Waarom het dak binnenkort op uw hoofd valt
06/04/2008
🖋: 
Auteur

Twee jaar is ze, de Meerminne. Het edele hoofdkwartier van de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen nam, onder de roepnaam M-blok, de vrijgekomen ruimte tegenover de Sint-Jacobskerk in. Ze kadert in het grote verhuisproject van de Universiteit Antwerpen. Zoals dat gaat bij elk nieuw gebouw was het beton nog niet helemaal droog of studenten en personeel hadden al een mening over het (on)ding. Sommigen bewonderen haar strakke lijnen en recht-door-zeekarakter, anderen noemen de Meerminne een kil en ongezellig kot. Maar behalve smaakuitingen bots je ook wel eens op terechte bemerkingen. Waarom hebben die grote aula’s bijvoorbeeld wel erg veel weg van een atoomschuilkelder? Na twee jaar vond dwars het gebouw dan ook matuur genoeg om eens te peilen naar de redenen achter enkele bouwkundige beslissingen.

De bouw van een universiteitsgebouw in een stadscentrum is een stevige architecturale puzzel, vertelt Eddy Smedts van het departement Infrastructuur. Niet alleen de universiteit stelt een hele hoop eisen, maar ook stedenbouwkundig gezien zijn er veel restricties. Zo had het originele concept van architect Jo Crepain bijvoorbeeld een grote toren. Die zou een bibliotheek worden, en zou mooi converseren met de Sint-Jacobskerk aan de overzijde. Deze toren bleek zelfs één van de redenen waarom Crepains architectenbureau de ontwerpwedstrijd won. Helaas bleek de dienst Stedenbouw niet opgezet met hoogbouw op die plaats. Ook de bibliotheekfunctie verviel vanwege het plan om een nieuwe grote centrale bib te bouwen.

 

Licht (in de duisternis)

Om toch zoveel mogelijk plaats te winnen moest er niet in de lucht, maar dieper onder de grond gebouwd worden. Vandaar dat men de grote ruimten, zoals de aula’s, enkele bouwlagen onder de grond stak. Bovendien was het noodzakelijk om deze kelderaula’s stevig tegen het geluid van de voorbijdenderende trams en ander straatlawaai te isoleren. Dat is behoorlijk goed gelukt, maar heeft tot gevolg dat er geen daglicht aanwezig is, en men er een bunkerervaring krijgt om u tegen te zeggen.

 

Daglicht is wel aanwezig in de hogergelegen lokalen. Al van bij de prille plannen besteedde de architect veel aandacht aan de Sint-Jacobskerk. Zo’n historisch gebouw, dat toon je, en dus werden de leslokalen op de eerste verdieping voorzien van een grote glazen wand. Het voorbijlopende volk op straat durft echter wel eens voor afleiding zorgen. Zeker als er voor de deur een begrafenis of trouwpartij plaats heeft. De oplossing daarvoor zijn de gigantische gordijnen, die de leslokalen van alle afleiding, maar dan meteen ook van het daglicht afschermen.

 

En nu we het toch over licht hebben: het blijkt een pijnlijk euvel dat enkele energiebesparende maatregelen de professoren film- en beeldcultuur te snel af zijn. Sensoren bedienen het licht automatisch zodra er beweging is in een aula. Gevolg: als je de aula wil verduisteren voor bijvoorbeeld een filmprojectie, kan je enkel hopen dat het publiek geen pink verroert. Het omgekeerde geldt ook. Tijdens examens of lessen in kleine groepen kan het licht plots uitvallen. Een gewone schakelaar plaatsen zou dan weer het aloude systeem van nachtelijke energieverspilling invoeren. De dienst Infrastructuur gaat zich over het probleem buigen en kijken of er eenvoudige oplossingen voor bestaan. Eddy Smedts merkt op dat de sensoren alleszins wél ideaal tuig zijn om dynamisch lesgeven te stimuleren.

 

Om tot rust te komen werd bovenop het gebouw een tuin aangelegd. Het groenste stukje Meerminne doet een beetje aan als een kloostertuin midden in de stad. Je hebt er behalve op de Sint-Jacobskerk ook nog een mooi zicht op de Carolus Borromeuskerk en de Onze-Lieve-Vrouwetoren. De daktuin is jammer genoeg voorbehouden aan het personeel, dat er bij de eerste lentezon steevast een allegaartje van tuinmeubilair op zet. Dit tot lichte ergernis van de architect. Maar ach, abstracte concepten zijn er om verwarmd te worden met dagelijkse kitsch.

 

Mini-tsunami's

Wie al in de Meerminne is geweest, heeft misschien wel eens gevreesd die leuke daktuin op het hoofd te krijgen. Je kan in enkele van de lichtkoepels in de centrale hal immers kanjers van vochtplekken opmerken. De lekken blijken ontstaan te zijn door de ingewikkelde dakstructuur van het gebouw. De dakconstructie in de centrale hal zweeft op grote verborgen balken, waardoor er geen steunpilaren in de centrale hal geplaatst werden. De tijdsdruk en het precieze puzzelwerk met daktuin, lichtkoepels en de immense draagbalken zouden aan de oorzaak liggen van de lekken. Iets wat bij een gebouw van deze omvang haast niet te vermijden valt.

 

Ook op artistiek vlak zit het plafond in de centrale hal vol water, dit maal dat van de zes mediterrane zeeĂ«n. Dit kunstwerk van Michelangelo Pistoletto, dat de titel ‘Love Difference’ draagt, wil de vreedzame samenleving en culturele rijkdom van de landen rond deze zeeĂ«n symboliseren. Rondom de centrale hal zijn de woorden 'Love Difference' in de verschillende talen van die landen te lezen. Pikant detail is dat op de dag van de onthulling van dit kunstwerk, Hans van Temsche enkele straten verder zijn moordtocht uitvoerde. Ook het gedicht UtopiA van Ramsey Nasr kreeg een onderkomen in de Meerminne. Normaal gezien had het op de zijgevel gestaan, maar vanwege een boom en de ongemakkelijke en drukke straathoek verplaatste de architect het gedicht naar de grote rode muur tegenover het platform.

 

Zelfs de vloer in diezelfde centrale hal zag al eens water. Veel water, om eerlijk te zijn. Een paar maanden terug brak een leiding, waardoor de benedenverdieping er plots een vijver bij kreeg. Studenten en proffen konden zich in veiligheid brengen via het ingenieuze trappensysteem. Deze trappen zouden behalve een vluchtroute voor mini-tsunami’s ook een soort tribune kunnen zijn, of een plaats om filosofisch te keuvelen, net zoals in de Agora. Nu de universiteit net nieuwe zetels op het centrale platform heeft geplaatst, zal de student voor een gezellig praatje allicht voor die laatste mogelijkheid opteren.

 

Eerst was er een plan om op dat platform een computerruimte te voorzien, maar vanwege veelvuldig diefstal van IT-apparatuur plaatst de universiteit geen computers meer in ruimten waar geen constante controle is. Internet is wel aanwezig in de Meerminne, zodat mensen met een laptop er zonder problemen aan de slag kunnen. Eventueel wordt binnenkort nog voor extra verlichting gezorgd. Van te veel galm in deze grote open ruimte zal u ook niet moeten wakker liggen. De gezellige panelen met bolletjes vangen die voor u op.

 

Kleurenspel

Een laatste punt waarover een aantal studenten struikelen, is het kleurgebruik in de Meerminne. Het hele gebouw werkt met contrasten tussen wit en andere felle kleuren. Deze andere kleuren zijn ingegeven door een traditie die op de vroegere UIA is ontstaan. Uitgangen krijgen er een groen accent; rood staat voor brandbeveiliging. De architect voegde er zelf nog blauw bij voor de sanitaire voorzieningen. Voor het overige werd met zwart-witcontrasten gewerkt. Deze redacteur vindt de kleurcodes alvast een mooi idee, al valt over smaken en kleuren niet... Bon, u komt er zelf wel uit.



Presidentsverkiezingen met Amerikadeskundige Evita Neefs
05/04/2008
🖋: 
Auteur

Nog goed een half jaar en dan komt er einde aan het tijdperk-Bush. Amerika is nu druk bezig zijn opvolger te kiezen. De republikeinen maakten van John McCain hun kandidaat voor het Witte Huis. Bij de democraten moet er nog gekozen worden: zowel Barack Obama als Hillary Clinton wagen hun kans.

“De toekomstige president is de man of vrouw die meebeslist over hoe wij leven,” vertelt Evita Neefs, die over deze presidentsverkiezingen het boek ‘De Verdeelde Staten’ schreef. Ook voor de krant De Standaard volgt ze de strijd op de voet. Ze is dus uitstekend geplaatst om wat meer te vertellen over het belang van de nu al mythische confrontatie tussen de drie kandidaten.

 

De inzet voor deze verkiezingen is erg hoog.

Evita Neefs Er wordt een nieuwe wereldleider gekozen. De Amerikaanse president is de man of vrouw die beslist over oorlog of vrede, die een enorme invloed heeft op de wereldeconomie en die ook mee onze welvaart bepaalt.

 

In een commentaar voor de krant pleitte u ervoor de hele wereld te laten meestemmen omdat deze verkiezingen zo belangrijk zijn.

Neefs Daar ben ik verkeerd begrepen. Dat was heus geen pleidooi. Ik wilde gewoon het belang van deze verkiezingen duiden en meteen ook verklaren waarom er de komende maanden zoveel in de pers zal verschijnen over deze verkiezingen.

 

Heel de wereld zou moeten meebeslissen, maar in Amerika komt vaak nauwelijks de helft van de gerechtigde kiezers zijn stem uitbrengen.

Neefs Gaan stemmen is inderdaad ontzettend belangrijk. Nu is het wel zo dat de opkomst de voorbije voorverkiezingen toch iets hoger lag dan vroeger. De kandidaten weten meer enthousiasme op te wekken.

 

Zorgt dit enthousiasme ervoor dat Amerika verdeeld is, de titel van uw boek, ‘De Verdeelde Staten’, indachtig?

Neefs De voorbije decennia zijn er twee Amerika’s gegroeid: een landelijk, conservatief, blank Amerika dat overwegend voor de republikeinen stemt, en een multi-etnisch, stedelijk, progressiever Amerika dat vooral voor de democraten stemt. Over de jaren brachten de kiezers hun ideologie meer en meer in lijn met hun partijlidmaatschap en zo ook hun kiesgedrag.

Die polarisering heeft zijn oorsprong in de jaren zestig. Toen begon het conservatieve gedeelte van de Amerikaanse bevolking te reageren tegen vermeende wantoestanden. Er is een conservatieve, voornamelijk republikeins getinte beweging ontstaan met leiders die een duidelijke strategie hadden: burgers mobiliseren rond bepaalde thema’s om daar electoraal gewin uit te halen. Die beweging heeft zich uitstekend georganiseerd, met onder meer het uitbouwen van studiecentra en een toenemende invloed op de media.

Eigenlijk was 1994 een scharnierjaar. De conservatieve republikein Newt Gingrich werd toen voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, het Amerikaanse parlement. Gingrich probeerde een heel radicaal conservatief beleid te voeren. De democraten gingen zich, als tegenreactie, ook beter organiseren. De verkiezingen van 2000 waren een culminatiepunt: toen bleek pas hoe ver conservatieven en progressieven uit elkaar waren gegroeid.

 

Waren die conservatieven dan verantwoordelijk voor de eerste overwinning van George W. Bush?

Neefs Bush heeft zijn overwinning te danken aan het strategische genie van Karl Rove en de christelijk-conservatieven. Karl Rove was de politiek strateeg van Bush. De christelijk-conservatieven, of religieus rechts, zijn diepgelovige mensen die er qua ethische kwesties vaak heel conservatieve standpunten op na houden. Zij zijn bijvoorbeeld tegen het homohuwelijk. Rove probeerde die groep achter Bush te scharen.

Dat lukte hem ook. De christelijk-conservatieven voelden zich aangesproken door Bush. Die gebruikte veel Bijbelcitaten en getuigde openlijk over zijn geloof. In een debat vroeg iemand hem wie zijn favoriete politieke filosoof was. Hij antwoordde daarop: "Jezus". Dan denken die christelijk-conservatieven: dat is iemand van ons.

 

Fox en financiën

Opmerkelijk is wel dat Bush in 2000 de eerste voorverkiezingen verloor van de huidige republikeinse kandidaat McCain.

Neefs McCain had toen veel steun van de partijlozen en van de gematigde republikeinen in het noorden. Om zich van de stemmen van de christelijk-conservatieven, een belangrijk kiesblok in het zuiden, te verzekeren, bracht Bush vlak voor de voorverkiezingen in South-Carolina een bezoek aan de Bob Jones-universiteit, een erg religieuze academische instelling.

Karl Rove heeft bovendien enkele vuile truken gebruikt om Bush in de race te krijgen. Zo heeft McCain een aangenomen dochter uit Bangladesh. Er werd dan het valse gerucht verspreid dat dat een buitenechtelijk kind zou zijn. Dat werd opgepikt door de media.

 

De media kunnen ook een grote rol spelen, zo blijkt.

Neefs Televisie is de belangrijkste bron van informatie voor veel Amerikanen. Een tv-kanaal beïnvloedt niet enkel het stemgedrag maar ook de hele perceptie van de realiteit. Televisiestation Fox heeft bijvoorbeeld een enorme impact op het conservatieve gedeelte van de bevolking. Kranten als The Washington Post of The New York Times, die door de conservatieven worden beschouwd als “rode rakkers”, bieden natuurlijk wel tegengewicht.

 

Naast de politiek strategen en de media is er ook nog de financiĂ«le elite die mee het resultaat bepaalt. U schrijft in uw boek dat “de president wordt gekozen door de financiĂ«le elite van een land.”

Neefs Verkiezingen win je niet zonder geld. Je hebt personeel nodig, er moeten peilingen gehouden worden en er moeten tv-advertenties gekocht worden. Dat kost allemaal een behoorlijke duit. De belangrijkste bron van inkomsten voor de kandidaten is het geld van rijke sympathisanten. De financiële elite investeert in de campagne van een kandidaat. Zonder die donoren zouden de kandidaten hun tv-advertenties niet gefinancierd krijgen.

Die cheques worden natuurlijk niet uitgeschreven voor de mooie ogen van een kandidaat. Als die kandidaat president wordt, dan moet er iets tegenover staan. Bij het maken van wetten wordt dan rekening gehouden met de wensen van de geldschieters.

 

Erg democratisch klinkt dat allemaal niet.

Neefs Amerika blijft natuurlijk een democratie. Maar het huidige systeem van privéfinanciering van de verkiezingscampagnes kun je inderdaad niet echt democratisch noemen. Obama schrijft in zijn biografie dat het wat met hem deed als politicus, om enkel geconfronteerd te worden met de ideeën en voorstellen van die donoren. Met de onderlaag van de bevolking, de armere mensen, wordt nauwelijks nog contact gehouden. Voor mij is dat een schaduw op de democratie.

 

Contra-Bush-idolen

In welke mate gaat het Bush-beleid een rol spelen in de campagne van de huidige kandidaten?

Neefs Iedereen kant zich tegen Bush. Recent nog heeft McCain afstand genomen van het buitenlands beleid van Bush. Zo hoopt hij democraten voor zich te winnen, denk ik. Obama pleit voor een radicale breuk met het verleden, met het tijdperk-Bush; hij staat voor verandering. Clinton heeft dat verlangen naar verandering niet helemaal correct ingeschat.

 

Clinton staat symbool voor ervaring.

Neefs Zo presenteert ze zichzelf en zo wordt ze ook voorgesteld door de media. Clinton gaat inderdaad al heel wat langer mee dan Obama, maar dan nog. Het is niet altijd even duidelijk wat precies die ervaring is van Clinton. Obama heeft natuurlijk helemaal geen ervaring. Maar Bush had dat ook niet toen hij president werd.

Mocht Obama verkozen worden, dan zal, vrees ik, blijken dat hij veel beloofd heeft maar niet zo veel kan waarmaken. Om effectief iets te veranderen als president moet je onder meer het parlement achter je krijgen. Dat is zo simpel nog niet. Obama stemde overigens altijd erg links als senator. Dat gaat nog in zijn nadeel werken. Zeker als de republikeinen daarop beginnen te focussen.

 

In uw boek stelt u de vraag of Clinton een idool is of een kreng. En?

Neefs Voor de republikeinen staat zij, net als haar man, symbool voor alles wat er is misgelopen sinds de jaren zestig. Voor een deel van de publieke opinie is ze slecht, verwerpelijk. Een ander deel bewondert haar echter om dezelfde redenen als waarvoor ze veracht wordt.

 

Clinton is een vrouw, zal dat een rol spelen?

Neefs Peilingen hebben bewezen dat sommige mensen het daadwerkelijk moeilijker hebben met een vrouw als leider. Dat is een beetje het drama van de democraten: ze hebben twee grensverleggende kandidaten op hetzelfde moment.

 

De strijd bij de democraten is hard en blijft duren. Is dat nefast voor de partij?

Neefs Dat begint stilaan nadelige gevolgen te hebben. De strijd tussen de twee wordt te verbitterd. Ze beginnen elkaar verwijten naar het hoofd te slingeren. Dat speelt allemaal in de kaart van McCain. Hij kan die verwijten later nog eens tegen de democratische presidentskandidaat gebruiken.

Ik verwacht wel dat de democratische partij gaat ingrijpen. Volgens het proces van de voorverkiezingen zou het tot augustus kunnen duren tot er een definitieve kandidaat komt. De leider van de democraten, Howard Dean, heeft al gezegd dat er voor 1 juli een beslissing moet zijn. Als Clinton de voorverkiezingen in Pennsylvania op 22 april verliest, dan gaat de druk groot worden om eruit te stappen. Als ze dit niet doet, dan zullen gekozenen en bestuurders van de democratische partij, de zogenaamde superdelegates, de knoop moeten doorhakken.

 

Dream Team vs. Gore

Er wordt wel eens geopperd de twee kandidaturen te smeden tot één dream team met de ene als president en de andere als vicepresident.

Neefs Dat is compleet onrealistisch, gezien de uitspraken die ze daar zelf over gedaan hebben. Clinton gaat niet onder Obama willen staan. Trouwens, een vicepresident moet uiteindelijk niet veel meer doen dan naar buitenlandse staatsbegrafenissen gaan en wachten tot de Amerikaanse president doodvalt om het dan over te nemen. Onder Clinton had Al Gore heel wat macht. En Bush' vicepresident Dick Cheney was eigenlijk de echte Amerikaanse leider. Maar dat waren uitzonderingen. Als Clinton niet de democratische presidentskandidaat wordt, wordt ze wellicht senate majority leader. Dan heeft ze echte macht.

 

Zou Gore overigens geen uitstekende presidentskandidaat zijn geweest?

Neefs Gore had snel door dat niemand op hem zat te wachten. Bovendien scoorde hij niet echt goed in de peilingen vooraf. Ook leefde het gevoel dat hij zijn kans heeft gehad in 2000. En hij heeft zijn Nobelprijs op zak, dat is toch ook al iets.

 

McCain wordt wat buiten beeld geduwd door de democratische strijd. Wat voor een kandidaat is hij?

Neefs McCain is een onvervalste conservatief op het gebied van belastingen. Zo wil hij de belastingverlaging van Bush behouden. Ook op ethisch vlak is hij een conservatief. Daar zal dus weinig veranderen. Wat wel verschilt is zijn benadering tot de rest van de wereld. Hij belooft te gaan praten met de Amerikaanse bondgenoten in plaats van een unilateraal beleid te voeren zoals Bush. De stijl van de Amerikaanse regering zal dus wel wat veranderen, maar goed, McCain blijft au fond een conservatieve republikein.

 

Clinton, Obama of McCain: wie wilt u dat er wint?

Neefs Ik kan me het meest vinden in het programma van Obama, hoewel ik besef dat zijn uiteindelijke beleid, mocht hij winnen, toch niet veel zal verschillen van dat van Clinton. Ik betrap mezelf er wel op te supporteren voor Clinton. Noem het zusterlijke solidariteit.

 

Dan rest er nog dé vraag: wie gaat er winnen?

Neefs Het is nog te vroeg om daarover gefundeerde uitspraken te doen.

 

Er wordt geen geld op verwed.

Neefs Clinton en Obama zijn elkaar momenteel wat te veel aan het tegenwerken. Bovendien zijn het twee atypische kandidaten. Ik zal dus niet verbaasd zijn als het McCain wordt.

 

Er studeren ook Amerikaanse studenten aan de Universiteit Antwerpen. Een daarvan is Meghan Gallagher. Ze volgt dit academiejaar les aan de faculteit TEW. De voorbije jaren ging ze naar Canisius College in Buffalo, New York. Gallagher gaat zeker stemmen volgend jaar. “Het is onze generatie die verandering moet brengen. Ik denk bijvoorbeeld aan de opwarming van de aarde: ik wil iemand kiezen die daar iets aan gaat doen. Bush doet dat niet.”

 

Barack Obama vindt ze het meest geschikt. “Ik kan me het beste vinden in zijn standpunten over onder meer onderwijs en gezondheidszorg.” Ze denkt ook dat Obama gaat winnen. Clinton verandert wat haar betreft wat te veel van standpunt, en ze lijkt wat te opportunistisch. Een democraat is Gallagher echter niet. Mochten de republikeinen een goede kandidaat hebben, dan zou ze daar ook voor kunnen stemmen. Hoewel McCain haar wel een fatsoenlijk man lijkt, gaat ze toch voor Obama.



Nieuw examenreglement
05/04/2008
🖋: 

Een student heeft wel wat beters te doen dan het Onderwijs- en Examenreglement (OER) uit het hoofd te leren. Flaneer je feilloos door je studies, dan is andere lectuur inderdaad aangeraden. Maar wie minder geluk heeft, wil misschien weten welk rekenwerk het verdict “niet geslaagd” staaft. Om je een punthoofd te besparen, geven we een kort overzicht van het examenreglement anno 2007-2008 en enkele tendensen in de wereld der examencommissies.

Wat met de buispunten?

Volgens het nieuwe reglement kan de examencommissie, mits de nodige motivering, je geslaagd verklaren als de gezamenlijke studieomvang van de vakken waarvoor je geen creditbewijs hebt behaald, maximum tien procent van je studieprogramma bedraagt. Maar, die 10%-regeling is slechts facultatief. Dat betekent dat tolerantie geen zekerheid is aan de UA. Cis Van Den Bogaert, hoofd van het Departement Onderwijs, nuanceert: “Tolerantieregels waren in het oude reglement evenmin verplicht, maar de examencommissies maakten er wel geregeld gebruik van om eventuele buispunten door de vingers te zien. Het nieuwe aan dit reglement is dat er een ondergrens bepaald is om een student geslaagd te verklaren. Die bodem zorgt ervoor dat het diploma echt gedekt wordt door creditbewijzen. We hebben de tolerantieregel – en laat ons eerlijk zijn: 10% is niet niks – bewust behouden, evenwel na veel discussies binnen en tussen de faculteiten. De 10%-regel laat toe erg voorzichtig te evolueren naar een zuiver creditsysteem.” VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten) heeft heel wat bedenkingen bij die evolutie naar een zuiver creditsysteem, dat inhoudt dat studenten voor alle vakken moeten slagen en er dus geen compensatie meer is. Studenten dreigen zo bepaalde buisvakken nodeloos lang achter zich aan te slepen. Of zelfs in de ergste gevallen helemaal niet afgestudeerd te raken. Twee derde tot zelfs drie vierde van de afgestudeerden in Vlaanderen werden immers ooit wel eens gedelibereerd. “Onze traditie van delibereren en compenseren wordt niet bruusk stopgezet,” stelt Van Den Bogaert, en hij benadrukt: “Ook in een zuiver creditsysteem zal de examencommissie blijven toezien op de studievoortgang. Ze zal meer dan ooit een centrale functie spelen in de kwaliteitsbewaking van de examens en toezien op de betrouwbaarheid en validiteit van de resultaten.”

 

Een student heeft wel wat beters te doen dan het Onderwijs- en Examenreglement (OER) uit het hoofd te leren. Flaneer je feilloos door je studies, dan is andere lectuur inderdaad aangeraden. Maar wie minder geluk heeft, wil misschien weten welk rekenwerk het verdict “niet geslaagd” staaft. Om je een punthoofd te besparen, geven we een kort overzicht van het examenreglement anno 2007-2008 en enkele tendensen in de wereld der examencommissies.

 

In eigen vlees

Nu de examencommissies serieus zijn afgeslankt en dus gemakkelijker kunnen worden georganiseerd, lijkt het vreemd dat ze niet jaarlijks meer delibereren. “De examencommissies komen elk jaar wel samen om de examencijfers definitief vast te stellen. De student is op het einde van elk academiejaar dus perfect op de hoogte van zijn studievoortgang, uitgedrukt in credits. Maar we hebben geen strak studiejaarsysteem meer, waardoor de examencommissies pas een globaal oordeel kunnen vellen aan het einde van de rit, als studenten voldoende credits bijeen hebben gesprokkeld,” aldus Van Den Bogaert. “Om te beletten dat de studievoortgang daardoor in het gedrang komt, voert de overheid maatregelen als het leerkrediet in, maar volgen we vooral studenten systematisch op om hen eventueel te wijzen op hun studievertraging.”

 

Van de studenten die in 2005 aan hun eerste bachelor begonnen zit nu 42% in hun diplomajaar, dus op schema, tegenover maximaal 46% in 2001.

 

Betekent de nieuwe outputfinanciering – die gedelibereerde studiepunten niet financiert – geen ernstige bedreiging voor deliberatie, compensatie en tolerantie? Sommigen menen van wel. Instellingen zullen volgens hen ofwel steeds minder geneigd zijn om buispunten nog langer door de vingers te zien, ofwel ‘genade-tientjes’ uitdelen om zelf geen financiĂ«le verliezen te lijden. “Die bedenkingen gaan voorbij aan het feit dat examencommissies zeer autonoom zijn in hun beslissingen,” weerlegt Van Den Bogaert. “Ze zullen de academische doeleinden nog steeds voor ogen houden, in plaats van de centen te tellen. Bovendien voorziet het financieringsdecreet in een diplomabonus per student die afstudeert. Door te hardvochtig te delibereren zou men dus in eigen vlees snijden.”

 

Van kali naar bama, van 12 naar 10

Toen in januari 2006 de opmerkelijk lagere slaagcijfers bekend werden gemaakt voor het academiejaar 2004-2005 – het jaar waarin het slaagcijfer versoepeld werd van een 12 naar een 10 – gaven de instellingen toe strenger te evalueren en te delibereren. De pass-or-fail-grens van 10/20 heeft nochtans het voordeel van de duidelijkheid: in een creditstelsel kunnen docenten door een 11 te geven het uiteindelijke verdict niet langer laten afhangen van de globale studieprestaties van een student, maar zijn ze verplicht om heel scherp aan te geven of de student de vooropgestelde competenties voor dat vak heeft verworven. In de praktijk trokken de meeste proffen echter gewoon twee punten af van wat ze vroeger hadden gegeven.

 

Van Den Bogaert benadrukt dat de uitspraak dat “instellingen strenger delibereerden” alweer voorbijgaat aan de autonomie van de examencommissies. Bovendien kan je de daling van het slaagpercentage in juni 2005 in verband brengen met de fors toegenomen instroom in dat jaar, en met het feit dat het bama-systeem voor iedereen even aanpassen was. “De verschuiving van het slaagcijfer bracht misschien een klik teweeg in de evaluaties van de examens, maar die vormt zeker niet de hoofdreden van de daling,” aldus Van Den Bogaert. We moeten die lage slaagcijfers ook niet dramatiseren. “In vergelijking met juni 2004 – toen het slaagpercentage voor generatiestudenten 53% bedroeg, het hoogste percentage in tien jaar – is er een opmerkelijke daling van tien procent in 2005 – het jaar van de eerste generatie bachelors – maar in vergelijking met andere kali-jaren en de bama-jaren nu is het percentage van 2005 (43%) erg normaal.”

 

Uit de cijfers die Van Den Bogaert voorlegt, blijkt dat de studiediscipline van de bama-studenten vergelijkbaar is met die van de kali-studenten: van de studenten die in 2005 aan hun eerste bachelor begonnen zit nu 42% in hun diplomajaar, dus op schema, tegenover maximaal 46% in 2001. Die 42% dekt ook een kleine fractie studenten die door een buis een iets groter studieprogramma hebben, maar daardoor nog geen studieduurvertraging oplopen. “Studenten hebben trouwens niet meer het gevoel te zakken of te slagen voor een jaar,” merkt Van Den Bogaert nog op. “Het is niet verwonderlijk dat door de flexibilisering de studievoortgang wat gedaald is, al gaat het echt wel om een luttel verschil. Dat wil niet zeggen dat we niet waakzaam blijven. We moeten de studievoortgang zorgvuldig blijven bewaken, studenten daarin begeleiden en indien nodig de studieprogramma’s bijsturen.”

 

Slaagpercentages voor generatiestudenten:

kali: 46 (2001), 48 (2002), 49 (2003), 53 (2004)

bama: 43 (2005), 45 (2006), 43 (2007)

 

De veranderingen op een rijtje:
  • Er wordt enkel nog in de diplomajaren van zowel bachelor als master gedelibereerd.
  • De examencommissie kan je geslaagd verklaren als de gezamenlijke studieomvang van de opleidingsonderdelen waarvoor je geen creditbewijs hebt behaald, maximum TIEN procent van het programma bedraagt. De grootte van de tekorten speelt dus geen enkele rol, maar wel het totaal aantal studiepunten van de vakken waarop je tekorten hebt.

    Bijvoorbeeld: 8/20 op een opleidingsonderdeel van 6 studiepunten en 7/20 op een ander vak van 6 studiepunten = tekorten over een studieomvang van 12 studiepunten = eventueel geslaagd.

  • Je kan ook slagen als je slechts voor één opleidingsonderdeel, vrijstellingen niet meegerekend, geen creditbewijs hebt behaald. Deze tolerantieregel geldt vooral bij de deliberatie van een (eenjarige) masteropleiding.

    Bijvoorbeeld: tekort van 9 studiepunten op een (master)programma van 60 studiepunten = eventueel geslaagd, ondanks het feit dat de 10%-regel slechts een tekort van 6 studiepunten toelaat.



Dossier milieu
04/04/2008
🖋: 

U hebt ongetwijfeld al van volgende doemscenario’s gehoord: het smelten van de ijskappen, het uitsterven van zeldzame diersoorten, verwoestende zure regen, smog... Hoewel de milieuproblematiek voor ons zorgeloze studenten een ver-van-mijn-bed-show lijkt, is het een zaak die ons allemaal aanbelangt. Om uw feitenkennis hieromtrent bij te schaven, zet dwars enkele noemenswaardige cijfers op een rijtje.

De klimaatverandering

Global warming: deze verandering van het klimaat is een rechtstreeks gevolg van de oplopende concentraties aan broeikasgassen in onze atmosfeer. Deze gassen laten de zonnestralen van de zon richting aarde door, maar houden de door de aarde teruggekaatste warmte tegen. Dat is dan het befaamde broeikaseffect.

Sinds het begin van de industrialisatie, omstreeks 1750, is de concentratie aan broeikasgassen sterk toegenomen. Er zijn steeds meer bewijzen dat menselijke activiteiten – zoals ontbossing en het gebruik van fossiele brandstoffen – aan de grondslag liggen van de temperatuurstijging die we de laatste vijftig jaar waarnemen.

Hoewel vast niemand bezwaar optekent tegen een iets warmer klimaat, heeft een temperatuurverandering van meer dan 2°C toch serieuze gevolgen voor mens en milieu. Men voorspelt dat de globale klimaatverandering nog deze eeuw voor een verhoging van de gemiddelde temperatuur met 1,1° tot 6,4°C zal leiden. Een toe- of afname van de neerslaghoeveelheden naargelang de regio zal op te merken zijn. Het zeeniveau zal bovendien stijgen met 18 tot 59 cm. Enkele te verwachten gevolgen zijn overstromingen, droogtes en verspreiding van ziektes.

In België was 2006 het absolute recordjaar met een gemiddelde jaartemperatuur van 11,4°C. De tien warmste jaren sinds 1833 (het jaar van de eerste weermetingen) situeren zich na 1989, de tien koudste vóór 1888.

 

Het gat in de ozonlaag

Zo’n ander rampscenario: het gat in de ozonlaag. Onze atmosfeer beschermt het leven op aarde door een gedeelte van de schadelijke straling die afkomstig is van de zon tegen te houden.

De ozonlaag, die zich in de stratosfeer (tot ±17km boven aardoppervlak) bevindt, houdt het schadelijkste deel van de ultraviolette straling uit zonlicht tegen. De ozonlaag wordt aangetast door bepaalde drijfgassen, met name chloorfluorkoolstofverbindingen (CFK’s). Ze worden meestal gebruikt als koelmiddel in koel-, vries- en airconditioninginstallaties. Daarnaast zijn de stoffen terug te vinden in schuimen, blusmiddelen, spuitbussen en reinigings-, oplos- en isolatiemiddelen.

De aantasting van de ozonlaag komt het sterkst tot uiting in het ozongat dat elk voorjaar rond september boven de Zuidpool optreedt. Boven het Noordpoolgebied wordt ook een ozonafname gemeten, maar die is minder sterk. Daarom werd in 1989 het Montreal Protocol opgesteld. Het was echter te verwachten dat het gat niet meteen zou dichten (het bleef nog tot 2000 groeien) aangezien de drijfgassen al in de ozonlaag zitten.

 

Milieuvriendelijkheid bij de bevolking

De Belgische huishoudens worden beetje bij beetje milieuvriendelijker. Het aantal huishoudens nam in de periode 1995-2006 toe met 10%. De totale hoeveelheid afval steeg echter sneller dan het aantal huishoudens, met 12,5%. De hoeveelheid restafval daarentegen daalde met 51%. Ook het energieverbruik daalde licht, met 1%. De broeikasgasemissie, die daaraan gekoppeld is, daalde met maar liefst 6,5% tussen 1996 en 2006. Het watergebruik vertoont geen duidelijke trend, maar blijft de laatste jaren wel vrij constant.

Het milieu is misschien niet meteen uw grootste zorg, maar we geraken op de goede weg. Bekijk dus zeker de tips van Gaia Jorden op het einde van dit dossier en draag je steentje bij tot een leefbare wereld voor ons nageslacht.



Josse De Pauw over Hugo Claus
04/04/2008

Uit een poll van Radio 1 bleek dat ‘Het verdriet van België’ het meest ongelezen boek is. De kans bestaat dus dat u nog nooit een letter van deze klassieker gezien heeft. Voelt u zich door de heisa rond de overleden auteur toch niet moreel verplicht om die literaire leemte weg te werken, dan kan u nog altijd naar het theater. Tot eind april brengt Josse De Pauw in de Bourla ‘De versie Claus’. Om uw mannetje te staan in belezen gezelschap bent u met dit interview alvast ook op de goede weg. Een gesprek over de held en de leugen, de hamster en de overdaad – en stiekem ook over de domme interviewer.

Na de dood van een bekend persoon wordt vaak gepoogd om in hommages een beeld te vangen van de artiest. Het beeld van Claus dat de voorstelling centraal stelt, is dat van... een hamster.

Josse De Pauw Hugo Claus is ooit omschreven als een Vlaamse Reus – een konijnenras – maar hij zag zichzelf liever als een hamster, die verzamelt en verzamelt, en zich dan verschanst. Een gepaste metafoor voor de kunstenaar en zijn observeren, luisteren, lezen en – na een langdurig herkauwen van dat materiaal – schrijven. Hugo Claus vergeleek zich ook met de hamster omwille van diens bolle wangen: dat dier eet altijd, net zoals de schrijver. Claus had vraatzucht. Hij weet dat aan de oorlog, maar eigenlijk at hij gewoon ontzettend graag, veel, en lekker.

 

Claus nam vaak verschillende poses aan en hekelde de leugen niet. Integendeel, voor hem “ligt de redding van de wereld in de leugen”. Doorprikt de voorstelling iets van het mysterie rond Claus, of werkt ze mee aan de leugen?

De Pauw Voor mij is er geen mysterie. Claus zei zelf dat de leugen enkel een redding voor de wereld inhoudt, zolang je ze maar niet gelooft. Die voorwaarde is belangrijk: hij wĂ­l niet dat we zomaar aannemen wat hij zegt. De voorstelling voegt niets toe aan Claus’ citaten uit twintig jaar interviews (gebundeld in het boek ‘Groepsportret, een leven in citaten’ van Mark Schaevers, nvdr.) en behoudt de contradicties die daarin vaak voorkomen. Claus heeft het trouwens expliciet over dat verzinnen: “Een mens”, zei hij, “geeft al eens valse berichten over zichzelf, zoals een vrouw liegt over haar leeftijd.” Hij is altijd erg bezig geweest met de leugenkwestie en het overdrijven van poses, wat deze auteur dan ook aan een acteur verbindt - twee chiquere figuren van de leugenaar. Hij vond de spelende mens de enige met bestaansrecht. Hij wou balletdanser zijn en grands Ă©carts maken, ondanks zijn niet al te mager figuur. Als er geen actrices bestonden, dan zou hij met travestieten zijn omgegaan.

 

Is het dit barokke spel dat u vooral boeit bij Claus?

De Pauw Ik werd niet vanaf het begin getroffen door zijn werk, maar had wel al op vroege leeftijd interesse voor de schrijver, wat wellicht met zijn ‘glamour’ te maken had. Ik was zestien toen ik hem begon te lezen en die periode was de glorietijd van Claus. Hij had in Parijs gewoond, schreef theaterstukken die heel erg op de tijdsgeest inbeukten, en was de enige schrijver die een jong publiek aansprak. Ouders hadden doorgaans een grondige hekel aan Claus, ook al omdat hij zich heel arrogant en dandy gedroeg, met zijn vreemde brillen en bontjassen en sigaretten. Het was voor mij als jongeman belangrijk om weten dat er een schrijver bestond zonder baard en pijp in de mond. Claus is die houding blijven volhouden, en is daarenboven ook nog gaan schilderen, films maken en regisseren. Hij was een renaissancefiguur die maar deed en deed, en daarbij de nek uitstak. Zelf houd ik wel van dat veelzijdige, al heb ik geen zin om me met Hugo Claus te vergelijken – nu niet en op de scùne evenmin. Dat dóet een mens niet.

 

Claus vond de spelende mens de enige met bestaansrecht. Als er geen actrices bestonden, dan zou hij met travestieten zijn omgegaan.

 

U noemt zichzelf dan ook geen transformatieacteur – of zoals u eerder zei: “Een acteur kan niets anders dan zichzelf spelen, elke rol die ik speel behoort mij toe.”

De Pauw Inderdaad, en dat is misschien zelfs goed voor dit stuk: we brengen de echte woorden van de schrijver en het zou maar al te raar zijn als een acteur een soort van Hugo Claus zou neerzetten. Dat zou ongepast zijn en ook niet kunnen. Misschien ben ik dus wel de geknipte man voor deze voorstelling (lacht). Maar ik ben allesbehalve een Clausiaans acteur, die houdt van het uitpakken en het almaar spelen van vele, verschillende rollen.

 

Al heeft literatuur een trager verrottingsproces dan de mens, zoals Claus beweerde, toch was hij erg realistisch over zijn literair voortbestaan: hij zou al blij zijn mochten enkele regels van hem de tand des tijds doorstaan. Theater is een vluchtig medium. Is het onder andere daarom dat u zelf ook bent beginnen schrijven?

De Pauw Ik ben nooit gaan schrijven om boeken te publiceren. Mijn werk bestaat uit teksten die aanvankelijk geschreven waren voor het theater, dus verbonden aan de vluchtigheid van het spel. Andere teksten zijn geschreven voor de krant, ook al zo’n vluchtig medium. Pas later stelde mijn uitgever voor om al die teksten te verzamelen tot een soort van bladerboek. Ik heb een hekel aan boeken van columnisten, maar zo’n samenraapsel van allerlei teksten sprak me na een poosje toch aan. Natuurlijk ben ik geen schrijver als Claus, hoewel hij eigenlijk beweerde in hart en ziel een schilder te zijn. Maar voor het schilderen golden niet dezelfde regels: “Je kan een debiel zijn en toch goed schilderen, dat kan je je als schrijver niet veroorloven.” Claus wist veel, hij was tegelijk een quizzer Ă©n een speler. Dat merk je in zijn werk: door de vele lagen kon hij voor een breed publiek schrijven, gaande van lezers met een ruime mythologische achtergrondkennis tot zij die het werk lazen als een Bildungsroman of een oorlogsverhaal.

 

U vindt artistieke vrijheid erg belangrijk. Wordt uw creativiteit niet ingeperkt door een reëel persoon op het toneel neer te zetten?

De Pauw Ik vind dit echt iets voor mij. Ik heb altijd al een hang gehad naar documentaire in theater. Mijn eigen geschriften zijn allemaal gebaseerd op het leven om mij heen, waar ik dan vrij mee omga. De documentaire op die manier op de scĂšne brengen, staat me heel erg aan. Alleen is dat hier wel heel kort op de man: ik heb Claus gekend en hij is net dood. Dat hoeft niet vervelend te zijn, maar het legt me wel druk op. Ik krijg het zeer warm soms. (lacht)

 

Wat is één van uw lievelingscitaten uit de monoloog?

De Pauw Het is een héél lekker stuk. (lacht) Er zijn wel een aantal citaten die ik bijzonder graag zeg... (Stilte) Hij heeft zowel met Elly Overzier als met Sylvia Kristel een zoon (Thomas en Arthur, nvdr.), waarover hij mijmert: “Ze zien mij als een rare oom, een flierefluiter die af en toe langskomt. Ik hou heel erg veel van hen, maar ik zie ze twee Ă  drie keer per jaar, eerder toevallig.” En dan zegt hij: “Soms stel ik me hen voor als oudere mannen in de tuin, en hun kinderen vragen: ‘Wat was uw vader voor iemand?’ En mijn zonen antwoorden: ‘Hij tekende een beetje, geloof ik.’ - ‘Maar was dat dan de moeite waard?’, vragen mijn kleinkinderen. En dan hoop ik dat mijn zonen antwoorden: ‘Het was beter dan men tegenwoordig denkt.’” Dat vind ik zeer schoon. Hoe hij zijn werk in de toekomst inschatte. En dan ook dat beeld van de relatie met zijn zonen. Hij was absoluut geen familiemens, geen vaderfiguur. Hij zei altijd dat hij daarvoor geen talent had.

 

In een interview met Piet Piryns omschreef Claus zichzelf als “een keffer, een blaaskaak met nogal wat hiaten in zijn kennis”, “een Ubu Roi die zwelt en zwelt en zwelt.” Is dat ook het beeld dat voor u uit het boek ‘Groepsportret’ naar voren komt?

De Pauw Dit is maar één van de poses die hij aanneemt. Hij wist wie hij was en waar hij stond, maar hij vergeleek zichzelf ook regelmatig met Socrates, Homerus, Milton, Joyce ... Dat vind ik er zo geestig aan, dat het alle kanten uitslaat. Hij deed dat erg graag, provoceren. Dat was wat Vlaanderen, zeker toen, heel erg schokte. Van schrijvers werd een soort bedachtzaamheid verwacht, een soort van eruditie. Claus was wel erudiet, maar niet sereen, niet bedachtzaam; een dandy, en dat hadden we nog niet gehad.

 

Hoe verwerkt u het amalgaam van dialecten, eigen aan het werk van Claus, in de voorstelling?

De Pauw Ik spreek woord voor woord wat hij gezegd heeft, en dat is een Claus-taal. Zeer moeilijk om te leren, er staan immers weinig zinnen in die we in het alledaagse leven zouden zeggen. Ook in zijn interviews sprak hij een taal met een soort literaire klop, maar die toch Vlaams gekleurd was en heel erg eigen gemaakt. De woorden van de monoloog heeft Claus één voor één uitgesproken. En zo zal ik ze zeggen.

 

De voorstelling beeldt een interviewsituatie uit. Claus vond interviews “een onaangename aftakking van zijn literaire werk”, iets waar hij zijn genie liever niet aan verspilde. Geldt voor u hetzelfde?

De Pauw Theater is een toonkunst: je gaat op de scĂšne staan, gewoon, zonder te moeten zagen over wat je doet. De schrijver is lang alleen geweest met dat boek en komt er dan mee buiten. Maar Claus was genoeg acteur om graag in de spots te staan. Ik denk dat hij zelf ook wel wist dat hij tijdens interviews zo’n straffe, boeiende dingen zei, dat die ook een beetje als een deel van zijn werk gezien mochten worden. Ik zou niet willen dat ze mijn interviews allemaal beginnen uit te schrijven. In eerste instantie wou hij dat evenmin, maar hij heeft uiteindelijk wel meegewerkt aan het boek van Mark Schaevers. De interviews die hij gedaan heeft, zijn gewoon prachtig en erg grappig. Soms kon hij ook heel kortaf zijn tegen interviewers, waarvan hij wel eens zei dat ze hetzelfde IQ hadden als platvissen. Hij bleef altijd de baas in het gesprek; hij keek neer op interviewers, of ten minste, dat was een pose die hij aannam. Ik heb het neerkijken letterlijk genomen en sta daarom met een dwerg op de scĂšne, Chris Willemsen, die de zwijgende interviewer speelt. Het is een hard beeld, maar wel één waarvan ik denk dat het ook emotioneel werkt.

 

Is er een vraag die wij als interviewers niet aan u mogen stellen, of u bestempelt ons als "platvissen"?

De Pauw (lacht) Ik heb in heel mijn leven één interviewer weggestuurd omdat die zich neerzette en zei: “Sorry, ik heb nog nooit iets van u gezien, maar ik moest iemand vervangen.” Dan haal ik mijn vervanger er ook bij. Er zullen wel vragen bestaan waar ik niet op antwoord, zeker als het te persoonlijk wordt. Zolang het over mijn kunst gaat, kan alles gevraagd worden.



04/04/2008
🖋: 
Auteur

Tegenwoordig wordt er veel belang gehecht aan het concept criminaliteit. Volledige websites, televisieprogramma’s en nieuwsberichten zijn eraan gewijd. SMS kan de commerciĂ«le druk van deze media niet negeren en besluit een nieuw licht te werpen op onze criminele medemens.

Een Duitse dievegge dacht de overvaltruc van het jaar gevonden te hebben. Ze kocht een doos vol stinkbommetjes en gooide die tegen het loket van een bank. De verschrikkelijke geur verspreidde zich al vlug over het bankfiliaal, tot het zo ondraaglijk werd dat de vrouw zelf moest vluchten.

 

Zeg echter niet te gauw: “het is weer een vrouw.” In een Amerikaanse kledingzaak riep een jonge dief: “Geef me al het geld uit de kluis!” Een angstig personeelslid antwoordde: “De kluis is op slot, meneer de dief, enkel de baas kan die openen.” De jonge rakker gaf haar zijn gsm-nummer, zei: “Bel mij als hij terug is,” en vertrok. EĂ©n keer raden van wie de dief later een telefoontje kreeg.

 

In Limburg reed een autobestuurder tegen de gevel van een huis en pleegde vluchtmisdrijf. Dit was de 59ste keer dat het huis werd aangereden. Is er iemand ooit op het idee gekomen dat het huis misschien in fout is?

 

'Prison Break' op z’n Servisch. Tijdens de speeltijd â€“ het uurtje dat gevangen een luchtje mogen scheppen – deden drie gevangen een ontsnappingspoging. Twee haalden de eindmeet niet. Hoelang was hun resterende straftijd? Gevangene nummer één: een maand, gevangene twee: een week en gevangene drie, de enige ontsnappingskoning: een dag. Hun bijnamen zijn Dom, Dommer en Domst.

 

Excuus van de maand. In Duitsland werd een vrachtwagenchauffeur door de politie aan de kant gezet omdat hij tijdens het rijden zijn gsm gebruikte. Volgens de arme man was het zo koud in zijn cabine dat hij het onding gebruikte om zijn oor te verwarmen. De politierechter aanvaardde het excuus. Toegegeven, dĂĄt moet je kunnen.

 

Nog ééntje om het af te leren. Twee Poolse dieven hoopten met pepperspray een bank te kunnen overvallen. Dat was niet op het uitgebreide beveiligingssysteem van de bank gerekend, dat de pepperspray terug in hun gezicht blies. De mannen vluchtten al wenend en met de brandende ogen de bank uit. Oh, ik vergis me, het was geen beveiligingssysteem, het was de airconditioning.



Met dank aan...
04/04/2008
🖋: 

Sebastian Houston is de kersverse medewerker van het Studenten Informatie Punt van Campus Drie Eiken. Bij hem kan je als student terecht met allerhande vragen over de talloze mogelijke studierichtingen, of om informatie te vergaren over andere diensten. De mensen van het STIP verwijzen je graag door. Sebastian is zelf nog maar net student af. Hij vindt het werken alvast niet minder leuk dan het studeren: “Je hebt wat minder vrijheid, maar ik vind mijn eerste job zeer gevarieerd en uitdagend”, zo klinkt het.

Het contact tussen Sebastian en de studenten verloopt erg goed, aangezien hij velen van hen nog kent uit het studentenleven.



Interview met toekomstig rector Alain Verschoren
04/04/2008
🖋: 
Auteur

Op 20 maart viel eindelijk het doek over een uitgerokken verkiezingsstrijd: het pleit werd beslecht in het voordeel van Alain Verschoren die, op een totaal van 478 uitgebrachte stemmen, een luttele 14 stemmen meer kreeg dan zijn tegenkandidaat Dirk Van Dyck. Vanaf volgend academiejaar zal Verschoren aan het roer staan van onze universiteit, maar nu kan hij er nog even tussenuit knijpen. Wanneer we onze toekomstige rector willen interviewen, blijkt die namelijk in Tenerife te vertoeven. Cocktails en rust na die uitputtende verkiezingsweken? Niets van dat: Verschoren geeft op het Canarische eiland een jaarlijkse Erasmuscursus over quantum computing en cryptografie en houdt zich daarnaast bezig met twee doctoraatsstudenten die hij naar eigen zeggen schromelijk verwaarloosd heeft de voorbije maanden. Zijn enige vrije momenten brengt hij achter de computer door om dwars te woord te staan via e-mail.

De verkiezingsperiode heeft uiteindelijk drie weken langer geduurd dan verwacht. Zijn die extra weken van onzekerheid niet beginnen doorwegen voor u?

Alain Verschoren De campagne werd natuurlijk steeds langer en vermoeiender. Anderzijds is de job van rector sowieso zwaar – daar kunnen mijn voorgangers zeker over meespreken. Je moet er dus maar tegen opgewassen zijn. Maar voor de universitaire gemeenschap werd het echt wel tijd dat er eindelijk een resultaat uit de bus kwam: je merkte dat een aantal dingen bleven liggen. Zo was het bijvoorbeeld moeilijk om te overleggen over een decreetswijziging zonder duidelijkheid over wie er nu rector zou worden.

 

De campagne van mijn tegenkandidaat kwam me soms Amerikaans, opdringerig over.

 

Na uw overwinning heeft u dan ook meteen aangekondigd het kiesreglement te zullen veranderen.

Verschoren We moeten inderdaad ons reglement herbekijken om te vermijden dat de perikelen van de vorige weken zich zouden herhalen. Wellicht kunnen we daar best niet te lang mee wachten en er in tempore non suspecto aan beginnen. Het gaat daarbij echter niet alleen over wat er moet gebeuren bij een ex aequo, bijvoorbeeld, maar we moeten onder meer ook de mogelijkheid van elektronisch stemmen onderzoeken en het systeem van kiesmannen en -vrouwen evalueren. Het is toch onlogisch dat kieslieden verkozen worden vooraleer de programma's of zelfs de kandidaten bekend zijn, zodat je niet eens weet hoe jouw vertegenwoordiger zal stemmen.

 

De softe en de bullebak

In de vorige dwars zei u dat u onmiddellijk zou praten met Dirk Van Dyck, mocht u de verkiezingen winnen. Hebben jullie dit gesprek al gehad?

Verschoren Nog niet, daar zal pas tijd voor zijn als ik terug ben van Tenerife. Ons programma overlapt in tal van aspecten, maar ik ga ervan uit dat er daarnaast ook nog punten zijn in het programma van Dirk die mijn eigen visie kunnen aanvullen. Zo’n gesprek zou dus zeker nuttig zijn.

 

U en uw tegenkandidaten Dirk Van Dyck en Bea Cantillon hielden er een totaal verschillende verkiezingscampagne op na. Vooral naar het einde toe hebben Van Dyck en Cantillon zeer intensief campagne gevoerd door elke dag te e-mailen en kiezers persoonlijk te contacteren, terwijl u zich opvallend gedeisd hield.

Verschoren De campagne van mijn tegenkandidaat kwam me soms Amerikaans, opdringerig over. Toen de eerste mails na de tweede ronde dagelijks begonnen binnen te lopen hebben enkele mensen uit mijn omgeving me erop gewezen dat ik misschien iets gelijkaardigs moest doen. Ik heb dat echter bewust niet gedaan: men wist en weet waar ik voor sta, en ik heb hier en daar nog ruim de kans gehad om extra toelichting te geven. Na enkele dagen begonnen die mails trouwens heel wat mensen op de zenuwen te werken – aan een universiteit werkt dit soort marketingtechnieken blijkbaar niet. Zelf heb ik me beperkt tot één enkele duidelijke mail, vlak voor de derde verkiezingsronde. Dat had volgens mij veel meer effect.

 

Het lijkt me logisch dat de vice-rector uit de humane wetenschappen zou komen.

 

Hebt u nooit gevreesd dat uw strategie in uw nadeel zou spelen?

Verschoren Nee, integendeel. Ik had mijn eigen planning vooraf rustig opgesteld en ben daar niet van afgeweken. Dat hoort natuurlijk ook een beetje bij de ‘aard van het beestje': ik ben niet zo’n tafelspringer. Ik bereid de dingen liever grondig voor en als ik alles in handen heb, dan is het: strike once, strike hard. Anders verlies je toch maar tijd en energie.

 

Een kritiek die je in de loop van de verkiezingen hoorde van kiezers die niet voor u gestemd hebben of serieus twijfelden, is dat u weliswaar zeer sympathiek bent, maar dat uw beleidsvisie niet heel concreet naar voren komt – een beetje vis noch vlees. Wat vindt u van die kritiek?

Verschoren Tijdens verkiezingscampagnes vinden sommigen het nodig kandidaten een bepaald imago aan te meten, of dat nu strookt met de werkelijkheid of niet. Zo kreeg Dirk het etiket ‘bullebak’ opgekleefd en ikzelf was plots de vriendelijke, maar ietwat softe persoon. Uiteraard ben ik een vriendelijk man, maar wees gerust: de ‘ex-rucanen’ hebben tijdens de moeilijke fusieperiode maar al te goed ervaren dat een vriendelijke rector ook een harde onderhandelaar kan zijn, die waar nodig met de vuist op tafel kan slaan, die moeilijke beslissingen kan en durft nemen, die zijn mensen kan motiveren en op een evenwichtige manier Ă©cht leiding kan geven.

 

Vicerector? Associatievoorzitter?

U hebt al aangekondigd te willen samenwerken met één vicerector, bij voorkeur iemand uit de humane wetenschappen.

Verschoren Het lijkt me inderdaad logisch dat de vicerector uit de humane wetenschappen zou komen en op die manier echt complementair zou zijn aan de rector – zoals jullie weten ben ik zelf een exacte wetenschapper. Ik heb hierover al wat informele contacten gehad, maar eigenlijk kunnen die gesprekken pas grondiger gevoerd worden nu de rector bekend is.

 

Kunt u al zeggen wie in aanmerking komt?

Verschoren Ik noem voorlopig geen namen. Laten we overigens niet op de zaken vooruitlopen: hoewel er inderdaad heel wat stemmen opgaan voor een ambt van vicerector, is dit in het huidige decreet niet voorzien. We hebben drie voorzitters van de kerntaakraden (Joke Denekens, Dirk Van Dyck en Bea Cantillon zijn respectievelijk voorzitter van de departementen Onderwijs, Onderzoek en Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening, nvdr.). Via een interne beslissing van de Raad van Bestuur hebben die de toestemming gekregen om de titel van vicerector te dragen – zonder dat daar extra bevoegdheden aan gekoppeld werden – maar het huidige decreet maakt geen melding van een ‘echte' vicerector, laat staan meerdere vicerectoren. Daar moet dus zeker nog discussie over worden gevoerd. Bovendien moet ook nog bepaald worden hoe en wanneer we die vicerector aanduiden.

 

Dirk en ik hebben een behoorlijk verschillende visie rond de toekomst van onze Associatie en de rol die de universiteit daarin moet spelen.

 

Een ander belangrijk figuur is de toekomstige Associatievoorzitter. Hebt u enig zicht op wie dat zou kunnen worden?

Verschoren Voor de Associatievoorzitter geldt eigenlijk hetzelfde als voor de vicerector: er moeten nog veel gesprekken over worden gevoerd. Zoals jullie weten wordt de Associatievoorzitter niet verkozen maar voorgedragen. Grondig overleg tussen de vijf Associatiepartners is dan ook aangewezen. Op het moment dat deze dwars verschijnt, is dit overleg wellicht al opgestart.

 

Nu Bea Cantillon niet meer in de running is, staat de deur open voor gegadigden uit de politiek, naar Gents en Hasselts voorbeeld. Staat u daar om te springen?

Verschoren De voorzitter moet hoe dan ook voor ĂĄlle partners aanvaardbaar zijn, maar op dit moment is het nog niet duidelijk of hij of zij een academische dan wel bijvoorbeeld een politieke achtergrond moet hebben. De uiteindelijke gegadigde zal in elk geval zijn of haar mannetje moeten kunnen staan naast de voorzitters van de Leuvense en Gentse Associatie.

Wat mijzelf betreft: ik heb me bewust niet gekoppeld aan iemand die voor deze functie aspiraties heeft of had, in de eerste plaats om mijn handen vrij te houden en achteraf niet schatplichtig te zijn. Ik wil de universiteit op een ongebonden manier leiden. Ik wil overigens ook nog opmerken dat Dirk en ik een behoorlijk verschillende visie hebben rond de toekomst van onze Associatie en de rol die de universiteit daarin moet spelen. Dat verschil in opvatting heeft bij de verkiezingen zeker invloed gehad. Het zal je dan ook niet verwonderen dat ik niet geneigd ben een kandidaat te verdedigen die een visie aanhangt in strijd met de mijne en die van mijn kiezers.

 

Tot slot, het is nog even afwachten voor u effectief rector wordt. Wat doet u zoal in tussentijd?

Verschoren Rector Van Loon blijft sowieso in functie tot het einde van dit academiejaar; ik denk dat hij nadien aan zijn welverdiende sabbatical toe is. In tussentijd zal ik natuurlijk wel al betrokken worden bij discussies rond bijvoorbeeld het nieuwe decreet, de Associatie, de begroting, enzovoort.

Ik zal de volgende weken ook heel wat overleg plegen met alle actoren van onze universitaire gemeenschap – de faculteiten, de departementen en diverse raden en organen. Tijdens de campagne heb ik het al meermaals gezegd: ik wil van de UA een volwaardige, gezonde en productieve kwaliteitsuniversiteit maken, maar – en nu citeer ik mezelf – “dat kan ik alleen maar als iedereen zich daar nadrukkelijk voor inzet!” Dat betekent dat je op de hoogte moet zijn van de individuele aspiraties en verwachtingen, maar ook dat alle deelnemers aan dit project moeten weten wat van hen verwacht wordt. Voor wat hoort wat.



Waarom 'Kaas' de "schoonste Vlaemsche" roman aller tijden is en blijft
04/04/2008
🖋: 

Naar aanleiding van haar 75-jarig bestaan vroeg het Letterenhuis de Antwerpenaars welke boeken de klassiekers van morgen zullen zijn. Welke Vlaamse reus zal over honderd jaar nog steeds de moeite waard zijn om er je pc voor aan de kant te zetten?

Grote kanshebber op dit moment is natuurlijk ‘Het verdriet van België’. Niets is beter om stemmen te winnen dan een goedgeplaatst overlijden en enkele jubelende in memoria. Over de doden niets dan goeds – Claus is een waardige kandidaat – maar op nummer één mag geen andere naam prijken dan die van Alfons De Ridder aka Elsschot. Nu ik toch bezig ben, zal ik ook vermelden dat het winnende boek de novelle ‘Kaas’ moet zijn. Voor de dwarskoppen die per se een eigen mening moeten hebben, keur ik ‘Het dwaallicht’ ook goed. Met minder ben ik niet tevreden.

 

Waarom verdient Elsschot het om dĂ© Vlaamse reus genoemd te worden? Elsschots verhalen lijken op het eerste gezicht zeer eenvoudig. 'Kaas', een novelle uit 1933, is het relaas van een simpele kantoorklerk, Laarmans, die de kans krijgt om handelaar te worden in volvette Edammers. Zelf is Laarmans niet echt een liefhebber van kaas – kaas stinkt – maar zoals iedereen droomt hij van een beter leven. Al snel verliest hij zich in zijn kaasfantasieĂ«n en houdt hij zich meer bezig met het inrichten van zijn bureau dan met het aan de man brengen van zijn waar. En zoals al te voorspellen was aan het begin van de roman, zit Laarmans enkele maanden na zijn kaasavontuur terug achter de typemachine in zijn oude kantoor.

 

'Het eiland' avant la lettre

Elsschot meldt het zelf in de inleiding van het boek: het is de stijl die de ene auteur onderscheidt van de andere. Weinig schrijvers konden personages zo teder, tragisch en tegelijk komisch neerzetten als hij. Zelden is er liefdevoller geschreven over een dementerende moeder dan in 'Kaas'. “Ziek was zij eigenlijk niet, maar grondig versleten.” Typisch Elschottiaans blijkt vervolgens dat de spreker van deze innige woorden onwel wordt aan het sterfbed van zijn beminde moeder. Spijtig genoeg niet door de opwellende emoties, maar door overvloedig alcoholgebruik eerder die avond. Gelukkig herpakt hij zich, want op het moment dat ze de pijp uitgaat, meldt hij droog: “De uitwerking van het bier was nu helemaal over, wat wel bewijst dat ik minstens zoveel ontroering voelde als de anderen.” De Morgen noemde het 'Het eiland' avant la lettre.

 

De figuren in Elsschots romans zijn hartverscheurend, maar zo eerlijk. Het zijn pantoffelhelden die bij de haard fantaseren over het doodslaan van hun afstotelijke vrouw of een nachtje bij de meisjes van lieveling en centen. Uiteindelijk doen ze dit nooit want: “Tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren.”

 

Ondanks de schijnbaar banale levens die Elsschot beschrijft, raakt hij in zijn novellen thema’s aan die bewijzen dat hij zijn tijd ver vooruit was. Terwijl de personages bij tijdgenoten nog volop bezig zijn met het kweken van kinderen en savooien, worden er in Elsschots roman uit 1910 al rustig geaborteerde foetussen over de haag gegooid. Verder komen in zijn werk zaken als gemengde huwelijken, het opkomend communisme en het racisme in Antwerpen ter sprake. Als dat geen bewijs is van vooruitstrevendheid!

 

Knappe mokkels

Niet alleen zijn thema’s, maar ook zijn taal is nog steeds begrijpbaar vandaag. Zelf wilde Elsschot tijdloos klassiek Nederlands schrijven. Dit zorgt ervoor dat zijn romans zoveel jaar later nog steeds aangenaam zijn om te lezen. Gelukkig slaagde Elsschot niet helemaal in zijn opzet, zodat er af en toe prachtige Antwerpse uitdrukking opduiken zoals de "knappe mokkels die niet te veel complimenten maken", die Laarmans wel eens met een bezoekje wil vereren.

 

Tot slot een laatste argument om te bewijzen dat Elsschot toekomstmateriaal is. Je moet niet veel tijd uittrekken om lid te worden van de Elsschot fanclub. ‘Kaas’ kan je gemakkelijk uitlezen tijdens een enkele rit Gent – Antwerpen. Voor ‘Het dwaallicht’ moet je niet meer dan driekwartier uittrekken en het lezen van zijn volledig oeuvre neemt slechts evenveel tijd in beslag als het doorworstelen van ‘Het verdriet van België’.

 

'Kaas' in strip

Dat ik niet de enige ben die meent dat de verhalen van Elsschot nog wel een tijdje kunnen meegaan, bewijst de recente verstripping van ‘Kaas’ door Dick Matena. Deze Nederlander goot eerder al Reve, Wolkers en Dickens in stripvorm. Hij is de enige tekenaar die volledige romans, zonder een letter te veranderen aan het origineel, omzet in afbeeldingen. Matena laat Laarmans door een druilerig Antwerpen uit het begin van de twintigste eeuw dwalen. De tekeningen in grijstinten, geaquarelleerd met Oost-Indische inkt, roepen een sfeer op die perfect past bij een mijmerende antiheld die loopt te zeulen met zijn waar. De kunstenaar koos ervoor om Laarmans het uiterlijk te geven van Alfons De Ridder. Dit is geen vreemde zet gezien de vele autobiografische elementen in Elsschots oeuvre. Het personage Laarmans duikt ook op in zijn andere romans en vertoont vele overeenkomsten met De Ridder. 'Kaas' gaat volgens velen dan ook niet over de verkoop van Edammers, maar over de teleurstellingen die Elsschot als jonge schrijver te verwerken kreeg.

 

In de Stadsbibliotheek en het Museum van Schone Kunsten zijn ze alvast overtuigd van Elsschots eeuwigheidswaarde. De Stadsbibliotheek heeft al gevraagd om een afbeelding uit ‘Kaas’ op haar muren te plaatsen. In het Museum voor Schone Kunsten mogen de tekeningen van ‘Kaas’ dan weer als eerste stripverhaal ooit plaatsnemen tussen de Rubensen en de Van Dijcks. De 220 originele afbeeldingen van Matena zijn tot 29 juni gratis te bewonderen. Zelfs als hij niet wint, heeft de Vlaamse Meester van de Literatuur dus tenminste zijn plaats veroverd tussen het canon van de schilderkunst.



Dossier milieu
04/04/2008
🖋: 

Voorbeeldfuncties, intellectuele elites, de hoop van morgen. Er worden al eens hoogdravende termen rondgegooid als men het over de universiteit heeft. En waarom ook niet? Iemand moet de hoop en de mogelijkheid hebben om de problemen die we vandaag creëren morgen op te lossen, waaronder uiteraard ook alle milieuperikelen. Politieke moed is allemaal goed en wel, maar op lange termijn beslissen is nog moeilijker. Het is echter de plicht van een universiteit, en zéker van de UA (omdat het de onze is), om dit niet alleen te proberen, maar ook te doen. Want als de universiteiten hier niet in slagen, van wie verwacht u dan nog enig heil?

In den beginne, toen het weer nog niet bezworen moest worden met dikke-truien-dagen en onze autoloze zondagen nog een puur economisch motief hadden, was onze universiteit niet één, maar drie. Gespleten op zeer veel niveaus, ook wat betreft milieu. De UIA en het RUCA hadden allebei milieucoördinatoren, de Ufsia niet. Bij de eenmaking werden ook de milieudiensten versmolten tot één overkoepelende dienst, die vandaag de dag opereert vanuit Campus Drie Eiken met twee vier-vijfde medewerkers en één voltijdse. Ruim drie mensen dus, wat werkuren betreft.

 

In eerste instantie houdt de milieudienst zich bezig met het naleven van de wet: de vergunningen voor potentieel gevaarlijke activiteiten, de meting van lucht- en wateremissies om te voorkomen dat vervuilingsnormen overschreden worden, of de procedures voor de verwerking van alle mogelijke afvalstoffen, van papier tot organen. Daarnaast adviseert de dienst ook bij werken en nieuwbouw aan de universiteit, zodat bijvoorbeeld het sanitair op Campus Groenenborger en de vijver op Campus Middelheim nu beide met regenwater zullen worden gevoed. En uiteraard ook nog wat de meesten in een bureaucratie met de regelmaat van de klok moeten doen: rapporten opstellen.

 

Uit dergelijke rapporten kan er heel wat worden afgeleid: zo produceert de UA per week ongeveer 120mÂł restafval, een 70mÂł aan weg te gooien papier en karton, ruim 25mÂł GFT en net geen 30mÂł PMD. Op een universiteit van 13000 personen komt dit ruwweg overeen met 20 dmÂł trash per persoon per week. Dit wordt door de Stad opgehaald en verwerkt. Het afval uit de laboratoria wordt door externe bedrijven opgehaald, waarvan het grootste deel (61%) gerecycleerd wordt, een groot deel verbrand (36%) en wat rest gestort (2,5%). Overkoepelend hierbij is de zogenaamde ‘Ladder van Lansink' (genoemd naar de Nederlandse chemicus en politicus Ad Lansink), die een rangorde creĂ«ert van de manieren waarop met afval moet worden omgegaan, van preventie, over hergebruik, naar recyclage, verbranding en, als laatste redmiddel, storten.

 

Maar ook het elektriciteits-, gas- en waterverbuik wordt in het oog gehouden. En hoewel er een lichte daling is in het gasverbruik en ook het waterverbruik beter onder controle lijkt (de piek op Groenenborger zal wel iets te maken hebben met de vijver die – doordat ze boven de Craeybeckxtunnel ligt – continu werd leeggezogen en dan maar met kraantjeswater werd gevuld...), valt vooral de stijging van het elektriciteitsverbruik op CGB op. Ongetwijfeld zit de CalcUA er voor iets tussen, aangezien de koeling hiervan het gemiddelde gezin ver achter zich laat qua energieverslinding (wel, 'achter zich liet' momenteel, zo blijkt op p.15). We zouden het de prijs van de toekomst kunnen noemen.

 

De toekomst lijkt op de UA soms echter nog veraf. Zaken als zonnepanelen renderen nu eenmaal niet binnen de termijnen die de universiteit bekijkt als zoiets wordt overwogen. Zeker niet met de goedkope tarieven die overheidsinstellingen van Electrabel krijgen. En ja, u kent dat wel, als er geen stimulans is, gebeurt er niet veel. Jammer dan dat de fiets niet de aandacht krijgt die ze verdient. Men kan ondertussen wel op een groot aantal plaatsen douchen, maar een goed beveiligde fietsenstalling is niet iedereen gegeven, getuige de personeelsleden die hun fietsen in hun kantoor zetten. Niet moeilijk dat 80% van het UA personeel met de auto komt (bij het Zelfstandig Academisch Personeel, i.e. professoren, is dit zelfs 90%!). Jammer ook dat er in de gang en in bureaus soms nog verwarmingen op hun maximum stand gloeien als het buiten niet meer dan fris is. Alsof we maar een beetje pro-forma aanmodderen. Vroeger werden ons vliegende auto's beloofd tegen de 21ste eeuw. Ondertussen lijkt alles waar geen fossiele brandstoffen aan te pas komen even futuristisch, en even onbereikbaar. Misschien, hopelijk, kan de volgende rector zich een breder perspectief permitteren.