Extra cathedra
16/02/2008
🖋: 

“Wie is de echte Paul Pelckmans?” Een vraag die deze dwarsredacteurs – en ongetwijfeld vele anderen met ons – al ettelijke studiejaren bezighoudt. U hebt reeds door dat er meer dan één Paul Pelckmans op de UA rondloopt. De literatuurwetenschapper en chirurg zijn zelfs neven. dwars ging op zoek naar de waarheid achter de academische DoppelgĂ€nger.

Wie is de echte Paul Pelckmans?

De echte PP is uiteraard degene die te bereiken is op het mailadres paul.pelckmans@ua.ac.be. Dat is dus mijn neef, die ook nog eens een paar jaar ouder is dan ik en dus een ‘eerstegeboorterecht’ kan claimen. Als literatuurwetenschapper die zich vooral met romans bezighoudt, vind ik het overigens best prettig niet helemaal echt te zijn: zo ben ik zelf een beetje fictie.

 

Wie zijn uw grootste idolen?

Ik heb in mijn leven al naar veel mensen opgekeken en hoop er nog een paar topfiguren bij te ontdekken. Ik heb twee UA-collega’s die zich kennelijk nooit laten leiden door enige behoefte zichzelf in het zonnetje te zetten; omdat ze uiteraard niet beseffen dat dat hen absoluut bijzonder maakt, zal ik ze niet noemen. Het is overigens niet absoluut uit te sluiten dat er meer dan twee collega’s in dat profiel passen. Sinds de fusie kan ik niet alles bijhouden en zou het dus, al heb ik er zwaar mijn twijfels bij, in principe kunnen dat er wel vier onopvallend perfecte mensen op de campus rondhangen. In dat geval vormen ze een mooi tegenwicht voor onze excellentiecentra, die noodgedwongen Ă©n maar al te graag in de kijker lopen.

 

Welke lectuur zou u Paul Pelckmans aanraden?

In deze context kan ik bezwaarlijk minder dan mijn neef een dubbelgangersverhaal aanraden. Omdat wij als Pelckmansen geen van beiden van tierlantijntjes en ook niet van occulte pretenties houden, kies ik het nuchterste uit de verzameling: "De man in duplo" (2002) van de Portugese Nobelprijswinnaar JosĂ© Saramago. Als mijn neef dat ook doorneemt, weten we allebei hoe we ons dubbelgangerschap nĂ­et moeten aanpakken. En misschien nog dit: ik heb me nooit met stambomen beziggehouden, maar wel uitgekeken naar romanpersonnages die Pelckmans heten. De enige die ik tot nog toe vond zijn meteen alweer een duo, gepast Antwerps maar wel twee 
 dokters, die in "Siska van Rozemael" (Conscience, 1845) van vader op zoon huisarts zijn van Siska’s familie – zodat mijn UZA-neef ook qua literaire verankering een stuk echter blijkt dan ik.

 

Wat smeert u ‘s ochtends op uw boterham?

Choco en, als ik een keer geen vroege bus moet halen, een stukje Franse kaas.

 

Bent u een sportief type?

Qua sport kom ik niet verder dan lange wandelingen.

 

Wat zou u doen als u één dag Paul Pelckmans kon zijn?

Ik zou zo’n dag waarschijnlijk veiligheidshalve verlof nemen: ik durf niet denken aan de catastrofes die ik mijn patiĂ«nten op de hals zou halen als ik ze echt probeerde te helpen. Misschien het perfecte excuus om eens rustig een goed boek te lezen: daar heb je als literatuurwetenschapper onder de huidige werkvoorwaarden nu eenmaal geen tijd voor.

 

Met welke filmster zou u graag eens een romantische scĂšne spelen?

Film is niet aan mij besteed; hier zou ik het advies van mijn collega’s TFL moeten vragen. Ik vrees overigens dat ik een bijzonder slecht acteur zou zijn!

 

Wat is uw lijfspreuk?

Ik ken nogal wat oude woorden die ik graag beurtelings als lijfspreuk zou hanteren. Als ik er één moet uitpikken die me geregeld door het hoofd schiet en die me elke keer wijzer lijkt, kom ik in het Oude Testament terecht: "Gij zult het geknakte riet niet breken". Staat, dacht ik, ergens bij Jesaja, maar mocht voor mijn part in de Tien Geboden.

 

 


 

 

Wie is de echte Paul Pelckmans?

Moeilijk om zeggen wie nu de echte Paul Pelckmans is. Hoewel we dezelfde stamvader hebben, zijn we heel verschillend. Toch zijn er overeenkomstige karaktertrekken: standvastigheid, eigen mening voorop, breed politiek geĂŻnteresseerd, neiging naar het contemplatieve. De verschillen liggen in de diversificatie: de ene heeft zijn weg gevonden in de letteren, de andere in de geneeskunde. Eigenlijk zijn we twee verschillende takken van een zelfde boom.

 

Wie zijn uw grootste idolen?

Er zijn meerdere personen die ik bewonder om specifieke eigenschappen: Caesar om zijn organisatietalent, Cicero voor zijn welsprekendheid, Sir Thomas More die ten onder ging aan zijn principes. De grootste voorkeur gaat uit naar J.S. Bach omwille van zijn muziek, ontsproten aan zijn religieuze overtuiging.

 

Welke lectuur zou u Paul Pelckmans aanraden?

Ongetwijfeld heeft mijn neef meer gelezen dan ikzelf en ik kan me niet voorstellen dat hij de boeken die ik hem zou aanraden nog niet gelezen heeft. Mijn keuze is veruit Marguerite Yourcenar. Onvoorstelbaar hoe deze vrouw personen en karakters kan beschrijven: "MĂ©moires d’Hadrien", "L'ƒuvre au noir" zou ik iedereen aanbevelen. Bovendien zal mijn neef genieten van het literaire niveau van de Franse taal.

 

Wat smeert u ‘s ochtends op uw boterham?

Elke dag hetzelfde: confituur. Stereotiep, zoals studenten altijd op dezelfde plaats gaan zitten in een leslokaal.

 

Bent u een sportief type?

Ik zou het graag zijn.

 

Wat zou u doen als u één dag Paul Pelckmans kon zijn?

Mijn grote achterstand in de literatuur inhalen.

 

Met welke filmster zou u graag eens een romantische scĂšne spelen?

Wat denkt u van Marilyn Monroe?

 

Wat is uw lijfspreuk?

"Doe wel en zie niet om."



Studeren met dyslexie!?
16/02/2008
🖋: 

Creatief omgaan met taal wordt niet altijd in dank afgenomen. Dyslectici kunnen daar van meespreken. Dyslexie is immers een leerstoornis die tot uiting komt bij het lezen en schrijven. Op het eerste gezicht lijkt dyslexie een onoverkomelijk probleem voor wie verder wil studeren. Toch zijn er enkele moedigen die het aandurven. Zou het dan wel mogelijk zijn?

Wat is dyslexie?

Iedereen heeft er ooit wel eens van gehoord. De meesten onder ons kunnen het ook plaatsen binnen het domein van de leerproblemen. Verder reikt onze kennis over dyslexie meestal niet. Dominiek Sandra, professor psycholinguïstiek aan de UA, brengt duidelijkheid over deze verwarrende leerstoornis. Beschrijven wat dyslexie níet is, blijkt gemakkelijker dan een sluitende definitie te geven: “Een dyslecticus heeft een normaal IQ, een normale socio-economische achtergrond en geen aanwijsbare visuele of motorische stoornissen. Toch scoort hij zeer laag op lezen en schrijven.”

 

“Velen denken dat visuele verwarringen (b als d of p zien) het hoofdprobleem vormen van dyslectici”, stelt Sandra. “Dyslexie is namelijk ontdekt door een oogarts. Letterspiegelingen zijn ook effectief een opvallende fout bij de meeste dyslectici. Uit nader onderzoek bleek echter dat het een taalspecifieke moeilijkheid is, waarvan bijvoorbeeld de letterspiegelingen het gevolg zijn. De onderliggende moeilijkheid blijkt niet visueel te zijn, maar een probleem bij het omzetten van letters naar klanken uit de gesproken taal. Als men vroeg aan dyslectische kinderen om vreemde lettertekens (bijvoorbeeld Chinese) te memoriseren en later tussen soortgelijke tekens te herkennen, konden ze dit even goed als niet-dyslectici. Dyslectici kunnen dus de tekens perfect visueel waarnemen en onthouden, maar ondervinden moeite om hieraan klanken te koppelen.” Professor Sandra vergelijkt het met een fotolens die scherp of onscherp kan staan: de fonologische perceptie van dyslectici staat minder scherp dan die van anderen.

 

Toch moeten dyslectici de moed niet opgeven. Er zijn wel degelijk vlotte lezers onder deze groep. Dit hebben ze meestal te danken aan compensatiestrategieën. Dyslectici zullen door veel te lezen de schade kunnen beperken. Zo onthouden ze de spelling van woorden, en kunnen ze deze vlot reproduceren. Nieuwe woorden of woorden uit een vreemde taal zullen echter altijd iets meer aandacht vragen. Zelfs volwassen dyslectici hebben moeite met betekenisloze, verzonnen woorden zoals blimatorf of grumpian, omdat ze dan moeten terugvallen op de vaardigheid om letters naar klanken om te zetten. Precies die vaardigheid is bij hen onvoldoende geautomatiseerd.

 

Wat precies het probleem is, weet de wetenschap nog niet.

 

Klinkt dyslexie als een leuke aanwinst – waardoor spellingsfouten minder vernederend zijn – vergis je dan niet, want het probleem is effectief waar te nemen in het brein. In vergelijking met niet-dyslectici, blijkt er bij dyslectici minder activiteit te zijn in de linkerhersenhelft wanneer ze een beroep doen op hun fonologische capaciteiten. Er wordt momenteel veel onderzoek gedaan maar wat het probleem nu precies is, weet de wetenschap nog niet.

 

Wat doet de universiteit?

Isabelle Vloeberghs van de dienst Studieadvies en Studentenbegeleiding begeleidt studenten met leerstoornissen. Bij haar kunnen studenten, mits een attest van een erkend diagnostisch centrum, hulp vragen. Deze hulp kan bestaan uit bijzondere faciliteiten voor onderwijs en examens enerzijds, of individuele begeleiding anderzijds. Verder kunnen studenten vanaf dit academiejaar via de dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding het softwareprogramma Sprint Plus huren. Deze software zorgt voor een snelle omzetting van geschreven naar gesproken teksten, en biedt ondersteuning bij het schrijven in verschillende talen. Omdat studenten met dyslexie een probleem hebben met informatieverwerking, is het voor hen moeilijk om tegelijk te luisteren en notities te nemen tijdens colleges. Daarom werd een systeem uitgewerkt waardoor studenten met dyslexie gebruik kunnen maken van notities van andere studenten. De bijzondere examenfaciliteiten die bij dyslexie het meest worden aangevraagd zijn extra examentijd, examenvragen in een groter lettertype en mondelinge toelichting bij schriftelijke examens.

 

“De dyslectische student heeft in Vlaanderen officieel geen ‘rechten’, in tegenstelling tot de Nederlandse dyslectische student. Hij kan deze faciliteiten nooit ‘opeisen’”, stelt Vloeberghs. Ze ervaart dit echter niet als een nadeel. “De vraag is niet zozeer: ‘waar heeft een student recht op?’, maar wel: ‘waar heeft een student nood aan?’ Doordat we de faciliteiten voor studenten met dyslexie niet in het examenreglement vastleggen, kunnen we voor elke student een pakket faciliteiten op maat uitwerken.Elke student is verschillend, elk probleem is uniek, dus de aanpak ook. Natuurlijk blijft de toekenning van concrete faciliteiten op deze manier afhankelijk van de docenten. Over het algemeen zijn deze echter heel flexibel. De faciliteiten die worden aangevraagd veranderen de leerstof ook niet. De nadelen van een leerstoornis zijn niet te onderschatten: bijzondere faciliteiten helpen alleen de negatieve gevolgen ervan zo beperkt mogelijk te houden.”

 

Misbruik is moeilijk, aangezien men een officieel attest moet voorleggen. Als dit is binnengebracht bij het Studenteninformatiepunt (STIP), wordt men uitgenodigd voor een gesprek, en aan de hand hiervan wordt de aanvraag via de rector in orde gebracht. Het dossier blijft bij de studentenbegeleider. Concrete vragen voor onderwijs- en examenfaciliteiten worden via de ombudsdienst of rechtstreeks doorgegeven aan de betrokken docenten. De dyslecticus staat er dus heus niet alleen voor!

 

Wat doet Minister Vandenbroucke?

Door middel van zijn nieuwe financieringsmodel wil minister Vandenbroucke de instroom van studenten met een functiebeperking in het hoger onderwijs stimuleren. Dit model subsidieert onderwijsinstellingen op basis van het aantal studiepunten dat door de ingeschreven studenten verworven wordt. Het voorziet een extra weging voor studenten met een functiebeperking: de studiepunten van deze studenten worden anderhalf keer geteld. Onderwijsinstellingen kunnen volgens dit model dus extra financiering ontvangen van de overheid voor studenten met een handicap. Een groot probleem van dit voorstel is echter de definitie van "handicap". Voorlopig zal de weging enkel worden toegepast op studenten die bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap ingeschreven zijn. Van de grote groep studenten met een functiebeperking is dit slechts een kleine minderheid. Van de groep studenten met dyslexie voldoet bijna niemand aan dit criterium.

 

Een ervaringsdeskundige

Pieter zit in het masterjaar van een universitaire opleiding. Op achtjarige leeftijd stelden artsen bij hem dyslexie vast. Er werd hem op de lagere school een type-8-school (Bijzonder Onderwijs) aanbevolen. Zijn ouders hebben dit advies in de wind geslagen. Nu, zoveel jaren later, presteert Pieter zeer goed in een universitaire opleiding. Hij heeft nooit een beroep gedaan op bijzondere faciliteiten.

 

“Ik heb mijn eerste twee jaar wel heel hard moeten werken. Ik was zo goed als dag en nacht bezig met mijn studie. Ik ben mij eigenlijk nooit echt bewust geweest van het feit dat ik harder moest werken dan de anderen. Wat wel een grote rol heeft gespeeld, is dat ik ongelofelijk gemotiveerd was en bereid alles te geven om te slagen.”

 

Toch kan Pieter de invloed van dyslexie niet helemaal ontkennen. “Als ik een paper of een scriptie moet indienen, zorg ik altijd dat het door iemand is nagelezen. Bij die correcties blijkt dan wel dat ik niet helemaal op het niveau van medestudenten sta, maar met een spellingscorrector op de computer kom je al ver. Ik heb ook het geluk dat de meerderheid van mijn examens mondeling zijn.”

 

Toekomstige studenten met dyslexie moeten volgens Pieter geen schrik hebben om de stap naar het hoger onderwijs te zetten. “Je moet natuurlijk wel beseffen dat het niet allemaal vanzelf zal gaan. Je zal hard moeten werken om gemiddelde punten te halen. Maar het is niet onoverkomelijk!”



Europees Commissievoorzitter Barroso onder studenten
16/02/2008
🖋: 
Auteur

Studenten en wereldleiders, normaliter blijven beiden ver uit elkaars buurt. Dat is echter buiten José Manuel Barroso gerekend. Hij vindt het heerlijk studenten te ontmoeten, beweert hij. Meer zelfs, ook de studentenpers staat hij maar al te graag te woord. Gelukje voor dwars, dat met knikkende knieën naar Gent afzakte.

Er bestaat geen machtiger Europeaan dan Barroso. Deze minzame Portugees is voorzitter van de Europese Commissie. Dat maakt hem een spilfiguur bij het tot stand komen, veranderen en finaliseren van de Europese wetgeving. UGent-rector Paul van Cauwenberge omschrijft hem dan ook treffend als “een Europese president avant la lettre”. Op 30 januari deed Barroso de Universiteit Gent aan. Hij gaf er een lezing van een half uurtje en ging achteraf in debat met studenten. Dit gebeurde op uitnodiging van het Internationaal Studentenforum (ISF) en het centrum voor EU-studies van de UGent. Het was niet de eerste keer dat het ISF een erg bekende gast wist te strikken voor een lezing. In het verleden waren onder meer Jaap De Hoop-Scheffer (secretaris-generaal van de NAVO) en Dr. Jacques Rogge (voorzitter van het IOC) te gast.

 

Nash vs Barroso

Het lijkt wat irreĂ«el voor een relatief kleine Vlaamse universiteit, naar internationale normen alleszins, om zo'n belangrijk politiek figuur te ontvangen. Toch is het niet onmogelijk, zo liet voorzitter van het ISF Matthias Laevens optekenen na het debat. “We hebben een brief naar Barroso gestuurd om hem uit te nodigen. De rector heeft die brief ook ondertekend. Barroso zegde onmiddellijk zijn komst toe. Het was wel even wachten tot hij een plaatsje vrij had in zijn agenda.”

 

Ook de Universiteit Antwerpen kreeg in het recente verleden bekende namen over de vloer. Zo vergastte vorig jaar nog dr. John F. Nash Jr. de universiteit met een bezoek om zijn eredoctoraat in ontvangst te nemen. Hij kreeg dit voor het principe van het Nash-evenwicht, een cruciaal concept in de economie. Zijn leven is verfilmd in de Hollywood-kaskraker A Beautiful Mind. Nelson Mandela ontving ook een eredoctoraat in 2004 maar moest toen om gezondheidsredenen verstek geven. Dit jaar zal de bekende Israëlische auteur Amos Oz een Antwerps eredoctoraat krijgen.

 

Eredoctoraten blijken dus een ideaal excuus om prominenten naar de universiteit te halen. Barroso moest het echter zonder stellen. Dat bleek geen onoverkomelijk probleem te zijn. Hij was gecharmeerd doordat de uitnodiging tot bezoek mee werd ondersteund door studenten.

 

Het studentenleven is hem dan ook niet helemaal onbekend. In zijn jonge jaren was hij lid van een maoĂŻstische studentenbeweging die het dictatoriale regime van Caetano in Portugal bekampte. Na zijn studies bleef Barroso de universiteit trouw en ging er aan de slag als lesgever.

 

Barroso’s engagement verschoof van extreemlinks naar gematigd conservatief rechts doorheen de jaren. Hij besloot zijn academische carriùre eventjes in de koelkast te zetten om het in de Portugese politiek waar te gaan maken. Dat is hem aardig gelukt. Hij werd onder meer minister van Buitenlandse Zaken en uiteindelijk zelfs premier. In 2004 verruilde hij die ambt voor het voorzitterschap van de Europese Commissie, een post waar ook Guy Verhofstadt op aasde.

 

EU-eigenaar

Barroso steekt van wal met de mededeling dat hij ervan geniet studenten te ontmoeten. “In mijn job als voorzitter van de Europese Commissie moet ik de uitdagingen van Europa aan de meest diverse publieken uitleggen. Wanneer ik met Europese studenten praat ben ik altijd zeer tevreden vast te stellen dat deze echt “bezit” hebben genomen van Europa. Dankzij het Erasmus-programma en de Bologna-hervormingen is Europa de lucht geworden die jullie inademen, in BelgiĂ« zelfs meer dan op andere plaatsen.”

 

Zieltjes winnen heet dat dan. Weinig jongeren zijn echter vertrouwd met de werking van Europa. dwars mag Barroso één vraag stellen en wierp hem die bedenking voor de voeten. Meer concreet: is de afstand tussen jongeren en politiek Europa niet simpelweg te groot?

 

Daarop mijmert Barroso even weg: “In mijn tijd was het een avontuur om van Portugal naar Spanje te reizen. We moesten uren en uren wachten en een heleboel papierwerk invullen. Het was vreselijk. Jongeren kunnen nu gewoon door heel Europa reizen zonder enige problemen.”

 

Daartoe beperkt zijn antwoord zich niet: “Ik denk dat Europa nergens méér gevoeld wordt dan in BelgiĂ«. Brussel is dan ook vlakbij (lacht). Er is een zekere afstand tussen de werking van de Europese Commissie en jongeren. Maar dat is niet alleen een probleem van Europa. Ook op nationaal niveau bestaat er een dergelijke afstand. Er is onderzoek naar verricht en wat blijkt: veel mensen hebben meer vertrouwen in de Europese instituties dan in hun nationale instituties.”

 

Hij vervolgt: “Toegegeven, er moet beter worden gecommuniceerd, en ook de wetgeving bijvoorbeeld moet vereenvoudigd worden om zo de burger wat dichterbij te brengen. Als de perceptie bestaat dat de Europese beleidsvoering te veraf is, dan is het onze plicht dat gat dicht te rijden.” Dat gebeurt dus onder meer door te debatteren op de UGent. Het verdere doorvragen van VTM-verslaggever Stefaan leert dat Barroso het enorm apprecieert om niet enkel met politici in debat te moeten gaan; de mening van studenten vindt hij ook relevant. Het is voor hem bovendien een uitstekende manier om eens input te krijgen buiten de geijkte kanalen.

 

Vervuilende vierwieler

Input kan er echter ook komen in de vorm van een bits geformuleerde vraag, zo moet Barroso ondervinden. Een studente verwijt hem met een al te vervuilende wagen rond te rijden. Haar vraag pikt in op het ambitieuze klimaatplan dat de Europese Commissie eerder die maand aangenomen heeft.

 

Barroso blijft onbewogen bij die uithaal en benadrukt nogmaals het belang van economie en ecologie uit te balanceren. “Competiviteit moet er zijn”, stelde hij, “maar ook het klimaat mag niet uit het oog verloren worden. Door in hernieuwbare energie te investeren kan er heel wat bereikt worden.”

 

Voor de Gentse universiteit heeft Barroso een paar Audi’s klaar staan, en dat is zijn goed recht, zo claimt hij toch: “Ik geloof in vrije keuze en vrije wil voor ieder individu. Dat neemt niet weg dat de Europese Unie mee een mentaliteitswijziging teweeg kan brengen. Meer concreet denk ik aan het aanmoedigen van nationale overheden om het publieke transport op een minder vervuilende manier te laten verlopen.”

 

McCain? Clinton? Barroso?

De vraag wie Barroso als toekomstig Amerikaans president verkiest, wordt vakkundig afgewimpeld. “Ik heb enkel nog maar met John McCain en Hillary Clinton gesproken. Ik weet dat beiden zich willen inzetten voor het milieu, en dat stemt me hoopvol. De andere kandidaten heb ik echter nog niet ontmoet. Daar kan ik dan ook geen uitspraken over doen.”

 

Terwijl 2008 in het teken van de Amerikaanse verkiezingen, bereidt Europa zich voor op het aanstellen van een nieuwe commissievoorzitter in 2009. Of Barroso voor een tweede termijn gaat, ook daar wenst hij zich niet over uit te spreken. Wel zet hij nog maar eens het belang van de Europese Unie in de verf. Niet veel later valt het doek: Barroso werd onder een daverend applaus de aula uit geëscorteerd en het gros van de toeschouwers gaat zich bedrinken op de aansluitende receptie. De meningen over het optreden van Barroso zijn relatief unaniem. Het was vooral een evenement, iets om eens meegemaakt te hebben, maar inhoudelijk was het niet bepaald een hoogvlieger. Veel nieuws werd er inderdaad niet verteld.

 

Maar dat is waarschijnlijk de bedoeling ook niet. Zowel de organisatoren als Barroso hebben hun p.r. kunnen verzorgen, en de aanwezige studenten houden er een boeiende namiddag aan over. Nu is het wachten op de volgende grote naam, bij voorkeur één die de Universiteit Antwerpen aandoet. Vladimir Poetin schijnt boeiende lezingen te geven.



16/02/2008
🖋: 

Chan ‘Cat Power’ Marshalls nieuwste geesteskind draagt de titel 'Jukebox' en is, zoals u wellicht al vermoedde, een coverplaat. Muzikaal gesproken is de cd een schipperen tussen de bluesritmes van Chans vorige telg 'The Greatest' (2006, Matador) en de meer intimistische teneur van haar oudere nummers, hetgeen een plaat oplevert die wederom enkele pareltjes bevat.

Chan is met 'Jukebox' inmiddels aan haar tweede coverplaat toe. Op haar eerste – 'The Covers Record' (2000, Matador) – transformeerde ze onder andere ‘(I Can’t Get No) Satisfaction’ van The Rolling Stones, ‘Red Apples’ van Smog, en ‘Naked If I Want To’ van Moby Grape tot nummers die in het hoofd van de luisteraar blijven spoken, en dat doet ze hier weer. Zoals op 'The Greatest' wordt Chan wederom muzikaal ondersteund - ditmaal door de leden van haar nieuw aangeworven live band The Dirty Delta Blues – en dat schrikt de ouwe getrouwen misschien af, maar daar is geen reden toe. De muzikale “breuk” die 'The Greatest' betekende in het Cat Power pantheon, en die Chan Marshall tot het sterrendom katapulteerde, is immers relatief. Op 'Jukebox' nemen Chan en haar band onder andere het werk van Frank Sinatra (‘New York’), George Jackson (‘Aretha, Sing One For Me’), Bob Dylan (‘I Believe In You’), Janis Joplin (‘Woman Left Lonely’) alsook Cat Power (‘Metal Heart’) onder handen. De nummers dragen aan de oppervlakte niet dezelfde stempel van de getroebleerde melancholicus die de meesten onder ons in de oudere nummers van Chan Marshall herkennen, maar zoals 'The Greatest' is ook 'Jukebox' een cd die langzaamaan bezit neemt van de luisteraar en die met zijn ogenschijnlijke lichtvoetigheid erg charmeert.

 

Luistertips zijn het hypnotiserende ‘Ramblin’ (Wo)man’ (Hank Williams) en het prachtig uitgevoerde ‘Don’t Explain’ (Billie Holliday), twee nummers waar Chans stem bij momenten weer eens recht door het hart snijdt. Er is echter geen enkel nummer dat het beluisteren niet waard is, dus u kan zich maar best naar de plaatselijke platenboer reppen. Als u de Deluxe edition koopt, krijgt u er een tweede CD bij met nog eens vijf covers, waaronder een innemende upbeat cover van ‘Naked If I Want To’.

 

Cat Power, 'Jukebox'. Matador Records, 2008.



Joke van Leeuwen, nieuwe stadsdichter
16/02/2008

Zeggen wat ze nĂ­et is, gaat misschien vlotter dan op te sommen wat ze allemaal wel doet. Joke van Leeuwen is geen man en Vlaams noch Hollands. De omschrijving volstaat om te beseffen dat Antwerpen een speciale, nieuwe stadsdichter heeft. Die recente titel is er slechts één uit de vele: kinderboekenschrijfster, illustratrice, cabaretiĂšre, auteur van volwassenenpoĂ«zie – Joke van Leeuwen mag haar lijstje activiteiten zelf aanvullen. Een “straffe madam” over verhuizen, hokjesdenken en digitale poĂ«zie.

Hoewel u in Vlaanderen veel naambekendheid geniet en talrijke prijzen ontvangen heeft, luidt de reactie op uw benoeming wel eens: "Waarom een Hollandse?"

Joke van Leeuwen Ik vind mezelf geen echte Hollandse. Ik ben meer dan veertig jaar geleden voor het eerst naar België verhuisd. Mijn belangrijkste vormende jaren heb ik in Brussel en omstreken doorgebracht. Ook in Antwerpen trouwens, waar ik op de academie heb gezeten. Ik beschouw mezelf echter net zo min als een Vlaamse. Ik ben, zoals vele anderen, iemand met twee culturen in zijn hoofd.

 

In bepaalde gedichten schetst u een treffend beeld van iemand die als buitenstaander in een vreemde stad komt.

van Leeuwen Ik heb een serie gedichten gemaakt waar ik als titels zinnen gebruik die ik tegenkwam toen ik pas in Brussel woonde. Wanneer je als dertienjarige vanuit een klein dorp in een wereldstad terechtkomt, ondervind je een soort cultuurshock. Plots blijken allerlei dingen waarvan je dacht dat ze doodgewoon waren helemaal niet zo gewoon. Dan merk je opeens dat ze typisch protestants of Hollands zijn. Die ervaring heeft me geleerd dat het belangrijk is niet in hokjes te denken.

 

Dat verhuizen lijkt een invloed te hebben op uw werk. Nogal wat personages in uw kinderboeken zijn ‘ontworteld’ en zoeken naar een plek.

van Leeuwen Eigenlijk ben ik daar nu niet meer mee bezig, dat is allemaal zo lang geleden. Maar inderdaad, ik ben niet geboren en getogen op één plek zoals anderen en dat creĂ«ert misschien een licht gevoel van ontworteldheid. Je kan het ook anders zeggen: je kan je net thuis voelen doordat niet alles hetzelfde is als voorheen. Ik heb een thuisgevoel juist op plaatsen waar veel verschillende mensen en meningen samenkomen. Antwerpen is zo’n open plek, ik heb me nog nergens zo goed gevoeld als hier. In tegenstelling tot wat men soms vertelt, heb ik niet het gevoel dat Antwerpen onvriendelijk is tegenover Nederlanders. Men heeft me meteen meermaals gevraagd om te werken aan projecten. Hoewel je hier niet geboren bent, mag je toch mee Antwerpenaar zijn met de Antwerpenaren.

 

Ik wil naar de mensen toe gaan, en in de openbare ruimte nieuwe vormen vinden om mijn gedichten zichtbaar te maken.

 

In uw kinderboeken en poĂ«zie kijkt u met een frisse blik naar alledaagse dingen. Helpt een grote stad u om verwonderd te blijven en op een ‘kinderlijke’ manier de wereld te ervaren?

van Leeuwen Ik wil benadrukken dat ‘kinderlijk’ niet ‘infantiel’ betekent, mensen begrijpen dat soms verkeerd. Mijn taal kan eenvoudig klinken, maar is daarom niet eenduidig. Ik houd ervan woorden uit te kleden, te kijken naar wat letters kunnen doen, of dat nu voor kinderboeken is of volwassenen. Het is een soort van teruggaan naar de kern, naar het begin. Men moet mij echter niet het etiket opkleven van kinderschrijfster – dat stadium ben ik al lang voorbij, mijn oeuvre is breder. Ik vind het net mooi dat ik verschillende leeftijden bereik, misschien speelt het wel in mijn voordeel voor het stadsdichterschap. Moeyaert kon dat ook, over de grenzen heen schrijven. Het maken van kinderboeken helpt mij om niet blasĂ© of cynisch te worden, en het bruisende, veelvormige leven in een stad is daarbij wel inspirerend.

 

Hoe gebeurt de selectie van de stadsdichters eigenlijk?

van Leeuwen Dat weet ik helemaal niet. Ik kreeg gewoon op een dag een telefoontje waarin ze me vroegen of ik interesse had.

 

Het element performen lijkt alvast een belangrijke rol te spelen bij de selectie.

van Leeuwen Ja, het valt mij ook op dat ze dichters kiezen die niet bang zijn om op een podium te kruipen. Ik hoop echter dat ik tijdens mijn stadsdichterschap ook andere dichters op een of andere manier zichtbaarder kan maken. Hugo Claus en Leonard Nolens beslisten om geen stadsdichter te worden, maar hun poëzie verdient zeker een plaats in Antwerpen, zodat wat je ziet veelvormig is.

 

De stad kiest blijkbaar ook bewust voor toegankelijke poëzie, zodat er een groot publiek bereikt kan worden. Gaat dit niet ten koste van de kwaliteit van poëzie?

van Leeuwen Je moet als stadsdichter beseffen dat je niet alleen voor jezelf bezig bent. Als je echt hermetische poëzie schrijft, is er geen communicatie. Toch geeft Antwerpen haar stadsdichters de vrijheid om volledig op hun eigen manier poëzie te bedrijven. En dat is uniek. In andere steden zie je soms dat stadsdichters verplicht worden voor elke gelegenheid een soort sinterklaasachtig versje te produceren.

 

Toch merkt iemand als Charles Ducal op dat het tegenwoordig niet meer gaat om de poëzie zelf maar om haar spel- en spektakelwaarde, om de publieke betrokkenheid.

van Leeuwen Ik blijf denken dat bij het stadsdichterschap de poëzie zelf een belangrijke rol speelt. Anders zouden ze niet kiezen voor dichters die hun sporen al hebben verdiend met de poëzie.

 

Het maken van kinderboeken helpt mij om niet blasé of cynisch te worden en het bruisende, veelvormige leven in een stad is daarbij wel inspirerend.

 

Zijn kritiek betreft vooral de manier waarop literaire prijzen tegenwoordig worden uitgereikt. Bij de Herman de Coninckprijs kan het publiek net als bij een televisieshow sms’en voor een laureaat.

van Leeuwen Ik begrijp zijn kritiek. Die vercommercialisering is een algemene tendens van de laatste jaren en treft vooral het prijzencircuit. Die publieksstemmingen gebeuren om de mensen te betrekken maar ik ben er geen voorstander van. Je krijgt altijd situaties waar schrijvers gaan ijveren voor stemmen. Dat heeft wel eens tot resultaten geleid waarvan ik dacht dat ze toch niet helemaal zuiver waren. Het is veel leuker als je een prijs wint en er iemand voor je deur staat met een bos bloemen en de mededeling dat je hebt gewonnen, dan dat men zo’n close-up van je gezicht maakt vlak voor je te horen krijgt wie de winnaar is, zodat het publiek goed kan “meeleven”. Literatuur moet op een andere dan commerciĂ«le manier waarde krijgen. Ik vond het dan ook spijtig dat Jeroen Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren weigerde omdat hij het prijzengeld te laag vond. Dat stelt inderdaad niet veel voor in vergelijking met andere commerciĂ«le prijzen - en als zelfstandige kunnen we het geld altijd goed gebruiken - maar het zou toch mooi zijn als een prijs gewoon om de naam en de eer blijft bestaan. Hetzelfde geldt trouwens voor het stadsdichterschap: ik krijg per jaar ongeveer vijfduizend euro, dus voor het geld hoef ik het niet te doen.

 

Heeft het stadsdichterschap voor u, naast een literaire en sociale, ook een politieke functie?

van Leeuwen Je moet alert blijven voor wat er in je stad gebeurt, maar ik vind niet dat je je moet uitspreken voor bepaalde partijen.

 

U zal dus eerder de vorige stadsdichter Bart Moeyaert volgen die er bewust voor koos om niet deel te nemen aan een evenement als 01/10.

van Leeuwen Wel, ik denk dat je dat evenement evengoed als een maatschappelijk statement had kunnen beschouwen. En dĂĄt vind ik wel belangrijk. Ik zie het stadsdichterschap als een maatschappelijk engagement. Daar ben ik trouwens beter in dan in rechtstreeks politieke acties. Ik wil naar de mensen toe gaan, en in de openbare ruimte nieuwe vormen vinden om mijn gedichten zichtbaar te maken.

 

Vindt u een essay zoals dat van Ramsey Nasr in De Standaard, waarin hij duidelijk zijn visie geeft over een politieke situatie, dan ongepast tijdens het stadsdichterschap?

van Leeuwen Nee, dat niet. Naar aanleiding van die tekst zei Nasr dat je de dichter en de persoon los van elkaar moet kunnen zien. Hij beschreef in dat essay een persoonlijke mening en dat wil niet zeggen dat hij diezelfde mening ook in zijn stadsgedichten uit. We hebben allemaal verschillende rollen. De ene keer speel je die rol, de andere keer een andere. Zo zou het bijvoorbeeld kunnen dat ik als eerste vrouwelijke stadsdichter eens ga nadenken over de rol van vrouwen en kinderen in een stad.

 

Uw eerste stadsgedicht, te zien aan de muur van de Meerminne, is niet gedrukt maar geprojecteerd: een primeur.

van Leeuwen Dat eerste gedicht heb ik bijna als een scenario geschreven. Omdat ik ook in beelden denk, vind ik het erg belangrijk dat vorm en inhoud samengaan. De keuze om het gedicht te projecteren heeft bovendien te maken met de verplaatsbaarheid: het mooie aan stadspoëzie is dat meerdere mensen het tegelijkertijd kunnen zien en lezen, zodat poëzie iets gezamenlijks wordt. Hierbij kan digitale poëzie erg handig zijn. Ik wil immers niet enkel in het centrum blijven zoals de vorige dichters, maar ook de districten betrekken. Voor de rest zou ik graag de minder typische onderwerpen aanraken. Er is al aardig wat geschreven over de gekende Antwerpse monumenten, maar de haven is bijvoorbeeld nog niet aan bod gekomen... Meer ga ik nog niet verklappen. Elk gedicht blijft best een verrassing.



editoriaal
15/02/2008

“Ik heb met vreugde gemerkt hoe groot het belang van een rectorverkiezing voor de universitaire gemeenschap is. De zeer hoge opkomst toont dat velen zich betrokken voelen bij de toekomst van de universiteit: professoren, studenten, medewerkers.”

Komen deze woorden van onze nieuwbakken rector? Dat zou hij wel willen, maar de waarheid is anders. U raadt het al: het citaat hierboven komt niet uit Antwerpen, maar uit Leuven, waar Marc Vervenne het uitsprak na zijn verkiezing tot rector. Bij de UA-studenten vierden niet engagement en betrokkenheid, maar apathie en apolitisme hoogtij. Daarnaast liep er bovendien heel wat mis bij de organisatie van de verkiezingen.

 

Als één woord de voorbije stemmingsronden kan samenvatten, is het wel: chaotisch. Hoeveel studenten waren geĂŻnformeerd? Hoeveel personeel was ĂŒberhaupt degelijk op de hoogte? Tekenend is dat niet eens alle beschikbare plaatsen in het kiescollege ingevuld waren. Het name-and-shame-principe indachtig verdient de faculteit PSW alvast een vermanend vingertje: maar liefst één vierde van de kiesmandaten voor studenten bleef leeg.

 

Ook het Centraal Stembureau, dat de rectorverkiezingen organiseert, is niet vrij van blaam: kandidaten voor het kiescollege moesten zich ten laatste op 7 januari aanmelden. De precieze data van de verkiezingen waren toen echter nog niet vastgelegd. Pas op 8 januari bepaalde men dat ze op 20 en 27 februari zouden doorgaan, met als gevolg dat een deel van de kiesgerechtigden niet in staat bleek te gaan stemmen omwille van andere verplichtingen. Toegegeven, de drastische vervroeging van de rectorverkiezing bemoeilijkte de taak van het Centraal Stembureau aanzienlijk.

 

Bij de Wetenschappen gingen de facultaire verkiezingen voor het kiescollege van het Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel (AAP/BAP) de mist in. Na de verkiezing volgden verschillende klachten over de gebrekkige informatie, het chaotische verloop en de oneerlijke uitkomst. Het Centraal Stembureau achtte de verkiezing geldig, maar werd prompt teruggefloten door de regeringscommissaris: de stemming moest overgedaan worden.

 

Tot slot was de stemverdeling per faculteit niet al te democratisch: het aantal stemmen voor het assisterend personeel en de studenten weerspiegelde de grootte van de faculteit niet. En door de aanhechting van niet-facultaire instituten aan de faculteiten Toegepaste Economische Wetenschappen en Letteren en Wijsbegeerte, verloren deze faculteiten een heel aantal kostbare stemmen. Zo werd het Instituut voor Onderwijs- en Informatiewetenschappen – met bijvoorbeeld de lerarenopleiding, toegankelijk voor studenten alle richtingen – bij L&W gevoegd, waardoor deze faculteit een derde van haar stemmen verloor. Dit is des te pijnlijker als je bedenkt dat TEW en L&W sowieso al het minste stemmen hadden: ondanks hun grote omvang hadden ze maar recht op even veel stemmen als de kleinste faculteiten.

 

Moge de beste kandidaat – al dan niet representatief, democratisch en proceduregetrouw – verkozen worden.



Van Loon eveneens kandidaat-associatievoorzitter
15/02/2008
🖋: 
Auteur

Voor velen dé verrassing van de voorbije kiescampagne: Dirk Van Dyck kandideerde samen met die andere vice-rector, Bea Cantillon. Terwijl Van Dyck op het rectorschap mikte, richt Cantillon haar pijlen op het associatievoorzitterschap. Want ja, ook de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA) kiest binnen enkele maanden een nieuwe voorzitter: dit mandaat gaat tegelijkertijd in met dat van de nieuwe UA-rector.

De AUHA is een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, Karel de Grote, Hogeschool Antwerpen, Plantijn en de Hogere Zeevaartschool. Als de tandem Van Dyck-Cantillon zowel de rectorstitel als het associatievoorzitterschap binnenrijft, zal hun invloed in het Vlaamse onderwijslandschap dus aanzienlijk zijn. (Nu ja, alleszins die zeldzame keren dat de Antwerpse instellingen mogen meespelen met grote broertjes Gent en Leuven.) De vraag is natuurlijk of dit samenwerkingsverband een electoraal succes zal blijken: zullen de twee vice-rectoren voor elkaar stemmen kunnen ronselen of zullen ze voor elkaar, integendeel, een verlies betekenen? Kort na het verschijnen van deze dwars wordt die vraag alvast voor de helft beantwoord, want dan wordt bekend of Dirk Van Dyck het al dan niet tot rector geschopt heeft.

 

Of Cantillon associatievoorzitter wordt, valt nog enkele maanden langer af te wachten. Zet ze door haar alliantie met Dirk Van Dyck haar eigen verkiezing op het spel? Door nu al campagne te voeren voor Van Dyck, kant ze zich tegen Alain Verschoren. Zal ze productief met hem kunnen samenwerken als niet haar running mate, maar Verschoren tot rector verkozen wordt?

 

De naam van één tegenstander van Cantillon willen we u alvast niet besparen: ondanks zijn aangekondigde internationale plannen (zie interview) heeft de huidige UA-rector, Francis Van Loon, zijn kandidaatstelling voor de AUHA reeds ingediend.

 

 

 



15/02/2008
🖋: 

De gebroeders Coen schieten opnieuw in de roos met 'No Country For Old Men'. Na twee Golden Globes en een Directors Guild Award maken ze immers kans op acht Oscars, en niet onverdiend. In hun nieuwste film zien we een terugkeer naar vroegere Coen-thrillers als 'Blood Simple' (1984) en 'Miller’s Crossing' (1990), al wordt het korset nu net iets strakker aangesnoerd.

Josh Brolin speelt Llewelyn Moss, een jager die in de Texaans-Mexicaanse woestijn op een waar bloedbad stuit, en aldaar – naast veel lijken en drugs – twee miljoen dollar vindt. Llewelyn besluit het geld te houden, maar wordt al snel opgejaagd door Anton Chigurh (Javier Bardem), de sociopaat van dienst. Het paddenstoelkapsel van laatstgenoemde is minstens even gruwelijk als de manier waarop hij met zijn slachtoffers speelt alvorens ze koelbloedig te vermoorden â€“ en u die dacht dat Woody Harrelson langer dan vijf minuten in beeld zou zijn. De plot is rechtstreeks ontleend aan de gelijknamige roman van Cormac McCarthy, wiens werk de Coen brothers inspireerde tot het maken van een strakke western-thriller die in schril contrast staat met de doldwaze komedies die ze de laatste jaren draaiden (zoals 'O Brother, Where Art Thou?' uit 2000), maar die anderzijds perfect past in het eigenzinnige universum van de twee broertjes uit Minneapolis. De film is tevens prachtig gefotografeerd door Coen-routinier Roger Deakins, die na 'The Assassination of Jesse James by the Coward Robert Ford' (2007) opnieuw bewijst dat hij het Amerikaanse westen op virtuoze wijze weet te vatten. Voor 'No Country' liet Deakins zijn pot vaseline echter thuis. Houdt u van spanning, rare kapsels, dode Mexicanen en het buikje van Tommy Lee Jones, wacht dan niet langer om dit meesterwerk te gaan bekijken. Houdt u meer van geriatrische films Ă  la 'Pauline en Paulette', of autistische kaskrakers zoals Ben X, dan bent u ziek en blijft u beter thuis.

 

 

'No Country For Old Men' – Joel & Ethan Coen, 2007, 122 min. Sinds 23 januari in de zalen.



Noorwegen ... Portugal ... Erasmus
15/02/2008
🖋: 
Auteur extern
Anneleen en (So)Fie

Hei!

 

Elkaar begroeten in Noorwegen is niet echt anders dan in BelgiĂ«, zo zie je maar. Ik heb ondertussen al een kwart van mijn verblijf hier afgelegd en jij... drie dagen?! Hier zit ik dan in Bergen, de stad met de meeste regen, met de meest grijze wolken, met de meest diverse kleuren van huizen (als compensatie volgens mij), waar rubberen laarzen in elke schoenwinkel worden verkocht en door iedereen op straat worden gedragen, waar 'the fish market' een toeristische plek is, waar alles naar het Noors wordt vertaald terwijl films ondertiteld zijn. En dit zonder familie, zonder vriend, zonder hond – zelfs mijn knuffel ligt nog thuis (wegens veel te groot om mee te brengen)! Waar ben ik aan begonnen. In de kamer komen, de deur valt dicht, een eerste keer alleen in een witte ruimte met blauwe gordijnen, je verwacht een groot raam, maar neen, een van de gordijnen bedekt een enorm stuk muur, met hout Ăłveral, met oranje kussens en matras. Dit moet je dan 'thuis' gaan noemen voor vijf maanden. Na een slik (lees: huilbui nummer negen?) een paar foto's ophangen, boeken in de kast zetten, kortom: aankleden dit kot! En nu, een maand en acht dagen later betrap ik mij erop dat ik de neiging krijg om effectief naar 'thuis' te refereren terwijl ik mijn kamertje in Fantoft bedoel, dat ik kan ronddolen in de stad alsof ik ze van buiten ken, de taal vloeiend spreek en op en top Noors ben. Maar toch blijf ik vasthouden aan mijn Belgische neigingen (zeker dat hier nergens een frituur is? Mama, kan je nog wat chocola opsturen?) en wil ze delen met alle nationaliteiten. Cake maken die nog geen halfuur overleeft, cupcake-avonden organiseren waar hongerige gasten moeten toezien hoe de goddelijke dwergmuffins afkoelen en daarna door de koks overvloedig versierd worden (zou ik nog chocoladesaus maken en erover sprenkelen? Oh ja!)... Ik ben omringd door mensen 24/7 en ik zal er maar beter aan wennen. Maar natuurlijk zijn er ook de *ik-voel-me-eenzaam-wat-oh-wat-zal-ik-deze-keer-bakken-momenten*. De liefde van een vriend gaat door de maag, of hoe zat dat ook weer?

 

Kos deg og ha det bra!

 

Sofie

 

 


 

OlĂ  Sofia!

 

Voor mij is het avontuur inderdaad nog maar net begonnen. Het afscheid thuis lijkt ondertussen al ver weg, maar veel tijd voor heimwee is er nog niet geweest. Drie volle dagen waarvan de zon, de mooie uitzichten, het vele ronddwalen mij bijblijven. Drie dagen vol tegenstellingen. Op dag één van het veilige, knusse bed van mijn lieveling naar een onbekende kamer in Coimbra. Met een mede ex-Antwerpse studente slaap ik voor één nacht in een blijkbaar onveilige jongensgang. (Doe vooral de deur op slot, meisjes!). Op dag twee de stad verkend. Globale eerste indruk: Portugezen zijn vriendelijk en behulpzaam. Als je een beetje verloren loopt, krijg je een lift. Miguel van de internationale dienst helpt bij het zoeken naar koten en vergezelt ons bij het bezichtigen van de kamers. Mijn nieuwe Portugese kamergenote laat me graag zien waar je goedkoop busticketjes vindt. Die vriendelijkheid is echter zoek bij de Portugese honden. Ik verklaar mij nader: 's avonds staan we te wachten op een taxi om weer naar het centrum te geraken, maar deze rijdt ons voorbij. Al roepend en zwaaiend lopen we achter de taxi aan, echter zonder te letten op een horde honden die plots luidkeels blaffend vanuit de struiken tevoorschijn komen. Als in een slechte horrorfilm lopen ze achter ons aan en drijven ons in het nauw! Blaffende honden bijten niet, zei ik tegen mezelf, maar echt overtuigd was ik niet. Gelukkig kwam er een auto aan waardoor de mormels afdropen, en konden we nadien onze nog knikkende knieën vergeten bij een glas wijn. Vandaag dag drie en eerste Portugese aankoop gedaan: een zonnebril! Op dat vlak moet ik je jaloers maken, de zon is onze metgezel, waardoor het leven hier tot nu toe wat helderder lijkt. Jammer genoeg moet ik jouw bakkunsten wél missen.

 

Stuur jij me een cakeje, dan stuur ik je wat zon?

 

Liefs,

 

Anneleen



Eigen Gelijk Eerst
15/02/2008
🖋: 
Auteur
Auteur extern
Arjen van Witteloostuijn en Patrick Meirlaen

De kerst- en cadeautjesperiode is intussen alweer een tijdje achter de rug. Ook heel wat bedrijven waren in december gul met geschenken: in Nederland mocht een topmanager zelfs 80 miljoen euro opstrijken. Bij onze noorderburen was het debat over de verloning van topmanagers prompt terug van weggeweest. dwars laat econoom Arjen van Witteloostuijn en headhunter Patrick Meirlaen elk hun licht schijnen over deze kostbare materie.

Contra

Topinkomens, nog maar eens

Over de beloningen van de bedrijfselite bestaat veel debat. Dat een klein deel van de bevolking het ene na het andere miljoen binnenrijft, leidt tot onbegrip en verontwaardiging. De werknemer, van hoog tot laag, wordt voortdurend ‘afgerekend’ op haar of zijn prestaties. Aan de top is de relatie tussen prestatie en beloning echter helemaal zoek. De kleine groep van bovenbazen geeft geen krimp, en doet alsof zij over zulke verbluffende talenten beschikt dat ook volgend jaar de beloning weer met dubbele cijfers omhoog moet. In de Verenigde Staten is de groei van de topinkomens al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw explosief. De vele boekhoudschandalen hebben het debat aangewakkerd, zonder veel resultaat. Ondanks de publieke verontwaardiging zijn deze verschillen sindsdien alleen maar verder opgelopen, ook in BelgiĂ«. Een groot deel van de topbeloningen is direct gerelateerd aan de beursontwikkeling vanwege krankzinnige aandelen- en optiepakketten. Ook wanneer uitsluitend naar loon en bonussen wordt gekeken, is de ongelijkheid groot: in 1970 ontving een Amerikaanse opperbaas 30 keer het gemiddelde loon van werknemers, terwijl de afstand tussen top en werknemer in 2002 een factor 90 bedroeg. Een zichzelf verrijkende top vraagt zonder blikken of blozen van de werkvloer om zich permanent te matigen. Dat deze tweedeling in de samenleving gaat wrikken, mag geen verbazing wekken. Het zet de arbeidsverhoudingen op scherp. Uiteindelijk is deze ontwikkeling niet goed voor de betreffende ondernemingen, en ook niet voor de samenlevingen waarin zij opereren. Een ontsporend proces van zelfverrijking heeft negatieve langetermijngevolgen voor de economische groei omdat het de motivatie van het personeel fnuikt en de arbeidsverhoudingen op scherp zet.

 

Arjen van Witteloostuijn, econoom en hoogleraar aan de UA

 

Pro

Inperken van ondeskundigheid – niet van topsalarissen

Het beperken van managerssalarissen is nergens voor nodig op drie voorwaarden: aanbod, transparantie en deskundigheid. Aanbod in de markt is primordiaal, dan kan de vrije markt spelen. In een krappe of gesloten markt kan je anomalieën verwachten. Transparantie of het ervoor zorgen dat er op een open wijze over gedelibereerd wordt, is de tweede voorwaarde. Werken aan een meer open markt met duidelijke informatie is dus de beste manier om managerslonen competitief te houden. De corporate-governancebeweging is goed op weg om dit te onderbouwen. Vanaf het ogenblik dat meerdere partijen - lees: onafhankelijke bestuurders in het remuneratiecomité - een mening gaan vormen, krijg je de nodige transparantie. Dit is op zichzelf echter nog niet voldoende: te vaak denkt men dat het hebben van onafhankelijke bestuurders ipso facto ook deskundigheid waarborgt. Dit is een naïef standpunt, zo blijkt uit de praktijk. Net zoals met betrekking tot alle andere strategische en economische beslissingen voor de onderneming is ook hier amateurisme uit den boze. Als onafhankelijke bestuurders kwalitatief hoogstaande beslissingen willen nemen over salarissen van de CEO en het directiecomité, dan moeten ze dit doen op basis van deskundigheid en daar zijn velen vandaag apprenti sorcier; ze baseren zich op enkele gegevens die ze kennen en in het beste geval op een recente salarisstudie. Ze hebben echter geen deskundigheid of training in het analyseren van een functie en hoe dit zich vertaalt naar een salarispakket. Nog minder beschikken ze over een set van regels om een salaris te bepalen binnen de context van respectievelijk land, markt, sector en de onderneming zelf. Topsalarissen inperken is een dwaasheid, die salarissen ondeskundig bepalen evenzeer. Daar moet worden aan gewerkt.

 

Patrick Meirlaen, Managing Partner van The Future Alliance (headhunting en organisatiekantoren)