De Cel Gelijke Kansen
04/05/2008
🖋: 
Auteur

Op de voorgaande bladzijden van dit dossier interviewden we reeds docenten verbonden aan de K.U. Leuven en de UGent. Ook Antwerpen staat natuurlijk niet stil. In de Cel Gelijke Kansen, verbonden aan het departement Wetenschappelijke en Maatschappelijke dienstverlening, werkt men aan het operationaliseren van het UA-diversiteitsbeleid.

“Enkele jaren geleden merkten we dat de situatie van vele doelgroepen in het hoger onderwijs dramatisch is. Neem nu allochtonen: zij stromen erg weinig in, hebben vaak veel meer moeite om door hun studies te geraken en als ze uitstromen maken ze ook nog minder kans op de arbeidsmarkt”, zegt Hakima El Meziane van de Cel Gelijke Kansen. De eerste grootschalige initiatieven inzake gelijke kansen aan de Associatie Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA) ontstonden in 2004. In vergelijking met andere universiteiten was Antwerpen daar redelijk vroeg mee, verduidelijkt El Meziane. “De K.U. Leuven had bijvoorbeeld ook al een diversiteitsbeleid, maar dat was toen vooral op gender en functiebeperkingen gericht.” De Cel Gelijke Kansen werkt momenteel rond drie grote projecten: Tutorat, Klimop! en Trampoline. Daarnaast worden er nog andere initiatieven omtrent diversiteit genomen, uitgaande van de studiebegeleiders, Centrum West dat zich specifiek met werkstudenten bezighoudt en Linguapolis dat extra cursussen Academisch Nederlands aanbiedt. “Sinds kort is er ook een Stuurgroep Gelijke Kansen om al deze initiatieven te coördineren”, vertelt El Hassan Aouraghe, de tweede van de drie Cel-medewerkers. “Momenteel proberen we te zien of er in ons aanbod nog leemtes zijn die we kunnen opvullen.”

 

Deficit of diversiteit?

De meeste projecten lijken erop gericht specifieke achterstanden weg te werken en struikelblokken te voorkomen. Moet er ook niet gewerkt worden aan een beleid dat de grotere structuren aanpakt om tot een verdere democratisering te komen? “Natuurlijk zijn deze projecten alleen niet voldoende”, zegt Aouraghe. “Momenteel is de kloof tussen het secundair en het hoger onderwijs vaak nog te groot. Dat wil niet zeggen dat er in het hoger onderwijs lesgegeven moet worden zoals in het middelbaar, maar de twee moeten wat naar elkaar toegroeien. Dat kunnen wij natuurlijk niet alleen bewerkstelligen.” De Vlaamse hogeronderwijsinstellingen ondertekenden enkele jaren geleden een charter waarin zij te kennen gaven dat zij diversiteit als een meerwaarde voor het onderwijs zien. “De bedoeling is de studenten – ĂĄlle studenten – te doen excelleren”, zegt El Meziane. “Multiculturaliteit is ook een meerwaarde in de praktijk: meer en meer internationale ondernemingen zien ervaring hiermee al als een troef op de arbeidsmarkt. Als de Antwerpse bevolking ook verder blijft diversifiĂ«ren, zal dat hier even sterk doordringen. Het deficitdenken dat je nu soms nog ziet, moet plaatsmaken voor een werkelijke diversiteitsgedachte.”

 

Tutorat

In het Tutorat-project geven AUHA-studenten bijlessen aan allochtone en kansarme jongeren van de tweede en derde graad ASO en TSO. De eerste taak van deze tutoren is natuurlijk vorming aan te bieden, maar ook om de leerlingen te motiveren en om rolmodellen te kunnen aanbieden. Ondertussen is het project aan z'n derde academiejaar toe, nemen er veertien scholen deel en worden er bijna honderd bijlessen per week gegeven.

 

Klimop!

Voor Klimop! gaan studententeams van de AUHA naar de secundaire scholen om interactieve presentaties te geven rond vijf concrete thema’s: de structuur van het hoger onderwijs, de studiekeuze, centen voor studenten (de financiĂ«le kant), knelpunten en succesfactoren en tot slot studeren en de arbeidsmarkt. De bedoeling is de leerlingen te motiveren, omdat veel kansarme of allochtone leerlingen de stap naar het hoger onderwijs niet zetten. Ook zij die dit wel doen, wil Klimop! helpen door hen beter te informeren over de mogelijke struikelblokken. In het kader van Klimop! wil de Cel Gelijke Kansen de scholen ook informeren over hoe ze hun leerlingen kunnen voorbereiden op het hoger onderwijs.

 

Trampoline

Trampoline is gericht op de doorstroom. Studenten die een verkeerde studierichting gekozen hebben, kunnen zich door dit project gemakkelijker en beter begeleid heroriënteren. De studenten krijgen meer informatie over de verschillende richtingen, kunnen een weekje try-outlessen volgen en mogen zich hetzelfde academiejaar nog gratis herinschrijven in een andere opleiding binnen de AUHA voor maximaal 30 studiepunten. Ook na de heroriëntatie worden ze nog opgevolgd door de Cel Gelijke Kansen en door hun studiebegeleiders. Trampoline staat niet enkel open voor specifieke doelgroepen, maar voor iedereen.


De kloof tussen beleid en realiteit
04/05/2008
🖋: 
Auteur

“Dat minister Vandenbroucke gelijke kansen krachtig beklemtoont in zijn beleid, valt enkel toe te juichen. Dat hij hierbij hoofdzakelijk de nadruk op taal legt, meer bepaald op de kennis van het Standaardnederlands, is echter problematisch. Deze klemtoon dreigt de achterstand van leerlingen die het gewoon zijn een andere taal of een andere taalvariant te spreken, te vergroten in plaats van te verkleinen,” zegt sociolinguïst Piet Van Avermaet van de Universiteit Gent. Hij en Jan Blommaert bekritiseren in het recent verschenen ‘Taal, onderwijs en de samenleving’ het naar hun zeggen onrealistische taalbeleid van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke. dwars vroeg Van Avermaet om meer uitleg.

De grootste kritiek van de twee sociolinguĂŻsten luidt dat de minister het begrip taal verengt tot slechts één variant, het Standaardnederlands, en daarbinnen bovendien een sterke klemtoon legt op aspecten als spelling en grammatica. “In de samenleving worden er een heleboel taalvarianten gebruikt die allemaal hun belang hebben, afhankelijk van de context. EĂ©n norm opleggen die zogezegd overal succes zou garanderen, is niet realistisch,” verduidelijkt Van Avermaet. “Kennis van het Standaardnederlands dreigt meer dan ooit het hedendaagse ‘schild en vriend’ te worden. Het is een soort van uitsluitingsmechanisme. Alle andere taalvarianten worden als minderwaardig gebrandmerkt.”

 

Heel wat opinie- en beleidsmakers zijn het echter eens dat kennis van het Standaardnederlands een belangrijke sociale hefboom kan zijn. Dat deze opvatting problematisch zou zijn, wordt veelal op ongeloof onthaald. Volgens Van Avermaet komt dit voort uit een verkeerd beeld van taal: “De taalvariant die een persoon gebruikt, is grotendeels sociaal bepaald: waar je opgroeit, wat je ouders studeerden of naar welke school je gaat
 Door het Standaardnederlands te benadrukken als de enige legitieme norm, verklein je de kansen van heel wat leerlingen: niet enkel van zij met een andere thuistaal dan het Nederlands, maar ook van zij die een niet-standaardtalige variant van het Nederlands spreken. Je omgeving wordt zo heel erg determinerend voor de kansen die je later zal krijgen. Als je uit de hogere sociale lagen komt, matcht je leefcultuur de leercultuur van de school. Voor andere leerlingen wordt de kloof enkel groter. Het beleid van Vandenbroucke dreigt dus niet méér gelijkheid te scheppen, maar net de kansarmoede van leerlingen uit de lagere sociale lagen of van een andere etniciteit te verhogen. Taalachterstand los je niet op door bepaalde aspecten van het Standaardnederlands, zoals spelling en grammatica, tot de enige en absolute norm te verheffen.”

 

EĂ©n van de grote struikelblokken voor eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs is het gebruik van complex, academisch Nederlands. Piet Van Avermaet wijst erop dat docenten en lectoren in het hoger onderwijs, naast aandacht te schenken aan het verwerven van dat academisch Nederlands, zich moeten bezinnen over de complexiteit van hun taalgebruik in de lessen en de aangeboden teksten. Zo mag men er bijvoorbeeld niet van uitgaan dat alle studenten Latijn gestudeerd hebben en opgevoed zijn in een omgeving waar men wel vaker complexe wetenschappelijke taal gebruikt. Bovendien is ondersteuning van alle studenten bij het ontsluiten van kennis in academische teksten tijdens de lessen meer aangewezen dan specifiek voor immigranten georganiseerde remediĂ«rende zomercursussen. Er is vooral in het begin van de studie nood aan meer realistische verwachtingen en procesbegeleiding bij het verwerven van de specifiek benodigde taalcompetenties. In het secundair onderwijs – ASO, TSO, BSO en KSO – moet er zeker ook meer aandacht komen voor functionele geletterdheid, maar dat stelt het hoger onderwijs niet vrij van haar verantwoordelijkheid. Iedere vakdocent zou ook een beetje een taalleerkracht moeten zijn. Aandacht voor de talige competenties integreren binnen een bepaald vak is veel nuttiger dan abstracte propedeuses (inleidende lessen voor het begin van het academiejaar, nvdr.) of afzonderlijke bijlessen.

 

 

Een reactie op dit interview leest u hier.



Uit de pers geplukt
03/05/2008
🖋: 

Aantal vrouwelijke professoren met helft toegenomen

Het aantal voltijdse vrouwelijke professoren is in vergelijking met 1999 met de helft toegenomen. Dat maakte minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (sp.a) bekend. De grootste stijger is de Universiteit Antwerpen. Vrouwen maken nu 18 procent uit van het zelfstandig academisch personeel (ZAP). De stimulansen die de universiteiten krijgen om de ondervertegenwoordiging van vrouwen weg te werken, lijken effect te hebben. De benoeming van vrouwelijke personeelsleden speelt mee als element bij de verdeling van het variabele onderzoeksbudget van de universiteiten. Ook het betaald ouderschapsverlof kan de aantrekkelijkheid van een academische carriĂšre voor vrouwen verhogen. Naast de stijging van vrouwelijke professoren neemt ook het aantal doctoraten behaald door vrouwen toe.

 

Universitair Centrum voor Discriminatie- en Diversiteitsrecht

De universiteiten van Gent en Antwerpen richten het Universitair Centrum voor Discriminatie- en Diversiteitsrecht op. Het centrum moet expertise en kennis verzamelen over discriminatieregelgeving en die verspreiden. In de eerste plaats traint ze de medewerkers van de meldpunten discriminatie: rechters, advocaten, overheidsorganisaties, middenveld en verenigingen. Verder biedt het centrum een cursus discriminatierecht aan in de rechtenopleiding van de UA en de UGent.

 

Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) wil universiteiten meer vrijheid geven in de taalkeuze

De Raad Hoger Onderwijs adviseert om de huidige taalregeling in het Vlaamse hoger onderwijs beperkt te versoepelen. Dat kan de internationale uitstraling ten goede komen en voordelen hebben voor de Vlaamse studenten, op voorwaarde dat de instellingen en de overheid maatregelen nemen om mogelijke negatieve gevolgen op te vangen. De Vlor stelt voor dat in bacheloropleidingen tot 30 studiepunten van een 180 punten tellend opleidingsprogramma in een andere taal zouden kunnen georganiseerd worden, zodat instellingen een volledig anderstalig semester kunnen inrichten. Instellingen zouden best samenwerken om een internationaal aantrekkelijk en kwaliteitsvol anderstalig traject van 30 studiepunten mogelijk te maken, vindt de Raad. Een volledige masteropleiding in een andere taal moet mogelijk worden, vindt de Vlor, op voorwaarde dat een student in Vlaanderen binnen het betrokken studiegebied elders een Nederlandstalige master kan volgen.

 

UA experimenteert online met fysica

Onder leiding van de UA-proffen Etienne Cornelis en Nick Schryvers stapt onze universiteit als eerste buitenlandse instelling in een prestigieus Nederlands project dat haar studenten de mogelijkheid geeft om online fysica-experimenten uit te voeren in één van de vijftien Nederlandse universiteiten die eraan meewerken. Elke deelnemende universiteit stelt één experiment ter beschikking, wat elke universiteit toegang geeft tot veel meer experimenten dan ze zelf zou kunnen opstellen. De UA stelt een experiment rond magnetische domeinen ter beschikking, dat moest omgebouwd worden met een webcam in de microscoop. In ruil krijgt de UA onder andere een experiment rond het dopplereffect en eentje rond de lichtsnelheid. Vanaf volgend academiejaar kunnen de UA-studenten online experimenteren, maar wie een experiment wil uitvoeren, zal vooraf moeten reserveren.

 

Een computerspel dat de woordenschat verbetert

'My Word Coach' (voor Nintendo Wii en DS) verzamelt een reeks taalspelletjes die gericht zijn op het aanleren van woorden, zoals het invullen van ontbrekende letters of het vinden van juiste woorden. Uitgever Ubisoft mikt op een breed publiek en het spel kan dan ook gespeeld worden op verschillend niveaus. Daarvoor werd een beroep gedaan op Walter Daelemans, professor in de computerlinguĂŻstiek aan de UA, die samen met zijn team van het Centrum voor Nederlandse Taal en Spraak (CNTS) software ontwikkelde om miljoenen woorden uit Van Dale op hun moeilijkheidsgraad te analyseren. De finale selectie moest wel nog manueel gebeuren, om merknamen, dialectwoorden en woorden over geweld en seks eruit te filteren. Uiteindelijk zijn er 600 miljoen woorden opgenomen. Hoewel Ubisoft ervan overtuigd is dat het spel de woordenschat van de speler gevoelig zal verbeteren, is professor Daelemans voorzichtiger. Wetenschappelijk bewijs is er (nog) niet.



Interview met onderwijsexpert Ides Nicaise
03/05/2008
🖋: 
Auteur

Dat Vlaanderen op wereldniveau erg goed scoort qua onderwijskwaliteit, is algemeen bekend. Dat we het ronduit vreselijk doen als het op onderwijsgelijkheid aankomt, is minder bekend. Bijna nergens anders worden je schoolresultaten zo sterk gedetermineerd door je sociale, economische en culturele achtergrond. In ‘De school van de ongelijkheid’ gaan Nico Hirtt, Ides Nicaise en Dirk De Zutter dieper in op dit probleem en bieden ze meteen mogelijke alternatieven aan. Nicaise, hoofddocent aan de K.U. Leuven en hoofd van de onderzoeksgroep Onderwijs en Levenslang Leren van het Hoger instituut voor de arbeid (HIVA), licht toe.

De situatie is niet zo goed. Er is tegenwoordig heel wat objectiveerbaar cijfermateriaal dat ons toelaat de positie van BelgiĂ« op internationaal niveau te vergelijken, zoals de PISA-enquĂȘte (Programme for International Student Assessment, nvdr.), waarbij vijftienjarigen getoetst worden op de vaardigheden die het onderwijs hen bijbracht. Uit die toetsen blijkt keer op keer – ongeacht of het nu om taal, wiskunde of wetenschappen gaat – dat Vlaanderen tot de wereldtop behoort qua gemiddelde onderwijskwaliteit. We scoren echter ronduit slecht qua gelijkheid: de kloof tussen de beste en de slechtste resultaten van Vlaamse leerlingen is erg groot. Je onderwijsuitkomsten worden in grote mate bepaald door je sociale afkomst. Kinderen van arbeiders doen het steevast minder goed dan kinderen van hooggeschoolden en ook kinderen met een andere etnische afkomst doen het veel slechter dan kinderen met een Vlaamse achtergrond. Ons onderwijs reproduceert de ongelijkheden in de maatschappij, terwijl we van onderwijs net verwachten dat het de kansen en competenties moet bieden om op te klimmen op de sociale ladder.

 

U zei dat jongeren met een andere etnische afkomst het ook merkelijk slechter doen. Is dat verschil te reduceren tot de sociaaleconomische achtergrond? Zij verkeren dikwijls in de lagere sociale lagen, hun ouders zijn vaker laaggeschoold of werkloos 


Dat verklaart een heel groot stuk van het verschil. Daarbovenop blijkt echter dat in Vlaanderen een deel van die kloof niet verklaard kan worden door de sociaaleconomische verschillen. Dan is de grote vraag: hoe komt dat? Sommigen denken spontaan dat migrantenjongeren minder onderwijsgericht zouden zijn, maar daar heeft het helemaal niet mee te maken. Het blijkt nu ook uit de PISA-onderzoeken duidelijk dat migrantenjongeren net méér besef hebben van het belang van onderwijs voor hun latere loopbaan en leven. In Vlaamse scholen wil men het spreken van andere talen zoveel mogelijk vermijden, wil men de islam niet onderwijzen aan moslimjongeren, verbiedt men vaak hoofddoeken
 Zelfs al zijn dat goedbedoelde maatregelen, door de betrokken doelgroepen worden ze aangevoeld als kleinerend en discriminerend. Misschien verklaart dat wel waarom allochtone jongeren zich op den duur minder goed gaan voelen op school en minder goed gaan presteren.

 

Een indirecte vorm van discriminatie dus?

Ja, voor een deel zal discriminatie zeker meespelen. Niemand zegt graag van zichzelf dat hij discrimineert, maar ik denk dat we best gewoon toegeven dat iedereen discrimineert. Natuurlijk doet niet iedereen dat even bewust of even erg, maar we zijn allemaal behept met vooroordelen: we leven nu eenmaal in een wereld met imperfecte informatie. Hoe groter de socioculturele afstand is tussen bijvoorbeeld leerkracht en leerling, hoe meer misverstanden er in die communicatie ontstaan. Hoe nefaster ook de gevolgen op het onderwijsproces.

Daarbovenop misbruiken scholen de vrijheid van onderwijs. Op papier heb je altijd het recht op inschrijving – ik ga dat niet afdoen als iets onbelangrijks – maar ten eerste zijn er heel wat achterpoortjes die scholen misbruiken en ten tweede is het enkel het recht om je in te schrijven op een school. De verdere rechten op ondersteuning tijdens het leerproces, het recht op bescherming tegen willekeurige uitsluiting en dergelijke, die zijn nog zo goed als onbestaande. Daar moet aan gewerkt worden.

 

Het watervaleffect

Is het watervaleffect zo’n voorbeeld van een uitsluitingsmechanisme in het onderwijs?

Inderdaad. Er zijn verschillende watervallen doorheen het leerplichtonderwijs. In het basisonderwijs heb je al een waterval door het feit dat men minder "getalenteerde" kinderen vaak naar het buitengewoon onderwijs stuurt, terwijl zij geen handicap hebben. Kinderen uit lagere sociale milieus zijn vaker angstig, gestresseerd, verkeerd gevoed of ondervoed, hebben slechte leefgewoontes, lopen veel gezondheidsrisico’s, hebben niet de ruimte om te studeren, worden gediscrimineerd of gepest
 Al deze factoren remmen natuurlijk de ontplooiing van kinderen af, waardoor ze al snel fout georiĂ«nteerd worden. Het is ook een gemakkelijkheidsoplossing voor veel scholen.

Een tweede belangrijke waterval is die in het secundair onderwijs: daar worden kinderen al heel vroeg geörienteerd naar onderwijsvorm: ASO, TSO, BSO, KSO 
 Dit gebeurt op basis van hun toetsresultaten, maar dan vooral op een negatieve manier. Men oriĂ«nteert dus op basis van wat je niet goed kan in de algemene, abstracte vakken zoals talen of wiskunde, in plaats van waar je wel goed in bent of waar je voorkeur en interesse naar uitgaan. Ook deze oriĂ«ntering is zeer sterk sociaal bepaald. Het zijn de kinderen uit de hogere sociale milieus die goed scoren op de abstracte algemene vakken, omdat zij hier al het meest vertrouwd mee zijn: daarom zijn zij het die massaal doorstromen naar het ASO.

 

Diversiteit versus kwaliteit?

Vaak hoor je dat een democratisering van het onderwijs ten koste van de kwaliteit zal gaan.

Als je pleit voor een meer egalitair onderwijssysteem, dan heb je automatisch mensen die in het verweer gaan omdat zij vrezen dat democratisering een nivellering naar beneden betekent. Op basis van internationale vergelijkingen kan je echter niet zeggen dat er een dilemma is tussen de zorg voor de sterkere leerlingen enerzijds en de democratisering van het onderwijs anderzijds. Er is zelfs geen enkele correlatie. Je kan het statistisch onderzoeken en er zijn landen, zoals België, die zeer sterk en zeer ongelijk presteren en er zijn inderdaad ook landen die gelijk maar zwakker presteren. Er is echter ook een hele groep landen die sterk én veel gelijker presteert. Deze laatste groep is natuurlijk de interessantste. De vraag is: hoe kunnen we in die groep terechtkomen?

 

Ja, hoe?

Het meest effectieve systeem lijkt dat van het comprehensief onderwijs. Dat houdt in dat je aan elke jongere tot een leeftijd van veertien, vijftien of in sommige landen zelfs zestien jaar, een gemeenschappelijk curriculum aanbiedt dat zeer breed is. Nu heb je de facto een vorm van specialisatie vanaf het eerste jaar: je gaat talen, wiskunde, een meer technische of een sterk beroepsvoorbereidende richting studeren. In een comprehensief onderwijssysteem is er een balans tussen al die vakken: je krijgt tegelijk algemeen vormende, technische en kunstzinnige vakken, allemaal in één breed curriculum, tot op de leeftijd van veertien à zestien jaar. Pas nadien ga je kiezen. De motivatie voor die inrichting is tweeërlei: je zorgt ervoor dat elke jongere breed gevormd is en een spectrum van allerlei vaardigheden bezit. Een betere mix van vakken is immers voor iedereen goed. En ten tweede kan je op die latere leeftijd veel beter en bewuster kiezen wat je eigenlijk wil doen in het leven. Op dat moment ben je al veel minder afhankelijk van wat je vriendjes gekozen hebben of wat je ouders zeggen. De studiekeuze wordt minder sociaal bepaald als je op een latere leeftijd kiest.

 

Er is bij mijn weten nog nooit aangetoond dat er een plafond is van wat je kan bereiken als individu.

 

Kan iemand die wil doorstromen naar het hoger onderwijs dan nog wel voldoende kennis opdoen?

Eén van de leuke bevindingen over het comprehensief onderwijssysteem is dat precies deze leerlingen meer doorstromen naar het hoger onderwijs. Heel wat landen hebben reeds een comprehensief systeem: het Verenigd Koninkrijk, alle Noord-Europese landen en een aantal Zuid-Europese
 In al die landen is er een vlotte doorstroming naar het hoger onderwijs. Nu maken wij het voor een deel van de bevolking onmogelijk om door te stromen naar het hoger onderwijs omdat we ze veel te vroeg naar het BSO kanaliseren. De kloof qua algemene vorming die ze oplopen, wordt dan al snel onoverbrugbaar. Je kan trouwens ook binnen het comprehensief onderwijs differentiëren. Sterke leerlingen kunnen nog altijd modules bijnemen. En vanaf de leeftijd van vijftien à zestien jaar zal er sowieso een opsplitsing naar onderwijsvormen nodig zijn, dat staat buiten kijf.

 

De school als selectieapparaat

Zo’n school zou dus minder het selectieapparaat moeten zijn dat ze nu is. Waarom is ons vertrekpunt eigenlijk altijd dat een school noodzakelijk zoveel moet selecteren? Zijn er geen manieren om meer mensen te doen slagen zonder de kwaliteit te verlagen

Ik denk dat we wat vastzitten aan een onderwijscultuur die in wezen meritocratisch is. Meritocratie betekent dat je veel belang hecht aan de inspanningen en het zogenaamde talent van een individu. Dat talent is een soort fetisj geworden. Men gaat al vanaf het lager onderwijs leerlingen toetsen en die toetsresultaten interpreteren alsof ze een weergave zouden zijn van aangeboren talenten. Op basis van die assumptie gaat men leerlingen vastpinnen: wanneer een kind twaalf jaar is, wordt een groot deel van zijn toekomst al bepaald.

Tegelijkertijd is het uit wetenschappelijk onderzoek algemeen geweten dat die "talenten" in zeer sterke mate door je afkomst bepaald zijn – en dus ook veranderbaar zijn. Meritocraten zijn in wezen ook voorstanders van de democratisering van het onderwijs, maar ze bedriegen zichzelf door zoveel belang te hechten aan het fameuze "talent" en de weerspiegeling ervan in bijvoorbeeld het IQ. Het is al afdoende aangetoond dat iemands IQ gedeeltelijk veranderbaar is door extra stimulering of zelfs door een betere materiĂ«le leeromgeving. Er is bij mijn weten echter nog nooit aangetoond dat er een plafond is van wat je kan bereiken als individu. Wie zijn de scholen of de overheid dan om je ontwikkeling af te remmen met het argument dat je talenten te beperkt zijn? Onderwijs moet veel meer een echt recht worden dat los staat van zogenaamd talent.

 

Dat meritocratische denken is echter nog diep geworteld, ook in het hoger onderwijs.

Het afstappen van het meritocratische denken houdt ook in dat je van het eerste jaar hoger onderwijs geen groot slagveld meer maakt. Je kan dat bijvoorbeeld doen door een proef af te nemen in het laatste jaar secundair, de zogenaamde Chrisostomosproef. Dan kan je voor elke jongere een indicatie geven hoe moeilijk het zal zijn om door te stromen naar het hoger onderwijs. Op basis daarvan kan je voor iedereen de gepaste ondersteuning aanbieden.

 

 

Meer lezen? Nico Hirtt, Ides Nicaise en Dirk De Zutter: ‘De school van de ongelijkheid’, EPO, 2007.

 

Een reactie op dit artikel leest u hier.



Vrije tribune Jurgen Slembrouck
03/05/2008
🖋: 
Auteur extern
Jurgen Slembrouck

In het overkoepelende studentenblaadje van de Stadscampus ontspon zich de voorbije weken tussen de voorzitter van Unifac en enkele dwars-redacteurs een discussie over de wenselijkheid van condoomautomaten op de Stadscampus. Roel Boons (studentenvertegenwoordiger bij Unifac en VUAS) roept in het voorwoord van het Unifac-postje van 15 april op om “in godsnaam verder te werken aan belangrijkere thema’s” dan de installatie van condoomautomaten op de Stadscampus van de Universiteit Antwerpen (mijn cursief). Een merkwaardige redenering, want God en zijn aardse trawanten vinden seksualiteit best wel een hot topic.

Een greep uit het aanbod: Johannes Paulus II vond dat seksualiteit enkel was toegestaan binnen een huwelijk tussen man en vrouw en met de intentie om koters te kweken. Niet iedereen had dat goed begrepen. Recent immers riep paus Benedictus XVI in de VS nog op om te bidden voor de slachtoffers van pedofiele priesters. In eigen land bevestigde kardinaal Danneels de uitspraken van zijn makker Léonard die had beweerd dat homoseksualiteit een onvolledig ontwikkelde vorm van seksualiteit is. En Alfonso Lopez, een Vaticaans kardinaal, verklaarde dat condooms niet afdoende beschermen tegen AIDS, omdat er volgens hem minuscule gaatjes in condooms zitten waar het virus door kan.

Roel Boons vindt condoomautomaten een afschuwelijk zicht en studenten kunnen terecht in de naburige winkels. Kortom “de universiteit is toch absoluut de plaats niet om te voorzien in zo een dienst." De discussie gaat dus over hoe ruim de dienstverlening aan studenten moet worden begrepen. Ciska Hoet, Astrid De Wit en Jonas Vincken van dwars pleiten in een open brief om die dienstverlening ruim op te vatten. “Een overkoepelende studentenvereniging staat in voor alles wat met de sociale aspecten van het studentenleven te maken heeft en daar hoort wat ons betreft ook seksualiteit bij.”

Ook de Vrijzinnige Dienst van de Universiteit Antwerpen denkt er zo over. Precies daarom organiseerden we vorig academiejaar een peiling in verband met de wenselijkheid van condoomautomaten. Dit zijn de resultaten: 355 mensen reageerden, waarvan ongeveer 200 studenten en 150 personeelsleden. 340 mensen zijn voor en slechts 15 mensen zijn tegen! Daarom hebben we gepleit voor een respectvolle en bewuste seksualiteit waarbij de ander niet enkel een middel is ter bevrediging van de eigen verlangens en waar zelf gekozen grenzen uiting geven aan wederzijds respect en verbondenheid. Een seksualiteit die zich bewust is van het gevaar van seksueel overdraagbare aandoeningen en aanspoort tot verantwoordelijkheid. Een humanistische visie dus, die niet afkerig staat ten aanzien van genot, die een persoonlijke invulling toejuicht en waarbij condoomgebruik een normaal onderdeel is van een preventiebeleid.

Indien u er ook zo over denkt, spreek dan uw studentenvertegenwoordiger aan of surf naar www.ua.ac.be/lustenzonde en vul de peiling in!

 

Hartelijk,

 

Jurgen Slembrouck
Vrijzinnige Dienst
jurgen.slembrouck@ua.ac.be



02/05/2008
🖋: 
Auteur extern
Lisa Lefever

Studeren in Mexico. U denkt: ÂĄSombreros, cactus y tequila! U hebt, beste lezer, voor een deel gelijk. Dacht u ook aan met de Mustang naar school, niet naar school kĂșnnen gaan, piramides en wolkenkrabbers om de hoek? That’s Mexico, baby, een land dat barst van de (onoplosbare?) contrasten.

Heb je me al gezien?

Met een bonkend hartje begeef ik me op een zonnige morgen naar mijn nieuwe universiteit: de TEC van Monterrey. De Jennifer Lopessen en Ricky Martins duiken achter elk hoekje op en timmeren mijn ego in elkaar. Overal waar ik kijk, zie ik hakjes: gouden, zilveren, met pareltjes en paarse. Mijn slippers branden aan mijn voeten. Een klasgenoot, ook op slippers, helpt me uit de nood. “Maak je geen zorgen,” zegt ie met een grijns, “dit is de TEC van Monterrey, niet Mexico.” En gelijk heeft hij. Mijn nieuwe universiteit, dĂ© nummer 1 in Mexico, straalt een ongekende rijkdom uit: studenten die met de laatste mode pronken, een parking vol luxeauto’s en bewaking aan de ingang om "u" tegen te zeggen.

 

Buiten de schoolpoort

Mijn flatje bevindt zich op een kleine tien minuten wandelen van veelkleurig hakjesland. Op mijn weg kom ik geen hakjes meer tegen, maar honderden flinke werkmansschoenen die me zonder schaamte nafluiten. ÂĄOye gĂŒerita! Net zoals Belgen een zwak hebben voor een door de zon gekuste huid, gaan zij uit hun dak bij witjes. Deze voorkeur gaat zelfs zo ver dat de dames hier geen zelfbruiner gebruiken, maar een crĂšme die je velletje een tintje lichter zou maken.

 

Tripje hier, tripje daar

Het hoge industriegehalte van Monterrey jaagt me herhaaldelijk naar het vliegtuig om andere oorden op te zoeken. De laaggeprijsde vliegtuigmaatschappijen die als paddestoelen uit de Mexicaanse grond opduiken, maken deze beslissing des te makkelijker. Mexico Stad, Acapulco en Guanajuato, ik bezoek ze allemaal. In Mexico Stad ga ik steevast de sfeervolle basiliek van de maagd van Guadalupe bezoeken. In de les leerden we dat 90% van de Mexicanen het christendom aanhangen en 100% guadalupanos zijn. De gekleurde versie van Maria waakt als een moeder over alle Mexicanen en dat brengt een kleurige cultus met zich mee, die een tot voor kort ongelovige (¥Viva Guadalupe!) als ik behoorlijk verrast. De verbeterde staat van de wegen, de toenemende veiligheid en de vriendelijkheid van de Mexicanen zorgen ervoor dat het land van de taco's en de mariachi's een steeds populairdere bestemming wordt voor de internationale toerist. En er is voor elk type reiziger wat wils: piramides en musea voor de cultuurliefhebber, relaxen in een haciënda voor zij die aan rust toe zijn of je surfplank temmen op de wilde golven van de Westkust voor de sportieveling.

 

Na de pret, de realiteit

Al dat moois heeft helaas ook zijn keerzijde. De meerderheid van de Mexicanen heeft nog steeds niet genoeg pesos om op zijn minst zijn eigen land te kunnen verkennen. Gebrek aan scholing beknotten de kansen van velen. Corruptie, familiaal geweld en vervuiling maken de ongelijkheid des te groter. Kan jij je inbeelden dat je moeder je op een dag zegt dat je niet meer naar school kan gaan, omdat je gezin krap bij kas zit? Zou je dan kiezen voor werk aan een minimumloon, drugs om de pijn te verzachten of een reis naar de Amerikaanse grens met het risico je familie nooit meer terug te zien? Studeren in Mexico heeft me vooral geleerd niet te snel te oordelen en al mijn kansen, mijn vele kansen, te grijpen. Niet alleen om een mooie toekomst voor mezelf te verzekeren, maar ook voor de anderen, die nét dat duwtje nodig hebben dat wij ook gekregen hebben.



Interview met jeugdauteur Aline Sax
02/05/2008
🖋: 

Dat de Universiteit Antwerpen bijzonder talent herbergt, wisten we al langer. Op het departement Geschiedenis loopt nu bovendien ook nog een populaire jeugdauteur rond. Aline Sax (24) heeft ondertussen zeven historische jeugdromans op haar naam staan. Enkele boeken werden in het Duits en het Engels vertaald. Ze wordt voor zowat elke literaire prijs genomineerd en op 17 april won ze zelfs de Kleine Cervantes, de jeugdliteratuurprijs van de stad Gent.

Wanneer ben je jeugdauteur geworden en van waaruit is dat idee ontstaan?

Aline Sax Mijn eerste boek (‘Mist over het strand’, nvdr.) is uitgekomen in 2001, maar ik ben het beginnen schrijven in 1999, toen ik vijftien was. Ik schrijf eigenlijk zolang ik mij kan herinneren. Al toen ik in het eerste leerjaar zat, wilde ik een boek schrijven. Dat lukte aanvankelijk echter niet zo vlot. Tijdens een reis naar NormandiĂ« ben ik enorm geĂŻnteresseerd, geobsedeerd bijna, geraakt door de Tweede Wereldoorlog. Toen ik over D-Day en NormandiĂ« begon te lezen, vond ik in een boek een foto van twee kindsoldaten. Die jongens op de foto waren ongeveer zo oud als ik en dat intrigeerde me. Ik wilde graag weten wie ze waren en wat ze hadden meegemaakt, maar nergens vond ik informatie. Toen ben ik zelf een verhaal beginnen verzinnen. Dat verhaal is uitgegroeid tot mijn eerste boek. Het was voor mij logisch en leuk dat mijn twee passies, schrijven en geschiedenis, samen kwamen.

 

Je bent een erg populaire jeugdauteur en bovendien ook al voor heel wat genomineerd geweest. Hoe ga je daarmee om?

Sax Natuurlijk is dat leuk. Er is wel een verschil tussen jonge lezers die iets goed vinden en volwassenenjury’s die echt iets kennen van literatuur, vind ik. Veel auteurs zeggen: “Zolang de jongeren het goed vinden is het goed.” Jongeren moeten meegesleept worden in het verhaal en het is inderdaad heel leuk te horen dat ze het goed vinden, maar aan de andere kant is het ook erg waardevol als je vanuit een professionele hoek goede feedback krijgt.

 

Je vertelt zelf over het verschil tussen volwassenen en jongeren. Had je dit jonge doelpubliek (16+) voor ogen toen je begon te schrijven? Of zie je op dit moment je publiek breder?

Sax Voor mijn eerste boek heb ik daar totaal niet bij stil gestaan. Ik veronderstelde wel dat het een jeugdboek zou worden, aangezien ik zelf nog jong was. Ik stuurde het daarom ook naar jeugduitgeverijen. Het eerste boek werd gecategoriseerd onder 12+. Heel leuk om te zien dat samen met mijn leeftijd ook de hoofdpersonages en het doelpubliek verschuiven. De laatste boeken zijn allemaal 16+ en ik voel mij wel goed in de cross-overliteratuur, want het combineert de positieve dingen van jeugdliteratuur met de positieve dingen van volwassenenliteratuur.

 

Wat zijn die positieve dingen dan?

Sax De wereld van mijn hoofdpersonages is helemaal niet zover af van mijn eigen wereld. Ik hoef mij niet bezig te houden met een gepensioneerde zestiger die last heeft met zijn ex. Veel volwassenenauteurs vergeten dat een boek ook een verhaal mag bevatten. In de jeugdliteratuur zie je dat het verhaal erg belangrijk blijft. Anderzijds zijn 16-plussers ook geen kinderen meer. Ik hoef me dus niet druk te maken over het gebruik van moeilijke zinsconstructies bijvoorbeeld. Maar als ik zin heb om een seksscĂšne te schrijven, dan schrijf ik er gewoon een. Het is leuk dat het speelse en het serieuze gecombineerd kunnen worden in cross-overliteratuur. Toen ik zelf vijftien was, verdwaalde ik in de volwassenenliteratuur omdat die cross-overliteratuur er gewoon niet was. Ik vind het leuk dat die kloof stilletjes aan wordt gedicht en dat de boeken zowel jongeren als volwassenen kunnen aanspreken.

 

Is het gemakkelijk om nu jeugdauteur te zijn? Veel jongeren lijken meer en meer te leven in een beeldcultuur. Merk je daar iets van?

Sax Ik ben zelf jong en heb die evolutie niet bewust ervaren. Eigenlijk houd ik me niet echt bezig met het aantal lezers. Er zijn er nog altijd die lezen, en die verdienen goede boeken.

 

Je schrijft historische jeugdromans. Zijn jongeren geĂŻnteresseerd in geschiedenis?

Sax Ik geef historische lezingen en dan weten sommige mannekes hoeveel landingsvaartuigen op D-day het strand opkwamen, terwijl anderen met moeite Hitler kunnen situeren. Nu, ik trek mij dat niet aan. Ik probeer mijn verhaal altijd te kaderen zodat de lezers weinig voorkennis nodig hebben. Het belangrijkste is dat het boek je laat voelen wat er toen is gebeurd. Voor een verhaal moet ik weten wat mensen in die tijd aten, waar ze sliepen, welke kleren ze droegen, hoeveel een brood kostte... Het is erg zintuiglijk: je moet het kunnen ruiken, voelen, smaken. Maar ik denk wel dat hoe meer je weet over het onderwerp, hoe leuker het is te zoeken wat ik heb verzonnen en wat niet. Als je weinig weet, dan heb ik hopelijk die twee zo goed vermengd dat je toch een sfeerbeeld krijgt. Ik denk dat historische romans een goede manier zijn om geschiedenis te leren. Je leert dingen zonder erbij stil te staan.

 

Je bent doctoraatsstudente hier op de UA. Waarover gaat je onderzoek?

Sax De voorlopige titel is: ‘De Weltanschauung van de Vlaamse collaborateurs tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Het gaat over de manier waarop de kleine man in de straat in de collaboratie is gestapt of gerold. Ik ben op zoek naar motieven of patronen die blijkbaar leiden tot collaboratie.

 

Gebruik je de resultaten van je onderzoek voor je boeken?

Sax Af en toe laat ik het onderzoek voor mijn studies en mijn boeken samengaan. Mijn boek ‘De hond van Roosevelt’ is eigenlijk het onderwerp van mijn licentiaatverhandeling. ‘Wij, twee jongens’, een ander boek, gaat over een familie die emigreert naar Amerika. Op weg naar New York moeten ze overnachten in Antwerpen. Ze logeren in een speciaal logementhuis voor landverhuizers. In mijn tweede kandidatuur moesten wij een oefening over bevolkingsregisters op het Zuid maken. Ik heb toen gevraagd of ik wat van die oefening mocht afwijken en heb toen onderzoek gedaan naar dergelijke logementhuizen op het Zuid. Over de Vlaamse collaboratie heb ik nog geen boek geschreven, maar zeg nooit "nooit" natuurlijk.

 

Ik hoef mij niet bezig te houden met een gepensioneerde zestiger die last heeft met zijn ex.

 

Heb je genoeg tijd om die twee types onderzoek te combineren?

Sax Ik heb het altijd moeten doen: op de middelbare school, tijdens mijn opleiding Geschiedenis en nu opnieuw. Ik heb geleerd om te combineren. Bovendien doe ik het zo graag dat ik er de nodige tijd in wil steken.

 

Weten je collega's van je bekendheid als jeugdauteur?

Sax In het literair wereldje doet mijn naam zeker een belletje rinkelen. De mensen hier weten wel dat ik boeken schrijf, maar ik denk niet dat ze weten waarover ze gaan. Dat het historische romans zijn en dat de Tweede Wereldoorlog er iets mee te maken heeft, zullen ze wel kunnen raden. De mensen die mijn boeken lezen zullen mijn naam wel herkennen, maar ik word niet elke vijf minuten aangeklampt, hoor.

 

Komt er een nieuw boek?

Sax Dat komt er zeker!

 

Weet je al waarover het gaat?

Sax Ik ben er al mee bezig, maar ik ben de laatste weken toch beginnen twijfelen. Ik wou een boek over Berlijn schrijven. Ik heb daar gestudeerd en heb een enorme affiniteit met de geschiedenis van de muur opgebouwd. Ik had bovendien ook een goede verhaallijn in gedachten. Maar na mijn twee boeken over Adriaan (het hoofdpersonage uit ‘Wij, twee jongens’ en ‘Schaduwleven’, nvdr.), wil ik misschien toch nog een derde verhaal over hem schrijven. Als auteur moet je met een buikgevoel schrijven. Het boek over Berlijn schrijf ik nog te veel met mijn hoofd. Anderzijds zie ik een beetje op tegen een derde boek. Dat was niet het originele plan, zo'n vervolg schept immers ook weer verwachtingen. Ik hoop dat ik het ga doen, ik denk het wel.

 

Er komt dus een derde deel: een primeur!

Sax Het is een grote primeur dat ik nu zeg dat ik een derde boek overweeg. Veel lezers vragen naar een vervolg. Ik verduidelijk altijd dat het bij deze twee boeken blijft. Maar ik wil het niet schrijven omdat de lezers het vragen. Ik wil het eigenlijk vooral voor mezelf schrijven.

 

Tot slot, heb je zelf een favoriet jeugdboek?

Sax Ja! ‘De wonderbaarlijke reis van Edward Tulane’ van Kate DiCamillo, een verhaal over een porseleinen konijn dat na een wonderbaarlijke reis minder zelfingenomen wordt. Maar ook ‘De jongen in de gestreepte pyjama’ van John Boyne, dat over de Tweede Wereldoorlog gaat. Of wat had je gedacht?



02/05/2008
🖋: 

Luc Herman

Studenten Taal- en Letterkunde kennen hem van het vak Literaire Genres, alwaar hij narratologisch verantwoorde uiteenzettingen biedt omtrent proza. Studenten Engels kennen hem als de hard-boiled cowboy met goede inborst. dwars vroeg hem naar zijn superkracht, en vond een afwasborstel. Dames en heren: prof. dr. ‘Lucky’ Luc Herman.

 

U bent de superheld van de toekomst. Wat zou uw naam zijn en over welke bijzondere kracht zou u beschikken?

Mijn naam zou Mister Tito zijn, en ik zou alle conflicten vermijden.

 

Wat zou u het liefst bij u hebben als u gestrand was op een onbewoond eiland?

Toch maar zonnecrĂšme, in de hoop dat er na een maand of drie een gsm uit de lucht valt.

 

Wat is voor u de allermooiste filmscĂšne aller tijden?

Momenteel is dat de lange scĂšne uit ‘Paris, Texas’ van Wim Wenders, waarin Harry Dean Stanton aan Nastassja Kinski uitlegt wat er in hun relatie is misgelopen. De twee hebben mekaar jarenlang niet gezien. Stanton spreekt Kinski toe in de erotische club waar ze is gaan werken. Hij zit zoals elke klant in het donker en kan haar door eenrichtingsglas bekijken en toespreken via een telefoon. Nabijheid en afstand tussen partners in één bizar verhelderende situatie samengebracht, met hartverscheurende muziek van Ry Cooder op de achtergrond.

 

Van welk boek van de laatste tien jaar heeft u het meest genoten?

Mag elf jaar ook? In september 1997 had ik in Portugal een groot zomerhuis gehuurd, en door omstandigheden heb ik daar twee weken in mijn eentje doorgebracht. Ik had een roman bij om te recenseren: ‘Underworld’ van Don DeLillo. Het schitterende weer, de zalige omgeving en de onverwachte situatie droegen bij tot een onvergetelijke lectuur. En het boek zelf mocht er ook best zijn, met wonderlijke episodes over afval, taal en baseball – een Amerikaanse historische roman die mij even de illusie gaf dat ik het land begreep maar deze illusie, hoe kon het ook anders, tegelijk zo fijnzinnig ondermijnde dat een duik in het zwembad zich bestendig opdrong.

 

Wat mogen uw kinderen niet uitspoken dat u vroeger wel heeft uitgespookt?

Mijn zoon is negentien: veel te oud voor verboden.

 

Stofzuigen op Queen of afwassen met Duran Duran? (combinaties zijn mogelijk)

I wash a mean dish, dus doe mij maar afwassen met Queen.

 

 


 

 

Patrick Loobuyck

Alle studenten van de derde Bachelor kennen hem – al dan niet met goede herinneringen – van het vak Levensbeschouwing, waar hij tevens co-titularis van is. dwars ging op zoek naar de man achter de moraalfilosoof, en vond een bedreven luchtgitarist. Dames en heren: prof. dr. Patrick Loobuyck.

 

Voor welk televisieprogramma blijft u steevast thuis?

Wel, ik ben eigenlijk helemaal geen televisiekijker, laat staan dat ik voor een programma zou thuisblijven. We hebben thuis ook geen kabel, en we behelpen ons met een slechte antenne, waardoor je soms eerst lang moet staan zwaaien en zoeken met dat ding om goed beeld te krijgen. Meestal heb ik daar het geduld niet voor. En als het dan toch lukt, ben ik dikwijls ontgoocheld over wat men ons aanbiedt. Bovendien wordt ons om duistere reden ook dat plezier binnenkort ontnomen, want kijken via antenne zal niet meer mogelijk zijn. We zullen ons op termijn dus wel iets digitaals moeten aanschaffen. Ik heb wel enkele televisieprogramma’s op dvd nadien bekeken. Ondermeer de serie ’Terug naar Oosterdonk’ en ’Het Eiland’ wist ik wel te smaken.

 

Uw leven wordt verfilmd, de hoofdrol gaat naar: Ben Stiller, Brad Pitt of Al Pacino?

Ik vind het een ijdele gedachte dat dit zou gebeuren en ik hoop voor de kijker dat er straks iets indrukwekkends gebeurt in mijn leven, want tot nog toe zal het niet zo heel erg veel boeiend filmmateriaal opleveren, vrees ik. De drie genoemde acteurs hebben elk wel hun kwaliteiten maar qua uiterlijk maakt waarschijnlijk Brad Pitt het meeste kans om gecast te worden. Hij zal wel bereid moeten zijn om zijn haar serieus te laten groeien, gezien ik tot enkele jaren een filosoof met een paardenstaart was.

 

Welk boek zouden al uw studenten gelezen moeten hebben, en waarom?

Ach, boeken aanraden vind ik een delicate zaak. Boeken moeten gelezen worden door mensen die ze graag lezen, en smaken en voorkeuren kunnen erg verschillend zijn. Bovendien zijn er mensen die graag lezen en mensen die niet graag lezen, ik wil daar absoluut niet opdringerig in zijn. Zelf geniet ik het meest van romans die wat filosofisch zijn, maar er moet wel een goed verhaal aan vasthangen, anders kan ik evengoed vakliteratuur lezen. In mijn top drie staan ’De naam van de roos’ van Umberto Eco, ’De ontdekking van de hemel’ van Harry Mulisch en ’De Toverberg’ van Thomas Mann. Voor dit laatste meesterwerk moet je wel wat tijd uittrekken. Wat mij erin fascineert zijn de beschouwingen over de tijd en de tijdsbeleving, en vooral de beschrijving van de botsingen en verschillen tussen het religieus-christelijke wereld- en mensbeeld enerzijds en het atheïstisch humanistische wereld- en mensbeeld anderzijds. Onlangs las ik ook ’Nietzsches tranen’ van Irvin Yalom, over de fictieve ontmoeting en gesprekken tussen Nietzsche – de filosoof met de hamer – en dokter Breuer – de grondlegger van de psychoanalyse. Het is geen filosofisch werk, maar biedt wel een interessante kijk op menselijke verhoudingen.

 

Hoe ziet uw ideale avondje uit eruit?

Mij kan je niet straffen door me een avondje rustig te laten werken, zeker als ik aan het schrijven ben. De meeste doordeweekse avonden probeer ik inderdaad ook wat te werken. Maar een ideale avond? Nadat ik een hele dag "gevaderd" heb (ik heb drie kleine kindjes) er even tussenuit kunnen knijpen, eerst iets gaan eten (mag best romantisch zijn), daarna een heel rustige sauna en massage, liefst in volledige stilte; en daarna, als ’t mooi weer is, een terrasje met vrienden, of beter, nog wat wijn drinken en babbelen rond een vuurtje tot we daar allemaal samen in slaap vallen (goed wetende dat deze ideale avond niet resulteert in een ideale ochtend
).

 

Ontspant u liever met klassieke muziek, of laat u zich headbangend gaan met Metallica?

Ik speel zelf klarinet in een symfonisch orkest en ik kan ook thuis en in de auto echt genieten van en geëmotioneerd worden door klassieke werken. Maar het selecte groepje vrienden dat mij kent van op de dansvloer, weet dat ik ongelooflijk uit de bol kan gaan tijdens een ruige sessie luchtgitaar. En dan kan het er best wel eens stevig aan toe gaan.



dwars nam een kijkje op bus 410 Antwerpen-Turnhout
02/05/2008
🖋: 

Na de desolate beelden van het leven "aan den overkant van het water" trok dwars deze maand landinwaarts. We begaven ons met het fototoestel in de hand de tegengestelde kant op, richting Kempen.

De Turnhoutsebaan is de oorspronkelijke verbindingsweg tussen Antwerpen en Turnhout. Ze slingert doorheen het multiculturele Borgerhout en langs de volksbuurten van Deurne, houdt halt bij de shoppinghemel van Wijnegem en de villawijken van Schilde en Zoersel, om dan te belanden in the middle of nowhere: Turnhout. Een route die dus zowel door lustige winkelaars, rijke randstadbewoners als verveelde scholieren geregeld wordt afgelegd. Sensatiebelust als we zijn, wilden we met eigen ogen zien wat er gebeurt wanneer deze uitersten "gedwongen" samenkomen. En zoals de laatste maanden in de Belgische media bleek, is er geen betere plek om op wat clandestien geweld te stuiten dan het openbaar vervoer. Zo stapten we op een regenachtige namiddag op bus 410 aan hét Astridplein, de schrik aller tram- en buschauffeurs.

 

Spijtig genoeg kwamen we niet terecht in het Wilde Westen, zoals sommigen (waarschijnlijk fervente automobilisten) de bussen van de Lijn tegenwoordig omschrijven. Voor onze ogen verscheen wat je nog het best kan omschrijven als "een rijdend dorp". Een explosieve mix van zestienjarigen en kaartende zestigplussers. Meer nog dan andere bussen leek de 410 vol vaste reizigers te zitten. De meesten bleken deze lijn wekelijks of zelf dagelijks te nemen.

 

Hoewel ze elkaar soms elke dag zien, gebeurt het echter zelden dat deze dorpsbewoners elkaar leren kennen. Daar zitten iPods en babbelgrage vriendinnen voor iets tussen. Toch bleek, nadat de eerste gĂȘne was weggevallen, dat deze pendelaars ongewild lief en leed delen. Bepaalde ervaringen kwamen spontaan bij iedereen naar boven. Bijvoorbeeld het missen van de laatste bus, het praten met een eenzame ouderling of de confrontatie met een verdwaalde zatlap op donderdagavond. (Ja, een dorp is niet compleet zonder haar lokale drinkebroer.)

 

Na even zoeken vind je inderdaad ook reizigers die een relletje hebben meegemaakt. Wat bleek? De meeste pendelaars jonger dan twintig ervoeren dit, zolang het niet uit de hand liep, eerder als een welkome afleiding dan als een echte bedreiging. Vooral wanneer de relschoppers drie niet onaardig uitziende meisjes waren. Misschien moeten de Vlaamse kranten voor hun volgende schandaalartikel eens onderzoeken of ’s morgens en ’s avonds drie kwartier uit een busraam staren ‘de jeugd’ op het slechte pad brengt?

 

Na onze kleine steekproef is het natuurlijk onmogelijk om veel te zeggen over het avondlijk publiek van deze buslijn, maar één schokkende vaststelling kunnen we toch al doen: er bestaan zowaar nog jongeren die gewoon de bus nemen om naar school te gaan!



Eigen gelijk eerst
02/05/2008
🖋: 

Internetfora zijn de cafétogen van vandaag, wordt wel eens gezegd. Maar dan wordt u wakker met barstende hoofdpijn en is de scheldtirade - die op dat moment zeer terecht was - nog steeds voor iedereen beschikbaar. Gelukkig staat uw naam er niet bij, laat staan uw foto, maar het is blijkbaar toch iets minder vluchtig dan alcohol, dat internet. Ook de fora van gereputeerde nieuwssites ontsnappen niet aan de groffe, racistische, fascistische, misogyne en andere uitspraken. Om die reden hebben CD&V-senatoren Els Schelfhout en Pol Van Den Driessche samen met de interculturele vereniging Kif Kif een oproep gelanceerd om deze fora strenger te reguleren en foute berichten eruit te filteren. Maar is dit niet gewoon censuur? dwars flamede en spamde en wachtte op replies.

Verantwoordelijke mensen horen verantwoordelijk te handelen

Mensen mogen doen, zeggen en schrijven wat ze willen, zolang ze geen wet overtreden. Daarover gaat het dus niet. De vraag is of gerespecteerde media ook de meest gore, bevooroordeelde en ongeïnformeerde cafépraat moeten legitimeren door er hun naam aan te verbinden.

Kranten drukken lang niet alle lezersbrieven af die ze binnen krijgen. Anonieme brieven maken sowieso geen kans. Scheldpartijen evenmin. Maar op hun internetsites moet plots alles kunnen, ook al beweren de media dat ze streng selecteren. Dan verschijnt er vlak na de dood van Hugo Claus op het forum van De Standaard: “Het varken is dood. Opgeruimd staat vrolijk.” Niemand is bij wet verplicht alleen maar met respect over de doden te spreken. Maar waarom komt zoiets op de website van een kwaliteitskrant? Waarom laten ze opzichtige pseudoniemen als “Enzo Voort” en “Vrije meningsuiting” toe? Ik ben niet zo naĂŻef te denken dat dit soort reacties en meningen door een groot Verlichtingsoffensief helemaal te voorkomen zijn. Maar verantwoordelijke mensen horen verantwoordelijk te handelen. Media dus ook. Maar nu hoor ik journalisten toevallige meningen of internetpols als gezagsargument inzetten (“Op de site van De Standaard las ik...”), terwijl ze eigenlijk bedoelen: “In cafĂ© ‘Doe Ze Nog Eens Vol’ hoorde ik gisteren een ladderzatte man beweren
”

Moeilijk is de oplossing helemaal niet. Het internetforumbeleid van The New York Times kan als voorbeeld dienen: “We follow the same standards for taste as the daily newspaper. A few things we won't tolerate: personal attacks, obscenity, vulgarity, profanity (including expletives and letters followed by dashes), commercial promotion, impersonations, incoherence and SHOUTING.”

 

Geert Buelens is hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit van Utrecht

 

Zonder anonimiteit is er minder nood aan censuur

Wij vinden niet dat internetfora aan banden moeten worden gelegd, wat niet betekent dat wij racisme en haat willen verdragen. Ik erger me ook dagelijks aan het diep in de samenleving gewortelde racisme. Maar evengoed erger ik me al een tijdje aan de censuur die door sommigen gepredikt wordt. Het bannen van racisme, vitriool, haat en verwijten op mediasites is een ontkenning van een niet te ontkennen onderstroom in onze samenleving. Een verwerpelijke onderstroom die niet zal verdwijnen door een verbanning van bepaalde sites. Integendeel, wees er maar zeker van dat het een pervers effect zal hebben. Nog meer frustratie. Nog meer bevestiging van het eigen gelijk. Nog meer aversie tegen het politiek correcte denken.

Laat die berichten dus staan op de mediasites! Het houdt ons bovendien dagelijks een spiegel voor van hoe erg het gesteld is met onze samenleving. Laat het juist progressieve politici motiveren om verder te werken aan een diverse en verdraagzame samenleving. Het toont ons elke dag opnieuw aan dat er nog veel werk is!

De delete-toets is dus niet de oplossing. Maar ik wil daarentegen wel pleiten voor iets anders: haal de lafheid uit die fora. Je kan maar opkomen voor het persoonlijk recht op vrijemeningsuiting als er sprake is van een persoon. Haal de nicknames en andere vormen van anonimiteit eruit. Want waarom wil men toch zo graag zijn of haar – oh zo belangrijke – mening uiten, maar heeft men tegelijk wel schrik kenbaar te maken van wie die mening is?

We hebben een algemene wetgeving tegen racisme, die wellicht nog kan verbeterd worden, maar ik bepleit dat die wet alomvattend zou zijn, dus voor alle maatschappelijke domeinen inzetbaar. Maar dat is pas mogelijk als mensen hun mening niet meer in anonimiteit kunnen uiten.

 

Bart Caron (VlaamsProgressieven) is Vlaams volksvertegenwoordiger