten met publieke figuren?

Sommigen hebben een erg frisse kijk op de actualiteit en doen dat geweldig goed. Er zijn daarentegen ook comedians die over niks anders dan politiek en actualiteit grappen: het beste voorbeeld hiervan is Geert Hoste. Pas op, je kan niet ontkennen dat die tien keer meer mensen bereikt dan 'Neveneffecten', dus het zou zelfs pretentieus zijn te beweren dat zijn humor absoluut slecht is. Toch vind ik die grappen een beetje gratuit. "Ik wil koning worden", de quote die al tien jaar meegaat: is dat niet een beetje triest? Actualiteitsgrappen binden je ook meer vast aan je eigen tijd, hoewel geen enkele humor de tand des tijds kan doorstaan. Zelfs Monty Python niet.

 

Vind je als Gentenaar en comedian dat Gent de naam van “film- en cultuurstad” verdient?

Wat comedy en stand-up comedy betreft, denk ik dat Gent echt de hoogste concentratie heeft van Vlaanderen. Gent is de bakermat van het comedy circuit. Je hebt hier twee verenigingen die begonnen zijn met wekelijks een podium te bieden aan stand-up comedians. Ook tijdens de Gentse Feesten en in het Capitool wordt komedie almaar belangrijker. Antwerpen is eveneens aan een opklim bezig. Die groei leidt wel tot een inflatie van het genre. Hoeveel programma’s heb je niet die zich plots op de komedie werpen en de middelmaat soms onverdiende zendtijd geven? Maar dat neemt uiteraard niet weg dat die toenemende aandacht voor het genre een goede tendens is.