editoriaal
24/11/2007
🖋: 
Auteur

In dit nummer van dwars staat de nieuwe financiering van het hoger onderwijs centraal. Zowel minister Frank Vandenbroucke (sp.a) als zijn voor- en tegenstanders worden aan het woord gelaten. Het decreet, dat in januari zal ingaan, heeft al heel wat stof doen opwaaien.

Vandenbroucke wil met zijn ambitieuze plan meer controle uitoefenen over het reilen en zeilen binnen het hoger onderwijs. Hoewel je soms bijna zou verwachten dat hij ook nog met een leerplan voor de universiteiten en hoge scholen op de proppen zal komen en er in zijn betoog geen woord wordt gerept over academische vrijheid, is er op zich uiteraard niks mis met kwaliteitseisen. Als je de uitwerking van zijn beleid onder de loep neemt, blijkt het echter heel wat contradicties te bevatten.

 

Zo is het frappant dat hij een sociaal beleid verwacht van de universiteiten, maar zich meteen ook neerlegt bij het feit dat de manier waarop hij dit gaat controleren eigenlijk niet is wat het moet zijn. Het belangrijkste criterium waarop hij zich baseert is namelijk de hoeveelheid beursstudenten aan een instelling. Nochtans is al lang aangetoond dat je een adequater beeld krijgt door te kijken naar factoren als het diploma van de moeder, de etniciteit en de samenstelling van een gezin. Dat zegt namelijk veel meer over de sociale achtergrond van een student dan louter het inkomen van de ouders. De minister heeft hierover alleen geen betrouwbare gegevens en gebruikt dus wat voor handen is: een databank met beursstudenten.

 

Hetzelfde fenomeen doet zich voor wanneer hij moet uitmaken of een instelling uitmunt op vlak van onderzoek. Daarvoor baseert hij zich namelijk grotendeels op het aantal publicaties en citaties in hoogstaande internationale (A1) tijdschriften. Thomson Scientific, het bedrijf dat deze gegevens verzamelt, zegt zelf dat het niet geschikt is voor de humane wetenschappen en eigenlijk is het zelfs binnen de exacte wetenschappen voor bepaalde segmenten, zoals bijvoorbeeld Wiskunde, geen goed meetinstrument om uit te maken of een wetenschapper al dan niet goed bezig is. En toch moeten alle onderzoekers zich vanaf nu op die manier bewijzen. Vreemd? Tja, het ministerie heeft nu eenmaal enkel die informatie ter beschikking. De universitaire wereld mag altijd zelf met een lijst kwaliteitsvolle tijdschriften komen voor de humane wetenschappen. Dat zoiets heel wat voeten in de aarde heeft en jaren tijd zal vragen, daar valt cynisch genoeg niets aan te doen.

 

We zien met andere woorden hoe de minister op cruciale punten met de grove borstel te werk gaat en tegelijkertijd van de instellingen wel het uiterste verwacht. De kans is groot dat hij op deze manier noch zijn tweede democratiseringsgolf noch uitstekend onderwijs zal genereren.



Dossier financiering
24/11/2007

Geld dat naar instellingen gaat moet renderen volgens minister Vandenbroucke. De outputfinanciering en de kwaliteitsmaten die het beleid daarvoor hanteert, worden echter vaak – en vooral in de humane wetenschappen – met argusogen bekeken. VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten) wijst bovendien op het “asociale karakter van het model en het risico op kwaliteitsvermindering van het onderwijs."

Jesse Mortelmans en Dietlinde Willockx, twee geesteswetenschappers van de Universiteit Antwerpen, drukten hun bezorgdheid over het nieuwe financieringsdecreet voor het Hoger Onderwijs al diverse malen uit. Samen met Jürgen Jaspers schreven ze een open brief en startten ze met enkele collega’s, het VSOA en VVS, een petitie om een hoorzitting aan te vragen in het Vlaams Parlement. Ook Rogier De Langhe, filosoof aan de UGent, liet het niet bij morren en gaf een aanzet tot een alternatief financieringsmodel in de humane wetenschappen. Hoewel het protest tegen het wetsvoorstel vaak wordt afgedaan als een Antwerpse strijd – onze universiteit heeft immers een lange traditie en groter aanbod in humane, eerder dan exacte wetenschappen – is de resultaatsgebonden financiering volgens onze drie ondervraagde wetenschappers nefast voor elk onderzoek dat tijd vergt en innovatief wil zijn.

 

Publish or perish. De humane wetenschappen

Geesteswetenschappers worstelen wel in het bijzonder met het model, om verschillende redenen. Allereerst kennen zij geen traditie van onderzoeksgroepen, waardoor ze vaak alleen werken en trager publiceren.

 

Moet er dan helemáál niet geteld worden?

Jesse Mortelmans Wij zijn niet bang voor een evaluatie van ons onderzoek maar wel voor de manier waarop die zal gebeuren. De focus op véél publicaties ín A1-tijdschriften creëert bandwerk en genereert armoede in het veld zelf. Geen academicus zal nog willen publiceren in algemene tijdschriften voor een breder publiek want die behoren niet tot de toptijdschriften. Zogezegd moet je onderzoek maatschappelijk betrokken zijn maar in de praktijk verlies je elke voeling met het concrete veld.

 

De wetenschappers wijzen ook op het risico dat onderzoek tot eenheidsworst verwordt. “Publiceren in A1-tijdschriften veronderstelt een bepaald soort onderzoek dat vooral inspeelt op actuele debatten die wereldwijd gevoerd worden. Dat gaat ongetwijfeld ten koste van de diversiteit. Je krijgt immers louter variaties op hetzelfde thema, met weinig ruimte voor alternatieve thema’s,” aldus Rogier De Langhe. Volgens hem dreigen we zo te evolueren naar een systeem waar iedereen mooi in de pas loopt, waar steriele wetenschappen de boventoon voeren. Het model negeert daarmee de essentie van de humane wetenschappen, namelijk haar pluralistisch karakter.

 

"We richten ons nu wel op het financieringsdecreet," verduidelijkt De Langhe, "maar dat is een symptoom van een bredere (management)tendens in de richting van almaar grotere controle, waarin steeds meer middelen worden vrijgemaakt om te verifiëren of mensen effectief werken. Deze sfeer van wantrouwen is nefast voor de idealen van vrij onderzoek."

 

Pleinvrees?

De Angelsaksische origine van de A1-tijdschriften kan ertoe leiden dat bepaalde soorten onderzoek niet meer aan bod komen. En een artikel over bijvoorbeeld Vlaams beleid moet in het Engels verschijnen. "Een geschifte situatie," meent De Langhe, die vreest dat de visie van continentale geesteswetenschappers minder snel zijn weg zal vinden naar het maatschappelijk debat.

 

Minister Vandenbroucke verwijt de humane wetenschappers “provincialisme”.

Dietlinde Willockx Volgens de minister staat internationalisering voor kwaliteit. Als ik op een buitenlands congres wil spreken over Guido Gezelle moet ik eerst een heleboel zaken introduceren en toelichten eer ik iets vernieuwends kan zeggen. Dan is het nog de vraag of de toehoorders de relevantie ervan kunnen schatten. Natuurlijk zijn er algemene, onderliggende beschouwingen die je kan voorleggen maar die komen pas voort uit vele jaren onderzoek. Dergelijke langdurige processen scoren echter niet in dit model.

 

Als de humane wetenschappen de lijst met toptijdschriften bekritiseren, moeten ze zelf maar een alternatief voorstellen, zo oppert de minister. Een dergelijke onderneming stuit op heel wat praktische bezwaren: het is moeilijk om voor zo’n heterogeen veld als dat van de humane wetenschappen één lijst op te stellen. Het orgaan dat zo’n index zou moeten ontwikkelen is de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad), maar die bestaat uit vertegenwoordigers van universiteiten en niet van de verschillende wetenschapsdomeinen, zodat andere belangen voorgaan. De European Science Foundation heeft eveneens een lijst gemaakt die pas wanneer ze is afgewerkt ter consultatie voorligt bij de onderzoekers. Bij het tot stand komen werden de vele subvelden niet betrokken.

 

Bedelaars

Op de onderfinanciering van de humane wetenschappen reageert Vandenbroucke dat het aan de universiteit zelf is om het zwaartepunt van de financiering te bepalen.

Mortelmans Een kromme redenering. Wij begrijpen niet waarom hij zelf een verdeelsleutel hanteert en vervolgens van de universiteiten verwacht dat ze een logica toepassen die niet strookt met zijn criteria. Tot nog toe konden de humane wetenschappen rekenen op de solidariteit van meer begunstigde faculteiten, maar ons bedelen kan natuurlijk niet blijven duren.

 

Op onderwijsvlak is er een ongelijke studentenweging. Voor een student Geneeskunde krijgt een universiteit vier keer zoveel als voor een Letterenstudent. Dat verschil wordt wel erg groot, menen Jesse Mortelmans en Dietlinde Willockx. De omkadering van hun faculteit wordt voortdurend ingeperkt, terwijl het beleid hamert op begeleiding van zwakkere groepen en de instroom in Taal- en Letterkunde steeds groter wordt. Het tekort aan personeel heeft, naast minder begeleiding, nog consequenties voor studenten: ze zullen in grotere groepen les krijgen en van goedkopere werkkrachten, zoals praktijkassistenten zonder doctorstitel. “Hierdoor zal het principe van het universitair onderwijs, namelijk dat het gestoeld moet zijn op onderzoek, gedeeltelijk uitgehold worden,” meent Mortelmans, die zich dan ook afvraagt wat het nut is van een doctorstitel als zelfs de universiteit het niet meer nodig vindt dat haar onderwijzend personeel een doctoraat heeft.

 

Alleen kommer en kwel? De visie van de exacte wetenschappen

Uiteraard is het nieuwe financieringsdecreet niet in één haal neer te sabelen. Dr. Jan Paredaens, decaan van de faculteit Wetenschappen aan de UA, beschouwt het financieringsmodel van Vandenbroucke als een positieve stimulans voor de onderzoekstaken aan zijn faculteit. Onderzoeksgroepen die minder presteren worden zo objectief doorgelicht en aangezet beter te presteren. Goede onderzoekers worden dan weer beloond voor hun werk. Daarenboven rekent Paredaens door het nieuwe decreet op een extra financiële impuls voor zijn faculteit. De stap naar internationalisering die Vandenbroucke met deze financiering tracht te zetten, juicht hij toe. Hij waarschuwt er wel voor niet te verwachten dat Antwerpen onmiddellijk een belangrijke internationale rol zal spelen.

 

Paredaens is echter geen onverdeeld voorstander van een outputfinanciering die grotendeels gebaseerd is op het aantal uitstromende studenten. De faculteit Wetenschappen kan niet rekenen op grote studentenaantallen, en hij vreest dan ook dat een dergelijke financiering niet in het voordeel van zijn faculteit zal spelen. Zijn collega dr. Frans Van Meir, decaan van de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen, merkt ook op dat de financiering naar input en output “het decreet mismeesterd heeft.” Zo stelt hij vast dat “outputfinanciering betekent dat de universiteit niet betaald wordt voor de gebuisde student. Dit kan leiden tot niveauverlaging wanneer docenten studenten laten slagen omwille van de financiering,” al neemt Van Meir wel aan dat de docenten nog altijd naar eer en geweten zullen oordelen over de kwaliteit van de studenten. Hij vindt het echter jammer dat de geïnvesteerde tijd in gebuisde studenten niet gecompenseerd wordt. Van de nieuwe onderzoeksfinanciering lijkt Van Meir wel een gematigd voorstander.

 

Bent u niet bang dat er minder geld naar onderzoek zal gaan?

Van Meir De competitie om onderzoeksgelden te verwerven zal juist toenemen, en omdat ook het volume aan onderzoeksgelden verhoogt, zal er meer geld naar onderzoek gaan. Je kan je wel afvragen of dit niet ten koste van het onderwijs zal gaan. Laten we hopen van niet. Hierbij moet toch duidelijk gesteld worden dat het onderzoek nu reeds onderwijs financiert: de opleiding van de exacte en levenswetenschappen is afhankelijk van de begeleiding door onderzoekers die voor een belangrijk deel betaald worden door deze onderzoeksgelden.

 

Bestaat de kans dat de Universiteit Antwerpen achterop zal raken door de nieuwe onderwijsfinanciering?

Van Meir Ik ben ervan overtuigd dat de Universiteit Antwerpen alleen maar kan groeien. Het groeipotentieel in ons onderzoeksaandeel kan toenemen. De exacte en levenswetenschappen hebben reeds het hoogste rendement in Vlaanderen. Als dat straks ook het geval zal zijn voor de humane wetenschappen, dan zal het marktaandeel van de Universiteit Antwerpen sowieso stijgen. En zo zal het onderwijs, gebaseerd op onderzoek, altijd maar verbeteren.

 

VVS: minder Frank, meer euro's

VVS, de Vlaamse Vereniging van Studenten, ziet de toekomst niet zo rooskleurig. De outputfinanciering (vanaf 60 credits) blijft voor hen een belangrijk punt van kritiek: "In een financiering gebaseerd op studieresultaten worden trager doorstromende studenten met lagere slaagkansen heel wat minder aantrekkelijk voor een universiteit. Het gevaar is reëel dat instellingen verdoken asociale selectiemechanismen gaan hanteren om die 'lastige' en dure studenten zoveel mogelijk te weren."

 

“In een outputfinanciering is een financiering op basis van studentenkenmerken dus nog meer noodzakelijk,” benadrukt Nele Spaas, stafmedewerker van VVS. Helaas zijn de studentenkenmerken die de minister doorvoert volgens haar slecht gedefinieerd: “De minister gebruikt beursstudenten als indicator voor de opleidingskwetsbare student, maar beursstudenten stromen niet trager door dan andere studenten."

 

Mattias Willems, lid van de Raad van Bestuur, heeft zijn bedenkingen bij de definitie die de minister hanteert voor studenten met een functiebeperking. Die zou erg eng zijn: "Enkel studenten met een inschrijving bij het Vlaams Fonds worden extra gefinancierd. Op die manier komen slechts een paar honderd studenten in heel Vlaanderen voor de wegingsfactor in aanmerking. Leerstoornissen, geestelijke gezondheisproblemen of chronisch zieken vallen uit de boot.”

 

Vandenbroucke verkondigt overal dat hij studenten met een functiebeperking, beurs- en werkstudenten anderhalf keer gaat financieren, maar Willems zwakt die democratisering af: “In de praktijk heeft hij de invloed van deze financiële stimulans geplafonneerd. Beursstudenten, studenten met een functiebeperking en werkstudenten mogen maximaal slechts 8% opleveren van de universiteitsfinanciering, maar vandaag bedraagt het aandeel van de beursstudenten al 8,35%. En dan zijn gehandicapte en werkstudenten nog niet meegerekend. De groei van deze groep studenten wordt door de overheid dus helemaal niet gestimuleerd.”

 

Nele Spaas vindt het verder opvallend dat de minister voor andere groepen de extra financiering zelfs niet in overweging wil nemen, terwijl studenten zonder een klassieke vooropleiding en studenten van allochtone afkomst bijzonder lage slaagkansen hebben.

 

Inkomen hangt samen met opleidingsniveau, dus de groep beursstudenten overlapt vaak die van studenten zonder ASO-diploma en met laaggeschoolde ouders, zo redeneert de minister.

Spaas Uiteraard is er een verband tussen scholingsniveau van de ouders en inkomensniveau, maar daarom is er nog geen perfecte overlapping. Onderzoek toont aan dat ook allochtone studenten met welgestelde ouders lagere slaagcijfers hebben dan autochtonen. Er zijn bovendien heel wat financieel minder gegoede studenten die door de scherpe inkomensgrenzen niet voor een studiebeurs in aanmerking komen. In de basisfinanciering van de onderwijsinstellingen moet de overheid in de eerste plaats stimulansen geven om de drempels inherent aan het onderwijs aan te pakken. De extra weging van beursstudenten gaat vooral de financiële drempels te lijf.

 

Na 60 studiepunten wordt ook van zwakkere groepen verwacht zich te conformeren aan de resultaatsgebonden financiering.

Spaas De problemen van deze groepen zijn absoluut niet opgelost nadat ze het eerste jaar zijn doorgesparteld. Van de KSO/TSO- studenten zit na 3,5 jaar in het hoger onderwijs 15% nog op schema tegenover 42% voor de ASO-vooropleiding. Ook na het eerste jaar blijven deze groepen kampen met onderwijsinherente drempels. Hetzelfde geldt voor allochtone studenten. In de hogere jaren ligt hun slaagpercentage nog 10 tot 15% lager dan die van hun autochtone medestudenten. Academisch Nederlands speelt bijvoorbeeld zeker mee bij het schrijven van een thesis. Ook op de stage duiken er nog regelmatig problemen op en haken sommige studenten af.

 

Voor kansengroepen die niet structureel herkend worden in het onderwijsluik van financiering is er het aanmoedingsfonds. Lost dit fonds de grote verwachtingen in?

Spaas Aanvankelijk zou het 5% van de totale enveloppe betreffen. Op kruissnelheid zal het slechts om 1% gaan. En dan moeten de instellingen nog de helft zelf betalen. Bovendien wordt het aanmoedigingsfonds niet verdeeld volgens de grootte van de aanwezige doelgroeppopulatie maar wel volgens de schaalgrootte van de instelling. Universiteiten die veel allochtonen tellen, krijgen dus minder uit de pot dan bijvoorbeeld de KULeuven, waar desondanks zeer weinig allochtone studenten ingeschreven zijn. Dat is een vreemd signaal voor een fonds dat de hefboom moet worden voor de tweede democratiseringsgolf.

 

Aangezien het zogenaamde tienkamp voor gelijke kansen van Vandenbroucke niet wordt omgezet in de praktijk, ziet VVS zich genoodzaakt om een eigen tienkamp te maken. Het blijft echter de vraag of de minister en het parlement nu zullen luisteren naar hun voorstel. VVS heeft in het prille begin wel enige impact gehad omdat ze de eersten waren met een duidelijke visietekst. Nele Spaas benadrukt echter dat in de loop van het proces slechts selectief werd geluisterd naar (enkele) instellingen en er vrijwel niets meer ten goede veranderde. Daarom trekt VVS opnieuw ten strijde. Op 6 december protesteert VVS samen met het personeel en de studenten van de Vlaamse universiteiten in Brussel. Op 1 januari zal het nieuwe financieringsdecreet in werking treden. www.vvs.ac/axie www.decreethogeronderwijs.com In het tweede semester organiseert het Academisch Forum een debat over de financiering van het hoger onderwijs.



Dossier financiering
24/11/2007
🖋: 
Auteur

Outputfinanciering, leerkrediet, een tweede democratiseringsgolf, uitstekend onderwijs én excellent onderzoek: het nieuwe financieringsdecreet staat niet alleen vol nieuwe termen, eisen en verwachtingen, het roept ook heel wat vragen op. dwars ging zijn licht opsteken bij de auteur ervan: Vlaams Minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a).

Frank Vandenbroucke Voor ik op je vragen antwoord, wil ik eerst nog zeggen dat de nieuwe financiering van het leerplicht- en het hoger onderwijs nog maar de eerste proef is van wat ik een tienkamp voor gelijke onderwijskansen noem.

De negen andere punten hebben betrekking op studiekeuze, op taal, op het hoger beroepsonderwijs als tussenschakel met het hoger onderwijs enzovoort. Die verdeling van de centen is dus maar een randvoorwaarde. We moeten op elke sport van de onderwijsladder inspanningen doen.

 

Controle in plaats van boekhouden

Over naar het financieringsdecreet. U wil een nieuw model toepassen dat via ouputfinanciering voor een groot deel op resultaten gebaseerd is. U hebt veel kritiek gekregen op dit plan maar toch blijft u er een grote voorstander van. Waarom?

Vandenbroucke Ik vind dat je een financieringsmodel moet gebruiken voor een maatschappelijke opdracht. Ik wil niet alleen dat er meer studenten binnenkomen op de universiteit, ik wil ook dat ze slagen. Het is trouwens een genuanceerd voorstel. We blijven werken met een inputfinanciering van de eerste zestig studiepunten. Ik wil niet dat universiteiten gestraft worden voor het aantrekken van studenten uit kansengroepen doordat we vanaf de eerste dag onverbiddelijk zouden werken met resultaatfinanciering. Maar, ik ga ervan uit dat een unief zorgt dat een student op tempo is als hij die eerste zestig studiepunten heeft verworven. Vanaf dan schakelen we over op resultaatsfinanciering.

Ik ben niet tevreden met zomaar de boekhouder te zijn van de instellingen. Ze zijn daar een beetje door verrast geweest. Ze dachten dat ik een onderwijsminister was zoals anderen en dat ik dus vooral bezig zou zijn met het verdelen van geld tussen de instellingen en te zorgen dat er zo weinig mogelijk gemor en protest is.

 

U gebruikt de subsidies dus om controle uit te oefenen op de instellingen. Een averechts effect kan zijn dat het niveau van de opleidingen zal zakken: de verleiding wordt erg groot om veel meer studenten te laten slagen en zo geldgebrek uit de weg te gaan.

Vandenbroucke Daarvoor zijn er belangrijke tegenkrachten. We hebben een visitatie- en accreditatiestelsel dat we samen met Nederland toepassen.

 

Als je iets briljants schrijft maar het in de schuif legt, dan ben je geen wetenschapper.

 

Zo'n doorlichting gebeurt maar om de acht jaar en bovendien is de kans erg klein dat een faculteit daadwerkelijk haar accreditatie verliest.

Vandenbroucke Toch ga ik ervan uit dat ze een stevige druk bieden. Ze controleren onder meer de kwaliteit van het examensysteem. Bovendien weet iedereen dat een instelling er geen goed aan doet haar reputatie te grabbel te gooien. Ik denk dat de kans klein is dat dit zal gebeuren. Verder denk ik niet dat je als instelling veel moet buizen om te bewijzen dat je lat hoog ligt. De kwaliteit van je lesgeven, van je cursus, van heel je onderwijsproces kan je niet afmeten aan de vraag hoeveel studenten je buist. Met goede begeleiding en ondersteuning hoeven er niet veel studenten te buizen. Universiteiten met een erg laag slaagcijfer zijn niet per se kwalitatief hoogstaand.

 

Uit de boot

U wil dat zwakkere groepen beter doorstromen naar (en uit) het hoger onderwijs. Nochtans hebben zij net meer begeleiding nodig. Ze hebben nood aan meer geld dan enkel gedurende die eerste zestig creditpunten met inputfinanciering. Het aanmoedigingsfonds dat met veel tromgeroffel werd aangekondigd blijkt wel erg klein uit te vallen.

Vandenbroucke Dat is echt een misverstand in de discussie. Dat fonds is een heel kleine extra, het is niet de essentie. We geven het om – bovenop het basismechanisme – de instellingen aan te zetten zelf creatief bezig te zijn met nieuwe methoden om in hun onderwijsproces meer gelijke kansen te brengen.

Maar dat is dus niet de basis, de aanmoediging van gelijke kansen en een sociaal rekruteringsbeleid zit in het feit dat we voor beursstudenten, studenten met een handicap en werkstudenten tot anderhalve keer meer middelen geven. Als iemand uit een gezin met bescheiden middelen zich inschrijft in een instelling, dan krijgt men daar bijna anderhalf keer meer geld voor dan voor een andere student. Instellingen die meer beursstudenten hebben dan de rest, krijgen dus een pak meer geld.

In het hart van dat model zit met andere woorden een heel sterke prikkel: tot vijftig procent meer financiering voor een student die komt uit een gezin met een bescheiden inkomen. Ik vind dat heel essentieel: statistisch gesproken weten we namelijk dat het inkomen van mensen samenhangt met hun opleidingsniveau. Daar zijn natuurlijk uitzonderingen op maar meestal verdienen mensen met een hoog diploma meer dan lager opgeleiden. Als je weet dat iemand met een beurs een universitair diploma heeft behaald, dan weet je eigenlijk dat je echt bezig bent met het organiseren van opwaartse mobiliteit in de samenleving. Dat belonen we dus heel sterk.

 

Nochtans lezen we in uw decreet een erg enge definitie van die ‘kwetsbare’ groep. Het gaat om beursstudenten, studenten met een Vlaams Fondsnummer en werkstudenten. Onderzoek heeft uitgewezen dat het diploma van de moeder een veel beter criterium is om te voorspellen of iemand extra subsidiëring verdient.

Vandenbroucke Dat is misschien iets voor de toekomst, we hebben geen goede databank. We werken met verklaringen op eer en dat lijkt me in het hoger onderwijs heel riskant en weinig betrouwbaar. In het leerplichtonderwijs doen we dat wel, daar is er meer contact met het gezin, is er meer controle en is bedrog veel moeilijker. Het voordeel van de beursindicator is dat die gewoon uit onze eigen databanken komt. We moeten er aan niemand iets voor vragen.

 

Daardoor vallen er wel nog heel wat mensen uit de boot.

Vandenbroucke Statistisch gesproken weet je dat een instelling die veel meer beursstudenten heeft dan andere, een socialer profiel heeft. Je weet ook dat de kans groot is dat de ouders van beursstudenten zelf geen universitair diploma hebben aangezien universitairen meer verdienen.

 

Het einde van de eeuwige student

Iets anders dat opvalt in uw decreet is het invoeren van een leerkrediet. Daarmee legt u een deel van de verantwoordelijkheid voor het al dan niet slagen bij de student zelf.

Vandenbroucke Ja, maar het is echt geen hardvochtig systeem: het rugzakje is groot genoeg. Je komt niet snel op nul. Je krijgt een rugzakje met 140 studiepunten, de eerste 60 waarvoor je slaagt, krijg je dubbel terug. Het jaar nadien heb je dus 200 punten als je over de hele lijn geslaagd bent. Voor minder goede studenten hoeft het ook geen groot probleem te zijn. Stel dat je maar voor 20 punten slaagt, dan ben je 60 punten kwijt en krijg je er 40 terug. Je gaat dus van 140 naar 120. Als je dan het jaar daarop hetzelfde doet, dan ga je naar 100. Zo iemand kan dus makkelijk ergens anders proberen.

 

Ik ben niet tevreden met zomaar de boekhouder te zijn van de instellingen.

 

Maar als je geen examens aflegt, ben je wel alles kwijt.

Vandenbroucke Ja, maar dát willen we dus net niet. In Antwerpen doet men daar trouwens hard zijn best voor (de minister doelt op het trampolineproject dat studenten de kans wil geven om in het eerste jaar van richting te veranderen, CH). Ik wil dat de universiteiten en hogescholen in de loop van het academiejaar al vaststellen dat het helemaal op niks gaat uitlopen. Men moet aan studenten tijdig zeggen dat het fout zit en dat ze beter iets anders beginnen. Een instelling is wel bezig met geld van de samenleving, hé. Het leerkrediet is een zacht systeem, het dient als signaal dat het niet vrijblijvend is wat je doet. Zelfs als je de eerste keer niks doet, heb je nog 80 studiepunten en mag je nog eens proberen.

 

U wil niet dat mensen de eeuwige student uithangen maar dankzij het leerkrediet zullen studenten net aangemoedigd worden om minder hooi op hun vork te nemen. Dankzij de flexibilisering is dat heel goed mogelijk.

Vandenbroucke Dat is inderdaad een risico. Ik vind flexibiliteit een wat dubbel gegeven dat ik heb aangetroffen toen ik hier begon als minister. Het biedt kansen, met name om zelf creatief te zijn maar ook voor mensen die het op een bepaald ogenblik wat moeilijker hebben of voor werkstudenten. Het houdt ook het risico in van systematische studievertraging. Ik ben dus een nuchtere minnaar van die flexibiliteit. De kans bestaat dat mensen hun weg er eerder mee verliezen dan dat ze hem vinden.

 

Geen tijd voor een syllabus

Het is opvallend dat u veel geld wil besteden aan onderzoek. 55 procent van het budget gaat naar onderwijs, 45 procent naar onderzoek. Waarom vindt u dat zo belangrijk?

Vandenbroucke Onze academici moeten mee aan de top staan van internationaal wetenschappelijk onderzoek. Ik wil absoluut vermijden dat rijke ouders moeten vaststellen dat hier geen toonaangevend wetenschappelijk onderzoek gebeurt en dan voor hun kinderen een opleiding in het buitenland bekostigen om zo hun carrièrekansen te verhogen. Dat zou toch schandalig zijn?

Dit is de enige manier om een tweede democratiseringsgolf te bewerkstelligen. Ik vind het essentieel dat onze universiteiten door de financiering verplicht worden mee aan de spits te staan van het onderzoek en ik wil ook dat ze zich internationaal meten. Dat is onder meer in Antwerpen erg controversieel. Ik denk ten onrechte.

 

Maar als je het logisch bekijkt, volgt uit dit model toch net dat professoren minder tijd zullen krijgen voor onderwijs? Waarom zouden ze bijvoorbeeld nog tijd besteden aan een goede syllabus of aan het opvolgen van hun studenten?

Vandenbroucke Dat overtuigt mij niet bijzonder. De beste proffen die ik heb gehad waren ook degenen die internationaal aan de top stonden en ik studeerde geen exacte wetenschap (De minister studeerde Economie in Leuven en Cambridge en doctoreerde in Oxford, CH). De meest stimulerende, boeiende proffen die het ook onderwijskundig goed brachten, waren net diegenen die toponderzoekers waren. Het is niet omdat je veel publiceert dat je niet goed les geeft. Daarnaast is het een verantwoordelijkheid van de instellingen om ervoor te zorgen dat goed onderwijs met toponderzoek gecombineerd wordt.

Het gaat trouwens niet enkel om publicaties. In de verdeelsleutel voor onderzoek zitten bijvoorbeeld ook nog onderwijscomponenten: het aantal academische bachelor- en masterdiploma's en het aantal doctoraten. In de sleutel die we gebruiken wegen de publicaties en citaties (daarbij wordt er geteld hoe vaak een onderzoeker wordt aangehaald in de publicaties van collega’s, nvdr.) voor dertig procent. Kijk, ik vind publiceren essentieel. Als je iets briljants schrijft maar het in de schuif legt, dan ben je geen wetenschapper. Wetenschap veronderstelt tegenspraak, het veronderstelt dat je je hypothesen voorlegt aan vakgenoten. Wij willen meten hoeveel impact een instelling heeft op relevante fora, en daarvoor gebruiken we die cijfers.

 

Provincialistisch Antwerpen

Dat klinkt goed, alleen blijkt uw meetinstrument ontoereikend. Nederlandstalige publicaties tellen bijvoorbeeld niet mee omdat ze nooit in die hoogstaande tijdschriften gepubliceerd worden, laat staan geciteerd worden. Ook monografieën, meer vulgariserende essays voor een breed publiek en recensies worden in uw model genegeerd.

Vandenbroucke Dat is de kritiek van Jaspers, Willockx en Mortelmans (drie jonge humane wetenschappers van de UA die in het vervolg van dit artikel aan het woord komen, CH). Ik ben blij met hun reactie, het is zeker een interessant debat. Het klopt dat je anders moet tellen voor de humane dan voor de exacte wetenschappen. Je mag wat mij betreft zeker een aantal correcties aanbrengen om een te grote dominantie van de Angelsaksische wereld tegen te gaan. Je mag ook rekening houden met boekpublicaties in eigen land en met regionale tijdschriften, daar heb ik allemaal geen probleem mee. Alleen is dat het huiswerk en de verantwoordelijkheid van de universitaire gemeenschap zelf. Als men mij een voorstel doet waarin recht wordt gedaan aan de eigenheid van de humane wetenschappen, dan ga ik daarmee akkoord. Ik vind wel dat ze moeten leren om ook mee te gaan in een cultuuromslag die wil dat je je prestaties ook meet in internationale publicatiesystemen.

 

Gelijke kansen zijn gelijke kansen op uitstekend onderwijs, niet op provincialisme.

 

Het is dus de verantwoordelijkheid van de universiteit zelf.

Vandenbroucke Ik verdeel het geld tussen en niet binnen de universiteiten. Ik moet dat doen met de kennis en de feiten die ik hier heb. Maar als ik een verantwoordelijke was in de universiteit, dan zou ik het model Vandenbroucke niet zomaar toepassen. Ik zou mensen die bijzonder innovatief zijn of maatschappelijk geëngageerd werk doen maar meer tijd nemen voor hun publicaties niet bestraffen. Ik zou ook beseffen dat de publicatiecultuur anders is bij Wiskunde dan bijvoorbeeld bij Fysica.

Laat ik een voorbeeld geven: ik kan me goed inbeelden dat er bij Geneeskunde onderzoekers zijn die veel deelnemen aan grootschalige onderzoeken en dus goed scoren wat betreft publicaties en citaties. Toch zijn zij misschien niet de meest creatieve onderzoekers in het team waarover de faculteit beschikt. Wel, daar kan je perfect rekening mee houden als je in de faculteit de middelen verdeelt. Alleen kan ik als minister onmogelijk weten wie er nu echt creatief is.

Ik ga er dus van uit dat de sleutel die we gebruiken de best mogelijke benadering is van een maatstaf voor de bekwaamheid van instellingen om internationaal gewaardeerd onderzoek te doen. Hoe je het geld vervolgens binnen de instellingen verdeelt, dat is een ander verhaal. Het is aan de universiteiten zelf om binnen hun eigen instelling een specifieke verdeelsleutel toe te passen.

 

Die universiteiten zullen wel vaststellen dat bepaalde onderzoeksvormen hen veel meer opbrengen dan andere. De kans is toch zeer groot dat ze voor hun intern allocatiemodel uw methode grotendeels zullen overnemen?

Vandenbroucke Natuurlijk willen we het gedrag van de instellingen beïnvloeden maar het is geen simplistisch één op één verband. Ik verdeel geld van de samenleving tussen de instellingen op basis van objectieve gegevens die ik op dit Brusselse niveau bij elkaar kan leggen en die niet vatbaar zijn voor voortdurende controverse. Binnen de instellingen ligt dat anders. Beeld je in dat ik hier moest beslissen wie er het meeste maatschappelijk geëngageerd is en op die basis geld moest verdelen. Dat leidt tot eindeloze debatten.

 

Als het over de humane wetenschappen gaat, zegt de liberale vakbond zelfs dat u hen in een bedelaarspositie plaatst. Ze zullen voortdurend om geld moeten vragen bij exacte wetenschappen.

Vandenbroucke De rol van de vakbond is ook wel een beetje dat ze harde oppositie moeten spelen. Ik denk dat ik die kritiek ernstig heb genomen en dat ik een genuanceerd antwoord heb gegeven. Nogmaals, ik heb geen problemen met herwegen en het aanbrengen van correcties. De bal ligt nu echter bij de universiteiten zelf. Ik maak die sleutel niet. Ik vind alleen dat onze instellingen een internationale ambitie moeten hebben, ook in Antwerpen. Gelijke kansen zijn gelijke kansen op uitstekend onderwijs, niet op provincialisme. Wat dat betreft houd ik voet bij stuk.



Sinterklaas komt aan in Antwerpen
23/11/2007
🖋: 

Zaterdag 17 november in Antwerpen. Het is koud maar er is geen wolkje aan de lucht. Rond 13u loop ik in de richting van de Scheldekaaien. Daar aangekomen tref ik een mensenmassa aan. Ik word een beetje zenuwachtig. Ze komen met dezelfde reden als ik, want na een jaar wachten is het weer zover: vanuit het warme Spanje komen Sinterklaas en zijn zwarte Pieten naar A.

Om 13u35 zou hij aankomen. De minuten tikken voorbij maar nergens op de Schelde valt er een stoomboot te bespeuren. Hij is te laat. Nagelbijtend wacht iedereen af. Tot plots iemand roept: "Daar is ie!!!" Vanuit de bocht, langs het strand van St. Anna verschijnt het witte schip. Overal is gejubel.

 

Langzaam maar zeker komt de prachtige boot dichterbij. De Sint en zijn Pieten wuiven de massa toe. Snel ga ik op zoek naar een plaatsje waar ik deze heilige man persoonlijk kan begroeten. Het duurt eventjes voor hij aan wal raakt, maar eenmaal met de voeten op vaste grond nadert hij razendsnel. Met de nodige fanfaregeluiden, acrobaten, vlinders en huppelende Pieten komt er een heuse stoet op gang. De Sint begroet iedereen en ik heb geluk: plots staat hij voor me. Hij knikt vriendelijk en schudt me de hand. Ik kan enkel nog 'hallo' uitbrengen, zo onder de indruk ben ik. Een beetje verder stapt de oude man in een koets en rijdt zo gestaag verder in de richting van de Grote Markt. Ik blijf nog even staan want talloze andere en even boeiende figuren passeren de revue. Zo zie ik plots Conchita voor me staan, de prachtige Spaanse huishoudster van de Sint. Kapitein Paelinckx en Kapitein Verscheepen van de grote stoomboot komen voorbij, en natuurlijk Slecht-weer-vandaag, de trouwe schimmel van de Goede Man.

 

Mijn laatste doel is de Sint op het balkon van het Stadhuis zien. Ik rep me daarheen. Tussen vele kinderen, mama’s en papa’s zoek ik een plaatsje met uitzicht op het balkon. Ik hoor trompetten, het raam gaat open. De Sint en zijn trouwste Piet verschijnen en de heilige verkondigt dat er dit jaar géén stoute kinderen zijn. Met een krop in de keel eindigt hij zijn betoog met de boodschap: “Ik zie jullie allemaal heel graag!” Het publiek juicht en jubelt. Wij hem ook...



Met dank aan...
23/11/2007
🖋: 

Iedereen kent de pedel. Julien Gillis, de pedel met dagdienst, verschanst zich in de R-blok nabij de Rodestraat. Hij staat samen met twee collega’s in voor het lokaalbeheer van de Stascampus. Nadat de faculteitssecretariaten de collegeroosters hebben opgemaakt, wijzen zij lokalen toe. Daarbij wordt rekening gehouden met het aantal studenten en uren les en met de technische snufjes die nodig zijn voor bepaalde colleges. Dit zorgt natuurlijk voor het nodige puzzelwerk. Maar de pedel is multi-inzetbaar. Hij moet niet enkel puzzelen, maar ook vaak de proffen te hulp schieten wanneer de technische apparatuur het laat afweten. Gilis omschrijft de functie van pedel als volgt: "De twee benamingen die al het langst meegaan aan de universiteit zijn 'rector' en 'pedel'. De rector die hield zich bezig met het academische en de pedel, die deed de rest."



Extra cathedra
23/11/2007

Professor Gilles De Keulenaer is geen onbekende voor de bachelorstudenten Farmaceutische Wetenschappen, aan wie hij anatomisch correcte vakken doceert. Voor dwars schoof hij zijn orgaanfysiologische bezigheden graag opzij om wat minder diepgaande vragen te beantwoorden.

Wat doet u in uw vrije tijd?

Als vader van drie kinderen (tussen drie en acht jaar) gaat het grootste deel van mijn vrije tijd tegenwoordig naar mijn gezin. Maar ik moet toegeven dat mijn weekend niet compleet is als ik zondagmorgen niet ben gaan fietsen met de vrienden – weer of geen weer. Tussendoor nog zwemmen, tennissen, lopen, ach ja, sporten is nooit ver weg. Dankzij mijn echtgenote, die kunsthistorica is, staat er gelukkig ook geregeld een culturele activiteit op het programma. Maar liefst na het sporten, dan kan ik er meer van genieten.

 

Welk geneesmiddel had u zelf graag uitgevonden?

Dat is een moeilijke. De anti-conceptiepil omdat ze zo vrouwvriendelijk is? Of toch maar penicilline, omwille van de serendipiteit waarmee Fleming de anti-bacteriële werking van penicilline 'zag'.

 

Wat leest u graag op het toilet?

Ik ben eigenlijk niet zo'n wc-lezer, maar als de Knack of de krant er ligt, kan ik er niet aan weerstaan. Tegenwoordig lees ik daar een biografie over Julius Caesar maar volgende week is het misschien weer een wetenschappelijk artikel.

 

Wie waren uw grote idolen in uw studententijd?

Ik ben altijd aangetrokken geweest door enfants terribles, de John McEnroe's in het dagelijkse leven. Geniaal, rebels, wat arrogant, maar nooit platvloers bedoeld en altijd met een waardig einddoel voor ogen. Veel idolen had ik dus niet maar met degenen die ik had, kon ik soms al te enthousiast 'dwepen'.

 

Radio Donna, Studio Brussel, of Klara?

Zonder twijfel Radio 1, waarom staat die niet in het lijstje? Wel jammer dat de muziek daar tegenwoordig soms fout klinkt. 's Morgens in de auto kan het wel eens Klara zijn, maar zeker nooit Radio Donna. Ik koop wel graag 'De Afrekening' cd's van Studio Brussel – en zal zeker nooit illegaal muziek downloaden.

 


 

Hij relativeert de rechtspraktijk in de master Rechten, maar nam geen blad voor de mond bij het beantwoorden van onze vragen. Van de douche tot de keuken, dwars ging op zoek naar de man achter de academicus. Dames en heren: professor Maurice Adams.

 

Wat zingt u wel eens onder de douche?

Ik laat dat heel graag aan anderen over. En die anderen, ook al beseffen ze het niet, zullen me er dankbaar voor zijn. Ik ben desondanks heel lang muzikaal actief geweest, al is het dan niet met de stem. Ik kom namelijk uit een geslacht dat professioneel met muziek bezig is en heb zelf tot een drietal jaar geleden actief gemusiceerd. Helaas heb ik daar nu de tijd niet meer voor. Qua passieve muziekbeleving ben ik een omnivoor wat de 'kunstmuziek' betreft: alles van Beethoven tot ver in de twintigste eeuw (met de vroege Stravinsky als hoogtepunt). Muziek van vóór de tijd van Beethoven zegt me veelal wat minder. Bach is desondanks niet te versmaden, en ook de hedendaagse Nederlandstalige muziek – Stef Bos bijvoorbeeld – vind ik erg ontspannend.

 

Keukenprins of S.O.S. Piet?

Het zal u verrassen, maar ik ben een hobbykok en sta veelvuldig in voor de inwendige mens ten huize Adams. En dit alles steeds begeleid door een goed glas wijn.

 

Wie mag u vertolken in een film over uw leven?

Die film zal niet gemaakt worden. Maar als het dan toch zou gebeuren: ongetwijfeld mijn echtgenote, die we dan uiteraard wel moeten vermommen. Zij kent me het beste.

 

Sportman, boekenwurm, of beide?

Ik sport uit noodzaak, maar niet van harte. Zonder boek word ik daarentegen erg ongelukkig, ik ben zowat altijd aan het lezen. Zowel vakliteratuur als fictie overigens, mijn bibliotheek(je) puilt werkelijk uit.

 

Waar gaat u het liefst uit in Antwerpen?

Ik ga niet uit in Antwerpen. Dat gezegd zijnde, een bezoek aan een Italiaans restaurant vind ik geen straf. Dansen op een vierkante centimeter, dat is wat men in de Italiaanse keuken doet. Verrassend om te merken hoeveel er valt te variëren met een tomaat. Een tip: Da Lidia in Maasmechelen kan ik van harte aanbevelen. Wel even reserveren...



23/11/2007
🖋: 

Op woensdag 14 november was het weer zover: het eerste BreakFAST van het academiejaar. Mensen uit verschillende uithoeken van de wereld streken neer in twee gezellige zalen in Zomaar een dak. De koffiegeur, een maag gevuld met heerlijke boterhammen en de goedlachse mensen maakten een koude herfstochtend aangenaam warm.

Vorig jaar staken Mathias Mallentjer en Wouter Stuer, twee studenten Sociaal-Economische Wetenschappen de hoofden bij elkaar en bundelden ze hun krachten in een nieuw initiatief. Het initiatief zou zich focusen op enkele sociale struikelblokken in onze maatschappij. Nadat ze zelf hadden deelgenomen aan enkele projecten rond armoede, integratie en sociale status vinden ze dat de Universiteit Antwerpen klaar is voor BreakFAST. Dit ontbijt staat niet enkel in het teken van interculturaliteit maar ook duurzaamheid is een belangrijke pijler: er worden eerlijke en biologische producten aangeboden.

 

De bedenkers willen samen met geëngageerde studenten zowel het personeel als de studenten doen nadenken over sociale thema’s als inburgering, armoede en vluchten naar België. Zo hopen ze een al te vaak ontbrekend engagement te creëren. Beide organisatoren van BreakFAST vergelijken hun ontbijt met een boordplatform dat tegelijkertijd ook als vliegdekschip functioneert. “Niet alleen proberen we alles uit de diepte te halen, we proberen ook te lanceren en te helpen", zo luidt het.

 

Het BreakFAST-team, dat ondersteund wordt door USOS en de pastorale dienst, kiest bewust voor een ontbijtformule. Samen ontbijten heeft iets apart. Het feit dat iedereen net is ontwaakt en vervolgens samen gezellig ontbijt geeft extra cachet aan het gebeuren.

 

Ook de laagdrempeligheid is belangrijk. Het team wil zoveel mogelijk mensen aanspreken en dat is hen ook dit jaar gelukt. De aanwezige studenten, personeelsleden en professoren kwamen niet alleen uit België, ook de rest van de wereld schoof mee aan tafel. Ook vertegenwoordigers van organisaties die rond dezelfde thema’s werken vonden hun weg naar BreakFAST. Het hele initiatief is non-profit.

 

De organisatoren lichten toe dat de financiering niet altijd even evident is: men wil zoveel mogelijk mensen aantrekken maar op het zelfde moment moet men consequent blijven in de duurzaamheid. De organisatie bemerkt wel dat het doel steeds beter wordt bereikt. Ze trekken meer mensen aan en zien een dynamiek op gang komen. BreakFAST is voor hen de kinderschoenen ontgroeid.

 

Kortom, de initiatiefnemers willen aan de hand van dit ontbijt mensen prikkelen, ze bij elkaar brengen en ze in dialoog laten treden. Wil je er de volgende keer zelf bij zijn, zoek dan eind december zeker de eekhoorn op verschillende posters.



23/11/2007
🖋: 

Er rest ons slechts één maand in 2007, maar ook december telt 31 dagen. Her en der bevriest iemand spontaan tot sneeuwman. Anderen compenseren de vrieskou met warme wijn. Sommigen begraven zich ijverig in de boeken. Als je echter echt goed wilt zitten, suggereren wij het volgende:

1/12 Trix: FRAPPANTpop finale (enkele beginnende, minder bekende groepen kunnen geld, studiotijd en een wilde nacht met een groupie winnen, indien ze de jury weten te overtuigen met hun hip hop, mexicana of rock)

 

1-16/12 Zuiderpershuis: Christian Tundula, ‘Congo’ (journalistieke fotoreportage over het dagelijkse leven in Congo)

 

1/12- 10/02 MoMu: Bernhard Willhelm, ‘Het Totaal Rappel’ (een totaalomgeving van mode en kunst, laat u onderdompelen in een fantasierijk universum)

 

7/12 Mukha: HET GROTE ONGEDULD! 2007 (een selectie (bekroonde) eindwerken van studenten aan de Belgische filmscholen, hier ziet u de jonge regisseurs van uw toekomstige lievelingsfilms)

 

8/12 Scheldapen: Vague Angels (erg genietbare folkrock uit het hippe Manhattan); Tanakh (het vaste voorprogramma, komen uit Firenze en mengen klassieke instrumenten met indie); You Raskal You (van eigen bodem)

 

9/12 Kloosterstraat: Markt van Morgen (een modieuze markt voor creatievellingen, ontwerpers van kledij, interieur en grafiek)

 

13- 22/12 Toneelhuis: Lotte van den Berg, ‘Winterverblijf’ (in een Siberische keuken trachten mensen hun geloof te belijden, een zoektocht naar betekenis)

 

15/12 De Roma: Khaled (de koning van de Arabische muziekstijl Raï, scoorde wereldhits met ‘Didi’ – zie Brahim- en ‘Aïcha’- zie Outlandish)

 

19-22/12 Monty: Abattoir Fermé, ‘Tourniquet’ (dit vernieuwende theatercollectief speelt tekstloos en filmisch de geschiedenis van een huis en zijn drie geesten, een duivels ritueel)

 

19/12 Film: Marc Foster, ‘The Kite Runner’ (verfilming van de bestseller van Khaled Hosseini, 'De Vliegeraar' vertelt een kleine, Afghaanse geschiedenis)

 

23/12 AMUZ: Vlaams Radio Koor (tijdens de feestdagen valt het culturele leven een beetje stil, maar aan een kerstconcert kan u zich, samen met de grootouders, lekker gaan verwarmen)

 

25/12 Kerstmis

 

28/12- 6/1 Wintervuur (het warme stadsfestival neemt ons dit jaar mee naar Deurne voor theatervoorstellingen, circusacts, stadswandelingen en tentoonstellingen)

 

1/1 nieuwjaar

 

Kerstmis & nieuwjaar

Met de examenperiode in zicht roepen Kerstmis en nieuwjaar gemengde gevoelens op. Bij het haardvuur 'We Wish You a Merry Christmas' zingen en het tweede refrein missen omdat je moet studeren, triestig. Wie toch van de kerstsfeer wilt genieten, kan zich op de kerstmarkt (7-26/12) op de Groenplaats Rudolphgewijs een rode neus gaan drinken. De romantische zielen kunnen hand in hand gaan schaatsen in het decor van de Grote Markt. Nog meer ouderwets vertier: een nostalgische kermis aan de Schelde (26/12- 6/1).

 

Op oudejaarsavond laten we de kleffe kerst ver achter ons om decadent te gaan feesten. Uitgegroeid tot een traditie is 'Happy' in de Skate Planet (Dr. Lektoluv, Buscemi, Marco Baily, Aphrodite…). Ook Petrol opent zijn deuren. Zonder grote namen, wel een gezellig feestje met de resident dj’s. Indien u stijlvol wenst te ontwaken in 2008 kan dat in het Hilton. Voor drie- à vierhonderd euro combineert u het chique Heaven met één verblijf in een van de luxueuze kamers. Vuurwerk beloofd!



Wie is de UA- student?
23/11/2007
🖋: 

De enquête – of de meer populaire versie, de "poll" – is sinds een tijdje weer razend hip. Opiniemakers misbruiken maar al te graag de resultaten. Vaak is het wachten op een onderzoek dat het gewenste resultaat heeft, om er vervolgens grote conclusies aan vast te hangen. Ook het Academisch Forum en Liebran organiseerden een poll. Met succes: 800 studenten van de stadscampus deden mee. De resultaten dienen niet om een bepaald standpunt te verdedigen, wel om te achterhalen wie die Stadscampusstudent nu juist is.

Even voorstellen. Het Academisch Forum is een plaats waar studenten en andere belangstellenden bijeenkomen om in een aangename sfeer geïnformeerd te worden en te debatteren over belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Van een gebrek aan ambitie kunnen de organisatoren alvast niet beschuldigd worden. Hun idee wordt in de praktijk vertaald naar debatten en lezingen. In december bijvoorbeeld worden de onderwerpen E- privacy, Technologie & Geweld en Theologen & Duurzaamheid aangesneden. De andere organisator, Liebran, is een middenveld dat zowel studenten als niet-studenten kritischer wil maken tegenover de maatschappij en haar problemen, zodat zij deze vanuit een individueel standpunt kunnen aanpakken. Wederom een hele boterham filosofie dus. Wat Liebran het afgelopen jaar deed, was het organiseren van of deelnemen aan debatten over stemplicht, het levensbeschouwelijk vak en onderwijs. Liebran is eveneens de drijvende kracht achter de oprichting van Spectrum, de koepelvereniging die actief pluralisme bij de studenten moet stimuleren.

 

De poll bestond uit vijf delen. Een eerste persoonlijke deel, puur administratief, gevolgd door de thema’s 'UA', 'vrije tijd', 'politiek' en 'levensbeschouwing'. Over onze universiteit wisten de studenten te vertellen dat bij de keuze voor de UA pluralisme, nochtans een stokpaardje, veel minder een rol speelt dan de bereikbaarheid, het aanbod, of de nabijheid van de stad. Onze rector moet zijn public relations dan weer beter verzorgen: van tien studenten kennen twee hem niet. Over de diensverlening zijn zo’n tweederde van ons tevreden, hoewel die tevredenheid lichtjes afneemt naarmate de studietijd vordert. dwars, uw mooie lijfblad, wordt door maar liefst één derde van alle studenten gelezen. De studentenvertegenwoordigers tenslotte blijken in al te grote onbekendheid te werken.

 

 

Elke maand doen studenten 1,6 keer aan cultuur en gaan ze 3,5 keer uit. De kotstudenten trekken dat gemiddelde naar boven, terwijl de thuisblijvers dringend onze cultuuragenda mogen raadplegen. In de vrije tijd worden er ook boeken gelezen – veel meer bij de studenten Letteren & Wijsbegeerte (achttien per jaar) dan bij die van andere faculteiten. Als we niet aan het feesten of lezen zijn, dan brengen we onze tijd door in een vereniging of sportclub (zeventig procent). Wat de werking van de faculteitclubs betreft: bijna de helft van de studenten vindt dat er teveel aandacht gaat naar feestjes. Vrije tijd kost natuurlijk ook geld. We stellen vast dat kotstudenten meer geld uitgeven aan voeding. Thuisblijvers geven dat geld uit aan shoppen.

 

Politieke opiniepeilingen krijgen we vaak gepresenteerd. De UA-studenten laten toch enkele verrassingen optekenen. Volgens de poll stemt nog geen vijf procent – onder de kiesdrempel dus – op Vlaams Belang. De studenten stemmen over het algemeen linkser dan hun landgenoten. Erg opvallend is dat elke faculteit een duidelijke voorkeurspartij heeft. Voor PSW is dat sp.a; Open VLD doet het goed bij Rechten; TEW’ers verkiezen CD&V; bij L&W wint ook sp.a en stemt een kwart Groen!. Uiteindelijk komt CD&V (27%) als eindwinnaar uit de bus. De opkomstplicht staat niet ter discussie; Yves Leterme wel. Meer dan de helft ziet in hem geen goed premier. Het idee van een onafhankelijk Vlaanderen leeft niet echt, zeventien procent is pro. Als het van de UA-student afhangt blijven de kerncentrales ook na 2025 bestaan. Iets meer dan de helft wil ze openhouden. Nu de democratie toch aan het woord is, treedt Turkije ook toe tot de EU. Zeven van tien studenten hebben Turkije er graag bij, indien het land voldoet aan de voorwaarden die Europa stelt.

 

 

Niet alle ondervraagden hebben reeds het genoegen gehad om het vak Levensbeschouwing te krijgen. Toch wijdde de poll een onderdeel aan dit thema. Wat het geloof betreft is één derde christelijk, zo’n drie procent moslim en volgt vijf procent een andere godsdienst. Bijna dertig procent is atheïst en nog eens zo'n dertig procent agnost. In de faculteit Rechten vinden we het hoogste percentage gelovigen, zo’n 43 procent zegt er christelijk te zijn. Een geheel andere overtuiging betreft het eten van vlees. Eén op tien studenten eet geen vlees. Over minderheden gesproken: vijf procent van de studenten die de poll invulden zijn holebi. Een merkwaardige vaststelling: dit is minder dan het gemiddelde. In de liefde zit het overigens wel snor. De helft van alle studenten heeft een vaste relatie. De andere helft knuffelt zichzelf. Op de vraag of je een slippertje van jezelf of jouw partner aanvaardbaar vindt, antwoordt 63 procent ‘nee’. Opvallend is dat dubbel zoveel mannen geen probleem hebben met eenmalig overspel. Met enige zekerheid mogen we ons ook opmaken voor een heleboel huwelijken over enkele jaren. Maar liefst zesentachtig procent van de studenten wenst te trouwen. Voor twee derde van die groep mag het huwelijksbootje eerst langs de kerk varen.

 

Mocht u een heteroseksuele CD&V’er zijn die slechts één maal per maand aan cultuur doet, in een vereniging zit, vlees eet, onze rector kent, wil trouwen, de dienstverlening in orde vindt en geen flauw benul heeft van wie zijn studentenvertegenwoordiger is, proficiat dan: u bent de gemiddelde Stadscampusstudent.

 



Ik download, jij downloadt, wij downloaden
23/11/2007
🖋: 

Het internet heeft een groot deel van de traditionele machtsverhoudingen in onze maatschappij verstoord. Misdaden tegen de mens(elijk)heid kunnen niet meer zo makkelijk onder de mat worden geveegd, ieder kan zijn mening snel en vlot verspreiden, en uiteraard worden duizenden mensen in de muziek-, film- en softwareindustrie de kaas van het brood gegeten door een nieuwe generatie nietsontziende criminelen: de internetpiraten! dwars, met een houten been en een papegaai op de schouder, ging op zoek naar antwoorden en vond ze. Uiteraard.

Professor doctor Patrick Van Eecke geeft het mastervak 'European Information en Communications Law' aan de Universiteit Antwerpen binnen de faculteit Rechten. Dit behandelt alle mogelijke vragen over legaliteit bij internetgebruik, van de aansprakelijkheid van eBay bij de verkoop van namaakproducten, over de verantwoordelijkheid van internet service providers of ISPs (zoals Telenet en Scarlet) bij illegale activiteit, tot elektronisch handtekenen en contracteren.

 

Voor we in de illegaliteit duiken, moeten we uiteraard eerst de legaliteit onderzoeken, het auteursrecht. Het basisprincipe van het auteursrecht is simpel: de auteur houdt alle rechten op zijn of haar creatie. Eenzelfde wet geldt bij een boek en een gedicht, muziek of films; voor software is er een aparte wet, maar ook die volgt dit principe. De auteur mag zijn creatie achter slot en grendel steken, maar opdat het publiek van een creatie kan genieten, wordt er een licentie gemaakt. Zo'n licentie verleent een gebruiksrecht aan wie ze koopt en kan veel verschillende bepalingen bevatten; zo zijn de meeste licenties bijvoorbeeld niet exclusief, zodat de gebruiker niet de enige is die het product mag gebruiken. Bij audiovisueel materiaal staat er in de licentie meestal ook dat er maximum één kopie mag worden gemaakt, bestemd voor privégebruik.

 

Nu, wij behoren nog tot een generatie die tijden heeft meegemaakt waar het niet mogelijk was om in honderdtachtig seconden een identieke kopie van een dvd te maken. Ik herinner me zelfs vaag een tijd waarin een gemagnetiseerd, plastieken lint de meest voorkomende drager van audiovisueel materiaal was. En elke kopie en zelfs elk gebruik van deze cassettes deed de kwaliteit ervan afnemen. Het was een andere, primitievere tijd. Mensen die zich deze eeuw nog herinneren noemt Van Eecke digital immigrants. Het grootste verschil tussen hen en de zogenaamde digital natives is dat die eersten nog een verband zien tussen auteursrecht en eigendomsrecht. Toen wij vroeger boeken, cassettes en ook wel cd's uitleenden, waren we ze immers zelf kwijt tot we ze terugkregen. Vandaag de dag is het door de alomtegenwoordigheid van dvd-branders en draagbare harde schijven mogelijk om volledige film- en muziekcollecties tussen de soep en de patatten door te kopiëren, zonder dat de eigenaar ze kwijt raakt. De licenties, die automatisch verstrekt worden bij een legale aankoop, kan je echter zelden zomaar mee kopiëren – hoewel het niet onmogelijk is dat een licentie een vrije verspreiding en zelfs aanpassingen van het product toelaat. Het beste voorbeeld hiervan zijn de open source alternatieven: voor Microsoft Office is er bijvoorbeeld OpenOffice.org, voor Internet Explorer of Safari is er Mozilla Firefox en voor Microsoft Windows is er de pinguïn van Linux. Deze alternatieven mogen, vanwege de open source licentie, meestal gratis door iedereen gebruikt worden en de gebruiker kan zowel OpenOffice.org als Linux aanpassen. Ook voor muziek, films en boeken bestaat er een gelijkaardig type licentie: de creative commons.

 

Maar dit is slechts een kleine minderheid. Via de 'traditionele' media (televisie, radio, cinema), ben je eveneens onderworpen aan specifieke licenties. Een voorbeeld: als je naar een film op VT4 kijkt, doe je dit via een licentie met Integan, dat een licentie heeft van VT4, dat op haar beurt weer een licentie heeft van de plaatselijke distributeur van de film, enzovoort tot je bij de producent komt (die een contractuele overeenkomst heeft met de makers, hopelijk). In de licentie die je van Integan hebt, staat dat je één enkele kopie voor thuisgebruik mag maken. Met een dvd-speler met ingebouwde harde schijf is dit makkelijk gedaan en kan je de kopie zonder problemen op je computer zetten om de reclame ertussenuit te knippen. Voila, een mooie, reclameloze en bovenal legale film.

 

Hetzelfde scenario, maar deze keer vergeet je de film op te nemen. "Geen probleem," denk je dan, "ik surf gewoon naar The Pirate Bay." Op die site kan je, met behulp van 'torrents' – een wijd verspreide peer-to-peer methode, waarbij je downloadt van anderen en op hetzelfde moment uploadt wat je al gedownload hebt – de film die je gemist hebt toch nog te pakken krijgen. En hoewel beide manieren tot hetzelfde eindproduct leiden, is de laatste methode illegaal, zo blijkt: de licentie van Integan laat immers enkel toe om een kopie te maken van de film via de televisie.

 

De traditionele media hebben daarnaast het probleem dat ze niet even snel zijn als het internet. Er zit makkelijk een half jaar tussen het verschijnen van een televisieserie in Amerika en het uitzenden ervan in België. Maar ondertussen moet je als kijker wel al warm gemaakt worden, dus krijg je weken op voorhand reclame te zien, om nog maar te zwijgen van recensies, clips of zelfs volledige afleveringen die (legaal) op Amerikaanse sites te vinden zijn. In zo'n geval moet een mens al sterk van geest zijn om toch niet snel een paar afleveringen te downloaden, in plaats van op je honger te blijven zitten.

 

Wat de toekomst betreft is het uiteraard allemaal onzeker. Er zijn al artiesten die alternatieven proberen, zonder tussenpersonen (zoals Radiohead, die hun laatste cd rechtstreeks online aanboden tegen letterlijk elke prijs die de consument wou geven). Volgens Van Eecke is het echter wachten tot de digital natives zelf de maatschappij leiden, over twintig à dertig jaar, voor we grote evoluties zien. Hoe die evoluties zich zullen manifesteren, met verstrenging of versoepeling van het auteursrecht, weten we pas als het zover is.