stadsdichter over de poëzie van 't Stad
21/02/2014
🖋: 

Stijn Vranken werd verliefd op Antwerpen toen hij er op zijn achttiende van het kotleven proefde. Een liefde die nooit uitdoofde en die wederzijds bleek te zijn. Sinds een maand bekleedt hij er de functie van stadsdichter, in navolging van illustere voorgangers als Tom Lanoye en Bernard Dewulf. Bij poëzieliefhebbers is hij bekend van zijn dichtbundels Vlees mij! en Wees gerust, maar niet hier. Hij laat als een moderne troubadour iedereen die dat wil, kennismaken met zijn poëzie. Er wordt al reikhalzend uitgekeken naar zijn allereerste stadsgedicht, dat voorlopig geheim blijft. Het De Conickplein is de start van een onverhoopte roadtrip doorheen 't Stad. Dat in Vrankens Citroën uit 1978."Echte seventies kitsch."

B. Dewulf: men zegt, de doden zijn hier niet/het is niet waar

Jouw vroegere studentenstekje ligt hier, aan het De Coninckplein, een plein dat berucht is omwille van zijn drugs en criminaliteit. Was deze buurt voor jou een groot contrast met de nette universiteitsstad Leuven, waar je geboren en getogen bent?

Stijn Vranken In Leuven wonen vooral hoogopgeleiden, terwijl je hier in de wijk een heel grote immigratie- en armoedeproblematiek vindt. Het zijn twee uitersten, maar dat is net zo boeiend. Het gure karakter van deze wijk heeft me geholpen met volwassen worden. Op de plaats waar nu de stadsbibliotheek staat was toen garage Permeke, een oud en smerig gebouw. In de straten rond het plein waren er vaak prostituees klanten aan het ronselen. Bij regenachtig weer kwamen ze schuilen in de portiek aan mijn voordeur en moest ik me tussen hen door wurmen als ik naar buiten wilde gaan. Het meest choquerende dat ik in mijn studententijd heb meegemaakt, was de moord die ik heb gezien. Ik was op mijn kot en schrok van een knal die ik buiten hoorde. Toen ik uit het raam keek, zag ik een groepje mannen naar een bestelbusje spurten en met hun wagen wegscheuren. Er bleef een man over die tegen de muur in mekaar stuikte. Dood.

 

P. Holvoet-Hanssen: een brug? o, tunnels?

Meer dan 20 jaar geleden stapte je De Academie buiten met een grote onderscheiding op je diploma productontwikkeling op zak. Heb je genoten van je opleiding?

Vranken Als ik opnieuw een studie zou moeten kiezen, zou ik dezelfde keuze maken. Voor mij was dit echt de beste opleiding ter wereld. Er hing altijd zo’n toffe sfeer in het gebouw, maar het was ook hard werken. Ik heb heel vaak in het atelier zitten zwoegen en stressen wanneer er een deadline naderde.

 

Ik vind het creatieve aspect aan de opleiding heel boeiend en ik heb mezelf in deze opleiding veel beter leren kennen. Een opdracht in het eerste jaar heeft bij mij een echte mind switch teweeg gebracht. Ik moest een papieren brug bouwen tussen twee tafels zonder andere materialen te gebruiken. Het doel was om de brug stevig genoeg te bouwen zodat er een bal over kan rollen. Eerst dacht ik dat het onmogelijk was. Na lang nadenken begon ik toch ideeën te krijgen. Wanneer ik uiteindelijk een brug kon bouwen met mijn eigen originele oplossing was ik ongelofelijk trots. En toen merkte ik dat er al heel veel bruggen bestaan die volgens hetzelfde principe werken.

 

Het studentenleven is natuurlijk meer dan studeren alleen.

Vranken Elke middag at ik in ‘t Lastig Portret, een gezellig restaurantje tegenover De Academie. De naam is zo gekozen omdat de uitbaatster Adria vervelend kon zijn tegen eerstejaarsstudenten. Ze moesten eerst bewijzen dat ze mondig genoeg waren voordat ze mochten terugkomen. Ik vind het grappig, omdat ze eigenlijk een heel lieve vrouw is. Ik at hier iedere dag en ik betaalde mijn poef een keer per maand. Hoewel de heerlijke gerechten hier toen slechts 6 euro kostten, moest ik toch vaak diep in de buidel tasten om mijn maandelijkse schuld in te lossen.

 

J. van Leeuwen: zie wat ik zeg dat ik niet zeggen kan

Het parcours dat je hebt afgelegd lijkt verre van evident. Van onderzoeker van nieuwe technologie naar poëet. Van materiaal naar taal.

Vranken Ik heb mijn job altijd heel graag gedaan. Mijn ontslag nemen om mij volledig op de poëzie te kunnen focussen is de beste slechte keuze die ik ooit gemaakt heb. De eerste 2 jaren was het moeilijk om rond te komen. Met moeite kon ik genoeg optredens bij elkaar sprokkelen om ervan te leven. Ik moest altijd in de rij werklozen staan om te stempelen. Dat was heel demotiverend voor mij. Ik was helemaal niet werkloos, het was mijn keuze om als dichter te werken. Toen het rond mijn dertigste mogelijk werd om van mijn dichterschap te leven, heb ik die uitkering opgegeven. Het is nu zeker haalbaar om als zelfstandig auteur te leven. Veel van mijn vrienden zijn ook kunstenaars en hebben een kunstenaarsstatuut. Op papier lijkt het daardoor alsof er veel veranderd is, maar het maken van kunst wordt vaak niet als volwaardig werk beschouwd. De meeste ambtenaren bij wie ze op gesprek moeten, weten niet precies wat die sector inhoudt. ‘Jij zingt, ah oké dan.’

 

Ik ben nu volledig vrij in het kiezen van mijn opdrachten, ik moet zelfs regelmatig nee zeggen tegen interessante voorstellen waar ik gewoon geen tijd voor heb. De vrijheid die ik nu heb, vind ik heel belangrijk. Ik moet niets doen waar ik geen zin in heb. Dankzij die vrijheid ben ik minder gebonden en kan ik langere periodes weggaan. In mijn ideale leven zou ik enkele maanden per jaar op een Grieks eiland verblijven. Het Middellands Zeegebied en de mensen die daar wonen spreken mij heel sterk aan. De Nederlandse taal is mijn middel, dus het is als dichter niet mogelijk om in het buitenland te werken en voordrachten te geven.

 

B. Moeyaert: het zijn de fouten die ons op elkaar doen lijken

Overstappen van het ontwikkelen van fysieke producten naar het schrijven van poëzie lijkt helemaal niet voor de hand liggend. Zijn er toch parallellen te trekken?

Vranken Productontwikkeling en schrijven hebben gemeenschappelijk dat ze allebei scheppend zijn. Voor mij is dat de basis van alles, daar word ik gelukkig van. Bij productontwikkeling ga je dingen maken die er nog niet zijn. Het heeft ervoor gezorgd dat ik kennis maakte met een creatief denkproces. Slechte ideeën kunnen ook tot goede inzichten leiden, je moet ze toelaten. Je moet de dingen gewoon van een andere kant bekijken. Lelijke zinnen kunnen zo soms tot mooie gedichten leiden. Voor mijn gedichten vertrek ik altijd vanuit mijn notities. Ik schrijf gewoon de dingen op die mij opvallen. De eerste voorwaarde is wel dat je openstaat voor je omgeving. Ik heb al geprobeerd om te ‘werken’: een laptop meenemen en proberen te schrijven, maar voor mij werkt dat niet. Uit muziek haal ik ook veel inspiratie. Ik vind dat het mooiste wat de mens kan maken.

 

R. Nasr: hoe dit slechts het begin van hun paringsdans was

Hoe is jouw ontwikkeling als schrijver gegaan?

Vranken Poëzie heeft er bij mij niet altijd ingezeten. Ik ben niet zoals Bart Moeyaert, die al op zevenjarige leeftijd verhaaltjes schreef en wist dat hij schrijver wil worden. Ik ben vroeger ook nooit zo’n lezer geweest. Nu verslind ik nog altijd geen boeken bij de vleet. Ik ben stilletjes aan begonnen met het bijhouden van kleine dingen in notitieboekjes. Toen ik een jaar of 24 was, schreef ik al gedichten. In een café op het Zuid heb ik dan samen met een vriend voor de eerste keer, na een paar whisky’s, een gedicht voorgedragen. Het was de eerste keer dat ik dat durfde. Zo ben ik steeds meer beginnen schrijven en optreden, omdat ik het leuk vond en voelde dat ik er beter in begon te worden. Een aantal jaar later heb ik Gedicht 2004 (performance poetrywedstrijd, nvdr.) gewonnen en meer naamsbekendheid en aanvragen voor optredens gekregen.

 

Mijn derde dichtbundel die gaat uitkomen, zal minder focussen op relaties dan de andere twee, maar zal afstandelijker zijn. Ik heb me daarin meer van de mens afgekeerd. Dat is een evolutie die ik heb gemaakt, het past meer bij mijn denkwijze van nu. Ik kan die evolutie ook niet zelf benoemen, het zijn andere mensen die dit opmerken.

 

T. Lanoye: zo keer ik dezer dagen ook rechtsom maar dan met blaren op mijn hart

Je stadsdichterschap is nog pril, maar rond jouw aanstelling was er heel wat commotie. Hoe voelt het om stadsdichter te zijn onder het huidige bewind?

Vranken Bart De Wever is de beste politicus van het land. Hij verstaat zijn vak zeer goed, maar dat wil niet zeggen dat ik het eens ben met de standpunten van hem en zijn partij. Naar mijn gevoel zijn hun ideeën te protectionistisch. Ze proberen te weinig om de dingen die mislopen te verbeteren, maar proberen ze net buiten te krijgen. Onder het vorige bewind paste het stadsdichterschap mooi in de lijn van het beleid, dat zeer cultuurminnend en sociaal georiënteerd was. Onder dit bestuur heb ik eerder het gevoel dat ik als stadsdichter ‘gedoogd’ word. Nu elk woord extra beladen is, heerst er meer spanning wat misschien wel nieuwe kansen geeft.

 

Ik ben geen politiek dichter, het hoort niet thuis in mijn poëzie. Al kan het zijn dat er onbewust toch een politieke boodschap insluipt. Dat hangt er ook vanaf wat er de komende twee jaar gaat gebeuren.

 

S. Vranken: "Ik ga landen in mijn stad"

Een aantal stadsgedichten krijgt een speciale plaats in de stad. Heb je een plaats in gedachten waar je graag een gedicht van jezelf zou willen zien?

Vranken We worden overspoeld door reclame, een medium waarbij taal op een heel andere manier gebruikt wordt. Misschien is het wel leuk om iets in neonletters te doen, als persiflage op de schreeuwerige reclameslogans. Ik zou als stadsdichter graag meer mensen willen bereiken dan de kleine groep poëzielezers. Ik ben ervan overtuigd dat veel mensen ervoor open staan om gedichten te lezen als ze op de juiste manier gebracht worden. Hopelijk raakt het de mensen die het lezen. Ik vind het leuk om mensen te beroeren met een paar woorden. Het is mooi wanneer kunst je blik op de wereld verandert.

 

Je toont je maatschappelijk engagement door mee te werken aan het project De Eenzame Uitvaart.

Vranken Een aantal dichters (waaronder Maarten Inghels, zie 'utopia in absentia' verderop in dwars, nvdr.) schrijft gedichten voor een overledene die volledig afgesloten leefde van de maatschappij, zonder enige familie of vrienden. De omstandigheden waarin die mensen leefden zijn vaak schrijnend. Sommigen worden enkele weken na hun overlijden in de zetel gevonden met de televisie nog aan, door niemand gemist. Op de uitvaart draag ik mijn gedicht voor, als een laatste ode, aan de kist en aan de begrafenisondernemers. Het is absoluut nutteloos dat ik het doe. Het is te laat. Die mensen zijn gestorven en hebben er helemaal niets meer aan. Ik wil graag iets doen wanneer het wel nog zin heeft. Eenzaam sterven is natuurlijk de extreemste vorm van de armoedeproblematiek. Ik wil mijn lezers graag een boodschap meegeven en tussen de mensen staan. Een stadsdichter is niet iemand die zich opsluit in zijn kamertje om een paar gedichten te maken. Al zeggen sommigen van mijn voorgangers dat het de eenzaamste twee jaren uit hun leven waren.

 

ik ken je stad, liefste, ik heb het zo vaak ten voeten uit veroverd.



21/02/2014
🖋: 

Door de stad heen flaneren is meer dan geschiedenis alleen. Onze redactie houdt een rondslenterende tête-à-tête met een individu dat zijn hart verloren heeft aan Antwerpen. Al veertig jaar lang wordt de voordeur van de legendarische broodjeszaak Jean-Pierre ingebeukt door hongerige en dorstige studenten. Als een ware stormram vallen ze hier binnen. Altijd worden ze verwelkomd door de eeuwig glimlachende uitbater, Jean-Pierre.

Jean-Pierre Het is hier nooit veranderd. De kans dat zoiets zal gebeuren is klein. Waarom zouden we grotere ketens moeten volgen om alles design en strak te maken? Dit is een ambachtelijke zaak. Gezelligheid troef hier.

 

Jean-Pierre is een icoon in Antwerpen. Waarom blijft iedereen komen?

Jean-Pierre Herkenbaarheid. Lekker eten. Lekker drinken. Wie zal het zeggen? Volgens mij wandelen mensen hier graag binnen omdat ze weten wat te verwachten. We zijn geen Panos. We slaan een babbeltje met de klanten. We proberen altijd vriendelijk te blijven. Altijd. Waarom iemands dag verbrodden door ze geïrriteerd te helpen? Daar schiet niemand mee op.

 

Veertig jaar cake. Veertig jaar worstenbroodjes. Veertig jaar broodjes met licht pikante saus. Is die routine niet vermoeiend?

Jean-Pierre Zelden. Er zijn altijd momenten dat ik liever even iets anders zou willen doen. Laten we zeggen dat ik hier 85 procent van de tijd met volle teugen geniet van mijn werk en de klanten. Die overige 15 procent zijn kleine dingen die mij een fractie van een seconde frustreren. Vier decennia lang dezelfde job uitvoeren is niet zo voor de hand liggend. Veel mensen zouden gek worden. Maar mijn passie ligt hier, binnen deze vier muren volgestouwd met drank en spijs.

 

Uw vader staat al zestig jaar in de zaak. Uzelf baat deze zaak al veertig jaar uit. Zijn studenten veranderd?

Jean-Pierre Veel studenten denken dat mijn vader en ik broers zijn. Vroeger vond ik dat vervelend, maar nu zie ik het als een compliment voor hem dat hij op zijn leeftijd nog de hele dag in de winkel meedraait. Absoluut. Wat ze ook zeggen in de kranten en op de televisie, de studenten zijn veel braver geworden. Ze kopen geen alcohol doorheen de dag. Ze zijn vriendelijk en hebben geduld. Dat maakt ons werk ook makkelijker. Vroeger stormde hier soms tien man binnen die een bak bier kochten. Twee uurtjes later stonden ze hier weer – ladderzat – en vroegen een tweede bak. We hebben veel minder last van zatte mensen die hier de flauwe plezante willen uithangen. We openen de zaak om acht uur ’s morgens en tegenwoordig hebben we geen last meer van beschonken studenten die een gat in de nacht hebben doorgefeest en op het trapje van de ingang zitten te wachten totdat we open gaan. Ik had toen soms schrik om open te doen.

 

Enkel lovende kritiek voor deze generatie studenten, dus?

Jean-Pierre Dat is mijn visie. Ik sta hier al zo lang in de zaak. Misschien zie ik het anders dan anderen. Vroeger kwamen hier ook veel meer inwoners binnenwandelen. Nu is het golf na golf van ijverige studenten die een plaatsje in de bibliotheek willen bemachtigen. Misschien ligt het ook aan een veranderende matschappij. Ik heb het gevoel dat de student nu veel meer werk moet verzetten dan de student vroeger. Een opdracht hier, een paper daar, een tussenexamen, groepswerkjes. Alles is zo strikt geworden. We moeten allemaal de regeltjes volgen.

 

Had u het nooit anders willen aanpakken?

Jean-Pierre Neen. Ik ben geboren in de winkel. Ik woon in deze winkel. Wie weet sterf ik ooit in deze winkel. Ik geef wel toe dat ik mensen benijd die doorheen hun leven verschillende jobs hebben gedaan. Die hebben zoveel ervaringen opgedaan. Maar dan kijk ik gewoon even rond en denk ik: “Neen, ik zit hier goed.” Ik doe mijn werk graag. Daarnaast kom ik zoveel mensen tegen. Professoren, studenten, dokwerkers, toeristen. Allemaal willen ze een stuk cake, een broodje of een worstenbroodje.

 

"Zoals het klokje bij Jean-Pierre tikt, voornamelijk voor de worstenbroodjes in de oven, tikt het nergens." U hebt ook vele fans, zowel op straat als op het net. Hebt u nu eindelijk een pc gekocht? U overwoog het enkele jaren terug.

Jean-Pierre Een wat?

 

Een computer

Jean-Pierre (lacht) Neen. Ik ben geen computerman. Ik zou niet weten hoe ermee om te gaan. Ik heb geen gsm. Ik heb geen auto. Waarom zou ik die dingen nodig hebben? Ik spendeer mijn tijd hier, tussen deze vier muren. Ik zen content meh wa da 'k eb. Stukje cake?



publicatiedruk blijft toenemen voor Vlaamse universiteiten
21/02/2014
🖋: 
Auteur

De afgelopen jaren is er heel wat kritiek gekomen op de manier waarop academisch onderzoek in Vlaanderen wordt gefinancierd en geëvalueerd. Veelgenoemde klachten zijn het gebruik van kwantitatieve in plaats van kwalitatieve evaluatiecriteria, een overdreven prestatiedruk die te zware eisen oplegt aan jonge onderzoekers en de creatie van een bureaucratisch klimaat. Tot nu toe heeft deze kritiek echter weinig gehoor gekregen op beleidsniveau. Is het waar dat de druk ervoor zorgt dat de kwaliteit van onderzoeken achteruitgaat en waar faalt het huidige financieringsbeleid dan? dwars verdiepte zich in de materie en ging te rade bij secretaris-generaal Elisabeth Monard van Fonds Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) en Anton Froeyman van Actiegroep Hoger Onderwijs (AHO).

Welke financieringsinstanties bestaan er voor wetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen?

Elisabeth Monard De financiering van het FWO wordt geregeld in het 'decreet betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid' (30 april 2009). We werken met fondsen die hoofdzakelijk beschikbaar worden gesteld door de Vlaamse overheid en ook een kleiner deel (20 procent) door de Federale overheid. Het FWO financiert onderzoeksmandaten en -projecten op basis van een interuniversitaire competitie.

Anton Froeyman De eerste geldstroom is de basisfinanciering van de universiteit, die geregeld wordt door het Financieringsdecreet Hoger Onderwijs. De tweede geldstroom zijn de fondsen, de competitieve geldstroom, waarvoor aanvragen en projecten moeten worden geschreven. De stelling van de AHO is dat de eerste geldstroom op dit moment aan belang heeft moeten inboeten in vergelijking met de tweede stroom.

 

Is de hoge werkdruk de grootste oorzaak van de klachten omtrent de publicatiedruk?

Monard Bij ons is evaluatie mensenwerk: expert-wetenschappers houden, vanuit hun terreinkennis, een grote variatie van kwalitatieve en kwantitatieve criteria van de aanvragers tegen het licht. Kwantificeerbare criteria zijn slechts een hulpmiddel, die bovendien met kennis van zaken worden aangewend door de deskundigen in het domein. Het potentieel en de excellentie van een FWO-aanvrager worden afgewogen door (inter)nationale experts die de voor- en nadelen van kwantificeerbare evaluatiemethodes maar al te goed kennen en deze zelf aan den lijve ondervonden hebben. Op deze manier wordt de druk minder negatief ervaren.

 

Froeyman Publicatiedruk is niet het gevolg van het gebruik van een of ander specifiek criterium, maar wel van twee structurele mistoestanden. De eerste is de concurrentiedruk onder jonge academici. Publicatiedruk is daarbij het gevolg van het feit dat er zoveel jonge academici zijn die elkaar beconcurreren voor de schaarse permanente academische posities (voor iedere vijftien gedoctoreerden is er ongeveer één vacature als ZAP). De tweede is de dalende basisfinanciering: universiteiten worden alsmaar meer gefinancierd op basis van projectfinanciering en op basis van de competitieve criteria in het financieringsdecreet. Daardoor is er nu een strijd om te overleven tussen universiteiten, tussen de faculteiten binnen dezelfde universiteit en tussen opleidingen. Dit is een slechte zaak: wanneer er concurrentie is om te excelleren, werkt dat kwaliteit in de hand. Concurrentie om te overleven zorgt er echter voor dat de kwaliteit daalt.

 

In andere landen werkt men niet overal met eenzelfde soort financieringsdecreet. Hoe komt het dat daar de concurrentie en publicatiedruk ook zo hoog is?

Froeyman Publicatiedruk is ook in het buitenland een probleem, maar deze ligt wel degelijk minder hoog dan hier. De eenzijdige focus op kwantiteit in Vlaanderen is een zeer idiosyncratisch gegeven. Het idee dat een academicus met 45 A1-publicaties een betere onderzoeker is dan een met 37 A1-publicaties is iets dat je enkel in Vlaanderen zal aantreffen. Ook het feit dat men van doctorandi verwacht dat ze al in de allereerste jaren van hun onderzoek internationaal beginnen publiceren, is uniek voor Vlaanderen. In Cambridge of Harvard zou men je voor gek verklaren als je al in de eerste jaren van je doctoraat internationale publicaties probeert te schrijven.

 

Wat zeggen onderzoeksresultaten over wat er met de kwaliteit van onderzoek is gebeurd?

Froeyman De bekendste is de recente enquête van EOS (wetenschappelijk magazine, nvdr.), waaruit bleek dat een op de twaalf medische wetenschappers af en toe zijn data een beetje 'masseert'. In België is er een recent rapport van Itinera (denktank dat onderzoekt en beleidsadvies geeft, nvdr.), waarbij 57 procent van de ondervraagden vindt dat de kwaliteit van het doctoraat achteruit aan het gaan is, terwijl 88 procent vindt dat de publicatiedruk te hoog is geworden. Er is ook een rapport van Eurodoc, een Europese vakvereniging van junior onderzoekers, waaruit blijkt dat in België de kwaliteit van de begeleiding van het doctoraat door de promotor een van de slechtste van Europa is. Natuurlijk is dat allemaal niet sluitend, dat is nu eenmaal ons punt ook: er bestaat niet zoiets als een magic number waarmee je ondubbelzinnig kwaliteit kan meten. Daarom kan je ook niet objectief aantonen dat kwaliteit gedaald is.

 

Vermoedt u dat er naast de verminderde kwaliteit en grote stressklachten ook meer sprake is van fraude dan nu wellicht wordt ingecalculeerd? Froeyman Ja en nee. Ik denk dat er wel meer sprake is van fraude, maar het blijft een marginaal probleem. Veel problematischer is de toenemende 'grijze zone': onderzoek dat niet echt frauduleus is, maar waar data 'gemasseerd' worden, waar resultaten verdoezeld worden en minder gecontroleerd worden. Op termijn is dit een veel groter gevaar voor de wetenschap dan fraude. Als er niets verandert, zitten we met een groot probleem. Ik heb recent een artikel gelezen waarin er sprake was, naar analogie van een financiële zeepbel, van een science bubble: er worden almaar meer zogezegd spectaculaire en revolutionaire inzichten geboekt en die staan op almaar lossere fundamenten. Het zou wel eens kunnen dat binnen een aantal jaar blijkt dat heel wat zogezegd gevestigde wetenschappelijke inzichten in feite gebaseerd zijn op los zand.

 

Onderzoeken lijkt belangrijker geworden dan onderwijzen, welke beleidsveranderingen zouden doorgevoerd moeten worden om kwaliteitsvolle onderzoeksresultaten te kunnen blijven afleveren?

Monard Het is belangrijk om als kenniseconomie te blijven investeren in het opleiden van jonge mensen. Een degelijke opleiding bestaat ontegensprekelijk uit twee belangrijke luiken. Dat is enerzijds kwaliteitsvol onderwijs, maar anderzijds ook kwaliteitsvol onderzoek. Het zijn immers de onderzoeksresultaten en de methodologie gebruikt om deze te bereiken, die de voedingsbodem vormen voor inhoudelijk sterk onderwijs. Sinds midden de jaren ‘90 is investeren in onderzoek en ontwikkeling een prioriteit in het Vlaamse beleid. Dit heeft er de laatste decennia voor gezorgd dat Vlaanderen heeft kunnen uitgroeien tot een topspeler in wetenschappelijk onderzoek op internationaal niveau. Het komt er nu op aan dit groot, nog steeds groeiend potentieel van excellente onderzoekers kansen te blijven geven om verder te groeien en op dit hoge niveau te kunnen blijven presteren. Er moet daarbij zeker over gewaakt worden dat het nodige evenwicht tussen een stevige voedingsbasis van fundamenteel onderzoek enerzijds en het meer strategisch en toegepast onderzoek anderzijds wordt ingebouwd. Bij evaluaties mag men niet vervallen in het wiskundig optellen van publicatiecijfers en citaties.

 

Is er een kans dat het financieringsdecreet gewijzigd gaat worden in de nabije toekomst? Welke veranderingen zouden moeten worden doorgevoerd?

Froeyman Die kans is er, maar alles hangt af van de bereidheid van de rectoren en de politici om fundamentele beleidskeuzes te maken. We merken dat er wel begrip is voor de situatie, maar dat de rectoren zelf ook wel gevangen zitten in de financiële situatie. Nu is het zo dat de universiteiten tegen elkaar concurreren om een zo groot mogelijk stuk van de financiële taart te ontvangen en iedere rector is er als de dood voor dat een verandering van het financieringssysteem ertoe zou kunnen leiden dat zijn of haar universiteit in de toekomst minder geld krijgt. Of de situatie zal wijzigen, zal in grote mate afhangen van de bereidheid van de rectoren om voorbij het particuliere financiële belang van hun eigen universiteit te kijken en te zoeken naar een manier om het Vlaamse wetenschappelijk onderzoek en hoger onderwijs in het algemeen terug op het goede spoor te krijgen. Er moeten ook gewoon meer permanente posities bijkomen. Die zijn nodig om de kwaliteit van ons onderwijs en onderzoek op peil te kunnen houden. Er is natuurlijk ook altijd ruimte voor verbetering van de criteria. De evaluatiecriteria die nu gebruikt worden voor de verdeling van financiën zijn zeer rudimentair en niet echt gebaseerd op degelijk wetenschappelijk onderzoek.

 

Voorlopig is het in de universiteitsfabriek wachten op de verkiezingen om te zien wie de nieuwe Minister van Onderwijs wordt en op de evaluatie van het financieringsdecreet door de overheid. Vanaf dan kunnen politici en academische bestuurders concreet en dringend aangesproken worden om het beleid te herzien.



de Antwerpse haven
17/02/2014
🖋: 

Antwerpen, stad aan de stroom. Stad met een wereldhaven. Een haven waar Sinterklaas jaarlijks aanmeert en kleintjes gretig mariakes en ander snoepgoed vangen. De haven waar jongeren aan de kaai in nerveuze groepjes hun eerste sigaret uitwisselen. De haven die bij zonsondergang getuige is van wanhoop, eenzaamheid, liefde en vluchtige kussen. De haven waar joggers, zowel snobberige als bobbelige, passeren. Het enige waar nauwelijks iemand een beeld van heeft is die haven waar dokwerkers, dekmannen, kuipers en ander vlijtig werkvolk de kost verdienen en dagelijks schepen laden en lossen. Tijd om daar verandering in te brengen.

Enerzijds gingen we zelf op zoek naar dat clichébeeld van de haven: dé typische havenarbeider. dwars sprak met Johan en Walter, twee havenarbeiders met handen als kolenschoppen en spieren als kabels maar met een hart van peperkoek.

 

Anderzijds sprak dwars met Jonge Haven, een initiatief van provincie Antwerpen. Zij probeert via verschillende projecten de jongeren warm te maken voor een carrière in de haven. Jonge Haven wil het clichébeeld dat er enkel havenarbeiders in de haven werken, uit de wereld helpen.

 

de havenarbeider: een uitstervend ras?

De kranten berichtten al jubelend dat de haven in 2013 groei kon neertekenen. Die groei was vooral te danken aan de vloeibare bulk. Om deze vloeibare bulk, doorgaans olie en varianten, op te kunnen slaan, schieten overal in de haven enorme opslagtanks als paddenstoelen uit de grond. Maar hoe zit het met de werkgelegenheid en het voortbestaan van de havenarbeiders? Raken zij nog aan de slag?

 

Als je in de haven aan de slag wil, moet je altijd eerst naar de vakbond gaan. Welke vakbond men kiest, maakt niet uit. Een keuze maken is vanzelfsprekend, anders is werk een vervlogen droom. Vervolgens beland je op een lijst en wanneer er havenarbeiders nodig zijn, werven ze aan. Tegenwoordig kan dit zeer snel gaan en zijn er vaak maandelijks aanwervingen. Dat was vroeger anders: het contingent kon soms zelfs voor tien jaar gesloten zijn. Wie bovenaan de lijst staat, gaat voor drie weken naar de OCHA, het opleidingscentrum voor havenarbeiders. Daarna volgt er een verplichte stage en ontvangt men het "blauwe boek". Havenarbeiders noemen dit zo, omdat het een interimair boek is, waarbij je je dient te bewijzen. Wanneer er voldoende gewerkt is en kennis en kunde bewezen zijn, krijgt men het "witte boek" en behoort men officieel tot de dokwerkers of havenarbeiders. Het witte boek is het kostbaarste bezit en biedt werkzekerheid. Voor de bazen is het een teken dat ze met een opgeleide havenarbeider te maken hebben.

 

Iedere havenarbeider moet elke dag naar het kot komen om te zien of er werk is. Er zijn vier diensten per dag en elke havenarbeider heeft zijn vaste shift. Wanneer de havenarbeider "het kot" binnenkomt, wordt de badge gescand en is het wachten geblazen tot de bel voor de eerste keer gaat. Dan kom je te weten hoeveel havenarbeiders er voor de volgende dag nodig zijn. Op de brug staan de bazen. Zij wijzen de dokwerkers aan die mogen werken. Er wordt steeds gewerkt met dagcontracten. Daarom is het altijd handig als je hier iemand kent of familie hebt. De oude rotten mogen sneller mee dan de jonge knapen, omdat de bazen vaak weten wie er ervaren is of goed werkt en wie niet. Je moet het eigenlijk gewoon zien als een soort interimkantoor waar arbeid geveild wordt. Als de bel een tweede keer rinkelt, betekent het dat alle plaatsen ingevuld zijn. De andere havenarbeiders mogen dan aanschuiven voor de vrijen dop. Men is al jaren aan het lobbyen om dat systeem te digitaliseren. Handig omdat je dan niet elke dag naar het kot hoeft te komen. Onhandig omdat je niet meer kan kiezen of je stukwerk wilt doen of containers wilt laden en lossen. Bovendien zien de bazen zo niet meer wat voor vlees ze in de kuip hebben. Maar de grond hier (waar het kot ligt, ndvr.) is goud waard, dus we zullen wel zien wat de toekomst geeft.

 

In de haven kan je worden wat je wilt. Er zijn beslist doorgroeimogelijkheden. Als je het beu bent om havenarbeider te zijn, kan je na een bijscholing bijvoorbeeld kuiper worden. Dan zet je alles vast op schepen. Een markeur is dan weer iemand die de hele lading telt en digitaal ingeeft. Elk schip heeft bovendien een dekman, deze seint de dokwerkers en de kraanman waar ze exact naartoe moeten, zodat er geen ongelukken gebeuren. De voormannen en de ceelbazen hebben het voor het zeggen. Zij communiceren met de kravatten op het bureau en coördineren het werk op de kaaien. Wij hebben al van alles gedaan, maar we keren toch steeds terug naar de positie van havenarbeider. Dat zit gewoon in ons bloed.

 

Spinnen, slangen en andere exotische dieren zien we hier niet vaak meer. Dat komt voornamelijk omdat het fruit niet meer los vervoerd wordt. Ook verstekelingen zijn zeldzaam geworden. Soms proberen ze wel eens in containers te geraken om vanuit België naar Engeland te reizen. Drugs, ja dat gebeurt wel, maar zelf houden we ons daar niet mee bezig. Het is verleidelijk hè, ineens een grote som geld verdienen. Maar die dokwerkers kunnen niet met dat geld om, gaan dat etaleren en voorts de grote Jan uithangen. Wij kennen er allemaal wel die daardoor in de gevangenis beland zijn. Hun witte boek wordt hen afgepakt. Voor altijd. Wie aan diefstal of drugs doet, mag nooit meer terugkomen.

 

Johan en ik, wij zijn twee dinosauriërs. De havenarbeider, dat is een uitstervend ras. Wij zijn allebei sinds ons veertiende levensjaar aan het werk en hebben de haven sindsdien enorm zien veranderen. Het echte zware werk, bestaat niet meer. Daar hebben ze nu kranen en machines voor. Vroeger deden wij voornamelijk in zakgoed, waarbij zaken van 50 à 80 kilo moesten worden geladen en gelost, allemaal met de hand. Daar kreeg je pas spieren van! Het postuur van havenarbeider moet je niet meer hebben. Iedereen kan nu aan de haven beginnen, zelfs vrouwen wagen tegenwoordig hun kans. Dus als je ’t studeren beu bent, kom hier dan nog maar eens langs.

 

Jonge Haven: We want you for the Antwerp docks

Jonge Haven is volledig andere koek en staat los van de wereld der havenarbeiders. Zij ontkrachten de geijkte uitdrukking dat er enkel havenarbeiders in de haven werken en willen de jongeren er attent op maken dat er heel wat meer soorten werk in de haven is: van ingenieur tot boekhouder, het kan allemaal.

 

De Jonge Haven is ontstaan vanuit een samenwerking tussen het Provinciaal Havencentrum en scholengroep Noord. De stad vond dit zeer interessant en besloot het project naar alle scholen op zijn grondgebied uit te breiden. Momenteel is het een samenwerking tussen het Havencentrum, Talentenstroom en Talentenfabriek en richt het zich op alle studenten uit het grondgebied Antwerpen. De bestaansreden van dit project is niet ver te zoeken. De 180.000 mensen die in en voor de haven werken moeten op termijn allemaal vervangen worden. Aangezien de expertise van de verschillende bedrijven steeds blijft stijgen, is men ook steeds meer op zoek naar specifiek opgeleide werkkrachten. Om onze toekomstige arbeidsmarkt voldoende te voorzien, wordt er nu al geïnvesteerd in de promotie van de havensectoren bij de schoolgaande jeugd.

 

We want you for the Antwerp Docks (© Basia Dajnowicz | dwars)

Wij richten ons specifiek op de eerste en derde graad secundair onderwijs. Leerlingen uit de eerste graad moeten weldra een studierichting kiezen. Deze doelgroep maken wij alvast enthousiast over haven en techniek met een interactieve excursie. Leerlingen uit de derde graad kunnen we onderverdelen in twee groepen: zij die gaan verder studeren (ASO/TSO) en zij die gaan werken (TSO/BSO). Voor beide groepen worden telkens individuele excursies opgesteld met bedrijfsbezoeken die specifiek interessant zijn voor het profiel van de leerlingen. Daarnaast spreken wij ook de ouders van deze leerlingen aan velen van hen zitten toch nog met een aantal vooroordelen die dateren uit lang vervlogen tijden. Om ervoor te zorgen dat de scholen tot bij ons komen, zijn onze programma’s ook specifiek interessant voor de leerkrachten. Ze voldoen aan de eindtermen.

 

Uit uitgebreide evaluaties blijkt dat het imago van de haven bij alle leerlingen is verbeterd na de uitstap. Een aantal daarvan inspireren we om ook daadwerkelijk een opleiding richting de haven te volgen. Er zijn ook leerlingen die al andere plannen hebben en door de uitstap ontdekken dat deze ook in de haven kunnen gerealiseerd worden.

 

De haven heeft echt geen negatieve connotatie. Ze kampt eerder met de uitdaging ‘onbekend is onbemind’. Nochtans wonen heel wat mensen zeer dicht bij onze haven en halen ze er – zonder het te beseffen – heel wat voordelen uit. Zo blijft de haven voor veel mensen onbekend terrein. Het kleine beetje kennis dat men wel heeft, is doorgaans afkomstig van straffe verhalen of films. Mensen realiseren zich te weinig hoe de industrie van vandaag de duurzame wereld van morgen in de praktijk brengt. Dat ontdekken bezoekers dankzij Jonge Haven en het Havencentrum.



cultuursubsidies onder druk
16/02/2014
🖋: 

In het najaar van 2012 maakte Joke Schauvliege, Vlaams minister van Cultuur, de subsidieadviezen openbaar. Een aantal maanden later maakte ook de stad Antwerpen bekend dat zij in haar besparingsoefening in de cultuursubsidies zou gaan snijden. Dit veroorzaakte grote commotie in de cultuursector. Kunstinstellingen kregen zonder meer allemaal tegelijk te horen dat hun subsidies geschrapt zouden worden. Een golf van paniek in het cultuurlandschap volgde. We zijn ondertussen een jaar verder en de storm lijkt te zijn gaan liggen. Wat is de stand van zaken omtrent de subsidiëring, wie krijgt hoeveel en hoe tevreden is de cultuursector met de huidige situatie? dwars ging op onderzoek uit.

de puntjes op de i zetten

De subsidiëring van kunstinstellingen in Vlaanderen ligt niet voor de hand. Zo halen ze uit verschillende bronnen hun geld, waarvan de grootste de Vlaamse gemeenschap is. Ook de stad Antwerpen heeft haar eigen middelen en cultuurbeleid. Sommige instellingen krijgen een vaste toelage van de stad, de zogenaamde structurele subsidies, anderen krijgen projectsubsidies voor individuele projecten. Het kan dus goed zijn dat sommige instellingen zowel van Vlaanderen als van de stad Antwerpen subsidies krijgen.

 

het kaf van het koren scheiden?

Door een gebrek aan transparantie bij de preadviezen van de Vlaamse overheid werd onrust gezaaid bij onder andere Zuiderpershuis, Musical van Vlaanderen en Internationaal Filmfestival Gent, toen zij te horen kregen dat in hun subsidie gesnoeid zou worden. De communicatie verliep onduidelijk: preadviezen werden geïnterpreteerd als definitieve besluiten, terwijl het om een voorlopige stand van zaken ging. Ook rond de uitkering van de stedelijke middelen was er heel wat verwarring. De stad kondigde aan dat een aantal cultuurhuizen hun subsidies gingen kwijtspelen en waarschuwde de sector voor forse besparingen. Er zou door de stad Antwerpen uiteindelijk 15 procent bespaard worden op uitgaven in de cultuursector. Er werd druk gespeculeerd dat dat een tastbaar gevolg zou zijn van de heersende crisis. Is het besparen op cultuur immers niet de logische eerste stap ten tijde van economische problemen?

 

het reilen en zeilen van de cultuursector

De opluchting was echter groot toen veel instanties te horen kregen dat ze alsnog hun subsidies zouden ontvangen en dat sommige Antwerpse instellingen zelfs wat meer Vlaamse middelen zouden krijgen. Ook instellingen die afhankelijk waren van stedelijke middelen kregen uiteindelijk toch wat steun.

Toch blijven de cultuursubsidies een heikele kwestie. Zijn de Antwerpse cultuurinstellingen tevreden met wat ze (niet) krijgen? We spraken enkele Antwerpse cultuurhuizen. Filmhuis Klappei laat ons weten dat de commotie rond de subsidieadviezen best spannend was, maar dat de situatie voor hen voorlopig onveranderd is gebleven. Zij krijgen een erg klein bedrag van zowel de stad Antwerpen, het district alsook de provincie, maar de uitdaging om rond te komen blijft en over elke euro moet goed nagedacht worden.

 

Ook het koor De Chorale heeft tot nog toe geen nadelen ondervonden van de besparingen in de cultuursector, maar ze trachten dan ook een gedeelte van hun projecten te financieren via privé sponsoring. Ze zijn er zich ook van bewust dat (semi-)professionelen meer in aanmerking komen voor steun en daar hebben ze als amateurvereniging alle begrip voor.

Zomer van Antwerpen wordt door Stad Antwerpen beschouwd als een van de culturele basisinfrastructuren. Dat wil zeggen dat ze daardoor minder geraakt zijn door de besparingen dan andere kunstinstellingen en dat ze netto ongeveer hetzelfde behouden als vorige jaren. Daarnaast is het voor Zomer van Antwerpen belangrijk om structureel te kunnen werken met een vaste meerjarenbegroting; die zekerheid rond meerjarensubsidiëring is dan ook cruciaal. Ook voor muziekcentrum AMUZ ziet de situatie er ongeveer hetzelfde uit als voorgaande jaren.

Het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA) vindt het deugdelijk dat de stad een echt cultuurbeleid wil ontwikkelen. Zij ijveren ook voor een intens en actief samenwerken met de stad waarbij beide partijen zich voor concrete projecten engageren. Dat zou voor hen het ideale kader zijn. Verder willen zij als instelling van de Vlaamse gemeenschap en omwille van hun nauwe financiële steun, hun tevredenheid uiten over het behoud van hun – weliswaar beperkte – structurele steun.

Echt Antwaarps Teater weet hun waardering voor het beleid en de subsidies te tonen. Ze hebben lang niets gekregen en ook nooit iets gevraagd, maar krijgen sinds het beleid van Patrick Heylen, schepen van cultuur van de stad Antwerpen, wel waardering. De kleine steun die ze nu krijgen, is voor een aantal jaar bestendigd. Dat ervaren zij als een erkenning van hun verdiensten voor de stad omdat ze ook toeschouwers van buiten Antwerpen halen die hun bezoek aan Echt Antwaarps Teater combineren met een stadsbezoek.

't Vlaams Stripcentrum is opgelucht dat ze de jaarlijkse toelage, die 100 euro meer telt, voor nog eens 4 jaar mogen ontvangen en daarmee ook hun activiteiten na 34 jaar niet noodgedwongen moeten opgeven. Maar wat is 100 euro op jaarbasis?

 

de keerzijde van de medaille

Tutti Fratelli, een sociaal-artistieke werkplaats in Antwerpen, gaf aan dat de panieksfeer die door de onduidelijke start is ontstaan nog altijd heerst. “Er is onrust gezaaid en dat voel je. De sfeer is minder hartelijk. Het leek bij de bekendmaking van de cultuursubsidies alsof er zeer veel organisaties zouden sneuvelen en men er met de botte bijl door zou gaan. Uiteindelijk bleek dat nog mee te vallen, maar het blijft natuurlijk heel moeilijk voor organisaties die minder krijgen.” Zelf zijn ze bij de winnaars: aanvankelijk kreeg Tutti Fratelli 7.000 euro structurele subsidie van het Departement Cultuur en 12.000 euro van Samenleven. Momenteel is dat veranderd naar 20.000 euro structurele subsidie van Cultuur en 6.000 euro van Samenleven. Dit komt neer op een stijging van 5.000 euro. Daarnaast hebben ze het afgelopen jaar nog een eenmalige investeringssubsidie mogen ontvangen. “Wij hebben het geluk dat wij de afgelopen jaren in een groeifase zaten. We konden het perfect verantwoorden om meer subsidies te vragen en werden daarop ook gedeeltelijk gehonoreerd. We kregen al weinig, we vroegen met reden meer, heel veel inleveren was dus niet mogelijk.”

De steun van Provincie Antwerpen echter werd sinds 2013 meer dan gehalveerd en vanaf 2014 krijgen ze mogelijk niets meer. De verhoging van de stad verzacht die pijn, maar globaal genomen, moeten ze het met minder stellen. Sinds 2013 zijn ze gestart met een zoektocht naar eigen middelen: een systeem van weldoeners. Dat is niet makkelijk en vraagt veel tijd; tijd die ze liever zouden steken in het maken van producties en het begeleiden van hun mensen.

 

Tutti Fratelli is niet alleen in hun zoektocht naar sponsoring. Het Zuiderpershuis is ter beschikking gesteld voor diverse doeleinden waaronder Café Corsari. Hun kantoren worden benut door veel (socio-)culturele organisaties en de zaal wordt privaat en particulier verhuurd. Sinds 2012 krijgen ze geen Vlaamse subsidies meer, waardoor de culturele invulling van het Wereldculturencentrum is stopgezet. Nu moeten ze vooral receptief te werk gaan. Toch blijven zij hopen op financiële ondersteuning waarvoor zij nu volop een dossier aan het voorbereiden zijn. In het verleden heeft echter noch Zuiderpershuis, noch Wereldculturencentrum cultuursubsidies aangevraagd bij de Stad Antwerpen.

 

Ook Monty Kultuurfaktorij moet het momenteel zonder structurele subsidies stellen. Wel kunnen ze nog projectsubsidies aanvragen, wat ze dan ook gedaan hebben. 100 procent van de aanvraag, maar dat dekt weliswaar alleen 70 procent van de kosten. Dit zorgt voor een nieuwe situatie: “Zowel wij als de administratie moeten de kans krijgen om de reglementering te laten ‘leven’.” De besparing wordt grotendeels gecompenseerd door strengere prijsafspraken en het creatief omspringen met promotie; een tandje bijsteken dus.

 

Fameus, de broedplaats voor amateurskunsten, wist ons te vertellen dat het er vorig jaar heftig aan toe ging vanwege emotionele discussies waarbij men vergat rationeel naar de feiten te kijken. Dit had volgens hen ook te maken met de rol die de pers en de media toen speelden. Vandaag lijkt de rust in ieder geval wat teruggekeerd. Ook bij Fameus zelf lijkt de storm te zijn gaan liggen, ondanks hun verlies van 10.000 euro aan subsidies. “Dat zijn geen onoverkomelijkheden en kunnen we opvangen in onze begroting en werking.” Door creatiever en bewuster om te springen met het budget trachten zij die besparing op een andere manier terug te verdienen: door extra projectmiddelen, sponsoring en eigen inkomsten via zaalverhuur en tickets. Het blijft echter een bittere pil om te slikken. “Ik vind het ook wel jammer dat een meer rechts bestuur, zoals nu in Antwerpen, volgens mij te snel besparingen doorvoert in de socioculturele sector. Er heerst te veel de indruk dat onze sector de subsidies voor eigen organisatie of voor eigen welzijn gebruikt. Die subsidies zorgen niet alleen voor tewerkstelling, maar ook voor boeiende, schone en ontroerende producten die mensen samenbrengen en emotioneel raken.” Anderzijds begrijpt Fameus ook dat elke stad, gemeente en overheid gedwongen is om besparingen door te voeren in tijden van crisis. Dit dwingt de sector om na te denken over de inzet van middelen en de subsidies niet als een zekerheid te beschouwen, alsook tot het nadenken over de rol van kunstinstellingen in de samenleving, namelijk mooie cultuurproducten maken die die samenleving beter maken.

 

nadat de storm gaan liggen is

Men kan dus zeggen dat het grootste probleem voor de kunstinstellingen de onduidelijkheid was waarmee de verdeling van de cultuursubsidies van start is gegaan. De cultuursector meent voor een groot deel dat men een gegeven paard niet in de mond mag kijken en dat er dus bijgevolg geroeid moet worden met de riemen die men ter beschikking heeft of die men ergens anders gaat zoeken. De grootste paniek lijkt dus te zijn gaan liggen, toch heerst er een algemeen sfeertje dat zegt: “meer mag!”

 

 

Wens je meer te lezen over het bewogen jaar van de cultuursector, dan verwijzen we je graag door naar de dwars-pagina, waar we twee prominente figuren uit het landschap hebben geïnterviewd: mr. Luk Van den Bosch, directeur van het Toneelhuis en mevr. Barbara Wyckmans, directrice van HET PALEIS.

 

Lees verder: het cultuurlandschap volgens het Toneelhuis en HET PALEIS



Antwerpen Centraal
16/02/2014
🖋: 

Redactielid Maurits Chabot neemt de lezers mee op zijn stedelijke speurtocht door Antwerpen. Op een persoonlijke manier brengt hij bijzondere plekken die normaal aan de aandacht ontsnappen in kaart.

Schoonselhof is een parkbegraafplaats in Wilrijk die sinds 2007 een beschermd monument is. Op de bijna 90 hectare liggen ruim 5000 graven, waaronder de rustplekken van schrijvers Willem Elsschot, Hendrik Conscience en zangeres La Esterella. Ook stadsiconen als Leopold de Wael liggen hier onder de zoden.

 

Schoonselhof ontleent zijn naam aan Jan van Wilrike, een veertiende-eeuws ambt van ‘Sconcele’. Van origine was het Kasteel Schoonselhof een 'huis van plaisantie', een buitenverblijf van rijke kooplieden in de zestiende eeuw. In 1911 kocht de stad Antwerpen het domein op om het als parkbegraafplaats te besteden en in 1914 werd op Schoonselhof voor het eerst iemand ter aarde besteld: een Duitse soldaat. Inmiddels is ook het kerkhof van Kiel (1936) bijgevoegd, evenals graven van Groenkerkhof, de tegenwoordige Groenplaats: waar vroeger overledenen rustten, parkeert men nu auto’s in de ondergrondse garage.

 

Een kerkhof is dé plek voor ‘Halloweenfantasy’. Wie het internet raadpleegt, leest op theghosthunter.nl dat de bovenste verdieping van Kasteel Schoonselhof bezeten wordt door negatieve energieën en kindergeesten. Een wél serieus te nemen publicatie van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen in 2004 meldt onder het kopje ‘Spoken op het kerkhof’ dat het grafmonument van Remy Cornelissen (een groot beeld van evangelist Johannes Patmos) op een nacht in 1993 verdween. Ook het gedenkteken voor kunstenaar Alfred Szukalski is ontvreemd, nog voor het geplaatst kon worden.

 

Op een dinsdagochtend stap ik voor ‘het Kasteel’ van mijn fiets. Luiken hangen uit de hengsels en de verf van de buitenmuren bladdert af, het gebouw vertoont zweetplekken. Bij de ontvangstbalie hangt een poster ‘Ziek! Wat nu?’ met daaronder het nummer van de Politie Wilrijk en achter me hangt een affiche met opdruk ‘Alarm, bel de blauwe lijn!’. Dat geeft moed. Op de balie liggen pepermuntjes van Stad Antwerpen; zij die langs graven gaan, hebben een frisse adem. Ik neem de trap om de bovenste verdieping te checken, de Edgar Allan Poe in mij doet van zich spreken. Vanaf de tweede etage wordt de trap gebarricadeerd door een hek en rood-witte linten. Er is nog net zicht op een hoge, holle hal daarachter. Een The Shining-achtige verschijning blijft echter uit.

 

Op Schoonselhof hangt dikke mist, de graven gaan gesluierd vandaag. Er zijn diverse wandelroutes: één voert langs beroemdheden, één langs overgeplaatste graven van Kiel en Stuivenberg, de derde doet de militaire begraafplaats aan en de laatste bezoekt de ereperken en de Joodse begraafplaats. Ieder is netjes gesorteerd, zelfs in de dood zijn we in rangen en standen verdeeld – kistje bij kistje, blokken bouwen voor gevorderden. Opvallend: de parkbegraafplaats is in feite in zichzelf gekeerd. Het kasteel en de ontvangstbalie liggen middenin het park en de graven worden omsloten door bosschages; pas wanneer je de perken betreedt, worden zerken zichtbaar.

 

Schoonselhof is niet alleen een bezoek waard vanwege de granuleuze grafmonumenten, ook de ecologische diversiteit is bloeiend en boeiend. Doordat er nooit kunstmest is gebruikt, tref je op de parkbegraafplaats een breed scala aan planten met tot de verbeelding sprekende namen als 'Bleek cypergras', 'Liggend hertshooi' en 'Rode schijnspurrie'. Liggend hertshooi? Een plantje van 0,5 tot 20 cm hoog met een dunne, licht opstijgende draadvormige stengel en lancetvormige bladen. Het bloeit op matig voedselrijke leem- en zandgronden, in greppels, afgravingen en kapvlakten en valt onder het dwergbiezenverbond. Ziezo, botanicus in spe.

 

Schoonselhof is tevens het domein van konijnen en mollen. Vele molshopen verrijzen tussen perken en zerken – niet alles op de begraafplaats blijft ondergronds. Tijdens mijn bezoek tel ik zo’n vijf konijnen die tussen graven wegschieten zodra ik in de buurt kom. Schoonselhof kampt zowaar met een konijnenoverschot: 3.000 van de 5.000 graven zijn ondergraven. Er is een team van valkeniers ingezet dat met Harris Hawks, Amerikaanse woestijnbuizerds, op de konijnen jaagt. De tactiek: wanneer de valkeniers op een ‘konijnengraf’ stuiten, sturen ze fretten de tunnels in terwijl uitgangen worden afgezet met frettennetten. Een enkele keer worden ook herdershonden ingezet. Door de angst weet een konijn soms toch door de netten te breken en dan komen de valken in actie. Dat is echter geen risicoloze exercitie stelt de valkenier: de valk kan zich in de duikvlucht kwetsen aan een grafsteen.

 

Er zijn meer wonderlijke werelden op Schoonselhof, zaken waarvan je het bestaan niet zou vermoeden. In het rek met brochures in het rouwcentrum valt mijn oog op het boek Ruimte tussen dood en uitvaart, over sneeuwballen gooien en ander doodgeboortes. Een boek dat als ‘een reisgids’ gebruikt moet worden om het rouwproces te vergemakkelijken. "Dit doe-boek doet iets met je," luidt de aanbeveling. Het kan nog gekker. Er ligt ook een groenbruine affiche van een man in zwart kostuum met een koddig hoedje en een fopneus op. ‘Rouwclown,’ meldt de flyer, in te huren voor rouwdiensten. Hij is "een belichaming van droefheid en medeleven, een tastbare aanwezigheid die helend werkt," "bedeesd en zeker niet uitdagend." "Zwijgzaam kijkt hij nabestaanden respectvol aan en geeft hij kleine signalen van begrip." Hij "maakt geen grappen", maar "door zijn spontane en onbevangen houding gaan mensen minder verkrampen." Tip van de flyer: "huilen kan, lachen mag en applaudisseren lucht ook op." Goed.

 

Het wordt avond als ik het gebouw verlaat, schaduwen betreden het park. Mijn blik glijdt voorbij het blauwe beeld van Hendrik Conscience. Aan de horizon doemen bossen op, Antwerpen is buiten zicht. Takken wiegen in de wind, de dood vraagt ze ten dans. Regenwolken hangen als nat wasgoed boven de bomen, het is tijd om Antwerpen in te gaan.



microscoop op wetenschap
16/02/2014
🖋: 

De wereldbevolking groeit, de vraag naar energie blijft stijgen en de fossiele brandstoffen raken op. Daarbij zorgt de toenemende uitstoot van CO2 voor vreemde weersomstandigheden die we steeds minder vreemd beginnen te vinden. Het schijnt niet overal door te dringen hoe acuut dit probleem is, maar gelukkig kunnen we bouwen op de wetenschap.

IJverige wetenschappers wereldwijd zoeken naar hernieuwbare en liefst CO2-neutrale energiebronnen die een alternatief kunnen bieden. De bekendste zijn zon, wind en water. De Onderzoeksgroep Planten- en Vegetatie-ecologie van Universiteit Antwerpen onderzoekt met het Europese POPFULL-onderzoeksproject de potentie van hernieuwbare energie uit snelgroeiende bomen. Bioloog Laura Broeckx en landbouwingenieur Melanie Verlinden doctoreren op dit onderzoek en kwamen recentelijk met interessante bevindingen.

“De energieopwekking op basis van geteelde biomassa wordt als CO2-neutraal gezien, omdat de CO2 die vrijkomt wordt opgenomen tijdens de groei van de plant. Bij de productie van bio-energie wordt energie uit de verbranding van fossiele brandstoffen vervangen. Dit kan CO2-uitstoot vermijden en de daarmee gepaarde klimaatopwarming afremmen,” aldus Broeckx.

 

Sinds april 2010 groeit in het Oost-Vlaamse Lochristi de grootste bio-energieplantage van de Benelux. Deze plantage van 120.000 snelgroeiende populieren en wilgen produceert (na oogst) houtsnippers die in kleinschalige verbrandingsovens worden omgezet tot warmte of via vergassing of verbranding groene stroom produceren.

 

De potentie van deze energiebron in Vlaanderen

Het Zweedse stadje Enkölping wordt voor 90 procent van elektriciteit en warmte voorzien door een wilgenplantage. In Vlaanderen zijn er enkele hindernissen voor plantages op grote schaal zoals gebrek aan ruimte, vertrouwen en financiële duidelijkheid.
Op kleine schaal mogen we de onderzoekers feliciteren. Het POPFULL-project is het eerste in de wereld dat de volledige balans heeft opgemaakt, door continu de koolstofopname en -uitstoot te meten. “We becijferden dat deze bio-energieplantage energetisch zeer rendabel is (zesmaal meer energieoutput dan -input) en dat ze een gunstige balans van broeikasgassen voorlegt,” verklaart onderzoeksleider professor Reinhart Ceulemans. De plantage bleek meer CO2 op te nemen dan uit te stoten. Vlak voor het verschijnen van deze dwars wordt in Lochristi geoogst, een bijzondere aangelegenheid. Toekomstig onderzoek zal uitwijzen of er meer felicitaties volgen.

 

Meer weten over POPFULL? Bekijk dan de National Geographic documentaire Behind the Science: Renewable Energy.

 

 



15/02/2014
🖋: 

Did you know there is no such thing as a free market? That good economic policy does not require good economists? dwars did not, but we were lucky enough to meet the author of the myth-busting book 23 Things They Don’t Tell You About Capitalism over fish and chicory, during his visit to the University of Antwerp for a UCSIA-teaching chair in December. The South-Korean Cambridge professor Ha-Joon Chang is going out of his way to challenge economic passiveness and to, you know, change the world, he is one of the most successful and critical economists at that. He was in Antwerp for a masterclass and a public lecture and before he took the train to Brussels, he was able to delight us with some food for thought.

economics

You have been called ‘the funniest economist’, in response to which you said that it is not hard to be the funniest, if no one else is competing. How important is it to be accessible or even funny in economics?

Ha-Joon Chang Our lives are fundamentally shaped by what happens in the economy, it is strange that people tend not to be interested that much. People have strong opinions on all sorts of things, but when it comes to economics, people seem to say: “well, I don’t know, it’s too difficult”. This should change. It is vital for a well-functioning democracy that people know economics, because a lot of policies are either straight-forward economic policies or have very strong economic implications. If our political leaders and finance ministry officials can just tell us what to do, then what is the point of having democracy? In that sense I try to communicate what economics is about, I use all kinds of tricks in my writing. There are probably less than ten authors in the English speaking world who write about economics accessibly, I would like more competition.

 

How can the economic sciences be made more in touch with the real world?

Chang That is not easy, because in the last few decades, economics has tried very hard to become a science. Economists have developed this attitude, that by doing some abstract modelling somehow we are cleverer than a guy who is going around factories doing surveys. That has to change, we have to accept that economic reality is very complex and therefore we need to tackle it at many different levels. Yes, we need people doing abstract mathematical models, but we also need people who look at history, who look at the daily kind of compromises made by politicians to design economic policy, we need people that go around factories doing detailed surveys. Secondly, they need to train economists more in knowledge about the real world. It is very common that someone graduates with a degree in economics without having any idea what the GDP of their own country is, because you are not taught those things. And we keep hearing about how important China has become in the World Economy, but very few economists have a concrete picture of how important China is today. Of course you don’t need to remember these things, but you need to know what to look up.

 

the non-economists

One of the Things we don’t know about capitalism is that “Good economic policy does not require good economists”. Throughout his book, Chang builds up the argument that non-economists should also make an effort to become “active economic citizens” and that they should not leave it all to economists and so-called experts.

What do you mean by “active economic citizenship” and where do we begin?

Chang Being a citizen in a democratic country carries duties as well as rights. You cannot be informed in detail on everything, but you have to be informed on the main issues and voice your concerns. Of course it is not easy, because we struggle with our daily jobs and personal concerns, but my view is that if you start practising this it becomes easier. People need to learn some basic things about the economy. This book (23 Things) is one attempt at that. I am getting another book out in 2014, which is called Economics: The User’s Guide. Whereas this book is by topic, in the new book I try to give the whole picture.

 

At the end of 23 Things, about what needs to be done to drastically change our financial system, you conclude that “it is time to get uncomfortable”. Isn’t that too much to ask from relatively comfortable people?

Chang Probably 99 percent of people would benefit from having a different economic system, it is not even benefitting the top 25 or 30 percent. There is that, but also I do not believe that people are totally selfish. People have innate self-interest, yes, but it is not pleasant to live in a very unequally divided country even if you are very rich. Let me give you a good example. Every year, I teach in San Paolo for a few days and when I first started there, they put me in this very high hotel and I could see so many helipads on the top of buildings, that I casually commented to my friends that the traffic must be very bad, had it become so bad that people started flying? I was shocked by the answer: “no, actually, that’s not the main problem, these executives are concerned with kidnapping.”

 

Kidnapping?

Apparently it is a big business in Brazil to kidnap big businessmen to get ransom. Even if I’m very rich, I don’t want to live in a country like that.

 

Similar to the idea of gated communities in the United States?

Chang Exactly, I think that most people, including the very rich, would actually benefit from doing things in a different way.

 

the real world

What about students who face uncertainties about their future prospects on the labour market? Come graduation, many of us cannot get the job they want, are overqualified, or face unemployment. We are quite uncomfortable.

What can we do to change this discomfort into something hopeful?

Chang It is a real failure of the older generation. We are demanding from our youngsters that they have intensive experience even before they apply for a job and still we don’t give them stable contracts. Why are they doing this? They benefitted so much from the welfare system and now they want to cut welfare. I think that students really need to stand up and demand different policies. Don’t forget that in the 1960s and 1970s, the unemployment rate in most European countries was below 1 percent. The legend has it that at this time, Geneva, a city of 250.000 people had less than 10 unemployed. So why can’t we have that? We can have full employment. We can have a career system that does not force you to go to university to get a decent job. The point is that unless you ask for it, you are not going to get it.

 

You came to the UK in the 1980s, when there was also a high unemployment rate, but the contrast to today seems that there were large protests and people stood up for themselves. Why do you think few of us do now?

Chang There are a few reasons: one is that with the decline of manufacturing industries the trade unions have become weaker and trade unions have always been the centre of these kinds of protests. Secondly, unfortunately, our politicians have basically given up defending the common people. They have been so meek and slow in reforming the financial system for example. If any other system caused this kind of trouble, there would be a root-and-branch reform of this system, but when it comes to the financial system, it is: “okay, maybe we’ll slightly tighten regulation and wage agencies here, and maybe put a little cap on bonuses there...”. It is a reflexion of how far the political class has basically subjugated themselves to the interests of the financial industry.

 

Does this also have something to do with an attitude towards ‘individual responsibility’?

Chang It is always difficult to strike a balance, you don’t want to go along with some of the old social-democratic views that everything is the fault of the system, individuals matter. On the other hand, we don’t want to believe in the ‘Walt Disney’-view of the world: if you believe in yourself, you can become anything. That is not possible. You cannot entirely blame it on the system, because you have elected these people. Yet it is somewhat like a shopping experience in East-German supermarkets where there is one kind of bread. Can you really say that you have chosen it, so you are responsible for this bread being bad?

 

Usually unintended, we have been basically brainwashed by the establishment, from Disney to the financial press, into thinking that everything is down to the individual. We need to change that discourse. Don't think for a minute that we exist as unbound individuals. If that is the case, why should the anti-immigrant parties in Flanders, Finland or Sweden even exist? There is still that sense of culture, community and identity. We have been told that we are individuals, but we still feel uncomfortable with that view. But unless someone changes the discourse, people will just accept what is given to them by the financial press.

 

Countries like Greece, as a condition for the needed international financial support, are pressured into more privatisation and free market, will these measures and conditions make Greece better?

Chang We have had 3 years of experiment and it is still not working. By any reasonable standard it has already been proven that it is not working.

 

The unfortunate thing is that if you want a monetary union, you need economies with similar levels of development. You need a fair amount of labour mobility and a lot of fiscal transport of different bits organized through the Central State. This is how the US works: it is actually a very diverse economy. If something goes wrong in one of the 50 states, people can always migrate, they speak the same language and live in the same culture. The Federal Government also transfers a lot of the money. According to the calculation of the American economist Barry Eichengreen, if the income of one of the 50 states falls by 1 dollar, the federal government returns 50 cents of it through various measures. In the European Union that is only around 5 cents, there is virtually no physical transfer. So in a way, monetary union beyond the core 5 or 6 countries is a bad idea. But having done it, it might be even more costly to get out of it.

 

In short, Greece, Spain, Portugal and Ireland are in a terrible situation. They cannot devalue, because they don’t have their own currency. The only thing they can do is to keep suppressing their wages, which is creating a huge problem, people are not spending. The Greek economy has shrunken by something like 60 percent in the last three years. If you are Irish, you might be all right, because you speak English. But unemployed in Greece, where are they going to go? Paradoxically, the European Union should have been ready to transfer more income from one part of the union to another than the United States, but obviously there is no political willingness to do that. This crisis is not going to be resolved easily.

 

The effects of the 2008 Financial Crisis are mostly dealt with by governments and felt by tax-payers, but what can be done against the misbehaving financiers?

Chang They need to be punished more severely. For some cases of outright fraud, people have gone to jail. But we have to rethink this medieval sense of crime: crime is what you physically do. These days a lot of crime is from a long distance. This is more difficult to prove than someone actually breaking into a house, but there are cases which are very obviously a crime.

 

Is the problem sometimes not within the boundaries of the law, for example, large companies avoiding taxes in tax havens?

Chang That is one thing that can obviously be done and have a lot of impact. Why do these tax havens exist? Only because rich countries let them exist. If all the major economies declare that any financial transaction with these tax havens will be considered illegal tomorrow, they will disappear.

 

I am not anti-finance, it is because we have developed a good financial system, that we have come this far. However, we have gone too far. Now the financial system has become the tail that whipped the dog. We have to do something about that.



15/02/2014
🖋: 

Wist je dat een vrije markt niet bestaat? Dat goed economisch beleid niet door goede economen gemaakt hoeft te worden? dwars wist dat niet, maar had het geluk de auteur, die hardnekkige mythes doorbreekt in zijn boek 23 Things They Don’t Tell You About Capitalism te ontmoeten onder het genot van vis en witloof, gedurende zijn UCSIA-leerstoel aan Universiteit Antwerpen in december.

 

De Zuid-Koreaanse Cambridge professor Ha-Joon Chang is een van de meest succesvolle kritische economen. Hij maakt zich hard om economische passiviteit tegen te gaan en daarmee hopelijk de wereld te veranderen. Hij was in Antwerpen voor een masterclass en een publieke lezing. Voor hij de trein naar Brussel nam, gaf hij ons wat stof tot nadenken.

economie

U bent eens ‘de grappigste econoom’ genoemd, waarop u zei dat het niet moeilijk is de grappigste te zijn zonder concurrentie. Hoe belangrijk is het om toegankelijk of zelfs grappig te zijn als econoom?

Ha-Joon Chang Onze levens worden fundamenteel gevormd door wat er in de economie gebeurt, zo belangrijk is economie. Daarom is het vreemd dat de doorsnee burger er zo ongeïnteresseerd mee omgaat. Men verkondigt sterke meningen over allerhande zaken, maar als het op economie aankomt, lijkt men te zeggen: “Weet ik veel, het is me te ingewikkeld.” Daar moeten we vanaf. Het is essentieel voor een goed functionerende democratie dat mensen verstand hebben van economie. Veel beleid is rechtstreeks economisch of heeft sterke economische implicaties. Als politici en het ministerie van financiën ons gewoon de wet kunnen voorschrijven zonder tegenreactie, wat is dan het punt van democratie? In die geest probeer ik te communiceren waar economie over gaat en gebruik ik allerlei trucs in mijn boeken. Er zijn waarschijnlijk minder dan tien auteurs in de Engels sprekende wereld die toegankelijk schrijven over economie. Ik zou meer concurrentie verwelkomen.

 

Hoe kunnen de economische wetenschappen meer aansluiten op de echte wereld?

Chang Dat is niet makkelijk. De afgelopen decennia hebben de economische wetenschappen erg hard gewerkt om een wetenschap te worden. Economen hebben de houding ontwikkeld dat het opmaken van abstracte wiskundige modellen op de een of andere manier intelligenter is dan in fabrieken enquêteren. Dat moet anders. We moeten accepteren dat de economische realiteit te complex is om deze alleen op het abstracte niveau te bestuderen. Ja, we hebben mensen nodig die abstracte modellen berekenen, maar we hebben ook mensen nodig die kijken naar de geschiedenis, die kijken naar dagelijkse compromissen die politici maken bij economisch beleid én mensen die naar fabrieken gaan om te enquêteren.
Daarbij moeten economen ook geschoold worden in kennis over de echte wereld. Je hoort steeds hoe groot China aan het worden is in de wereldeconomie, maar weinig economen hebben er een concreet beeld van hoe groot China precies is. Natuurlijk hoef je het niet allemaal te onthouden, maar je moet weten wat je moet opzoeken.

 

de niet-economen

Een van de dingen die we niet weten over het kapitalisme is dat goed economisch beleid niet gemaakt hoeft te worden door goede economen. In zijn boek beargumenteert Chang dat niet-economen hun best zouden moeten doen om “actieve economische burgers” te worden en het vooral niet moeten overlaten aan de zogenaamde experts.

 

Wat bedoelt u met “actief economisch burgerschap” en waar beginnen we?

Chang Inwoner zijn van een democratisch land brengt bepaalde rechten, maar ook bepaalde plichten met zich mee. Je kunt niet van alles op de hoogte zijn, maar probeer overzicht te houden van de belangrijkste problemen en uit je zorgen daarover. Natuurlijk is dat niet makkelijk, want je worstelt met je dagelijkse beslommeringen en persoonlijke zorgen. Maar toch: oefening baart kunst. Met 23 Things probeer ik daarbij te helpen. In 2014 komt een nieuw boek uit genaamd Economie: de gebruiksaanwijzing. In het nieuwe boek probeer ik een volledig beeld te geven, waar 23 Things per onderwerp de problemen aanpakte.

 

U concludeert aan het eind van 23 Things dat het noodzakelijk is om ons financiële systeem drastisch aan te pakken, “dat het tijd is om oncomfortabel te worden”. Is dat niet te veel gevraagd van relatief comfortabele mensen?

Chang (lacht) Waarschijnlijk zou ongeveer 99 procent van de mensen baat hebben bij een ander economisch systeem, omdat ten eerste het huidige systeem niet eens voordelig is voor de bovenste 25 tot 30 procent. Daarnaast geloof ik ook niet dat mensen totaal egoïstisch zijn. Mensen handelen naar hun eigen belang, ja, maar het is ook voor erg rijke mensen niet fijn om in een oneerlijk verdeelde samenleving te leven.

 

Daar kan ik een goed voorbeeld van geven. Elk jaar geef ik een paar dagen les in San Paolo. Toen ik daar voor het eerst begon, verbleef ik in een erg hoog hotel en zag ik vanuit mijn raam opvallend veel helikopterplatforms op de daken van gebouwen. Ik merkte terloops tegen mijn vrienden op dat het verkeer wel erg slecht moest zijn, als mensen genoodzaakt zijn te moeten vliegen. Ik was gechoqueerd door de reactie: “Nee, dat is niet het probleem, die managers zijn bang om gekidnapt te worden.” Kennelijk is het big business in Brazilië om belangrijke zakenmannen te ontvoeren voor losgeld. Zelfs al zou ik dan erg rijk zijn, in zo’n situatie zou ik niet willen leven.

 

Vergelijkbaar met het idee van gated communities in de Verenigde Staten?

Chang Precies, ik denk dat de meeste mensen, zelfs de hele rijke, er baat bij hebben als we dingen op een andere manier aanpakken.

 

de echte wereld

Hoe zit het met studenten die een onzekere start op de arbeidsmarkt tegemoet gaan? Tegenwoordig studeer je af, krijg je niet de baan die je wilde, ben je overgekwalificeerd of beland je in de werkloosheid. Niet echt comfortabel.

 

Wat kunnen we doen om dit ongemak iets hoopvoller te maken?

Chang Dit is echt te wijten aan het beleid van de oudere generatie. Ze vragen van jonge mensen dat ze intensieve ervaring hebben zelfs voor dat ze solliciteren en dan nog krijgen ze geen stabiel, vast contract. Waarom doen ze dit? Ze hebben zoveel profijt gehad van de zorgstaat en nu wordt er op bezuinigd. Ik denk dat studenten voor zichzelf op moeten komen en een ander beleid moeten eisen. Vergeet niet dat in de jaren '60 en '70 het werkloosheidspercentage in de meeste Europese landen onder de 1 procent lag. De legende luidt dat in Genèvae, een stad met 250.000 inwoners, in totaal minder dan tien werklozen waren. Waarom zou dat nu niet meer kunnen? Volledige werkgelegenheid is mogelijk; we kunnen een carrièresysteem hebben dat je niet dwingt een graad te halen om een fatsoenlijke baan te kunnen krijgen. Maar tenzij je erom vraagt, ga je het niet krijgen.

 

U kwam in de jaren '80 naar Groot-Brittannië, toen was er ook sprake van hoge werkloosheid, maar toen waren er grote protesten en kwamen mensen voor zichzelf op. Waarom denkt u dat we dat nu zo weinig doen?

Chang Er zijn een paar redenen: ten eerste zijn de vakbonden met het terugdringen van de maakindustrie zwakker geworden. Vakbonden zijn altijd het centrum van dergelijke protesten geweest. Ten tweede hebben onze politici het helaas opgegeven om op te komen voor de gewone mensen. Ze zijn bijvoorbeeld zo mak en traag in het hervormen van het financiële systeem. Als een ander systeem dit soort problemen zou veroorzaken, zouden problemen met wortel en tak worden uitgeroeid, maar als het op het financiële systeem aankomt, is het: “Oké, misschien een beetje meer regulatie en loonagenten hier en misschien een kleine inperking van de bonussen daar…” Dit weerspiegelt hoe ver de politieke klasse zich heeft onderworpen aan de wensen van de financiële industrie.

 

Heeft het ook iets te maken met meer individuele verantwoordelijkheid?

Chang Het is altijd moeilijk om de balans op te maken. Je wilt enerzijds niet meegaan met ouderwetse sociaaldemocratische ideeën die het systeem overal de schuld van geven; individuen zijn belangrijk. Aan de andere kant, op een ‘Walt Disney-wereldbeeld' valt ook niet blindelings te vertrouwen: als je maar in jezelf gelooft kun je alles worden wat je wilt. Dat kan niet. In een democratie vorm je het systeem deels zelf. Al is deze vorming enigszins vergelijkbaar met winkelen in een Oost-Duitse supermarkt waar één soort brood verkocht wordt. Kun je echt stellen dat je dat brood zelf gekocht hebt, dus dat je er zelf verantwoordelijk voor bent dat het slecht is?

 

We zijn, meestal niet opzettelijk, geïndoctrineerd door de gevestigde orde, van Walt Disney tot de financiële pers. We zijn gaan geloven dat alles op het individu neerkomt en dat discours moeten we veranderen. Denk vooral niet dat mensen als ongebonden individuen bestaan. Als dat zo is, waarom zouden de anti-immigrantenpartijen in Vlaanderen, Finland of Zweden nog bestaan? Er is nog dat gevoel van gemeenschap, cultuur en identiteit. We hebben gehoord dat we allemaal individuen zijn, maar mensen voelen dat nog steeds niet zo. Tenzij iemand het discours verandert, zullen mensen gewoon accepteren wat de financiële pers hen voorschrijft.

 

Landen als Griekenland worden, als voorwaarde voor de nodige internationale financiële hulp, onder druk gezet om meer privatisering en vrijemarkt beleid in te voeren. Gaat dit Griekenland helpen?

Chang We hebben nu 3 jaar geëxperimenteerd en het werkt nog steeds niet. Volgens iedere redelijke maatstaf is al bewezen dat het niet helpt. Om een monetaire eenheid te kunnen zijn, heb je economieën nodig met een vergelijkbaar ontwikkelingsniveau. Er moet een zekere arbeidsmobiliteit zijn tussen staten en de Centrale Staat moet belastinggeld overdragen naar alle staten.

 

In de Verenigde Staten werkt dat: het is eigenlijk een zeer diverse economie, maar als er iets mis gaat in een van de vijftig staten kunnen mensen altijd migreren. Mensen spreken dezelfde taal en leven in dezelfde cultuur. De Federale Overheid draagt geld over door verschillende maatregelen; ze retourneert ongeveer 50 cent wanneer het inkomen van een staat met 1 dollar daalt. In Europa is dat slechts 5 cent; er is feitelijk geen fysieke overdracht. In zekere zin is een monetaire eenheid die verder reikt dan de vijf of zes belangrijkste landen een slecht idee. Maar nu we daar eenmaal in zitten, is het misschien nog problematischer om eruit te stappen.

 

Kortom, Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland bevinden zich in een verschrikkelijke situatie. Ze kunnen niet devalueren, want ze hebben geen eigen munteenheid. Het enige wat ze kunnen doen is de lonen blijven verlagen, wat voor gigantische problemen zorgt omdat mensen niks meer uitgeven. De Griekse economie is met ongeveer 60 procent gekrompen in de afgelopen 3 jaar. Als je Iers bent, komt het misschien nog wel goed, omdat je Engels spreekt. Maar werklozen in Griekenland, waar kunnen die naartoe? Het klinkt paradoxaal; de Europese Unie zou eigenlijk klaar moeten staan om meer inkomen over te dragen van het ene land naar het andere dan de Verenigde Staten, maar er is overduidelijk geen politieke bereidheid daartoe. Deze crisis gaat nog lang voortslepen.

 

De effecten van de financiële crisis van 2008 worden vooral opgelost door overheden en gevoeld door belastingbetalers. Wat kan er tegen het wangedrag van financiers gedaan worden?

Chang Die moeten harder bestraft worden. Voor sommige gevallen van duidelijke fraude zijn mensen veroordeeld, maar we hebben nog altijd een middeleeuws idee van misdaad: fysiek en rechtstreeks geweld of diefstal. Tegenwoordig vindt veel misdaad op lange afstand plaats. Dit is moeilijker te bewijzen dan bijvoorbeeld een fysieke inbraak in een huis, maar er zijn veel gevallen van duidelijk misdadig gedrag.

 

Maar ligt het probleem niet soms binnen de grenzen van de wet, bijvoorbeeld grote bedrijven die belasting ontwijken in belastingparadijzen?

Chang Dat is nu een voorbeeld van iets dat gedaan kan worden en veel impact kan hebben. Waarom bestaan die belastingparadijzen? Alleen omdat rijke landen ze laten bestaan. Als alle grote economieën verklaren dat vanaf morgen iedere financiële transactie met een belastingparadijs illegaal is, dan verdwijnen ze.

 

Ik ben niet tegen financiering in het algemeen, we hebben onze levensstandaard omdat we een goed financieel systeem hebben ontwikkeld. Toch zijn we te ver gegaan. Het financiële systeem snijdt zichzelf in de vingers, daar moeten we iets tegen doen.



15/02/2014
🖋: 

Did you know there is no such thing as a free market? That good economic policy does not require good economists? dwars did not, but we were lucky enough to meet the author of the myth-busting book 23 Things They Don’t Tell You About Capitalism over fish and chicory, during his visit to the University of Antwerp for a UCSIA-teaching chair in December. The South-Korean Cambridge professor Ha-Joon Chang is going out of his way to challenge economic passiveness and to, you know, change the world, he is one of the most successful and critical economists at that. He was in Antwerp for a masterclass and a public lecture and before he took the train to Brussels, he was able to delight us with some food for thought.

economics

You have been called ‘the funniest economist’, in response to which you said that it is not hard to be the funniest, if no one else is competing. How important is it to be accessible or even funny in economics?

Ha-Joon Chang Our lives are fundamentally shaped by what happens in the economy, it is strange that people tend not to be interested that much. People have strong opinions on all sorts of things, but when it comes to economics, people seem to say: “well, I don’t know, it’s too difficult”. This should change. It is vital for a well-functioning democracy that people know economics, because a lot of policies are either straight-forward economic policies or have very strong economic implications. If our political leaders and finance ministry officials can just tell us what to do, then what is the point of having democracy? In that sense I try to communicate what economics is about, I use all kinds of tricks in my writing. There are probably less than ten authors in the English speaking world who write about economics accessibly, I would like more competition.

 

How can the economic sciences be made more in touch with the real world?

Chang That is not easy, because in the last few decades, economics has tried very hard to become a science. Economists have developed this attitude, that by doing some abstract modelling somehow we are cleverer than a guy who is going around factories doing surveys. That has to change, we have to accept that economic reality is very complex and therefore we need to tackle it at many different levels. Yes, we need people doing abstract mathematical models, but we also need people who look at history, who look at the daily kind of compromises made by politicians to design economic policy, we need people that go around factories doing detailed surveys. Secondly, they need to train economists more in knowledge about the real world. It is very common that someone graduates with a degree in economics without having any idea what the GDP of their own country is, because you are not taught those things. And we keep hearing about how important China has become in the World Economy, but very few economists have a concrete picture of how important China is today. Of course you don’t need to remember these things, but you need to know what to look up.

 

the non-economists

One of the Things we don’t know about capitalism is that “Good economic policy does not require good economists”. Throughout his book, Chang builds up the argument that non-economists should also make an effort to become “active economic citizens” and that they should not leave it all to economists and so-called experts.

What do you mean by “active economic citizenship” and where do we begin?

Chang Being a citizen in a democratic country carries duties as well as rights. You cannot be informed in detail on everything, but you have to be informed on the main issues and voice your concerns. Of course it is not easy, because we struggle with our daily jobs and personal concerns, but my view is that if you start practising this it becomes easier. People need to learn some basic things about the economy. This book (23 Things) is one attempt at that. I am getting another book out in 2014, which is called Economics: The User’s Guide. Whereas this book is by topic, in the new book I try to give the whole picture.

 

At the end of 23 Things, about what needs to be done to drastically change our financial system, you conclude that “it is time to get uncomfortable”. Isn’t that too much to ask from relatively comfortable people?

Chang Probably 99 percent of people would benefit from having a different economic system, it is not even benefitting the top 25 or 30 percent. There is that, but also I do not believe that people are totally selfish. People have innate self-interest, yes, but it is not pleasant to live in a very unequally divided country even if you are very rich. Let me give you a good example. Every year, I teach in San Paolo for a few days and when I first started there, they put me in this very high hotel and I could see so many helipads on the top of buildings, that I casually commented to my friends that the traffic must be very bad, had it become so bad that people started flying? I was shocked by the answer: “no, actually, that’s not the main problem, these executives are concerned with kidnapping.”

 

Kidnapping?

Apparently it is a big business in Brazil to kidnap big businessmen to get ransom. Even if I’m very rich, I don’t want to live in a country like that.

 

Similar to the idea of gated communities in the United States?

Chang Exactly, I think that most people, including the very rich, would actually benefit from doing things in a different way.

 

the real world

What about students who face uncertainties about their future prospects on the labour market? Come graduation, many of us cannot get the job they want, are overqualified, or face unemployment. We are quite uncomfortable.

What can we do to change this discomfort into something hopeful?

Chang It is a real failure of the older generation. We are demanding from our youngsters that they have intensive experience even before they apply for a job and still we don’t give them stable contracts. Why are they doing this? They benefitted so much from the welfare system and now they want to cut welfare. I think that students really need to stand up and demand different policies. Don’t forget that in the 1960s and 1970s, the unemployment rate in most European countries was below 1 percent. The legend has it that at this time, Geneva, a city of 250.000 people had less than 10 unemployed. So why can’t we have that? We can have full employment. We can have a career system that does not force you to go to university to get a decent job. The point is that unless you ask for it, you are not going to get it.

 

You came to the UK in the 1980s, when there was also a high unemployment rate, but the contrast to today seems that there were large protests and people stood up for themselves. Why do you think few of us do now?

Chang There are a few reasons: one is that with the decline of manufacturing industries the trade unions have become weaker and trade unions have always been the centre of these kinds of protests. Secondly, unfortunately, our politicians have basically given up defending the common people. They have been so meek and slow in reforming the financial system for example. If any other system caused this kind of trouble, there would be a root-and-branch reform of this system, but when it comes to the financial system, it is: “okay, maybe we’ll slightly tighten regulation and wage agencies here, and maybe put a little cap on bonuses there...”. It is a reflexion of how far the political class has basically subjugated themselves to the interests of the financial industry.

 

Does this also have something to do with an attitude towards ‘individual responsibility’?

Chang It is always difficult to strike a balance, you don’t want to go along with some of the old social-democratic views that everything is the fault of the system, individuals matter. On the other hand, we don’t want to believe in the ‘Walt Disney’-view of the world: if you believe in yourself, you can become anything. That is not possible. You cannot entirely blame it on the system, because you have elected these people. Yet it is somewhat like a shopping experience in East-German supermarkets where there is one kind of bread. Can you really say that you have chosen it, so you are responsible for this bread being bad?

 

Usually unintended, we have been basically brainwashed by the establishment, from Disney to the financial press, into thinking that everything is down to the individual. We need to change that discourse. Don't think for a minute that we exist as unbound individuals. If that is the case, why should the anti-immigrant parties in Flanders, Finland or Sweden even exist? There is still that sense of culture, community and identity. We have been told that we are individuals, but we still feel uncomfortable with that view. But unless someone changes the discourse, people will just accept what is given to them by the financial press.

 

Countries like Greece, as a condition for the needed international financial support, are pressured into more privatisation and free market, will these measures and conditions make Greece better?

Chang We have had 3 years of experiment and it is still not working. By any reasonable standard it has already been proven that it is not working.

 

The unfortunate thing is that if you want a monetary union, you need economies with similar levels of development. You need a fair amount of labour mobility and a lot of fiscal transport of different bits organized through the Central State. This is how the US works: it is actually a very diverse economy. If something goes wrong in one of the 50 states, people can always migrate, they speak the same language and live in the same culture. The Federal Government also transfers a lot of the money. According to the calculation of the American economist Barry Eichengreen, if the income of one of the 50 states falls by 1 dollar, the federal government returns 50 cents of it through various measures. In the European Union that is only around 5 cents, there is virtually no physical transfer. So in a way, monetary union beyond the core 5 or 6 countries is a bad idea. But having done it, it might be even more costly to get out of it.

 

In short, Greece, Spain, Portugal and Ireland are in a terrible situation. They cannot devalue, because they don’t have their own currency. The only thing they can do is to keep suppressing their wages, which is creating a huge problem, people are not spending. The Greek economy has shrunken by something like 60 percent in the last three years. If you are Irish, you might be all right, because you speak English. But unemployed in Greece, where are they going to go? Paradoxically, the European Union should have been ready to transfer more income from one part of the union to another than the United States, but obviously there is no political willingness to do that. This crisis is not going to be resolved easily.

 

The effects of the 2008 Financial Crisis are mostly dealt with by governments and felt by tax-payers, but what can be done against the misbehaving financiers?

Chang They need to be punished more severely. For some cases of outright fraud, people have gone to jail. But we have to rethink this medieval sense of crime: crime is what you physically do. These days a lot of crime is from a long distance. This is more difficult to prove than someone actually breaking into a house, but there are cases which are very obviously a crime.

 

Is the problem sometimes not within the boundaries of the law, for example, large companies avoiding taxes in tax havens?

Chang That is one thing that can obviously be done and have a lot of impact. Why do these tax havens exist? Only because rich countries let them exist. If all the major economies declare that any financial transaction with these tax havens will be considered illegal tomorrow, they will disappear.

 

I am not anti-finance, it is because we have developed a good financial system, that we have come this far. However, we have gone too far. Now the financial system has become the tail that whipped the dog. We have to do something about that.