Rock, nu ook voor studenten
21/09/2007
🖋: 
Auteur

In mei wonnen vier jonge goden StuDay on Stage. Terwijl de concurrentie zich een remspoor in de boxershort schrok, liet Codasync zien wat rock ook al weer betekent. Met deze eerste universitaire overwinning op zak, opende de groep op 27 september het welbekende feest van de intelligentsia, StuDay. Na een stormachtige set waarin originaliteit en onvervalst gegroove hand in hand gingen, trok dwars de rockers bij de haren.

En heren, hoe voelde het?

Matthias Meersmans (drums) Ik ben het nog even aan het verwerken, maar het was toch in ieder geval


Bruno Morez (bas) Interessant.

Matthias Voila.

 

Denken jullie dat het publiek het evenzeer apprecieerde?

Bram Van Houtte (gitaar) De spots schenen in mijn ogen, maar ik denk toch dat er minstens negenenzestigduizend man redelijk uitbundig stond te kijken. Dat is mooi natuurlijk.

Jonas Meersmans (gitaar) We hebben ook wat ander volk bereikt dan onze harde fankern. Het is weer eens iets anders.

 

Jullie staan vandaag op StuDay, maar waar komen jullie vandaan?

Matthias Eerst speelden Bruno, Jonas en ik als NimmerLand snoeiharde black metal. Daarmee hebben we snel en technisch leren spelen. Later zijn we In Progress geworden, waarmee we de melodische toer opgingen. En nu hebben we die twee dingen samengebracht.

 

Wie is de leider van de groep eigenlijk?

Matthias Niemand!

Rest Matthias!

Matthias Allez gasten.

Jonas Er is niet echt een leider, Codasync zijn wij samen. Het is ook niet zo dat iemand een nummer aanbrengt en de rest dat dan speelt. Die nummers groeien uit onze samenwerking.

Bram We hebben daar eigenlijk weinig werk aan, de nummers schrijven zichzelf. Al duurt dat soms maanden.

 

Is het niet frustrerend om als muzikant vast te zitten in een onbetekenend gat als Antwerpen?

Bruno De wereld ligt inderdaad wat minder snel aan je voeten hé.

Matthias Maar we maken onze muziek ook maar omdat we zijn wie we zijn, met Vlaamse klei en al.

Bram In Amerika moet je ook veel harder je best doen om op te vallen, terwijl de muziekscene hier nog overzichtelijk is.

Jonas Het ideaal zou zijn als we in Engeland doorbraken, daar val je nog op in de massa.

 

En weg waren ze, de plas over.



Extra cathedra
21/09/2007
🖋: 

Professor Pierre-Paul Van Bogaert doceert onder andere celbiologie en neurowetenschappen aan de studenten Geneeskunde en Biomedische Wetenschappen en is berucht vanwege zijn moeilijke examens. dwars ging op zoek naar de man achter de professor en peilde naar zijn culturele interesses.

Beste professor Van Bogaert, u hebt zelf ook ooit op kot gezeten. Welke posters sierden uw muren toen?

In mijn studentenkamer in Leuven had ik een poster aan mijn muur van 'De man met de gouden helm' door Rembrandt en andere, meer erotische posters van de fotograaf David Hamilton

 

Wat was de eerste plaat die u kocht?

Dat was er een met orgelmuziek van Johann Sebastian Bach met onder andere de Toccata en fuga in d-mol en Passacaglia in c-mol.

 

Wat leest u momenteel voor het slapen gaan?

Op mijn nachtkastje ligt nu 'Dunkirk – Fight to the Last Man' van Hugh Sebag-Montefiore. Dat is een geschiedenisboek over de harde strijd die geleverd werd door de Britten, Fransen en Belgen om Duinkerke te verdedigen zodat zoveel mogelijk soldaten per boot konden geĂ«vacueerd worden, to fight another day.

 

Wat was de laatste film die u op het witte doek zag?

De laatste keer dat ik in de bioscoop was, heb ik “Troy” gezien: een verfilming van de Ilias met het beleg van Troje.

 

Zijn er naast uw syllabus nog andere werken die uw studenten absoluut gelezen moeten hebben?

Alle studenten in de richting waar ik doceer zouden 'The Origin of Species' van Charles Darwin en 'The Double Helix: A Personal Account of the Discovery of the Structure of DNA' van James D. Watson moeten lezen.



gesprek met een man van 31
21/09/2007
🖋: 
Auteur

Flip Kowlier is al lang geen onbekende meer. West-Vlaand’rens meest sympathieke exportproduct bracht in 2001 het puike debuut ‘Ocharme Ik’ uit, dat gevolgd werd door een al minstens even sterk ‘In de Fik’. Vorige maand liet hij zijn derde langspeler, ‘De Man van 31’ los op de wereld. Reden te over voor een goed gesprek.

Hoe is het om een man van 31 te zijn?

Het is helemaal geen slechte leeftijd, maar ook niet echt speciaal. Ouder worden is op veel vlakken wel heel goed: je bent onafhankelijker en hebt ook financieel meer vrijheid. Anderzijds merk ik dat er ondertussen een generatie jongvolwassenen is die nog na mij komt. Ik ben dus niet meer van de jongste, begrijp je. Ik kom soms mensen tegen die van een andere generatie zijn en toch ook al volwassen. Die hebben dan hun eigen humor, hun eigen idolen, hun eigen platen. En je merkt dan toch dat dat niet meer volledig bij jezelf aansluit.

 

Toch ben je een van de mensen die de platen voor die generatie maakt.

Ik heb mij er altijd goed bij gevoeld dat er mensen zijn die mijn platen kopen en beluisteren, maar echt veel sta ik daar niet bij stil. Er zegt af en toe wel iemand dat mijn muziek hem of haar geholpen heeft bij een ziekte of tijdens het studeren. Dat zijn leuke dingen om te horen, maar over het algemeen sta ik er niet bij stil voor wie ik juist muziek maak.

 

Het lijkt op je plaat dat mannen van 31 nog niet echt weten wat ze willen. Alsof je op een grens tussen twee dingen zit en nog twijfelt.

Misschien wel, maar toch weet ik nu veel beter dan vroeger wat ik wil. Waar ik nu sta, dat wil ik uitbreiden voor de rest van mijn leven. Op de zelfde manier, met de zelfde soort rust. En muziek mag een grote rol blijven spelen in mijn leven.

 

Er zijn een paar vaardigheden die ik echt onder de knie wil krijgen, waaronder schrijnwerken, behangen en carrosserie.

 

Je hebt lang op een technische school gezeten, draag je daar nog wat van mee?

Dat ligt voor het grootste deel achter mij, maar langs de andere kant heb ik vorige week rekken gemaakt in mijn garage om mijn gitaarkisten op te leggen. Ik zou heel graag nog handiger zijn, want ik ben eigenlijk niet zo handig. Ik zou niet echt deugen als schrijnwerker of zo. Zo op een bepaald moment van carriùre veranderen en zeggen “ik zal wel gaan schrijnwerken,” dat zou heel hard mislopen. Toch zijn er een paar vaardigheden die ik echt onder de knie wil krijgen, waaronder schrijnwerken, behangen en carrosserie.

 

Je kan een ‘levenslang leren’-cursus gaan volgen.

Ik heb al gezocht naar een carrosserieopleiding in avondschool. Ik ben een heel grote fan van auto’s, vooral oude. Ik heb nu een oude Volvo sportcoupĂ©, maar daar heb ik zelf niet zo veel aan gedaan. Het lijkt me wel leuk om zelf carrosserie te gaan doen. Het motorische gedeelte interesseert me niet zo, maar iets herstellen, roest wegnemen en zo, dat lijkt me wel wat. Ik denk dat dat veel over mij zegt: ik wil altijd dat de oppervlakte proper is. Ik moet bijvoorbeeld de indruk hebben dat het proper is als ik in mijn keuken kom. Dat het in de kasten daaronder vol ligt kan me niet schelen.

 

Werken met een muze

Als je songs schrijft, werk je dan op techniek en métier of is het allemaal inspiratie?

Een song ontstaat bij mij uit inspiratie, en de eerste brokjes geven me dan aan in welke richting ik verder moet. Met het métier bouw ik de basis verder uit, maar er is eerst altijd inspiratie.

 

Je hebt nooit het gevoel dat je je echt moet dwingen om nog wat songs in elkaar te knutselen om een plaat vol te krijgen.

Het is altijd wel een beetje zwoegen, maar ik moet dan gewoon mijn tijd nemen. En als het niet zo goed vlot moet de release van de plaat gewoon uitgesteld worden. Als ik geen inspiratie heb, dan schrijf ik niet.

 

Doe je het opnemen graag, of sta je toch liever op het podium?

Optreden is veel leuker, dat is meer spelen. Een plaat maken is vijf procent spelen en 95 procent prutsen en keuzes maken. Dat is soms dagen aan een stuk dat je zit te frullen, stemmen luider of zachter zetten, dat soort dingen. Je moet je daar geen romantisch beeld van maken. Er zijn mensen die denken dat een plaat van 45 minuten ook zo lang duurt om op te nemen, maar dat is helemaal niet zo: je kan bezig blijven. Soms is dat leuk, maar ik heb ondertussen negen albums opgenomen met verschillende mensen en het blijft niet altijd even boeiend. Mocht ik echt honderd procent vertrouwen hebben in de mensen waar ik mee werk, dan zou ik gewoon de studio in gaan, spelen en zeggen “ik hoor het wel binnen een maand hĂ©!”

 

Peetvaders

Onlangs noemde Axl Peleman jou in De Morgen de peetvader van de dialectpop. Wat vind je daarvan?

Ik heb dat ook gelezen, schoon hé. Ik ben daar wel door gevleid. Ik heb ook wel het gevoel dat ik de eerste was die dat dialect met popmuziek gecombineerd heeft. Dialect staat al snel synoniem met kleinkunst en dat wou ik net niet maken. Ik was ook niet van plan om het warm water uit te vinden, maar als ze dat nu, zoveel jaren later, willen zeggen, dan ben ik er wel door gevleid. Al ga ik het niet zelf verkondigen, {subiet op de Korenmarkt.

 

Met een sandwichbord: “Peetvader van de Dialectpop”.

Ja, en dan: “Weet je wat vriend, wij gaan vanavond op cafĂ©, wij vanavond, gij en de Peetvader van de Dialectpop.”

 

In het eerste nummer van je plaat zing je: “ik hoope dattie goe gezind is, ottie over mie beslist”. Geloof je dat er iets is dat over je beslist?

Je moet dat niet zien als God of zo, eerder als het lot. Niemand kan de toekomst voorspellen en je hebt één kans op twee in het leven hé: ofwel komt het goed, ofwel loopt het slecht af. Ik hoop dat het goed komt.

 

Is het lot jou al goed gezind geweest of zie je jezelf meer als een noeste werker?

Ik heb heel wat chance gehad: ik heb al veel gewerkt, maar nog nooit echt hard. Nu is het even druk, maar er zijn heel veel dagen waarop ik niets te doen heb. Ik speel dan wat gitaar of ik ga ergens een koffie drinken. Vorig jaar was er een hele periode dat ik elke dag met een vriend gewoon wat op een terrasje zat en heel de tijd zagen we de tram voorbij rijden. Toen zijn we voor de fun} de tram beginnen nemen. En dan ontdek je dat het heel leuk is om met de tram te rijden als je nergens heen moet. Gewoon instappen en zien waar je uitkomt.



Levensbeschouwing viert haar eerste verjaardag
21/09/2007
🖋: 

Mocht je nog nooit van het vak Levensbeschouwing gehoord hebben, dan zal je het in de loop van je universitaire carriùre aan de Universiteit Antwerpen ongetwijfeld tegenkomen. Sinds vorig jaar moet elke student in derde Bachelor dit vak immers succesvol afleggen vooraleer hij of zij het felbegeerde diploma krijgt. Levensbeschouwing werd in het leven geroepen om studenten inzicht te verschaffen in de verschillende geloofsovertuigingen die een multiculturele samenleving kleuren – een broodnodig inzicht volgens de initiatiefnemers van het Centrum Pieter Gillis. Vorig jaar heeft dwars dit vak en de plaats ervan aan onze universiteit al onder de loep genomen samen met de titularissen, Patrick Loobuyck en Walter Van Herck. Nu kloppen we opnieuw bij hen aan – dit keer voor een evaluatie van het afgelopen jaar en om te horen welke veranderingen er zoal op til zijn.

"Er is veel kritiek gekomen op het vak Levensbeschouwing, maar dat was wel te verwachten", zeggen beide professoren: ”Problematischer zou zijn als er gewoon geen reactie kwam.” Bij de studentenevaluaties kreeg het vak echter een normale score van 3,5 tot 4 op 5. Dat is zowat het gemiddelde bij de vakken aan onze universiteit. In de open commentaren onderaan de evaluatieformulieren kwam eveneens een evenwichtig beeld naar voren, met mensen die niets hadden geleerd en het vak wilden afschaffen, mensen die een openbaring hadden gekregen en een grote zwijgende middenmoot daar ergens tussenin. Maar in alle eerlijkheid: de exacte wetenschappers moesten hun evaluatieformulier per e-mail doorsturen, waardoor hun respons bedroevend laag lag. Bovendien scheppen die gestandaardiseerde evaluatieformulieren niet echt een accuraat beeld; ze zijn immers uniform voor alle vakken aan de universiteit. “Maar,” zegt Van Herck, “wij hebben voortdurend informele evaluaties, in gesprekken met de gastsprekers en de studenten na de lessen, of wanneer een student een inhaalexamen komt doen.”

 

In het tweede semester bleek de opkomst op de buitencampussen lager, maar was de bereidheid tot luisteren hoger. De lage opkomst wijten beide titularissen voor een deel aan het feit dat er op de buitencampussen gewoon niet genoeg te doen is om zelfs maar één uur te wachten, laat staan vier uur, en dan nog voor een vak waarvan de leerstof integraal in de cursus staat. De hogere luisterbereidheid wijten ze aan de ene kant aan de iets kleinere groep in de A-module (twee- tot driehonderd minder dan op de Stadscampus) en aan de andere kant vermoeden ze een verschil tussen de positieve en de humane wetenschappen: in die laatste groep zit waarschijnlijk een groter deel studenten dat zijn studie met de natte vinger gekozen heeft en nu hoopt met zo weinig mogelijk moeite af te studeren.

 

Een nieuw jaar, een nieuw kleedje

Levensbeschouwing bestond uit een algemene A-module en twee specifiekere modules, te kiezen uit een lijst van vier B-modules en vijf C-modules. In grote lijnen blijft deze structuur behouden; aan een aantal dingen werd echter gesleuteld.

 

U kunt zich de verbouwereerde reactie van sommige gastsprekers in de A-module allicht voorstellen toen ze in het eerste semester voor een aula met meer dan achthonderd studenten gedropt werden. Om dat probleem op te lossen, wordt de A-module nu door Loobuyck en Van Herck zelf gegeven. Dit gebeurt op de Stadscampus per faculteit, hoewel elke faculteit wel dezelfde lessen krijgt.

 

De A-module verandert ook van inhoud. Het worden niet langer inleidingen tot specifieke levensbeschouwingen, zoals in het afgelopen jaar. Een veel gehoorde kritiek op de A-module – naast de overvolle aula's – was immers dat deze module voor een groot deel bestond uit herhalingen uit het middelbaar: alle basisinformatie over het christendom, de islam, het jodendom, de vrijzinnigen en de belangrijkste Oosterse religies passeerde gewoon opnieuw de revue. Daar komen dan vier lessen voor in de plaats die het overkoepelende concept 'levensbeschouwing' behelzen: een les over het actief pluralisme, een les over de oorsprong en de huidige plaats van levensbeschouwing in onze kennismaatschappij, een overzicht van de belangrijkste termen die veelvuldig gebruikt worden als het over levensbeschouwingen gaat en ten slotte een chronologie van belangrijke gebeurtenissen in verband met levensbeschouwing in onze maatschappij (denk 'het jaar 0', Luther en zijn hamer, het schrijven van de Koran of de Verlichting).

 

In de B-module komt er een iets zwaardere nadruk op de islam, met de nieuwe module 'Islam in context'. Die zal gegeven worden door gastdocente Meryem Kanmaz van de UGent, die net een doctoraat heeft afgeleverd over de emancipatiedynamieken van moslimminderheden. De B-module over de Oosterse levensbeschouwingen krijgt ook nieuwe docenten met indoloog Winand Callewaert en sinologe Patricia Konings. De C-module verliest dan weer de keuzemodule 'Levensbeschouwing en het individu', waardoor er nog vier overblijven, even veel als in de B-module.

 

Tot slot, het slaagpercentage vorig jaar lag opvallend hoog: boven de 90%. Als verdere uitleg hierbij kregen we te horen dat elke student die een minimale studeerinspanning levert, gerust een twaalf kan halen. En – goed nieuws misschien voor studenten in derde Bachelor – dit lijkt niet onmiddellijk te veranderen.



21/09/2007
🖋: 
Auteur

Oktober biedt geen onwaarschijnlijk legendarische vloedgolf van prachtige culturele activiteiten, maar na veel ploeteren zijn er toch wat ruwe diamanten uit het slijk gekomen. Viel Spass!

Heel de maand door: Fotomuseum: Stephan Vanfleteren, ‘Belgicum’ (werk van een van ’s lands beste fotografen)

 

3/10 deSingel: Flat Earth Society (avantbigband)

 

4/10 Rataplan: Thé Lau (frontman van The Scene, solo meer dan te pruimen)

 

4/10 Arenbergschouwburg: Troissoeur en Aranis (kamerfolk)

 

5/10 Petrol: De Mens (de u welbekende betere inheemse rockgroep)

 

6-7/10 Zuiderpershuis: Het Andere Boek (boekenbeurs die verder kijkt dan haar neus lang is)

 

9/10 Arenbergschouwburg: Warre Borgmans en Fidelio strijkkwartet, ‘Wolfgang’ (muzikale vertelling over Mozart)

 

11-27/10 Toneelhuis: Guy Cassiers, ‘Wolfskers’ (artistiek leider van het Toneelhuis speelt een thuismatch)

 

12/10 De Roma: Raymond van het Groenewoud (songsmid bekend van hits als ‘Meisjes’ en iets minder bekend met een hele rits uiterst mooie liederen)

 

13/10 Zuiderpershuis: Kasai Allstars (Congolese combinatie van traditionele muziek met electronica)

 

19-20/10 deSingel: Muziektheater Transparant, ‘Void’ (muziektheater, of wat dacht u?)

 

19/10 TRIX: Creature with the Atom Brain en Black Cassette (schuurpapierpop en bijzonder sterk)

 

21/10 Zuiderpershuis: Quasimodo Trio (tango)

 

28/10 AMUZ: Ensemble Explorations (kamermuziek van Boccherini)

 

31/10-3/11 deSingel en Petrol: De Avonden

 

De Avonden

Slecht nieuws voor liefhebbers van de Nachten, het muzikale en literaire feestje van Villanella en deSingel. Dit jaar zal u het immers zonder moeten stellen. Gelukkig is er voor opvang gezorgd, en wel in de vorm van De Avonden. Van 31 oktober tot en met 3 november bundelen Villanella, deSingel en Petrol hun krachten om uw literaire, theatrale en muzikale honger te stillen.

Elke avond is aan een bepaald thema gewijd: achtereenvolgens saudade (gratis gouden tip: dat is een soort onvertaalbare Portugese weemoed, prima vertolkt in de fadomuziek), de dood, de lust en de groove. Elke avond begint in deSingel en gaat daarna verder in Petrol, waar de laatste avond ook een afsluitende fuif plaatsvindt. Op muzikaal vlak zijn er behoorlijk aanlokkelijke namen als Carlos Leitão, 65 Days of Static, Thou, Rudy Trouvé en Marc Moulin. Literair wordt u dan weer verwend door onder andere Ilja Leonard Pfeiffer, Gerrit Komrij, Jeroen Brouwers en Arnon Grunberg. En er is natuurlijk meer, dus dat zit snor.



Zelfmoord bij studenten
21/09/2007
🖋: 
Auteur

In 2005 verspreidden de media het “goede nieuws” dat sinds de invoering van de semesterexamens aan de K.U.Leuven “slechts één of twee studenten” ervoor had gekozen om uit het leven te stappen. De op het eerste gezicht misplaatst positieve ondertoon in de berichtgeving destijds kwam voort uit het feit dat er in de jaren daarvoor telkens zes of meer Leuvense studenten zich van het leven beroofden tijdens de examenperiode. Dankzij de invoering van de semesterexamens, die de stress wat meer spreidden, was dat aantal gevoelig afgenomen. De Universiteit Antwerpen beschikt niet over zulke cijfers, maar uit gegevens van het Vlaams Agentschap voor Zorg en Gezondheid blijkt dat er inderdaad merkelijk meer zelfdodingen plaatsvinden in de stressvolle maanden van het academiejaar, zoals juni. Maken examens ons ook letterlijk kapot?

Danny Boeykens, studentenbegeleider en coördinator van de Studentgerichte Dienst van de Stadscampus, nuanceert onmiddellijk: “De stress van examens kan de druppel zijn die de emmer doet overlopen, maar het zijn voornamelijk andere factoren die zelfmoordgedachten bij studenten losweken: slechte sociale relaties, problemen thuis, seksuele mishandeling, relatieproblemen of depressiviteit.”

 

Ook Grieke Forceville van het Centrum ter Preventie van Zelfmoord wijst erop dat zelfmoordgedachten of zelfmoordgedrag niet louter te maken hebben met examens: “Vooral belangrijk is hoe een student de stress die examens met zich meebrengen ervaart. Wie perfectionistisch is, een laag zelfbeeld heeft of kampt met faalangst, is tijdens stressmomenten extra kwetsbaar.”

 

Het is dus niet nodig om maatregelen te nemen die de druk verlagen tijdens de examenperiode?

Danny Boeykens Het is nu eenmaal eigen aan examens dat ze stress veroorzaken. De vraag is: hoe ga je met die stress om?

Grieke Forceville Leren omgaan met stress is inderdaad essentieel. Al op vroege leeftijd zou aan kinderen moeten worden duidelijk gemaakt dat de dingen niet altijd zo vlotjes verlopen als ze wel zouden willen. Veel hangt bovendien af van de bereidwilligheid van studenten om hulp te zoeken. Vlaamse jongeren blijken ten opzichte van Nederlandse jongeren moeilijk de weg te vinden naar hulp; we zouden hen moeten duidelijk maken dat daar echt niets mis mee is. Als er problemen zijn, moeten die bespreekbaar worden gemaakt, zodat jongeren naar gezonde probleemoplossers kunnen grijpen. Sport, alles van je afschrijven, afleiding zoeken in hobby’s
 die positieve uitwegen verschillen voor iedereen, maar ze zijn er wel. Al te vaak blijkt echter dat Vlaamse jongeren naar negatieve probleemoplossers zoeken in stresssituaties. Als wij hen leren omgaan met zulke situaties, zullen ze vanzelf positiever omgaan met stressmomenten als examens. Dit neemt natuurlijk niet weg dat je tijdens de examens extra hulp kunt aanbieden, bijvoorbeeld in de vorm van een ombudsdienst.

 

Vinden Antwerpse studenten de weg naar de Studentgerichte Dienst?

Boeykens Sommige studenten komen helaas nooit bij ons terecht. Wij proberen de drempel echter zo laag mogelijk te houden. Het Studenteninformatiepunt, het STIP, ligt in het hart van de universiteit, zowel op de Stadscampus als op Campus Drie Eiken. Er is altijd iemand aanwezig, zeker tijdens de examenperiode, maar ook tijdens de vakantie. Bovendien zijn wij ingekaderd in de Dienst Studieadvies en Studentenbegeleiding, wat de drempel ook verlaagt. Achter klachten over studieproblemen of angst voor examens, gaan soms immers diepere psychologische problemen schuil.

 

Krijgen jullie geregeld studenten over de vloer met zelfmoordgedachten?

Boeykens Een heel aantal van de studenten die wij opvangen, blijkt toch na te denken over zelfdoding.

 

Hoe kunnen professoren of medestudenten signalen herkennen van iemand die met zelfmoordgedachten speelt?

Forceville Het is niet realistisch om te verwachten van de man in de straat, dus ook van de gemiddelde prof of student, dat zij de taak van professionele hulpverleners op zich nemen. Het is echter wel nodig dat zij een zekere openheid aan de dag leggen en alert zijn voor de signalen van studenten die denken aan zelfdoding. Dan kan eventueel extra begeleiding worden ingeroepen, met toestemming van de student uiteraard. Zelfmoordgedachten moeten altijd ernstig worden genomen. Als je als prof of student geconfronteerd wordt met suĂŻcidaal gedrag, kan je gelukkig beroep doen op deskundig advies, zoals dat van de Zelfmoordlijn.

 

Zelfmoordgedachten moeten altijd ernstig worden genomen.

 

Het Centrum ter Preventie van Zelfmoord geeft ook opleidingen om deskundigheid op het gebied van zelfmoordpreventie te bevorderen.

Forceville Inderdaad, en die deskundigheidsbevordering werpt ook zijn vruchten af. Die daling van het aantal zelfmoorden aan de K.U.Leuven zal enerzijds misschien wel iets te maken hebben met het invoeren van de semesterexamens, maar eind jaren negentig is door ons ook een vorming gegeven aan de ombudsdiensten en dat zou eveneens een rol kunnen hebben gespeeld. Het is bewezen dat deskundigheidsbevordering van bepaalde sleutelfiguren in de omgeving van jongeren effectief is.

 

Hebben de studentenbegeleiders van de UA een dergelijke opleiding gekregen?

Boeykens Niet specifiek van het Centrum ter Preventie van Zelfmoord, maar alle studentenbegeleiders aan de Universiteit Antwerpen hebben een opleiding psychotherapie achter de rug, of zijn die nog aan het voltooien, en daarin komt de problematiek van zelfdoding sowieso uitvoerig aan bod. Er zijn ook een aantal die een bijkomende opleiding over zelfmoordpreventie hebben gevolgd. Bovendien bestaat er in Antwerpen zoiets als Psynet: een samenwerkingsverband tussen hogescholen en de universiteit rond de geestelijke gezondheid van studenten. Binnen Psynet is er gespecialiseerde vorming en begeleiding van alle studentenbegeleiders binnen dat netwerk en daarin komt zelfmoordpreventie uiteraard ook aan bod.

 

Info

Voor meer informatie kan je altijd terecht bij:

 

Het Centrum ter Preventie van Zelfmoord

De gratis Zelfmoordlijn: 02 649 95 55 (24u/24u) De Zelfmoordlijn online (chat): www.zelfmoordlijn.be (op dinsdag- en donderdagavond van 19u tot 21u30)

 

De studiebegeleiders van de UA

Departement Studentgerichte Diensten stip@ua.ac.be STIP CDE 03 820 20 09 STIP CST 03 220 48 72

 

Vanaf oktober organiseert het Centrum ter Preventie van Zelfmoord een opleiding voor kandidaat-vrijwilligers voor de Zelfmoordlijn (telefoon en online). Voor meer informatie, surf naar www.zelfmoordlijn.be



Adieu, seminaries
21/09/2007
🖋: 

Het begon tijdens de examens: stapels boeken uit de Rodestraat en Campus Drie Eiken verdwenen in verhuiswagens. Professoren, personeel en studenten stonden erbij en keken ernaar. De Bibliotheek Humane en Sociale Wetenschappen raakte met die vracht rijkelijk gevuld, maar de seminaries van het R-gebouw slonken tot puin. Gelukkig vinden we begin september een laatste, voorlopig overlevende – al is het seminarie Romaanse intussen niet meer dan een karkas en zit verantwoordelijke Frederik Hulstaert er wat verloren bij.

Het echoot in het bijna lege lokaal als Hulstaert, een tikje weemoedig, begint te vertellen over zijn seminarietijd. Hij werkte er vier jaar en krijgt binnenkort een nieuwe functie bij het Faculteitssecretariaat Letteren en Wijsbegeerte. Wat zal hij het meest missen, boeken of studenten? “Beide, ik lees graag en vond het leuk studenten wegwijs te maken in een wetenschappelijke bibliotheek. Voor hen was het seminarie – meer nog dan een bib – een onofficiĂ«le ombudsdienst waar ze opmerkingen over lessen kwijt konden of een professor aanspraken; die zaten hier vaak in hun “salon” te keuvelen. Ik merk nu dat profs deze holle ruimte mijden. Aan dit lokaal kleeft immers een verhaal dat je niet meteen kan wissen en dat soms nostalgie losweekt.”

 

Kroniek van een aangekondigde dood

Dat verhaal was er één van verhuizen en verruimen, zo blijkt als we polsen naar het ’nostalgiegehalte’ van professor Vanneste uit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte. “Bij de oprichting van UFSIA in ’65 bevonden de seminaries zich allemaal in de D-blok, toen nog een prefab van een tweetal verdiepingen. Enkele jaren later verhuisden bepaalde opleidingen, en daarmee ook torens boeken, naar het nieuwe R-gebouw dat over ruimere seminaries beschikte. Zo lagen de vakspecifieke boeken voortaan binnen handbereik van onze bureaus en leslokalen.” De luxe werd echter overschat: “Al gauw bleek dat de seminaries te klein waren en dat zo’n open systeem, waar iedereen vrij ontleent en er dus begeleiding en controle nodig is, om veel personeel vraagt. De investering in een voltijds personeelslid strookte niet langer met de optimalisatie en besparingsplannen van de universitaire bibliotheek; het verdwijnen van de seminaries lag dan ook voor de hand."

 

Campus Drie Eiken ontsnapte evenmin aan de ontruimingsgolf. De uitbreiding van de centrale bib ging ook daar gepaard met een grote herstructurering: de collectie Germaanse werd deze zomer al overgebracht naar de Stadscampus, evenals die van Rechten, PSW en Bibliotheekwetenschappen. "De lege leeszaal R â€“ die deze verhuis in Wilrijk achterliet – wordt binnenkort gerenoveerd om de collectie Farmacie, Geneeskunde en Biochemie te herbergen", meldt campusverantwoordelijke Anke Jacobs. De boeken van de Exacte Wetenschappen verhuizen dan weer naar Campus Groenenborger. Na deze operatie omvat de UA-collectie drie clusters, met de Humane en Sociale Wetenschappen in de Stadscampus, de Biomedische Wetenschappen in Wilrijk en het merendeel van de Exacte Wetenschappen in Groenenborger.

 

Niet leuk maar wel logisch

Deze veranderingen zijn aanzienlijk en niet altijd even mals. Vooral het verlies van de seminaries in de Stadscampus doet uiteenlopende reacties opwellen. “Dit verdwijnen is spijtig maar ik heb begrip voor de zoektocht naar een nieuwe, efficiĂ«ntere werkruimte,” stelt professor Vanneste. Het elektronisch beheer van de collectie, het beveiligingssysteem en de lange openingsuren van de bibliotheek betekenen inderdaad een verbetering tegenover de vroegere seminaries.

 

Geen gebrek aan comfort dus, maar kan de centrale bib ook de sociale rol van de seminaries overnemen? Deze waren immers een kruispunt voor studenten en professoren; een draaischijf waar je papers binnenbracht en examens kwam afleggen; een cocon waar studenten samenwerkten. Met het gereduceerd aantal lesuren en de heterogene groepen die het Bachelor- en Mastersysteem met zich meebrengt, is zo’n verbroederingsplek zeker aangewezen om de individualisering af te remmen. “De seminaries zijn in de vernieuwde bib enigszins gereconstrueerd maar dat belet niet dat een vertrouwd biotoop wegvalt. De boeken zijn nu opgeborgen in laden, waardoor je niet langer weetgierig kan flaneren langs de rekken maar doelgericht moet zoeken. Bovendien zijn de groepslokalen in de leeszaal beperkt”, meent Hulstaert. ”Maar,” merkt professor Vanneste dan weer op, “de Agora ontpopt zich misschien nog meer tot een vervangende ontmoetingsplaats.”

 

De seminarieruimtes doen inmiddels dienst als secretariaat of leslokaal. Met de vele combinaties en humane afstudeerrichtingen komen nieuwe lokalen maar al te goed van pas. Die rationele verantwoording van het gebeuren toomt de nostalgie toch niet helemaal in. Wanneer we een laatste blik werpen op het seminarie Romaanse, staart Frederik Hulstaert naar het verhuisklare bureau, zijn favoriete plek: “Hier zat ik graag, omringd door grote ramen, onder een dikke boom en dichtbij een historische kerk. Zo’n mooi uitzicht, dat hebben weinig mensen.” Het uitzicht blijft, maar de R-blok wordt een werkgebouw. En niets meer dan dat.

 

 

Met medewerking van Kim Overlaet



Eigen gelijk eerst
20/09/2007
🖋: 
Auteur
Auteur extern
Marnix Beyen, Dave Sinardet en Geert Lambert

Bij de Vlaamse partijen klinkt het bijna eenstemmig dat de moeilijke regeringsvorming de schuld van de Franstaligen is. Het antwoord is dan ook eenvoudig: meer regionaliseren en minder België. Of toch niet? Enkele prominente academici verzamelden zich en onder de naam Paviagroep pleiten zij voor een kieskring die de gewesten overstijgt. In deze federale kieskring zouden 15 van de 150 zetels toegewezen worden: Vlamingen kunnen dan ook op Waalse politici stemmen en vice versa. Spirit-voorzitter Geert Lambert is het niet eens met het pleidooi van Marnix Beyen en Dave Sinardet, twee UA-academici die verbonden zijn aan de Paviagroep.

Pro

De federale kieskring, een eigentijds electoraal instrument

Het voorstel voor een federale kieskring, dat in februari 2007 werd gelanceerd door de Pavia-groep, wordt door tegenstanders gemakkelijk afgedaan als een weinig vruchtbare poging om terug te keren naar een unitair België. Daarbij verliezen zij, al dan niet bewust, uit het oog dat in de Belgische geschiedenis nooit zoiets als een federale kieskring heeft bestaan en dat de bedenkers van het voorstel allesbehalve verstokte belgicisten zijn.

Het idee om 15 zetels van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor te behouden voor afgevaardigden die zijn gekozen in een federale kieskring blikt niet nostalgisch achteruit. Het biedt integendeel een eigentijds antwoord op een probleem waarmee in wezen alle representatieve democratieĂ«n worstelen – het probleem, meer bepaald, hoe de fictie van de ‘volksvertegenwoordiging’ in een kiessysteem moet worden vertaald. Dat het 19de-eeuwse systeem, met kleine kiesomschrijvingen en dus sterk op hun lokale belangen gerichte vertegenwoordigers, niet aan het ideaal beantwoordde, werd al vroeg begrepen. Een tendens naar verruiming van de kiesomschrijvingen zette zich in, met het Nederlandse systeem van de ‘nationale kieskring’ als meest extreme manifestatie. Dat een dergelijk systeem ten nadele gaat van de nabijheid tussen de politicus en de kiezer, maken de recente ontwikkelingen in Nederland echter steeds meer duidelijk. Het voorstel van de Pavia-groep combineert de voordelen van beide systemen door aan elke kiezer twee stemmen voor de Kamer te geven: één om een vertegenwoordiger aan te duiden binnen een provinciale kieskring (of, tot nader order, in het arrondissement Leuven of Brussel-Halle-Vilvoorde) en één om een kandidaat te verkiezen die op de federale kieskring opkomt. Op die manier kan hij of zij zowel ‘lokale’ bekommernissen politiek laten meespelen als nationale preferenties te kennen geven. De partijen die zich presenteren op de provinciale en de federale lijsten kunnen dezelfde zijn, maar evengoed kunnen partijen voor de federale kieskring lijstverbindingen aangaan, al dan niet over de taalgrens heen. Op die manier kan zich ook voor materies die momenteel nog federaal zijn een reĂ«le democratische dynamiek ontwikkelen, los van alle lokale, regionale of communautaire belangen.

Is de combinatie van een lokale en een ‘nationale’ kieskring voor alle representatieve systemen heilzaam, dan geldt dit des te meer voor de complexe federale staat die BelgiĂ« heet. In tegenstelling tot andere federale landen beschikt BelgiĂ« sinds het einde van de jaren 1970 niet meer over nationale partijen. Het gevolg daarvan is een schrijnend democratisch tekort. De federale politieke instellingen worden immers bevolkt door politici die zich slechts tegenover één landsdeel hoeven te verantwoorden. Er is weinig verbeeldingskracht voor nodig om in te zien dat een dergelijke situatie communautair opbod in de hand werkt en een constructieve dialoog bemoeilijkt. Zij creĂ«ert een atmosfeer waarin problemen ‘onverwijld’ of ‘onvoorwaardelijk’ moeten worden opgelost of integendeel ‘onbespreekbaar’ zijn. Zelfs wie een verregaande staatshervorming nastreeft, is nochtans weinig gediend met dergelijke krachtwoorden. Dat hebben Yves Leterme en Bart De Wever de voorbije weken pijnlijk hard moeten vaststellen. Zowel voor wie de huidige federatie beter wil laten functioneren als voor wie haar verder op een democratische wijze wil uitkleden, biedt de federale kieskring mogelijkheden die in de huidige institutionele context ontbreken.

 

Marnix Beyen en Dave Sinardet zijn verbonden aan de Paviagroep en respectievelijk historicus en politicoloog aan de Universiteit Antwerpen.

 

Contra

Leuke denkoefening, maar niet realistisch

"Il y a en Belgique des Wallons et des Flamands. Il n'y a pas de Belges." De beruchte uitspraak van Jules DestrĂ©e is bijna honderd jaar oud en heeft nog niets aan actualiteitswaarde ingeboet. De federale verkiezingscampagne en de moeizame regeringsvorming illustreren het nog maar eens: we kennen elkaar niet, we begrijpen elkaar niet en er is meer onderling wantrouwen dan verbondenheid. Als je niet beter wist zou je denken dat de Vlaamse en Franstalige pers commentaarstukken schrijven over twee verschillende landen. De bekendste BV’s zijn over de taalgrens nobele onbekenden, terwijl Franstalige sterren als CĂ©cile de France of BenoĂźt Poelvoorde in Vlaanderen hetzelfde lot beschoren zijn.

Sinds de opsplitsing van de unitaire politieke partijen leven Vlamingen en Franstaligen ook politiek in twee verschillende landen. Er bestaan als het ware twee gescheiden democratieën die na de verkiezingen een gezamenlijke regering moeten vormen. Dat vergemakkelijkt de zaken er uiteraard niet op, maar het is nu eenmaal eigen aan een federatie met ruwweg twee gelijkwaardige delen. Denken dat je deze situatie rechttrekt met een leuke denkoefening als het voorstel van de Pavia-groep is om het zacht uit te drukken een tikkeltje naïef. Men kan de klok van enerzijds regionalisering en anderzijds Europese integratie niet meer terugdraaien.

Los daarvan is het voorstel ook hoogst onrealistisch. Een federale kieskring past in ons Belgische staatsbestel, dat is opgebouwd rond fragiele evenwichten, als een baksteen in een kaartenhuisje. Zo maken de paritaire samenstelling van de federale regering en de bijzondere meerderheden in het parlement het numerieke overwicht van de Vlamingen politiek ongedaan. In ruil is er een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Vlamingen in Brussel. Het voorstel van een nationale kieskring zet dit alles op de helling. Het feit dat in het voorstel negen van de vijftien verkozenen Nederlandstalig moeten zijn, geeft trouwens al aan dat een nationale kieskring niet past in ons systeem.

Zolang het Paviavoorstel voor een federale kieskring niet gelijktijdig voorziet in de opheffing van de bovenvermelde grendels, draagt het niet bij tot een vermindering van de scheeftrekking van de democratie op Belgisch niveau. Het vergroot ze zelfs door de tweetalige kieskring B-H-V tot het hele Belgische grondgebied uit te breiden. Daarnaast voert zo’n kieskring een onhaalbare kiesdrempel in voor kleinere partijen.

De bedenkers van de federale kieskring beweren dat de gescheiden kieskringen afbreuk doen aan het democratisch gehalte van onze instellingen. Ik kan als Vlaming immers niet stemmen voor Elio Di Rupo of Michel Daerden. Maar is dat echt zo ondemocratisch? Ik kan me niet herinneren dat Freya Van den Bossche of Patrick Janssens op mijn stembrief stonden in Oostende. En toch zijn ze verkozen in het federale parlement. Is dat ondemocratisch? En zijn landen als het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, waar ook geen nationale kieskringen bestaan, dan geen democratieën?

En tot slot: stel dat Yves Leterme in een dergelijke prothese-kieskring verkozen raakt met achthonderdduizend Vlaamse stemmen en tien Franstalige, zou dat van hem een meer legitieme premier maken? Ik denk het niet.

 

Geert Lambert is voorzitter van Spirit



Steeds meer studenten leven van OCMW-steun
20/09/2007
🖋: 
Auteur

“Aantal studenten die van OCMW leven verdubbeld in drie jaar tijd” kopte De Morgen deze zomer. Het aantal Vlaamse studenten met een leefloon steeg van 714 in 2002 naar 1.375 in 2005. Socioloog Koen Hermans voegde er zelfs aan toe dat zij slechts het topje van de ijsberg zijn. Wanneer heeft een student recht op steun van het OCMW en welke gevolgen heeft dit voor zijn of haar studies en levenskwaliteit? Zijn we over de piek heen of blijft het aantal studenten met een leefloon groeien? dwars ging op onderzoek.

“De stijgende trend zet zich ook nu voort”, zegt Marianne De Canne, stafmedewerkster van het departement Maatschappelijke Integratie van het OCMW-Antwerpen. “In het eerste kwartaal van 2006 waren er 275 voltijdse studenten met een leefloon in Antwerpen. Begin 2007 waren dit er al 403.”

 

De oorzaken

“Blijkbaar zijn er meer en meer jongeren die de relatie met hun ouders verstoord zien”, vervolgt de OCMW-medewerkster, “maar vroeger wisten veel studenten nu eenmaal niet dat ze misschien recht hadden op een leefloon. Je mag de stijgende cijfers niet enkel negatief zien: het is mogelijk dat er meer probleemsituaties zijn, maar de bekendheid van leeflonen voor studenten is tevens sterk toegenomen. Deze bekendheid is natuurlijk een goede zaak voor studenten die de hulp echt nodig hebben. Het nadeel is dat jongeren vaak zonder grondige reden bij ons komen aankloppen: we moeten heel wat aanvragen weigeren.”

 

“Binnen gezinnen zijn er vaak generatieverschillen die leiden tot ‘normale’ conflicten. Het is niet de bedoeling dat jongeren na een ruzie meteen een leefloon komen aanvragen om alleen te gaan wonen", verduidelijkt De Canne. "Ouders zijn onderworpen aan de onderhoudsplicht, en de gewone gang van zaken is dan ook dat zij voor hun kinderen zorgen zolang die recht hebben op kindergeld. Het leefloon is slechts een laatste redmiddel."

 

De procedure

Als de situatie ernstig blijkt, onderneemt het OCMW verschillende stappen. “Het eerste wat we doen is de jongere aanmoedigen het toch met zijn of haar ouders uit te praten. Eventueel kunnen wij daarbij bemiddelen. Als blijkt dat de ouders niet willen betalen en dus aan de onderhoudsplicht verzuimen, zijn er twee mogelijkheden. De jongere kan besluiten zijn ouders voor de rechtbank te dagen, waar wij eventueel bij kunnen helpen. De rechtbank bepaalt dan het maandelijkse bedrag dat de ouders moeten afstaan. Jongeren zien het echter meestal niet zitten om hun ouders voor de rechter te slepen. Dan verstrekken wij een leefloon en proberen dit, of een deel ervan, terug te vorderen van de ouders. De grootte van dat deel is afhankelijk van de financiĂ«n van het gezin en wordt berekend op een schaal die voor heel BelgiĂ« geldt. Als de ouders nog steeds weigeren te betalen zetten wij een gerechtelijke procedure van schuldvordering in werking", besluit De Canne.

 

Om recht te hebben op een leefloon moet de student sowieso voltijds studeren, nog geen ander hoger diploma verworven hebben en jonger zijn dan 25 bij aanvang van de studie. De Vlaamse Vereniging voor Studenten vindt deze voorwaarden onterecht. Nele Spaas van VVS licht toe: “De leeftijdskwalificatie strookt niet met het levenslang studeren dat de overheid promoot. En de verplichting tot voltijds studeren is inconsequent met het flexibiliseringsdecreet in het hoger onderwijs, waardoor deeltijdse studietrajecten gebuikelijker worden.”

 

De studiekeuze

De bedoeling van het leefloon voor studenten is dat de studie hun kansen op de arbeidsmarkt vergroot. OCMW’s geven daarom de voorkeur aan studierichtingen die onmiddellijk uitzicht op een job bieden: een keuze voor kunst of wijsbegeerte is niet evident voor een student die steun van het OCMW wil. De wet specificeert hier echter weinig, waardoor veel afhangt van de verschillende OCMW-centra. Volgens Marianne De Canne is dit niet zo’n probleem bij de Antwerpse OCMW’s: “We geven uiteraard de voorkeur aan een diploma dat uitzicht geeft op een snelle tewerkstelling, maar uiteindelijk is de keuze aan de student. We ondersteunen bijvoorbeeld ook meerdere studenten filosofie. We grijpen enkel in als de keuze van de jongere niet haalbaar blijkt: dit beoordelen we op basis van de examenresultaten of de voorgeschiedenis. We houden vervolgens nauwlettend de studieresultaten in het oog. Het OCMW probeert op te treden als een strenge maar rechtvaardige ouder.”

 

VVS stelt zich vragen bij deze methode: “Onderzoek toont aan dat discussie over de studiekeuze van de kinderen een van de belangrijkste oorzaken is waarom zij het ouderlijk huis verlaten en beroep doen op het OCMW. Als dan ook het OCMW zich gaat moeien met die studiekeuze, wat in vele OCMW-centra wel degelijk gebeurt, is de situatie van de student niet wezenlijk verbeterd. Verder zijn de OCMW-medewerkers in de eerste plaats maatschappelijke assistenten. In pedagogisch opzicht zijn zij niet altijd even goed geplaatst om zich over het academisch potentieel van jongeren uit te spreken, zowel bij de studiekeuze als bij het opvolgen van de resultaten. Toch gaan zij soms louter op basis van zijn of haar voorgeschiedenis oordelen over wat een jongere mag studeren.”

 

“De wet die de leeflonen voor studenten regelt is een zeer goed initiatief die een noodzakelijk sociaal vangnet biedt. Op veel punten is de wet echter te vaag en laat ze te veel interpretatievrijheid. Dit leidt ertoe dat veel in de onderhandelingen tussen OCMW en student bepaald wordt. Dat biedt weinig rechtszekerheid en zorgt voor inconsequenties en problemen”, besluit Spaas.

 

Vakantiewerk verplicht?

en ander gevolg voor studenten die een leefloon trekken van het Antwerpse OCMW is dat zij verplicht worden een maand vakantiewerk te doen. Marianne De Canne vindt dat een goede zaak: ”Zo leren de studenten dat ze er baat bij hebben zich in te spannen. Bovendien hebben ze dan minstens één maand een ietwat comfortabeler leven.” Ook deze regeling trekt Nele Spaas in twijfel: “Bij VVS vinden we dit een malafide praktijk. Verscheidene OCMW's betalen studenten slechts elf maanden per jaar en verplichten de leefloonstudent om een maand vakantiewerk te doen. In de wet staat echter dat de studenten ten zeerste aangemoedigd moeten worden om te gaan werken, maar dat er billijke redenen kunnen zijn die hem of haar hiervan verontschuldigen. Moeten studeren voor herexamens is zeker een geldige reden voor een vrijstelling van het vakantiewerk. Het is toch ronduit absurd dat het OCMW een student die moeilijkheden had tijdens het jaar verplicht om een maand als jobstudent te werken, waardoor deze student zich niet voldoende op zijn herexamens kan toeleggen? Als hij dan niet slaagt loopt hij de kans dat hij zijn OCMW-steun verliest, terwijl net het OCMW hier voor een deel schuld aan heeft.”

 

Dicht bij huis: de sitUAtie

“Aan de Universiteit Antwerpen zien we niet echt een groei van het aantal studenten met een leefloon”, stelt Annick Flour van het Studenten Informatie Punt (STIP). Haar collega An Van Hout vult aan: “Ieder jaar komen er een vijftal nieuwe gezichten aankloppen voor financiĂ«le steun. Een merkbare stijging is er niet. De studenten komen hun verhaal vertellen en dan zoeken we samen naar een oplossing. Wanneer het probleem ernstig is, sturen we hen door naar het OCMW. We zoeken op waar ze terecht kunnen en begeleiden hen hier eventueel bij. In de meeste gevallen krijgen ze dan ook een leefloon.”

 

“We zien waarschijnlijk maar een klein deel van de studenten met financiĂ«le problemen”, vertelt Flour. “Sommige studenten hadden al een leefloon voor ze naar de Universiteit Antwerpen kwamen, en andere zijn dan weer terughoudend om bij ons aan te kloppen. Ook bij de studenten die toch die stap zetten, merk je dat het hen vaak erg lastig valt over de situatie thuis te spreken.”

 

Drempelvrees?

“Ik ben door mijn moeder min of meer op straat gezet”, getuigt een anonieme UA-student, “en ik vind het moeilijk daar met anderen over te praten. Het is een lang en complex verhaal en het kan gemakkelijk verkeerd begrepen worden wanneer ik het vertel. Ik hoef geen medelijdende blikken. Dat is eigenlijk de voornaamste reden waarom ik tegen vrienden en kennissen liever zwijg over mijn leefloon: ik vind het niets om me over te schamen, maar iedere keer moet ik dan het verhaal erachter vertellen.

 

Om naar het OCMW te stappen voelde ik geen drempel: toen ik op straat stond, had ik geen andere keuze. Nu mijn kindergeld, studiebeurs en alimentatiegelden aangevuld worden door het leefloon, kan ik in mijn onderhoud voorzien. Zeker in het begin was het echter niet altijd aangenaam: mijn hele leven werd beheerst door geld. Bij alles wat ik deed of kocht moest ik me vragen stellen. Aan het einde van de maand wist ik na mijn inkopen in de Aldi iedere keer op voorhand hoeveel ik aan de kassa zou moeten betalen: ik had iedere cent al geteld. Nu heb ik het financieel wat beter.”

 

“Het OCMW-centrum is nogal slordig in het opvolgen van mijn studies”, vervolgt de student, “maar als ik niet slaag, zouden ze het wel opmerken. Ik denk echter dat ze het de eerste keer door de vingers zouden zien. Voorlopig hoef ik me er geen zorgen over te maken: mijn herexamens waren in orde.” “Studenten met een leefloon zijn vaak erg gemotiveerd”, verduidelijkt Marianne De Canne. “We hebben het onderzocht en wat blijkt: tot 80% van onze steuntrekkende studenten haalt zijn diploma! Dat is een prachtig cijfer.”



20/09/2007
🖋: 

Als je ouders voorstellen om nog een keer met “de familie” op reis te gaan, sla dat aanbod dan niet in de wind want wie weet beland jij ook wel met je moeder in Tokio. “Waar wil je naartoe?” betekent meestal een keuze tussen Frankrijk of Spanje, maar als je lang genoeg aandringt – en belooft alles zelf te zullen regelen â€“ kan het gebeuren dat je plots op een 11 uur durende vlucht richting Narita zit, met naast je een zenuwachtige moeder die langzaam begint te beseffen waaraan ze begonnen is.

Eens aangekomen rijden de Friendly Airport Limousine bussen je tot aan je hotel via de Rainbow Bridge, een brug die over de Baai van Tokio hangt en de stad zelf vanuit de hoogte bereikt, zodat je tussen torenhoge constructies van glas en staal langzaam afdaalt tot het hart van de stad. Een echt geografisch ‘centrum’ is er echter niet: Tokio bestaat uit 23 wijken waarvan de een al wat hipper is dan de ander. Het middelpunt van de stad wordt bepaald door de massa (acht miljoen inwoners). Shinjuku en Shibuya zijn de wijken waar de meeste Japanners zich heen reppen om te winkelen, werken en ontspannen. De hoofdstations in beide wijken verschaffen toegang tot metro en trein. Op spitsuren zitten de trein- en metrostellen boordevol. Shinjuku Station verwerkt dagelijks ongeveer twee miljoen reizigers, wat twintig keer meer is dan de maximumcapaciteit van het vernieuwde station in Antwerpen.

 

De drukte is echter niet storend; Japanners zijn van nature rustige mensen. Op de metro doet de helft van de passagiers zelfs aan power napping. De drukte kan er echter wel toe leiden dat je hopeloos verloren loopt in de ondergrondse doolhoven. Het moeilijkst is dan ook niet het nemen van de metro of de trein naar een bepaalde bestemming, maar wel het vinden van de juiste uitgang. Bijna alle stations zijn via lange wandelgangen en roltrappen aangesloten op grote kantoorgebouwen en winkelcentra. De massa volgen is dan niet altijd zo verstandig, want als die wordt opgeslokt door een wolkenkrabber, en jij op een klein parkje uitkomt, is de kans groot dat je door één verkeerde uitgang op 4 kilometer van je oorspronkelijke bestemming terechtgekomen bent. Mensen bieden echter spontaan hulp aan als ze je zien turen in een kleine stadsgids. Zo kregen we na een al veel te lange zoektocht naar het Museum of Contemporary Art op de rand van Tokio – en na het vruchteloze aanklampen van een plaatselijke politieagent die niet kon kaartlezen – de hulp van een zakenman die eerst het museum opbelde en ons vervolgens op een taxi zette naar de juiste bestemming. Denk voortaan dus twee keer na vooraleer je de zoveelste Japanse toerist een willekeurige richting uitstuurt.

 

Een clichĂ© dat ontkracht moet worden is dat Tokio een erg dure stad is. In een hotel in het centrum zal je geen fortuin moeten neertellen, al ligt het naast het Park Hyatt, de verblijfplaats van Bill en Scarlett in ‘Lost in Translation’. Tokio is op veel vlakken zelfs goedkoper dan Antwerpen. Voor eten, drinken, metrogebruik en toegang tot musea betaal je in de properste stad ter wereld minder dan thuis, en de service is veel beter. In elke winkel, van een designer store tot het kleinste supermarktje, word je door de werknemers – meestal opgetutte Japanse schonen - vriendelijk begroet met een irrashaimaseee ('welkom'). Wanneer je dan daadwerkelijk iets gekocht hebt, escorteren ze je vaak met je inkopen naar de deur om die daar te overhandigen en een diepe buiging te maken, immer gevolgd door arigato-gozaimasu ('hartelijk bedankt').

 

Tokio bestaat gelukkig niet alleen maar uit winkelcentra. De vele wolkenkrabbers worden geflankeerd door parken, die als groene eilandjes door de stad verspreid liggen. 's Avonds verandert Tokio dan weer in een neonparadijs. Een drankje in de New York Bar op de tweeĂ«nvijftigste verdieping van het Park Hyatt, of een avondje Shibuya terwijl er een tropische storm woedt zijn aanraders voor iedereen die wil baden in het achtergelaten aura van Scarlett Johansson. Voor de anderen is er ook nog altijd het pittoreske Tokyo Bay, waar je naast Sega’s virtual reality arcade ‘Joypolis’ ook een Disneyland, een strand en â€“ uiteraard â€“ een gigantisch winkelcomplex vindt. Genoeg te doen dus in Tokio, zeker als je er maar een week verblijft. Helaas heb je dan nog maar aan het topje van de ijsberg gelikt.