Voor duurzaamheid op lokaal niveau
13/04/2013
🖋: 
Auteur

Ik heb nummer veertien en zit op een stoel naast andere bezoekers te wachten op mijn beurt. Het nummer staat op een formulier dat me bij de ingang werd gegeven en waarop werd ingevuld wat er gerepareerd moet worden. We zitten in een ruimte achter het café van het Ecohuis. Greet Nulens werkt hier en heeft deze editie van het Repair Café georganiseerd. Een Repair Café is een repareerbijeenkomst, georganiseerd voor en door buurtbewoners. Zij ontmoeten elkaar op een vaste locatie waar gereedschap aanwezig is en waar ze hun meegebrachte kapotte spullen kunnen repareren, geholpen door handige vrijwilligers. De doelstellingen zijn het verkleinen van de afvalberg, het behouden en doorgeven van kennis over repareren en het versterken van de sociale cohesie. Het Ecohuis organiseerde in december 2012 ook het eerste Repair Café van Vlaanderen. Het initiatief past dan ook perfect bij het streven van het Ecohuis: “Samen doen we meer met minder”.

Het is een initiatief dat is overgewaaid uit Nederland. Martine Postma, een milieuactiviste, bedacht het concept in 2009. In Nederland en Vlaanderen groeit het vrij snel en nu worden er ook Repair Cafés in Duitsland, Groot-Brittannië, de Verenigde Staten, Brazilië en Australië georganiseerd. Uit de snelle groei blijkt dat het Repair Café duidelijk in een behoefte voorziet, want onvrede over de wegwerpmaatschappij neemt toe. Voor sommige organisatoren primeert het milieuaspect, voor andere het sociale aspect.

 

Repareren kun je leren

In de westerse wereld worden veel spullen weggegooid, terwijl ze na een eenvoudige reparatie weer prima bruikbaar zouden zijn. Helaas zit repareren bij veel mensen niet meer in het systeem. Mensen weten niet meer hoe het moet en zo verdwijnt reparatiekennis snel. In het Repair Café leren mensen op een andere manier naar hun spullen te kijken en er opnieuw de waarde van te herkennen. Het initiatief draagt bij aan een mentaliteitsverandering, die noodzakelijk is om mensen enthousiast te maken voor een duurzame samenleving. Maar bovenal wil het Repair Café laten zien dat repareren leuk en gemakkelijk is. Op de locatie waar het Repair Café wordt gehouden, is gereedschap en materiaal aanwezig om alle mogelijke reparaties uit te voeren voor kleding, meubels, elektrische apparaten, fietsen, speelgoed etc. Ook reparatiedeskundigen zijn aanwezig, zoals elektriciens, naaisters, timmerlieden en fietsenmakers.

 

Deze editie draait om elektronische reparaties en is erg populair, maar dit type reparaties is vaak wat lastiger. Bij de reparaties aan fietsen en kleding kun je mensen makkelijker zelf aan het werk zetten en de kennis doorgeven. Soms lukt het bij elektronische apparaten niet om het te maken maar kan men wel advies geven over hoe het thuis eventueel zelf gemaakt kan worden. Deze herstellingen en adviezen komen van de vrijwillige reparateurs. Mensen komen graag omdat ze op een andere manier geholpen worden. Het moet niet gezien worden als een gratis dienst, het gaat om de filosofie erachter. Organisaties en buurthuizen ondersteunen zelf het concept door hun eigen netwerk in te zetten om zo hergebruik in de stad te stimuleren. Als je een aantal mensen kent die wel thuis zijn in herstelwerken, dan is een nieuwe editie van het Repair Café snel geboren. Bij een regulier Repair Café kan zowat alles gerepareerd worden. Die zijn vaak ook erg druk bezocht en dan is er wel veel ruimte nodig. Maar in principe kan iedereen een Repair Café organiseren. Ook al is het kleinschalig, het gaat er om dat mensen weer in contact komen met hun buurtgenoten.

 

Als je weinig tijd hebt moet je er niet heen gaan. De meeste mensen hier hebben dat wel en waarderen het dat dit georganiseerd wordt. Er zijn een paar wachtenden voor me. Naast me zit nummer zeventien met een kapotte radio en nummer dertien met een defecte cd-speler. Om de beurt worden we door Nulens en haar collega’s naar een monteur geleid, in principe op volgorde, maar sommige reparaties zijn makkelijker en sneller uit te voeren en bepaalde vrijwilligers zijn beter met bepaalde apparaten. Er zijn zo’n zes vrijwillige elektriciens bezig, met onder andere een lampje, videorecorder, stofzuiger en naaimachine. Opeens klinkt er een knal en is er een flits te zien, de aanwezigen schrikken even op. Een van de elektriciens is iets te voortvarend aan de slag gegaan met een koffiezetapparaat en de stoppen zijn doorgeslagen. Binnen een paar minuten klust men weer vrolijk verder, want zo snel zijn vrijwilliger en bezoeker niet uit het veld geslagen. Er komen weer mensen binnengedruppeld, met onder andere een stofzuiger en cassetterecorder. Een vrouw vertrekt weer met haar gerepareerde lampje.

 

De levensduur van een wekkerradio

Dan ben ik aan de beurt en kom tegenover Ivo te zitten. In het dagelijks leven werkt hij als ICT’er en hij kan zich helemaal vinden in de filosofie achter het Repair Café. Hij vindt dat mensen tegenwoordig te snel iets weggooien dat nog best gemaakt kan worden en dan iets nieuws kopen. Door mensen te helpen kan hij een bijdrage leveren. Ik heb een wekkerradio bij me waarvan de volumeknop los zit, geen grote reparatie lijkt me. Ivo laat me het ding zelf losschroeven en daarna kijken we samen wat er loos is. De volumeknop heeft vroeger vast gezeten met een heel klein schroefje en dat is kwijt. Helaas is er geen voorraad aan schroefjes en boutjes om iets mee te maken. Ivo kijkt nog even of het handig zou zijn om ‘m vast te lijmen, maar dan kan hij maar op één volume aan staan en dat lijkt me niet praktisch. Al met al duurt het wel even voordat hij tot een conclusie komt. "Ik kan je wellicht niet verder helpen." "Nee." "Maar je hebt wel kunnen zien wat er mis is." "Ja." "Nu kan je het thuis wel zelf doen." Dat klopt natuurlijk niet helemaal, want dat is nou juist het punt: dat ik zelf het gereedschap niet heb. Ook zou je wel verwachten dat ze in een Repair Café over wat extra materiaal zouden beschikken om zo’n kleine reparatie te kunnen uitvoeren. Toch ben ik erg vriendelijk geholpen en zal ik – als student – zeker nadenken of spullen nog gemaakt kunnen worden en zou ik in staat willen zijn zelf reparaties uit te voeren.

 

Na afloop kun je op je formulier een evaluatie van de reparatie invullen en kun je een vrijwillige bijdrage achterlaten voor het initiatief en de gebruikte materialen. Het publiek dat op deze editie afkomt is vrij divers, hoewel de meeste mensen van middelbare leeftijd zijn of ouder. Wanneer wij vertrekken staat Nulens een oudere meneer uit te leggen dat de vrijwilliger echt niet thuis kan langs komen om allerlei klusjes te doen: “Deze elektriciens doen dit geheel vrijwillig en moeten voor iedereen ter beschikking blijven.”

 

 

Op www.repaircafe.be kun je meer lezen over het Repair Café, uitvinden hoe je er zelf een kunt organiseren en volgen welke initiatieven gepland staan.



Over de zin en onzin van de nieuwe taaltesten
12/04/2013
🖋: 

Vanaf volgend academiejaar moeten professoren die in het Engels lesgeven, bewijzen dat ze de taal voldoende machtig zijn. Dit wil zeggen dat ze Engels verstaan, spreken en schrijven op C1-niveau. Anderstalige proffen aan onze universiteiten en hogescholen worden onderworpen aan een taaltest Nederlands op B2-niveau en indien ze in het Nederlands doceren, moeten ze eveneens het C1-niveau halen. Buitenlandse docenten die al langer dan drie jaar in het Nederlands les geven, proffen die een taalvak geven en niet-Engelstalige proffen die hun diploma behaalden aan een Engelstalige instelling, zijn vrijgesteld.

Deze regeling staat in het Integratiedecreet, goedgekeurd door de Vlaamse regering in juli 2012. Dit decreet regelt de academisering van enkele hogeschoolrichtingen en voorziet extra ruimte voor anderstalige opleidingsonderdelen. Toen de organisatorische gevolgen van de daarmee samenhangende taalvoorschriften duidelijk werden, vroeg de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) uitstel. De nieuwe vereisten treffen immers zo’n drieduizend professoren; de universiteiten wilden voorbereidingstijd en duidelijkheid over de praktische kant. Een overgangstermijn werd niet gegund dus is Bianca Roseaux, coördinator op het departement Onderwijs aan de Universiteit Antwerpen, in de weer om alles op poten te krijgen voor de 255 proffen die binnen onze instelling ‘kwalificatieplicht’ hebben. Ze doet dit samen met het Departement Personeel en Organisatie en onder leiding van vicerector Johan Meeusen.

 

“Laat ons zeggen dat er een gezonde portie tegenzin heerst aan de faculteiten. We hadden al een kwaliteitszorgsysteem dus het dwingende karakter van deze regeling is wennen. Bovendien vragen we ons af of een taaltest op C1-niveau echt nodig is. Wij zijn eerder te vinden voor een opmaak van de stand van het Engels van onze docenten met daarna ruimte voor een verbeteringstraject. Er wordt door de overheid ook niet gespecificeerd wat er moet gebeuren indien professoren niet slagen. Best wordt hier pragmatisch mee omgegaan”, aldus Roseaux. “Onze taak is docenten te ondersteunen.” (Intussen werd bekend dat wie niet slaagt, geen les meer mag geven in het Engels. Er is dus geen tijd voor bijscholing en dat wordt door alle universiteiten betreurd, nvdr.)

 

 

C1 is het op één na hoogste niveau volgens het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader (ERK).

 

 

Naar buitenlandse normen kwam de toelating meer opleidingsonderdelen in het Engels te organiseren erg laat. Ook de regelgeving omtrent taalnormen binnen onderwijsinstellingen is uniek in Europa. Meestal werken universiteiten autonoom een taalbeleid uit. Volgens Frank van Splunder, taaldocent academisch Engels bij Linguapolis, past deze maatregel binnen de typisch Vlaamse tendens tot ‘taalcontrole’, nog steeds een gevolg van de emancipatiestrijd die Nederlandstaligen in België destijds moesten voeren. In Nederland worden vreemde talen veel minder als bedreigend ervaren. Dit betekent niet dat deze maatregel van de lucht is. “Studenten hebben recht op een docent die goed Engels spreekt”, vervolgt van Splunder. “Een alternatief om op een duidelijke manier aan te geven wie al dan niet het vereiste niveau haalt is er niet echt. Men moet er echter in de eerste plaats voor zorgen dat proffen het C1-niveau halen door specifieke cursussen aan te bieden. Ik merk dat veel docenten wel degelijk bereid zijn hun Engels bij te schaven.”

 

 

Net voor het ter perse gaan werd bekend dat ITACE, Interuniversity Test of Academic English, ontworpen door de talencentra Linguapolis, ILT en UCT onder strenge voorwaarden aanvaard werd door het Kabinet Smet. Na lang wachten kan het testen beginnen.



Bij Monde van Du Mon
11/04/2013
🖋: 
Auteur

Er zijn zo van die ongelooflijk ijverige studenten die net van een andere planeet lijken te komen en een buitenaards gevoel voor timemanagement hebben. De studentus voluntaris is een ras apart en door middel van buitengewoon slechte schaduwtechnieken, heb ik het op mezelf genomen om de natuurlijke habitat van deze soort in de schijnwerpers te werpen. Dit keer doe ik mee met Jonathan, vrijwillig fietser en ondersteuner van Critical Mass Antwerpen.

Op de laatste vrijdag van de maand wordt naar goede gewoonte op het Theaterplein verzameld om samen te gaan fietsen. Als ik aankom, ga ik onwennig aan de kant zitten. Ik ben dan al niet zo’n fervent fietser (wat zich vertaalt in de geleende fiets die ik onhandig meesleur), de grote groep aan fietsenthousiastelingen die ik verwachtte te zien, is er niet. Of toch? Ik zie zo’n tien mensen staan. Een grappig zicht, want terwijl ik dit tiental observeer, merk ik op dat er meer voyeurs zijn. Deze voyeurs zijn met z’n drieën, uitgerust in politie-uniform, fluo vestjes en perfecte, peperdure fietsen. Van een afstand staan ze de tien critical massers gade te slaan. En ik kijk naar hen. Wat een postmodern metavoyeuristisch schouwspel!

 

Politie-escorte

Ik besluit mijn insider toch even op te bellen, om er zeker van te zijn dat ik wel op de goede locatie ben. Ik zie Jonathan in zijn broekzak tasten en zijn gms bovenhalen. Ik zit juist. Ik wandel naar het groepje dat uit vier kerels, een vrouw in overall met bakfiets en een jong gezin bestaat. Jonathan ontvangt me hartelijk en legt uit wat de bedoeling van de meeting is: “Critical Mass komt uit de Verenigde Staten. Het is allereerst een collectieve overtuiging om het stalen ros en masse te vieren. Elke laatste vrijdag van de maand fietsen er zo wereldwijd mensen gemiddeld een uurtje rond in hun respectievelijke steden, gewoon voor het samenzijn en om het genot van de wind door je haren te voelen.” Door de huidige koude, en de ongelukkig gekozen open pumps die ik aanheb, ben ik niet helemaal mee. “Ten tweede is het ook een protest. Het is een manier om de te grote aanwezigheid van gemotoriseerde voertuigen in stadscentra aan te kaarten. Het doel is een bredere erkenning te geven aan de fiets, de fietser en de plaats die zij verdienen in een stad.”

 

Ik vraag af waarom we nog staan te wachten. Jonathan zucht en lacht: “Onze relatie met de politie is nogal speciaal. Vroeger deden we nog de moeite om onze fietsactie, die dus geheel vreedzaam verloopt, als evenement aan te vragen bij de gemeente. Nu doen we dat niet meer, mede omdat er in de winter minder mensen meedoen. Als je met je vrienden gaat fietsen, ga je dat toch ook niet eerst aangeven?” Ik schud m’n hoofd. “Nu ja, sindsdien staat de politie erop dat we geëscorteerd worden en dat alles volgens de verkeersregels verloopt. Op dit eigenste moment staan we dus te wachten op hun goedkeuring om te mogen vertrekken. Kan je dat nu geloven?” Eerlijk, ik kan het niet geloven. Na overleg tussen een van de Critical Massers en de politie wordt uiteindelijk op geheel arbitraire basis beslist dat de tijd gekomen is om te vertrekken. En dat doen we, gevolgd door onze eigen politie-escorte van drie. Er is niet echt een fietsroute uitgestippeld. We houden het spontaan en we volgen gewoon de mensen vooraan richting Park Spoor Noord.

 

Critical Fail

Ik bevind me naast de vrouw met bakfiets. Ze draagt een vuile overall, heeft warrig haar en lijkt een steevaste liefde voor natuur te zweten. Ze fietst al geruime tijd mee met Critical Mass uit ecologische en principiële overwegingen. “Fietsen is gewoon nodig voor de planeet,” zegt ze. Ze is niet onder de indruk wanneer ik in de eerste bocht de remmen moet toegooien en bijna tegen de grond smak. Dat was dan het einde van ons gesprek en het einde van mijn zelfvertrouwen. Gelukkig komt Noam naast me fietsen. “Ja, je komt hier wel, euhm, in stijl fietsen,” lacht die. “Fietsen er dan enkel hippies mee normaal?” vraag ik half grappend, half beschaamd om mezelf. “Zo lijkt het vandaag wel een beetje, hé?” Hij vertelt me over zijn ervaring met Critical Mass in Parijs. Vorig jaar fietste hij helemaal naar daar om zijn eerste Critical Mass ervaring op te snuiven. “Het was zo overweldigend, zo groots. Zo moet het hier ook worden.”

 

Ik merk op dat we in België toch niet erg moeten klagen over fietspaden en dergelijke. “Het valt al bij al nog wel mee,” zeg ik nog. Totdat we luttele minuten later een brug tegenkomen waarop een bordje staat dat aangeeft dat voetgangers moeten oversteken. Over fietsers staat er niets, ook al is het fietspad abrupt ten einde. Met een triomfantelijke grijns draait de koploper zich om: “Mevrouw de politieagente, ik weet niet wat ik moet doen. Het is nogal verwarrend.” We worden verzocht af te stappen en over te steken.

 

Nu fietst Floris naast me. Net zoals zijn voorgangers laat hij zich even enthousiast uit over het fietswezen, over de nobelheid en het praktische nut van de fiets en de leut van Critical Mass. Jonathan nodigt me nog uit voor de Fietskeuken. Ik stel me een avontuurlijk scenario voor waarbij ik achter een fornuis op een fiets zit te kokkerellen, maar word bitter teleurgesteld als hij me uitlegt dat je tijdens de Fietskeuken wordt aangeleerd je eigen fiets te herstellen. Dit vindt plaats in Jeugdcentrum Kavka. Misschien moet ik mijn eigen fiets dan maar eens herstellen, en kan ik mijn geleende ros heelhuids aan mijn barmhartige samaritaan terugbezorgen. Fietsen op vrijdag, het is een leuk avontuur, vooral als je het doet met praatgrage vreemden en als de politie je op de hielen zit.

 

 

http://criticalmassantwerpen.blogspot.be

http://kavka.be



dwars herbeluistert
11/04/2013
🖋: 

Rewind

AAAAAAAARGH, de intro van het liedje dat officieel het einde van mijn kind-zijn inluidde. Kenners van zwaardere metalen herkennen natuurlijk meteen 'Angel of Death' van Slayer, liefst 4 minuten en 51 seconden pure en onversneden heavy metal, overgoten met een tekst over de engel des doods himself – een zekere Josef Mengele – de arts van Auschwitz die verschillende walgelijke experimenten uitvoerde op de onfortuinlijke zielen die daar terecht kwamen. Een lied waardoor er zich vanaf de eerste minuut kippenvel op mijn armen vormde, mijn bloed sneller liet stromen en mijn ingebeelde lange haar heen en weer liet schudden tijdens het headbangen.

 

Pause

Ik was 14 jaar en ging elke ochtend samen met een vriend naar school. Op een dag gaf hij mij een cassette (aan de jongste lezers die niet weten waar ik het in godsnaam over heb, vraag maar aan je ouders): “Lustert ier vanaovond mor is enne”. En zo geschiedde. De pompende drums, de schreeuwende gitaren, de ruwe stem. Een heel nieuwe wereld ging voor mij open. Dag onschuldige muziek (nou ja, Queen?), welkom duivelsgebroed. Welaan dan!

 

Play

We zijn nu 13 jaar verder nadat ik het nummer voor de eerste keer op mijn stereoketen beluisterde en bijna 27 jaar nadat het voor de eerste keer werd uitgebracht. 'Angel of Death' is een klassieker waar weinig metal nummers aan kunnen tippen. Het nummer lokte door zijn tekst ook de nodige controverse uit. De Shoah ligt nu eenmaal gevoelig bij een overgroot deel van de bevolking. Een poging van Slayer om een soortgelijke controverse uit te lokken met het nummer ‘Jihad’ had minder succes. Als afsluiter toch dit: al was ik grote fan van het hele Reign in Blood album, toch ben ik mezelf dankbaar dat ik me toen geen lange lederen jas heb aangeschaft en mijn haar heb laten groeien. Ik heb andere slechte keuzes gemaakt, maar die zijn voor een andere dwars herbeleeft.



Interview met frontman Tijs Delbeke
09/04/2013
🖋: 

Tijs Delbeke is een noeste en dynamische persoonlijkheid, ja ja meneer (haha). Nadat hij bij wijze van spreken met de helft van musicerend Vlaanderen samengewerkt heeft, vond hij het tijd om op eigen benen te staan. Hij richtte Sir Yes Sir op, schreef wat nummers, bracht een plaat uit, noemde deze We Should Talk en plakte een uilskuiken op de cover. Dat allemaal terwijl hij momenteel iets in de pap te brokken heeft bij Dez Mona, Roosbeef en het Ellen Schoenaerts Kwartet. En hij heeft gestudeerd, zeg! "Die jongen moeten we onder de loep nemen," dachten we bij dwars. Tijd voor Tijs.

Wat heb je gestudeerd?

Ik heb Taal- en Letterkunde: Engels-Nederlands gestudeerd hier aan Universiteit Antwerpen met nog een extra jaar Ibero-Amerikaanse studies in Leuven. Daarna heb ik anderhalf jaar onderzoek gedaan, opnieuw in Antwerpen. Dat was een project rond live ondertiteling en spraakherkenning. Ik verzamelde data bij de VRT om uit te zoeken hoe die spraakherkenning verbeterd kon worden. Dus ik ben toch wel een lange tijd student geweest.

 

Hoe beleefde jij je studententijd? Was je vooral een ijverige student of eerder een caféganger?

Studeren vond ik geweldig. Taalkunde was iets dat mij fel interesseerde en daardoor ben ik altijd redelijk goed door mijn jaren geraakt, terwijl ik toch tijd genoeg had voor plezier en andere dingen. Ik was toen ook al met muziek bezig. Al van in mijn kindertijd heb ik steeds geprobeerd om zoveel mogelijk dingen te combineren, dus dat was in mijn studententijd niet anders. Maar ik heb me bijvoorbeeld nooit bij een studentenvereniging aangesloten. Dat heeft mij altijd minder geïnteresseerd. Ik kende genoeg mensen uit mijn studierichting dus het was bijvoorbeeld niet nodig uit sociale overwegingen. Ik heb ook nooit op kot gezeten maar woonde bij mijn ouders in Edegem.

 

Je bent altijd in Antwerpen blijven wonen?

Tijdens mijn jaar in Leuven was het pendelen. Ik heb toen ook twee maanden lesgegeven op mijn vroegere middelbare school, dus moest ik de hele tijd met de trein over en weer. Dat was een drukke periode. Toch heb ik nooit de behoefte gehad om me in Leuven te vestigen. Pas toen ik aan mijn doctoraat begon, ben ik apart gaan wonen in Berchem.

 

Leuke buurt?

Ja, fantastisch. Ik woon hier graag: je bent onmiddellijk in 't stad, maar zit niet te dicht bij het centrum, allemaal leuke Turkse winkeltjes in de buurt, dicht bij het station. Fijn.

 

Barman en co

In een artikel in De Standaard word je ‘Antwerpens best bewaarde geheim’ genoemd. Voel je jezelf een echte Antwerpenaar?

Ik ben niet zo met dat soort identiteit bezig, eerlijk gezegd. Ik ben in Edegem opgegroeid dus het zou raar zijn als ik me geen Antwerpenaar zou voelen. Het was wel evident voor mij dat ik in Antwerpen zou blijven wonen. Je bouwt hier tenslotte een vriendenkring op en er is een heel bruisende muziekwereld.

 

Ben je vroeg met die wereld in contact gekomen?

Ik zat in een groepje met vrienden (SOPHA, nvdr.) en onze wereld beperkte zich op dat moment tot Edegem, Mortsel en omgeving. Pas toen ik met Liesa Van der Aa bij Louisa’s Daughter speelde, ben ik echt in contact gekomen met die wereld. Ik heb toen bijvoorbeeld Tom Pintens leren kennen en even met hem gespeeld. Maar het is vooral gebeurd in 2009, net nadat ik besloten had om te stoppen met mijn doctoraat. Toen mocht ik een tijdje bij dEUS spelen. Dat heeft natuurlijk heel veel deuren geopend.

 

Waarom denk je dat ze je toen gevraagd hebben?

Ze wilden voor hun zomershows iets heel speciaals doen met veel extra muzikanten. Het zal hen dan ter ore gekomen zijn dat ik nieuw was in de scene en verschillende instrumenten kon bespelen. Ik heb bij hen echt van alles gespeeld: gitaar, toetsen, percussie, trombone.

 

Was dat een groot verschil met wat je daarvoor gedaan had op muzikaal gebied?

Ja, dat was niet te vergelijken. Je staat ineens op Pukkelpop te spelen, voor duizenden mensen. Het waren natuurlijk slechts een paar shows, maar echt een supergoede ervaring. Voor mij was het wel heel duidelijk dat dit maar tijdelijk was. Ook al ging het om dEUS, het was een tussentijds project en ik heb nooit de ambitie gehad om permanent bij hen te blijven. Het was vooral een goede leerschool. Onmiddellijk daarna heb ik mijn eigen groep opgericht.

 

Sir Yes Sir. Dat was het uiteindelijke doel?

Sowieso. Mijn eigen muziek maken met mijn eigen groep. Ik had daarvoor eigenlijk al een andere eigen band: Valderama. Maar in 2009 heb ik Sir Yes Sir opgericht, een groep die ondertussen overigens sterk veranderd is. Naast mezelf is alleen Alban (Sarens: de saxofonist, nvdr.) er al vanaf het begin bij. Met de huidige bezetting spelen we nu een kleine twee jaar.

 

Oehoe

Is het handig voor een nieuwe band om al connecties te hebben in de muziekwereld?

Goh, een beetje misschien. Het echte ijkpunt is toch het debuut. Dit bepaalt uiteindelijk hoe vaak je kan gaan optreden. Onze plaat heeft goede recensies gekregen dus dat helpt ook wel natuurlijk. Het is niet omdat je mensen kent, dat het allemaal per se sneller gaat. Ik heb toch de indruk dat wij er zelf heel hard voor geknokt hebben en lang hebben zitten zoeken naar wat we wilden maken.

 

Na vier jaar is jullie eerste plaat uit. Waarom hebben jullie zo lang gewacht?

We hebben twee EP’s uitgebracht, dus we hebben zeker niet de hele tijd stilgezeten. Het was wel bewust even wachten hoor. Eerst een paar singletjes uitbrengen, dat vind ik niet zo’n slecht plan. Voor ons was het de goede keuze om te wachten. We zijn tevreden met de twaalf nummers op de plaat.

 

Heb je die nummers pas geschreven nadat je Sir Yes Sir hebt opgericht of zaten ze al langer in je hoofd?

Een paar nummers had ik al, maar ik ben pas echt beginnen schrijven toen we met de groep begonnen. De oudste nummers op de plaat zijn ‘Ideas For a Waste of Time’ en ‘Life Abuse’. Die heb ik als eerste geschreven.

 

Vanwaar het uilskuiken op de cover?

Het is het jong van een Afrikaanse Oehoe. We wilden een beetje spelen met de ambiguïteit van dat dier: de uil is een symbool van wijsheid maar tegelijkertijd duidt jeugd op onervarenheid. Het klopt ook voor ons als band: we zijn allemaal muzikanten die al even bezig zijn, maar dit is wel ons debuut als groep. We leggen dus een vorm van kwetsbaarheid aan de dag. Los daarvan vonden we het een sterk beeld. Schattig en tevens een beetje griezelig: hij staart je zo aan. Als je dat dan combineert met de titel: We Should Talk.

 

Is die titel een persoonlijke opmerking tussen twee personen of eerder een maatschappelijk statement?

Beide. Het zijn maar drie woorden, maar die bevatten zowel iets persoonlijks als iets universeels. De titel heeft ook een appellerende functie: “Hey, hier staan we. Wij hebben iets te vertellen.”

 

Balkan Tour

Hebben jullie al veel shows gespeeld sinds de plaat is uitgebracht?

Best wel. We zijn nu nog aan het toeren tot half mei ongeveer, met veel shows in Nederland.

 

Hoe reageerden ze daar?

Geweldig eigenlijk. Ik had dat eerlijk gezegd niet verwacht maar we hebben altijd al een goede opkomst gehad. Ongelooflijk. Het Nederlandse publiek is ook veel directer; je krijgt daar tijdens een concert veel meer van terug. Als Nederlanders het goed vinden, zullen ze echt juichen. In België wachten de mensen af tijdens een optreden. Als ze het goed vinden, komen ze dat achteraf tegen je zeggen. Dat is toch een duidelijk verschil. Maar we hebben echt al een pak toffe shows gespeeld.

 

Welke shows springen er voor jou uit?

Ze hebben allemaal wel iets speciaals. We spelen voorlopig nog steeds voor een redelijk klein publiek, maar elke zaal of club heeft een eigen sfeer. In Hasselt speelden we bijvoorbeeld in een klein zaaltje dat stampvol zat, heel cool. Rotterdam was de max en de Charlatan in Gent ook. Er is niet echt één show die eruit springt, de tour op zich was heel leuk. Het ziet er trouwens naar uit dat we in de zomer nog veel gaan spelen.

 

Heb je ooit al rare dingen meegemaakt in je muziekcarrière?

Elke band speelt wel eens op een of andere receptie waar iedereen je dood zit te staren. Zo’n “What the fuck doen jullie hier”-blik. Maar wat mij van vroeger vooral is bijgebleven, en wat ik elke beginnende band kan aanraden, is de Balkan Tour die ik twee keer met SOPHA gedaan heb. Dat was echt absurd: je verdient er absoluut niets aan en in het beste geval vind je iedere nacht een slaapplek en wat eten, maar de ervaring die je opdoet is onbeschrijflijk. Wij reden met tien à elf man in twee busjes rond en maakten gewoon muziek; de mensen daar waren heel enthousiast. Een superfijne tijd.

 

Ligt de focus momenteel volledig op Sir Yes Sir of ben je nog met andere projecten bezig?

Sir Yes Sir heeft prioriteit, maar ik speel bijvoorbeeld nog bij Dez Mona. Daarmee ben ik nu ook aan het toeren. Dan is er verder Roosbeef (Nederlandse band rond Roos Rebergen, nvdr.) en heb ik ook nog meegewerkt aan de nieuwe plaat van Ellen Schoenaerts. Mensen zeggen soms te snel dat het te veel is. Ik probeer mezelf niets wijs te maken: zolang het allemaal te combineren valt, blijf ik het met veel plezier doen. Als het te veel wordt, krijgt Sir Yes Sir voorrang. Dat weten Roos en Gregory (Frateur: frontman van Dez Mona, nvdr.) ook en ik weet dat ze mij daarin zullen steunen. Ik wil trouwens vrij snel beginnen aan een nieuwe plaat en ben dus al een beetje aan nieuwe nummers aan het schrijven.

 

Ben je blij dat je volledig voor de muziek gekozen hebt? Geen talenkriebels meer?

Die interesse zal altijd wel blijven bestaan, maar ik heb zeker geen spijt. Het voelt totaal niet aan alsof ik mijn studies heb weggegooid. Voor mij was die opleiding heel belangrijk, eerder als algemene vorming dan als voorbereiding op een beroep. Ik heb gevonden wat ik graag doe en sta elke dag met plezier op.



dwars herbeluistert
08/04/2013
🖋: 

Rewind

We schrijven 2004. Geen al te best jaar, met de tsunami in Azië (een woord waar ik voordien nog nooit van had gehoord), het overlijden van bekende mensen zoals Theo Van Gogh en Jacques Derrida (waar ik toen ook nog nooit van had gehoord), de lancering van Facebook (waar ik pas vier jaar later van hoorde, volgens mijn tijdlijn) en de overwinning van Ruslana op het Eurovisiesongfestival (waar ik nu gelukkig niets meer van hoor). Ik was dertien, zat net op de humaniora en ging met een Eastpak-rugzak, Puma-schoenen, brede broeken en een beugel door het leven. Inderdaad geen topjaar dus. Maar zoals altijd was er licht in de duisternis: Usher bracht Confessions, zijn vierde album uit.

 

Pause

In deze periode volgde ik hiphop-lessen, waar ik bouncend en slidend in contact kwam met typische R&B-nummers. Nadat ik een paar hitsingles op de radio en TMF had gehoord, had Usher me helemaal ingepakt. Ik kocht de special edition van het album, waar een extra nummer met Alicia Keys op stond – een ander idool van dat moment. In mijn kamer shakete ik de beste moves uit mijn lijf en zong alle nummers met een grenzeloos inlevingsvermogen mee. Mijn nickname op MSN was niet voor niets een tijd lang PaRTy aNiMaL (seriously) en op Ushers muziek manifesteerde zich dat het best.

 

Play

Negen jaar later schaam ik me het merendeel van de tijd rot voor deze periode uit mijn jeugd. Intussen ben ik gegroeid (zij het dan vooral mentaal en niet fysiek) en leerde ik over het verschil tussen meerwaarde en oppervlakkigheid. Ik weet dan ook dat deze plaat van Usher slechte, commerciële R&B-nummers bevat, die niet zullen bijdragen tot verdere zelfontplooiing. Maar geef nu toe; wie zingt er niet mee wanneer op een feestje 'Yeah!' door de boxen klinkt?



dwars herbekijkt
24/03/2013
🖋: 

Rewind Adam Elliot is een regiegod en schrijver met kennis van zaken. Dat bewees hij in 2009 opnieuw zes jaar na zijn Oscarwinnaar Harvie Krumpet met de frappante opvolger, en jammer genoeg ook voorlopig zijn laatste: Mary and Max.

 

Pause Animatiefilms hoeven niet altijd over tot leven gewekt speelgoed te gaan. Twee jaar terug vond ik in een Antwerps tweedehandswinkeltje deze film van andere kweek. De zwartgallige hoes bleek een korte stop-motionfilm te zijn die je door kommer en kwel voert met een glimlach op het gezicht. Zonder de clichés slaagt Elliot er in om de niet licht verteerbare thema’s, zoals depressie en alcoholisme, op een humoristische manier te hanteren, zonder ze ooit te onderschatten. Klei-animatie staat bekend om zijn kinderlijke perceptie, hoewel dit een mooi voorbeeld is van hoe de zwarte randen van het leven prima samen gaan met een fantastische levensvisie. Rooskleurig was mijn leven destijds allesbehalve. Opgenomen in het ziekenhuis leefde ik maanden tussen kale muren, waarvan ik het muurbloempje was. Je hoeft de praktijk niet te geloven, zolang je in de theorie gelooft; maar soms voeren films je naar een andere wereld, eentje die je even de donkerste uithoeken doet vergeten. In het hoofdpersonage dat wil weten wat het leven te bieden heeft buiten haar voortuin, herkende ik mezelf.

 

Play Mooi staat deze film nog altijd netjes naast alle andere films. Voor mij springt hij ertussen uit. Als ik terugdenk aan alle chaos, dan wijst deze film me op de harmonie waartoe de chaos leidde. Samen gingen we onze strijd aan tegen de eenzaamheid, en gingen we op zoek naar echte vrienden.



editoriaal
23/03/2013
🖋: 
Auteur

In de laatste aflevering van Met Man en Macht schreeuwt het personage van Sara de Roo: “zeventien jaar heeft mijn vader alles gegeven voor de gemeente, en slechts één fout heeft hij gemaakt!” Dat die ene fout dan wel handen met geld heeft gekost en een polyvalente zaal vol gebreken heeft opgeleverd, veegt ze onder de mat.

De regels zijn nochtans de regels. Principes zijn principes. Maar mensen zijn even zwak als het spreekwoordelijke vlees en het zijn eerder de persoonlijke banden die ze hebben die hun acties bepalen dan het geloof dat ze uitdragen. Het is gemakkelijker Cyprus besparingen op te leggen, zolang men geen rekening houdt met de spaarders ter plaatse. De oorspronkelijke speurders naar de Bende van Nijvel bleken alles behalve objectief. Fictieve detectieven kunnen misschien naar gelieven hun intuïtie volgen, in de realiteit blijkt het niet aangewezen. Dat Obama nog steeds Guantanamo Bay openhoudt, wordt hem veel makkelijker vergeven dan Bush. Hetzelfde geldt voor de verderzetting van Patrick Janssens beleid door De Wever. De een wint, de ander verliest. Uitstraling. Charisma. Een zekere je-ne-sais-quoi. Terwijl ze aan hetzelfde publieke oordeel onderhevig zouden moeten zijn.

 

En wat te zeggen van de veelvuldige fraude aan de universiteiten van Vlaanderen? Dat de huidige druk zo groot is. Dat het zaaks is te publiceren, en dat de concurrentiedrang onder doctorandi moordend is. Zo wordt het dus bijna een uitgemaakte zaak dat een onderzoeker hier en daar naar boven afrondt, niettegenstaande dat in bepaalde onderzoeksvelden dit soort toestanden zeer schadelijk kan blijken. Maar we doen het om net iets langer in het spotlicht te kunnen blijven staan, net iets harder te kunnen dromen van carrière. Net iets langer te zijn wie we willen zijn.

 

Fraude is uiteraard verboden, maar zo’n verbod verhindert fraudelent gedrag niet, het maakt het enkel bestrafbaar. Het houdt geen rekening met de biochemicus die vreest in collegiale onmin te vervallen na het zoveelste nutteloze onderzoek. Niet dat vervalsingen niet onbestraft moeten blijven, maar simpelweg iets verbieden is een zeer naïeve oplossing voor problemen. Regels, principes en wetten houden geen rekening met menselijkheid. Op het eerste zicht lijkt het zelfs onmogelijk de twee te combineren. Ooit kreeg ik een boete omdat ik op het voetpad reed, per fiets, bij hoge snelheid. Mijn uitvlucht, dat ik slechts vrolijk was en geen misdadiger, werd niet eens genoteerd.



dwars herbekijkt
23/03/2013
🖋: 
Auteur

Rewind In 2000 wint Ridley Scotts Gladiator 5 Oscars, waaronder Beste Film en Beste Acteur. Voor mij betekent dat het volgende: op een eeuw tijd bereikte de filmindustrie zijn absolute summum in deze epische film over de grootste actieheld sinds Jesus en zijn kompanen. U mag van mij met enige gemoedsrust uw Godfathers en Hitchcocks daar steken waar de zon nimmer schijnt.

 

Pause Ik moet ongeveer 12 jaar oud zijn geweest toen ik De Film voor het eerst zag. Ik was schriel, klein, kortademig en droeg (draag) een bril. Denk Macaulay Culkin. Het contrast met Maximus Decimus Meridius was navenant, edoch, op een of andere manier droeg deze Romein dezelfde naam, evenwel verbasterd door de eeuwen heen, maar goed, dat viel te begrijpen en dat mocht de pret niet bederven; de gladiator generaal was een naams- en zielsgenoot. Dat was de kern van de zaak. Op mijn omslag van de film stond Gold Edition, en dat maakte het allemaal nog specialer, want wie had dat nou, zo’n gouden film? Ik heb de tape zo vaak bekeken dat hij moest vervangen worden. Ik kende het gehele ding van buiten: de woorden die ik vooralsnog niet vatte, werden vervangen door dreigend gemompel. Ik vermoed dat Russel Crowe hetzelfde trucje gebruikte.

 

Play Er gaan geen drie maanden voorbij of ik herbekijk ten minste gedeeltelijk Gladiator. De magie heeft de tand des tijds overleefd. Nog steeds kolkt mijn bloed dan met adrenaline. Nog steeds ervaar ik de gerechtvaardigde woede van de met zwaard en baard bewapende weduwnaar in ketens als stond ik in zijn plaats. Nog steeds mompel, nee!, brul ik elk woord mee met religieuze overtuiging, nog steeds draagt de muziek mijn adem weg naar god weet waar en nog steeds vind ik Joaquin Phoenix als Keizer Commodus de meest boosaardige antagonist uit de volledige filmgeschiedenis en de Joker kan godver-fucking-domme de pot op. Gladiator is de shit. Peace out.



Opiniestuk

23/03/2013

Met het begin van de lente breekt een mini-relletje los rond fraude in academisch onderzoek. Onze eigen Patrick Loobuyck, welbekend van het vak Levensbeschouwing, geeft in een opiniestuk de schuld aan de marktlogica, die de onafhankelijkheid van het onderzoek in gevaar brengt. Bijna tezelfdertijd neemt Rik Torfs ontslag als senator voor CD&V om zich toe te leggen op de rectorverkiezingen in Leuven. In een interview op Reyers Laat bejubelt hij het universitaire bestaan, omdat juist daar onafhankelijke geesten zich in alle vrijheid kunnen toeleggen op hun onderzoek naar keuze. Beide gebeurtenissen krijgen heel wat persaandacht. Diezelfde week verschijnt op de Facebookpagina van Universiteit Antwerpen een bericht: de Raad van Bestuur coöpteert drie nieuwe leden, allen vrouwen, één daarvan Liesbeth Homans. Persaandacht: nihil.

Nochtans brengt net de coöptatie van Liesbeth Homans die veelgeroemde onafhankelijkheid van de universiteit in gevaar. De Raad van Bestuur heeft het recht leden te coöpteren en we kunnen alleen maar toejuichen dat de Raad hier vrouwen kansen geeft. Het genderevenwicht aan de universiteit van Antwerpen blijft uit balans. Daar zit dus geen probleem. Waarom echter vindt de Raad van Bestuur het nodig een actieve politicus te coöpteren? Wordt hier niet minstens een schijn van partijdigheid gewekt? Mevrouw Homans wordt immers niet gecoöpteerd als lid van het stadsbestuur of als privé-persoon, maar als N-VA-politicus. Nee, dit is geen rondje N-VA-bashing. Mevrouw Homans en haar partij worden hier niet geviseerd, wel de rol van de politiek binnen de Vlaamse universiteiten, het ontstellende gebrek aan kritiek daarop en de actieve medewerking eraan vanuit de top van die universiteiten.

 

Critici zullen misschien zeggen dat verschillende personeelsleden van Universiteit Antwerpen politiek actief zijn. Zij werden echter niet aangeworven omdat ze politiek actief zijn, mevrouw Homans wel. We moeten de politiek niet weren uit de universiteit, maar wel vermijden dat er een schijn van favoritisme of – god verhoede – plat opportunisme begint te heersen.

 

Men heeft er me in de voorbije week meermaals – en niet altijd even vriendelijk – op gewezen dat in de Raad van Bestuur ook actieve leden van sp.a en CD&V zitten. Dat klopt. Annemie Verhoeven (CD&V) wordt afgevaardigd door de gouverneur, Robert Voorhamme (sp.a) door de minister van onderwijs. De situatie van Mevrouw Homans is echter niet dezelfde. Zij zetelt immers niet als afgevaardigde van een instantie (waar de Raad van Bestuur dus niet kan beslissen wie er zetelt), maar werd actief gecoöpteerd door de Raad van Bestuur. Robert Voorhamme zetelt niet, een afgevaardigde van het ministerie zetelt. Annemie Verhoeven zetelt niet, een afgevaardigde van de provincie zetelt. Waarom laten we ook niet een afgevaardigde van de stad zetelen? De schepen van onderwijs bijvoorbeeld, of die van jeugd? Dan nog moeten we ons de vraag stellen of zij een actieve rol moeten kunnen spelen binnen de Raad van Bestuur. De officiële vertegenwoordiger van de overheid, de regeringscommissaris, heeft geen stemrecht. Waarom dan die andere politici wel? Kunnen we hen geen adviserende rol geven?

 

Veel vraagtekens in de vorige alinea. Dit opiniestuk is dan ook niet bedoeld als het laatste woord van iemand die de wijsheid in pacht denkt te hebben, maar wil enkel het debat aanzwengelen. Als we als universiteit werkelijk onafhankelijkheid zo hoog in het vaandel dragen, moeten we misschien ook de rol van de politiek binnen onze universiteiten eens herbekijken.