Antwerpen Centraal
17/03/2014
🖋: 

Redactielid Maurits Chabot neemt de lezers mee op zijn stedelijke speurtocht door Antwerpen. Op een persoonlijke manier brengt hij bijzondere plekken die normaal aan de aandacht ontsnappen in kaart.

Plots sta je oog in oog met twee in de lucht rijzende havenpaleizen. Het ene gebouw heeft door de twaalf betonnen buizen een ‘kerncentralelook’, de ander is van boomschorsbruin baksteen en circa veertig meter hoog. Société anonyme des magasins à grains d’Anvers meldt de koperen plaat op het gebouw. Aan de kade wordt het schip IDA uitgeladen, mannen in gele en oranje overalls schreeuwen elkaar toe in knetterend Frans. Een havendeel met internationale allure, al doet de naam ‘Boerinnestraat’ anders vermoeden. De straten eromheen doen de sfeer wel eer aan: Amerikadok, Letland-, Litouwen- en Siberiastraat. Jawel, Antwerps havengebied. Hoe daar te komen? Een Tomtom in woorden: begeef je ten noorden van het MAS, passeer de Waagnatie en het Red Star Line Museum, stuit op het Hitchcock-psychohuis van ‘Open Air Antwerp’, rijd over de Royersbrug en denkbeeldig hoort u “Bestemming bereikt”.

 

Rechts van de weg staan de havenpaleizen, links glooit een ogenschijnlijk onbeduidende heuvel. Onder dit groene masker ligt het restant van het militaire bolwerk Noordkasteel. In 1812 werd op deze plek in opdracht van Napoleon Bonaparte ‘Fort Ferdinand’ gebouwd: een vesting die het noordelijke deel van de stad en de doorgang op de rivier diende te bewaken. In 1862 werd Fort Ferdinand onder bevel van Henri Brialmont vervangen door het Noordkasteel. Dit militaire bouwwerk was het laatste bastion van de fortengordel, een ring van citadels die door Brialmont van 1858 tot aan zijn dood in 1903 rond Antwerpen werd aangelegd. Noordkasteel was een kasteel met kapsones: het fort had vijf fronten van elk 300 meter lang, omringd door een hoofdgracht van 40 meter breed, met daar omheen een extra voorgracht.

 

Ten tijde van de bouw braken er protesten uit in Antwerpen, vooral omdat de kanonnen van het Noordkasteel gericht werden op de stad. Het idee daarachter was dat wanneer de stad door vijanden bezet werd, de bezetter vanuit dit fort ‘uit de stad geschoten’ kon worden. Dat je met die tactiek ook je eigen stad kapot knalde, was een nadeel. Daar hadden de Antwerpenaren bezwaar tegen, de bouwmeesters van Noordkasteel niet. Er was meer kanonnenvoer voor discussie: het fundament van het fort werd gestort in drassige poldergrond. 'Le site du citadelle Nord est une plaine basse, constamment humide, entrecoupée de nombreux fossés presque toujours remplis déau jusqu’aux bords. Le terre- plein de citadelle, (…) sera transformé en quelques heures en un marais fangeux' schreef Emmanuel Chazal, minister van Oorlog in 1862. Tijdens de bouw bleef er reden voor ophef: de malariamug maakte veel slachtoffers in de polder, de ziekte werd destijds ‘de polderkoorts’ genoemd. Onder arbeiders circuleerden protestbrieven, de regering reageerde officieel. In 1864 werd de bouw evenwel afgerond, het Noordkasteel stond.

 

Stapsgewijs werd het kasteel in de decennia daarna afgebouwd, de ruimte opgeslokt door havenuitbreidingen. In 1934 werden de resterende 61 hectaren ingericht als recreatieruimte. In 1969 kwam daar een einde aan; een groot deel van het terrein werd opgeofferd om het Amerikadok met het Vijfde Havendok te verbinden. Vandaag de dag resteert slechts een fractie van het oorspronkelijke bouwwerk. Tot 1995 werden in de ondergrondse gangen van het restant explosieven opgeslagen, tegenwoordig is het een douaneloods. Recent heeft het stadsbestuur voorgesteld ook dit laatste overblijfsel te slopen om de haven meer ruimte te geven. Nu trekken jaarlijks vele Antwerpenaren die van de zomer willen genieten naar deze groene zone: strand, zon, zwem. Wellicht dat daar binnenkort een einde aan komt.

 

Op moment van bezoeken is het half maart, de winter is aan het inpakken. ‘s Ochtends is de lucht boven het Antwerpse Amerikadok nog betrokken, maar in de middag breekt de zon door, de wolken werken part-time vandaag. Als je vanaf de weg gezien de Zeevaartschool passeert, kom je op een zandpad dat langs het restant van het kasteel voert. Links ligt een watertje, overal staan bomen. Opmerkelijk is de hoeveelheid bordjes met ‘Verboden te zwemmen’. En dat rond een zeevaartschool. Op het zandpad stuit ik op bomen met blauwe strikken, alsof het bos zich opmaakt voor een galabal. Aan de blauwe lintjes hangen borden. ‘Deze boom is geadopteerd door Wiebe. BLIJF ERAF.’ Verderop hangen meer bordjes, ditmaal van Nadine en Victor. Op een schoorsteen boven het bunker staat in chocoladeletters “Hier geen beton”. Het uitzicht is schitterend, maar iets doet vermoeden dat er onheil schuilt achter de ogenschijnlijke rust. In de verte schuifelt een oud echtpaar over het wandelpad. Af en toe steunen ze op elkaar en buigen ze naar elkaar toe, dan rechten ze zich en wijkt de afstand tussen hen. Gezamenlijk gaan ze als een accordeon door het leven.

 

De jaren van protest tegen de bouw van Noordkasteel zijn lang vergeten. Sterker, nu het stadsbestuur zich ontfermt over plannen om ook het laatste restant te slopen, zijn in de stad opnieuw proteststemmen gehoord. Precies 150 jaar nadat het verzet tegen de bouw van het Noordkasteel genegeerd werd, protesteert Antwerpen opnieuw met als inzet het Noordkasteel. Ditmaal niet tegen de bouw ervan, maar voor haar behoud. Of de protesten nu wel gehoord worden, zal moeten blijken. De kanonnen zijn weg en standpunten veranderd, de discussie is gebleven.



de Finse student als model voor een perfecte leescultuur
17/03/2014
🖋: 

Finland heeft meer dan eens bewezen dat ze met hun niveau van leescapaciteit tot een van de besten behoren. Zo behalen ze systematisch topscores in het PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment, nvdr.), een onderzoek dat zich baseert op wiskundige, wetenschappelijke en leesvaardigheden bij vijftienjarigen en in het bijzonder op de PIRLS-test (Progress in International Reading Literacy Study, nvdr.) dat specifiek ingaat op de leescapaciteit onder tienjarigen. Hoe kan dit verklaard worden en bestaat er een gouden formule zodat iedere student het beste van zichzelf kan geven? dwars sprak met professor Sari Sulkunen, senior onderzoekster van de universiteit van Jyväskylä, die in Antwerpen een lezing gaf over de promotie van het lezen in Finland.

peruskoulu

Er zijn een paar opvallende verschillen wanneer je kijkt naar Finland en België. Het eerste dat op te merken valt als je naar het educatieve systeem van Finland kijkt, is hun unieke onderwijsstructuur, dat van de zogenaamde peruskoulu. Dit is een gemeenschappelijk algemeen vormend onderwijssysteem waarbij alle kinderen tussen de leeftijd van 7 tot 16 jaar hetzelfde schooltraject volgen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen diegenen die uitblinken in hun schoolcarrière en diegenen die veel obstakels ervaren. Er wordt ook geen studierichting gekozen. Bovendien hebben de Finse kinderen significant minder uren per week les dan hun Belgische leeftijdsgenoten. Hoe valt dit te verklaren?

Uit de PISA-studies is gebleken dat er een positief verband zou zijn tussen het uitstellen van de keuze van een studietraject en de gevolgen die het zou hebben voor de ontwikkeling van het kind. Zo zijn er nog andere landen als Finland die ongeveer hetzelfde systeem hebben of dit hebben proberen te adopteren. Polen heeft bijvoorbeeld een aantal jaren geleden een hervorming doorgevoerd waarbij ze die keuze hebben uitgesteld met een jaar. Deze beslissing heeft drastische gevolgen gehad voor hun PISA-resultaten waardoor ze ook sterk gestegen zijn in de lijst. Andere landen in Centraal-Europa hebben dan weer een systeem zoals dat van België, waarbij er op redelijk vroege leeftijd al een belangrijke beslissing voor de toekomst genomen moet worden. Uit de resultaten kan men afleiden dat hoe hoger de leeftijd van het kind is vooraleer ze die keuze moeten maken, hoe beter ze in het algemeen scoren op de PISA-testen.

 

lërärën vöör spëcïalë bëhøëftën

Een ander voordeel van de peruskoulu is dat ze in Finland al vanaf de kleuterschool beschikken over hoogopgeleide en zeer gemotiveerde leraren. Om leraar te worden op een Finse school moet je een universitaire opleiding van 5 jaar hebben afgerond en dan nog mag uiteindelijk alleen een elite van 10 procent effectief het beroep uitoefenen. De Finnen geloven ook in een zeer geïndividualiseerde aanpak. Dit wil zeggen dat elk kind wordt opgevolgd en de aandacht en hulp krijgt dat het nodig heeft. Daarvoor is er een systeem ontwikkeld waarbij er in het begin van het schooltraject een reeks testen worden gehouden in samenwerking met de leraren voor de speciale behoeften. Deze speciale leraren hebben een opleiding achter de rug die hen in staat stelt het niveau van het kind op verschillende vlakken in te schatten, eventuele problemen tijdig op te merken en een aangepaste studiemethode te ontwikkelen waarbij er een individuele begeleiding voorzien is. Op die manier wordt er hulp geboden aan diegenen die dit het meest nodig hebben en wordt het niveau van iedere student in evenwicht gebracht.

Dit is het punt waarop Belgen het slechtst scoren. Volgens een studie van de Ovds (de Oproep voor een democratische school, nvdr.) gebaseerd op de PISA-resultaten uit het jaar 2012 blijkt dat België en Frankrijk de plaats delen voor de meest ongelijke en sociaal gesegregeerde onderwijssystemen. Dit betekent dat kinderen van allochtone origine slechter scoren, omdat ze geen gelijke kansen krijgen. Ze verzeilen dikwijls in de minst beloftevolle studierichtingen door uiteenlopende factoren, zoals het gebrek aan kennis van het Nederlands of gebrek aan studiebegeleiding. Ze hoeven daarvoor nog niet per se slechter te scoren dan de gemiddelde Finse leerling, maar door het gebrek aan die broodnodige individuele begeleiding die de Finse leerlingen wel genieten, zijn het net de allochtone leerlingen in België die uiteindelijk onderaan de sociale ladder belanden. Deze sociale ongelijkheid zou in het Finse systeem de kansen voor iedereen gelijk maken en de mogelijkheid geven aan diegenen die dit het hardst nodig hebben om uit te blinken. Dat België een land van segregatie is, kan men in de PIRLS-tests ook duidelijk merken: ons kleine landje bleek als enige ook daar opgesplitst te zijn in een Vlaams en een Waals gedeelte en deed maar zelden als geheel mee.

 

mültïmëdïa en bïblïøthëkën

Opmerkelijk is ook dat in Finland elke school en klas over een groot aantal aan tablets en computers beschikt. Voor de leesvaardigheid betekent dit concreet dat er een gevarieerd aanbod aan bronnen is. Het is juist die variatie gaande van krantenartikels en magazines tot strips en het gebruik van multimedia die de leesvaardigheid zou moeten bevorderen. Finse leerkrachten verkiezen echter nog steeds de traditionele leermethode van boeken boven de digitale versie. Het zou kunnen dat ze zich niet zo zelfzeker voelen in het gebruik van technologie en niet het respect willen verliezen in de ogen van hun leerlingen. Toch kunnen leerkrachten af en toe nog eens bijleren van hun studenten. Het is voor kinderen maar al te leuk om eens een volwassene iets bij te leren. De nadruk zou dus moeten liggen op het gebruik van een grote verscheidenheid aan mogelijke leesbronnen. Men dwingt het kind niet om een specifiek boek te lezen, maar men laat het kind zelf kiezen waar zijn of haar interesses liggen en men probeert daarnaast andere bronnen te suggereren. Deze leesinteresses kunnen dan thuis verder gezet worden of in de lokale Finse bibliotheken die gratis zijn uitgerust met een waaier aan leesmateriaal. De leescultuur en alles wat ermee gepaard gaat, wordt in Finland dus heel serieus genomen.

 

fïnse gëbrëk ään møtïvätië

In de toekomst, zal ook Finland het systeem echter moeten aanpassen. Zo is ook bij hen gebleken dat de scores erop achteruit gegaan zijn en dat het systeem toch niet zo waterdicht is. Het zou een update naar de 21ste eeuw kunnen gebruiken. Het stimuleren van het gebruik van multimedia is dan ook belangrijk aangezien kinderen meer en meer gebruik maken van bronnen die online gecatalogiseerd zijn. Het gebrek aan kennis hiervan maakt dat de kloof tussen wat kinderen binnen en buiten de school leren steeds groter wordt. Dit zou opgelost worden door het kind tijdens de lessen te leren hoe het de online zoekmachines moet gebruiken en het snelst de relevante en betrouwbare informatie kan selecteren. Dit zou er dan ook voor kunnen zorgen dat de kinderen gemotiveerder zijn om te lezen, want hoewel de Finse kinderen zeer hoog scoren op hun leesvaardigheid, zijn ze bij een van de laagst scorenden als het gaat om hun leesmotivatie. In Finland moet er dus nog zeker gewerkt worden aan het stimuleren van het lezen. Dit begint niet in de school maar al vanaf het moment dat het kind geboren is. De ouders zorgen met het lezen van kinderboeken, het vertellen van verhalen voor het slapengaan en met een actieve communicatie voor de linguïstische ontwikkeling van hun kind. De school kan hier dan later op inpikken en dit stimuleren, iets wat Rusland allang doet en ook de vruchten van plukt.

 

gøëdë rääd

dwars vroeg professor Sari Sulkunen naar haar leeservaring van op de eerste rij in de Finse schoolbanken en nog een paar tips en tricks voor diegenen die niet meteen aan een boek denken als eerste keuze voor ontspanning. Zij wist ons het volgende te vertellen:
Als klein meisje had Sari Sulkunen alle boeken op de afdeling jeugdliteratuur al gelezen en was ze overgegaan op de volwassen literatuur. Op jonge leeftijd begon ze toen detectives en whodunits te lezen. Een leerkracht wist haar toen boeken aan te raden van de Estse schrijver Jaan Kross. Deze verslindt ze nog altijd. Tegenwoordig komen daar op vakantie ook nog romantische verhalen bij. Spijtig genoeg heeft ze, zoals de meeste mensen, niet veel tijd meer om te lezen. Maar ze maakt zich wel altijd vrij als er aan haar kinderen voorgelezen moet worden. Ze gaf ons de gouden raad dat je altijd en alleen dat moet lezen wat je graag wilt lezen. Voel je niet verplicht om de klassieke literatuur te lezen en het literaire canon te volgen. Er zijn zo veel verschillende vormen van literatuur. Probeer ook eens uit je comfortzone te stappen en nieuwe lectuur uit te proberen. Er is voor elk wat wils naargelang je interesse.

 

Zo zie je maar dat je niet in Finland moet wonen om van literatuur te genieten. Al helpt twee uur daglicht in de winter allicht wel om je leesvaardigheid te bevorderen wanneer je met een warme chocomelk voor de open haard kunt genieten van een nieuwe wereld die voor je opengaat.



voorbeeldig student
17/03/2014
🖋: 
Auteur

Lissa Melis is studente handelsingenieur en voormalig fitting model voor ontwerper Dries van Noten. Ze verdween even van het decor maar nu na anderhalf jaar zette ze weer de eerste stapjes richting modewereld. Wij vroegen Lissa naar haar gloriedagen op de catwalk.

het begon allemaal op een dag, heel ver van hier

Leuven. Wat een rustig dagje winkelen zou worden, resulteerde bijna in een ruzie tussen Lissa’s tante en een scout van Dominique Models toen zij vroeg of Lissa anorexia had. Het was als 'compliment' bedoeld. Enkele weken later zat Lissa op het bureau van Dominique Models, toen veertien jaar en 'slechts' één meter tweeënzeventig. Lissa was iets te jong, iets te klein en werd met lege handen naar huis gestuurd. Maar het beestje had haar gebeten: Lissa groeide, zocht en vond al gauw een ander management dat haar erg graag wilde vertegenwoordigen. Niet veel later werd ze door Dries Van Noten gecast en stond ze op de ene na de andere runway. “Elke dag was ik bij Dries. Showrooms voorbereiden neemt veel tijd in beslag. Alle creaties werden op mij gemaakt: ik was een levende paspop.”

 

de wereld rond in honderdtachtig dagen

Lissa’s lange benen reisden al heel wat af. Ze liepen op de catwalk tijdens de Berlin Fashion Week en huppelden rond in de showrooms van Dries van Noten in Milaan, Parijs en Antwerpen. Alles bij elkaar is ze een goed halfjaar weggeweest. “Ik kwam naar huis om examens te doen,” vertelt ze en daar slaagde ze geweldig in.

Het reizen bracht op. Ze leerde nieuwe mensen kennen, werd snel zelfstandig en zag de mooiste hoekjes van grote steden. Ze liep zelfs mee in een show in Marrakech, maar er zwaaide een groot rood licht boven de wereld: een gevoel van eenzaamheid bekroop haar en ze miste het thuisfront. Daarbovenop volgde Lissa het ene na het andere crashdieet om te verbergen wat door de modewereld als ‘te vrouwelijke’ vormen wordt bestempeld. De diёten vergden te veel van Lissa's lichaam en daarmee hield haar carriѐre op. Ze ruilde de showrooms in Milaan in voor de aula’s van de stadscampus.

 

het bloed kruipt waar het niet gaan kan

Lissa startte in haar eerste jaar handelsingenieur met zevenentwintig studiepunten en zowaar een bed te huize Dries Van Noten. Nu, met bijna eenentwintig jaar, staat haar bed weer thuis en gaat ze voluit voor haar studies, al kriebelt het een beetje. Lissa zou het modellenwerk graag weer oppakken, maar enkel als hobby. Ze zweert de crashdiëten af en wil het liefst enkel in België photoshoots doen. Nadat dwars haar sprak, nam ze de trein richting Brussel voor een afspraak bij Dominique Models.



het marktsegment
17/03/2014
🖋: 
Auteur
Auteur extern
David van der Laan

Iedere maand laat Capitant, de studentenvereniging die studenten inleidt tot en begeleidt naar de financiële markten, economische en financiële onderwerpen aan bod komen in het Marktsegment van dwars. Deze rubriek gidst je door het beursnieuws heen, zonder vast te lopen op de moeilijke en ingewikkelde concepten. Hier worden ze uitgelegd in mensentaal.

Sinds kort is ons vocabularium weer een allitererend begrip rijker: Krimcrisis. De opstanden en rellen die eind 2013 ontstonden in de Oekraïense hoofdstad Kiev, hebben zich eind februari uitgebreid naar het schiereiland Krim. De pro-Russische meerderheid op dit schiereiland stond fier achter de machtswissel die een prowesterse regering tot stand bracht. Het behoeft geen betoog dat Rusland deze situatie van op de eerste rij nauwgezet opvolgde. Het duurde dan ook niet lang voordat de Russen vanaf de tribune mee het veld introkken en de term Krimcrisis geboren werd. De angst voor Wereldoorlog III sloeg de wereld om de oren. Zover kwam het nog niet, maar de wereld kijkt alvast met een bang hart toe. Ook op de beurs heerst eenzelfde spanning.

 

wereldoorlog III

Gebeurtenissen op de mondiale schaal hebben traditiegetrouw een impact op de beurskoers. Beleggers staan wantrouwig tegenover situaties die ze niet kunnen inschatten en dus veel risico dragen. Vaak proberen beurzen zichzelf hiertegen te beschermen door te sluiten. Zo ging de New York Stock Exchange (NYSE) na de aanslagen van 11 september door de knieën. Enkele andere beurzen sloten de deuren uit vrees voor volgende aanslagen. In een poging de financiële crisis af te weren, kondigde de Federal Reserve aan om alles in het werk te stellen om te voldoen aan de liquiditeitsvereisten van de financiële markten. Dat deze woorden effect hadden, moge blijken uit het feit dat de eerstvolgende crisis zich pas 6 jaar later voltrok.

Een interessante vraag die we ons nu kunnen stellen is in hoeverre de situatie van toen lijkt op de huidige. Sinds de militaire provocatie van Rusland heeft de beurs meer en meer interesse in de verwikkelingen op de Krim. In de eerste plaats komt dit door de nauwe economische banden die beide landen nog met elkaar hebben. Vooral Oekraïne is sterk afhankelijk van Rusland voor het welzijn van haar economie. Zo is er het voordelige gascontract, waarmee Oekraïne goedkoper aan gas kan geraken dankzij Russische pijpleidingen. Daarnaast is Rusland nog steeds de belangrijkste handelspartner van Oekraïne voor zowel import als export. Hoewel Oekraïne ook voor Rusland een significante economische rol speelt, is het voor Rusland meer te doen om de strategische locatie van Oekraïne en dan specifiek die van de Krim. In de stad Sebastopol ligt immers de Zwarte Zeevloot van de Russische marine. Nu de Republiek niet meer in handen is van de Russisch-gezinde Janoekovitsj, wil Rusland deze positie waarborgen.

 

Sartre, Orwell en Poetin

Jean-Paul Sartre, vader van het existentialisme, zei ooit dat wanneer de rijken oorlog voeren, het de armen zijn die sterven. Het is net om deze reden dat een militaire interventie in de Krim niet raadzaam is.
Op 1 maart 2014 verkondigde Poetin dat Rusland het recht had binnen te vallen bij buurland Oekraïne. In de woorden van George Orwell: “War against a foreign country only happens when the moneyed classes think they are going to profit from it.” Wanneer men de elite in een positie kan plaatsen waarin een invasie gelijk komt te staan aan een enorme economische terugslag, kan oorlog vermeden worden.
De G7 zal sancties opleggen aan Rusland en diens elite, zoals reisverboden en de bevriezing van gelden die in Europese banken geparkeerd staan. De sancties zijn een poging dit conflict op te lossen zonder verdere militaire escalaties. Voornamelijk door de overweldigende greep die de staat heeft op de Russische media blijft de publieke opinie over het algemeen lijnrecht achter het plan om de Krim te annexeren staan, maar het Westen gelooft dat de sancties tegen de Russische elite diens steun aan Poetin kunnen ondermijnen.

 

aanhoudende kapitaalvlucht

In de afgelopen twee weken verloor MICEX Index, de Russische aandelenindex, ruim 16 procent van zijn waarde en steeg de rente op Russische obligaties noodgedwongen van 5.5 naar 7 procent. Deze renteverhoging werd doorgevoerd met het oog op het behouden van de financiële stabiliteit en het inperken van de risico’s met betrekking tot inflatie. Geschat wordt dat sinds het begin van dit jaar de kapitaalvlucht uit Rusland de 45 miljard dollar al is gepasseerd. De voormalige Russische minister van Financiën, Alexei Kudrin, schatte dat verdere sancties vanuit het Westen de kapitaalvlucht tot 50 miljarddollar per kwartaal zouden kunnen opdrijven. Renaissance Capital, een vooraanstaande Russische investeringsbank gespecialiseerd in ‘high-opportunity emerging markets’, schat dat de kapitaalvlucht dit kwartaal de 55 miljard dollar zal overstijgen. In 2013 was dit bedrag voor het gehele jaar 63 miljard dollar.

 

Op economisch vlak heeft Poetin veel te verliezen bij een oorlog. De aanhoudende kapitaalvlucht zet deze tendens verder voort en mogelijke investeerders houden de boot af. Zolang dit spanningsveld bestaat, zullen de beurzen wereldwijd blijven reageren op nieuws over de Krimcrisis: een allitererend begrip om op de voet te volgen.



16/03/2014
🖋: 

Door de stad heen flaneren is meer dan geschiedenis alleen. Onze redactie houdt een rondslenterende tête-à-tête met een individu dat zijn hart verloren heeft aan Antwerpen. Topviolist Yossif Ivanov ziet zichzelf meer als citoyen du monde dan als Antwerpenaar, maar terugkeren naar ’t Stad is voor hem elke keer een nostalgische trip. Op 27-jarige leeftijd heeft hij een indrukwekkend palmares opgebouwd en reist hij de wereld rond met zijn Stradivarius. Het begon allemaal toen hij tweede werd in de prestigieuze Koningin Elisabethwedstrijd op amper 18-jarige leeftijd. Op het ritme van zijn stappen keren we terug in de tijd en voert hij ons mee naar zijn jeugdjaren.

Elke zaterdag wordt het Theaterplein overgenomen door foorkramers die met luide stem hun kleurrijke en exotische waren aanprijzen. Het was daar dat vader Ivanov jaren geleden de eerste viool voor zijn zoon kocht. "Mijn vader is violist en ik ben altijd gefascineerd geweest door het instrument. De boog leek op een trein die over de snaren, het spoor, van de viool reed. Toen ik vijf jaar was, heeft mijn vader op deze markt mijn allereerste viool gekocht voor 1.500 frank."

 

lagere schooltijd

Aan de Frankrijklei ligt het Onze-Lieve-Vrouwecollege, zijn voormalige lagere school. Die school liet hem toe elke maand een week afwezig te zijn om in Duitsland vioolles te volgen. "In vergelijking met andere kinderen van mijn leeftijd, was ik zeker niet de beste violist. Als ik aan wedstrijden deelnam, won ik nooit. Mijn vader vond zelfs dat ik niet zo veel talent had. Na mijn schooltijd oefende ik elke dag nog drie tot vier uur viool. Zeker niet altijd met evenveel zin. Ik ben heel dankbaar dat mijn ouders en mijn school mij altijd hebben gesteund. Zonder hen was ik nooit zo ver geraakt." Op zijn veertiende stopte hij met school om zijn diploma via de middenjury te halen. Zo had hij meer tijd voor muziek.

 

"Achteraf gezien ben ik blij dat het op deze manier is gegaan, maar het was soms zwaar. Geen enkel kind werkt graag elke dag zoveel uur na schooltijd. Ik kon vaak niet meegaan met vrienden wanneer ik dat wilde. Het leven van een muzikant kan eenzaam zijn. Soms was ik het gewoon beu en had ik geen zin meer om te spelen. Maar de muziek zelf hielp mij er doorheen. Het is een privilege om die fantastische muziek te kunnen spelen. De mindere kanten neem je er gewoon bij. De jarenlange slavenarbeid en opofferingen zijn het waard geweest. Ik ben blij dat ik kan leven van wat ik graag doe, dat geeft mij motivatie. Als ik geen solist had kunnen worden, was ik ook blij geweest om gewoon in een orkest te spelen. Ik heb altijd ambitie gehad, maar het was nooit mijn doel om te staan waar ik nu sta."

 

eerste concert

Ook de Koningin Elisabethzaal is voor hem een symbolische plaats. Hier heeft hij op zesjarige leeftijd voor het eerst als solist met orkest gespeeld. "Het concert was niet speciaal, gewoon een paar simpele melodietjes. Toch heb ik het gevoel dat hier mijn carrière begonnen is. Ik heb altijd een haat-liefdeverhouding met het podium gehad. Het is nooit evident om voor een publiek te staan. Het brengt enorm veel stress en werk met zich mee. Elk concert is een nieuwe uitdaging. Je bent maar zo goed als je laatste optreden."

 

Viool spelen is niet Yossifs enige passie, ook cinema kan hem bekoren. "Als ik geen violist was geworden, had ik graag in de filmbranche gewerkt. Regisseren of scenario’s schrijven spreken mij erg aan. Misschien kan het nog, als ik de viool ooit moe ben. Toen ik klein was, was ik een grote fan van films met Arnold Schwarzenegger. Mijn kamer hing vol met posters van hem. Voor mij moet het niet altijd de serieuze Europese cinema zijn, ik hou van allerlei genres. Ik wil alle nieuwe films zien, het is een passie van toen ik nog heel jong was."

 

muziekwereld

Het cliché van de klassieke muziek is dat het een heel afgesloten wereldje is. Met zijn ensemble Trilogy speelt hij samen met twee andere klassieke violisten ook populaire en filmmuziek buiten het klassieke repertoire. "Daarmee proberen we ook de tieners warm te maken voor klassieke muziek en hen naar concerten te lokken. Als ze zoiets te horen krijgen, kan dat voor een kiem zorgen waaruit de interesse verder kan groeien. We willen het brede publiek laten horen dat je met een viool ook andere dingen kan dan stukken van Mozart spelen."

 

Zijn ouders verhuisden dertig jaar geleden vanuit Bulgarije naar Antwerpen omdat zijn vader als concertmeester bij de Filharmonie aan de slag kon. Hij verhuisde naar Brussel toen hij er op zijn drieëntwintigste professor werd. "Ik ben daar gaan wonen omdat het veel gemakkelijker is om van daaruit te reizen. Daarenboven blijft Antwerpen vlakbij. Door mijn vele reizen heb ik niet het sterke nationalistische gevoel gecreëerd dat zoveel anderen hebben. Met mijn ouders spreek ik Bulgaars, met mijn broer en vrienden Nederlands of Frans. Ik voel me geen Antwerpenaar of Brusselaar, eerder een citoyen du monde. We zijn tous les mêmes zoals Stromae zegt. Waar we ook vandaan komen, we zijn allemaal hetzelfde. Met dezelfde vragen en problemen."



kinderarmoede in Antwerpen
16/03/2014
🖋: 

Antwerpen. Wie zich een middagje suf wil shoppen wordt op zijn wenken bediend, maar niet iedereen heeft het er breed. Achter de gevels van vele Antwerpse huizen kampen gezinnen met armoede: bezoeken van deurwaarders, geen verwarming in de winter of leningen voor schoolboeken zijn voor sommige kinderen een dagdagelijkse realiteit. dwars sprak met Ingrid Lieten, Minister van Armoedebestrijding, en Wim Van Lancker, onderzoeker aan het Centrum voor Sociaal Beleid, over de toenemende armoede in Antwerpen.

Volgens de kinderarmoedebarometer is de kinderarmoede in Antwerpen relatief hoog in vergelijking met andere Vlaamse steden. Kunt u dit verklaren?

Ingrid Lieten In grote steden ligt het kinderarmoedecijfer doorgaans hoger. Volgens de cijfers van Kind & Gezin groeit 25,2 procent van de Antwerpse kinderen op in een kansarm gezin. Dat is een veel hoger cijfer dan de 10,4 procent kansarme kinderen in Vlaanderen in het algemeen. Armoede kan iedereen treffen: zaken als ziekte, een echtscheiding of werkloosheid kunnen iedereen overvallen. Soms is een kleine ingreep in het leven genoeg om in de armoedespiraal terecht te komen. Toch slaat armoede bij sommige groepen harder toe: alleenstaande ouders, huurders, werklozen en personen van buitenlandse origine behoren tot de risicogroepen. Niet-EU-burgers hebben vijf keer zo veel kans om in de armoede te belanden als EU-burgers. Grote steden trekken alle lagen van de bevolking aan en we vinden er dus ook veel mensen die tot deze risicogroepen behoren. Mensen van een etnisch diverse afkomst leven natuurlijk niet vanzelfsprekend in armoede, maar de kans daarop ligt wel hoger bij kinderen van een moeder van buitenlandse afkomst.

 

Er is een significante stijging van de kinderarmoede in België in de afgelopen jaren, terwijl België in vergelijking met andere Europese landen een vrij groot bedrag per kind uitgeeft. Hoe kan het dat de sociale zekerheid in ons land niet optimaal beschermt tegen kinderarmoede?

Wim Van Lancker De kinderarmoede is in België gestegen omdat er meer kinderen opgroeien in gezinnen waar er weinig gewerkt wordt, en omdat de uitkeringen minder genereus zijn geworden. De gezinnen die een uitkering ontvangen worden dus minder beschermd door de welvaartsstaat. Door de lagere uitkeringen lopen mensen die geen plek op de arbeidsmarkt vinden een hoger armoederisico. Daarnaast heeft de tewerkstellingsgroei in de pre-crisisjaren er niet voor gezorgd dat het aantal kansarme gezinnen is afgenomen. Dit komt vooral doordat er een evolutie is geweest waarin gezinnen met één inkomen tweeverdieners zijn geworden. Bij deze ontwikkeling is de onderkant van de arbeidsmarkt achtergebleven.

 

Kunt u aangeven waarom de bestrijding van armoede bij kinderen van groter belang is dan bij (jong)volwassenen?

Lieten Wanneer we spreken over kinderarmoede, leggen we vooral de focus op de leeftijd van 0 tot 3 jaar. Onderzoek toont aan dat deze periode erg belangrijk is voor de ontwikkeling van de intellectuele, emotionele en sociale vaardigheden van kinderen. In deze leeftijdscategorie kunnen ze een achterstand oplopen die ze met zich meedragen voor de rest van hun leven. We willen daarom kinderen vanaf de wieg gelijke kansen bieden zodat ze zich beter kunnen ontplooien. Hierdoor wordt de kans dat ze later ook een kost voor de gemeenschap vormen kleiner.

Van Lancker We weten dat opgroeien in armoede voor kinderen nefaste gevolgen heeft voor hun cognitieve en sociale ontwikkeling, gevolgen die tot ver in de volwassenheid blijven doorwerken, en hoe jonger het kind, hoe hardnekkiger de gevolgen. De recente stijging van de kinderarmoede is echter nog te pril om daar empirische gegevens over te hebben.

 

Welke effecten heeft armoede op de sociale situatie van kinderen, bijvoorbeeld op school?

Lieten Doordat kinderen uit kansarme gezinnen vaak niet naar een opvang gaan, kennen ze ongeveer 400 woordjes wanneer ze naar school gaan, terwijl anderen er 1.200 kennen. Als kansarme kinderen toch naar de opvang gaan, kennen ze 1.100 woorden wanneer ze voor het eerst de schoolpoort binnenstappen. In gezinnen waar er geen computer is, kunnen kinderen 's avonds ook niets opzoeken voor hun schoolwerk. Een slechte huisvesting heeft gevolgen voor de gezondheid, maar ook voor de schoolprestaties. Als je geen rustig plekje hebt om je huiswerk te maken, wordt het moeilijk. Een slechte gezondheid zorgt dan weer voor schoolverzuim.

Van Lancker Kinderen die opgroeien in armoede zetten over het algemeen minder goede schoolprestaties neer, vertonen meer problematisch gedrag en maken meer kans op vroegtijdige schooluitval en, vooral in Vlaanderen erg relevant, een enkel ticketje op de waterval richting beroepsonderwijs en/of bijzonder onderwijs.

 

Kinderarmoede is dus een complex en breed probleem dat zich meestal op veel verschillende manieren manifesteert. Hoe moet het volgens u aangepakt worden?

Lieten Degelijk en duurzaam werk is de beste remedie tegen armoede. Werklozen en laaggeschoolden verzeilen gemakkelijker langdurig in armoede, evenals alleenstaanden en gepensioneerden. Daarnaast hebben kinderen in een gezin waar geen van beide ouders een job heeft geen positief rolmodel en wordt armoede zo vaak van generatie op generatie doorgegeven. Armoede is een netwerk van uitsluitingen. Dat betekent dat er op alle domeinen acties ondernomen moeten worden, ook op vlak van huisvesting, tewerkstelling van ouders en gezondheid.

Van Lancker Hulp aan ouders is niet het voornaamste middel om kinderarmoede te bestrijden. Je moet heel duidelijk inzetten op het verhogen van de laagste gezinsinkomens. We moeten de achterliggende oorzaak van kinderarmoede aanpakken en ervoor zorgen dat gezinnen voldoende middelen hebben om normaal te kunnen functioneren in de samenleving. Het heeft geen zin om ouders opvoedingstips te geven, als ze niet genoeg middelen hebben om die tips uit te voeren of als hun kind toch met een lege brooddoos naar school moet.

 

Denkt u dat een hervorming van de kinderbijslag gezinnen uit de armoede kan halen?

Van Lancker Er is veel wetenschappelijk bewijs voor de rol van de kinderbijslag in het bestrijden van kinderarmoede. De aanvulling op het gezinsinkomen kan een gezin boven de armoedegrens tillen. Bovendien kan men elke maand op het inkomen rekenen en dat is voor gezinnen die in armoede leven erg belangrijk. Uit onderzoek blijkt dat kindergeld over het algemeen wordt besteed aan zaken die de kinderen direct ten goede komen, zoals kledij, voeding, speelgoed en schoolmateriaal. Bovendien is de kinderbijslag erg egalitair georiënteerd, wat wil zeggen dat er heel weinig wordt ingezet op lage inkomens. Het kinderbijslagbudget wordt vrij gelijk over alle gezinnen verdeeld, ook over de gezinnen die het niet nodig hebben. Daarnaast blijkt dat de kinderopvang vooral gebruikt wordt door hogere inkomensgroepen en hooggeschoolde ouders, maar dat de lagere inkomens en de lagergeschoolden buiten de boot vallen. Terwijl het net die gezinnen zijn die er het meeste baat bij zouden hebben.

Lieten Ieder kind is gelijkwaardig en krijgt daarom hetzelfde basisbedrag. Mijn partij (sp.a, nvdr.) pleit voor een sociale toeslag bovenop het basisbedrag om de kwetsbare gezinnen extra te ondersteunen.

 

Wat zou u de ouders van (jonge) kinderen die in armoede leven op het hart willen drukken?

Lieten Ik zou hen ervan willen overtuigen om hun kinderen naar de crèche te laten gaan, ook als ze geen werk hebben en thuis zitten. Het creëert voor de ouders ruimte om werk te zoeken en het is goed voor de sociale vaardigheden en taalontwikkeling van de kinderen.

Van Lancker Dat ze zich geen schuldgevoel laten aanpraten. Armoede is geen probleem van persoonlijk falen, ook al maken mensen soms fouten, maar een probleem van verdeling.

 

Anita maakte de gevolgen van armoede als moeder van drie kinderen van dichtbij mee.

“Voor Sinterklaas probeerde ik altijd iets te geven, maar het was erg moeilijk. Schoolboeken en kleding kochten we tweedehands. Geld voor uitstapjes was er niet: we gingen naar het park. Mijn kinderen hebben veel moeten missen, maar ze zijn wel bij de scouts geweest. Ik heb altijd gezorgd dat er iets in huis was, al moest ik zelf een boterham met choco eten. We woonden in huizen met onveilige elektrische aansluitingen en andere mankementen, in Borgerhout. Van mijn familie kreeg ik destijds geen hulp en opvang was onbetaalbaar. Ik heb wel gemerkt dat de voorzieningen beter zijn geworden voor mensen in mijn positie. Ik wilde mijn kinderen zelf opvoeden en ik denk dat het is gelukt, want ze hebben het nu goed: ze werken allemaal.”



Erwin Mortier
16/03/2014
🖋: 

Erwin Mortier publiceert deze maand zijn vijfde roman, De spiegelingen. dwars sprak hem over zijn nieuwe boek, over zijn jeugd en zijn homoseksualiteit, over literatuur en kunst.

“Ik zou ook gelukkig zijn met het anoniem verspreiden van werk. Ik heb het niet nodig om ‘Erwin Mortier’ te zijn of op de kaft te hebben. Het ergste dat mij zou kunnen overkomen, is dat ik er op een dag van overtuigd ben dat ik werkelijk Erwin Mortier ben.” Het blijft even stil. “Vind je het erg als ik een sigaret opsteek?” Hij rolt zijn sigaretten zelf. Driemaal per dag, evenredig over de dagdelen verdeeld. Hij kijkt me over de aansteker aan terwijl hij de eerste trekken neemt. “Ik had eigenlijk een kom soep voor je willen koken, maar dat is er door het vele werk helaas niet van gekomen. Ik schenk je echter graag koffie in.”

We zijn in Drongen, in de zitkamer bij Erwin thuis. Het vertrek wordt door glazen schuifdeuren gescheiden van zijn werkkamer. Daar, achter die glazen deuren, gaat het geel-wit gestreepte behang grotendeels verscholen achter hoge houten boekenkasten, en zo te zien is het er altijd herfst: overal liggen vellen, papieren en schriften. Het was de afgelopen maanden de kraamkamer van zijn vijfde roman, De spiegelingen.

 

spiegelingen

Erwin Mortier Godenslaap was op een dieper niveau een boek over taal: hoofdpersoon Helene vraagt zich erin af wat ze met woorden kan. De spiegelingen is gegroeid rond haar broer, Edgard. Hij is een personage van wie ik veel meer hield dan Helene, dat ik een beetje een ‘teringwijf’ vond. Edgard komt gehavend uit de loopgraven, zoekt voor zijn kwetsuren beschutting bij zijn minnaars en probeert aan de geschiedenis te ontkomen. Godenslaap ging over de mogelijkheden van taal en geheugen, De spiegelingen meer over taal en verlangen. Het is een boek waarin ik heel bewust van mannen uitga en de mannenliefde betrek. Edgard is sensueel en heeft geen problemen met zijn seksualiteit, maar het drukt zwaar op hem dat hij een relatie heeft gehad met de man van Helene, die misschien biseksueel is. Edgard wil die persoon vatten en begint notities te maken – dat groeit uit tot De spiegelingen. Het boek bevat allerlei spiegeleffecten voor wie Godenslaap kent. Tegelijkertijd deze titel omdat er spiegelingen in zitten naar ons; onze verlangens en levensverhalen die afgebroken worden. Het is dus heel fragmentarisch; een flonkerend geheel van brokstukken. En bij mij jeukte het erg om eens een mannelijke sensualiteit te laten weerklinken, wat in deze tijd niet slecht is, als je ziet hoe wereldwijd de herenliefde onder druk staat. Dat raakt me.

 

herenliefde

Mortier Als je verlangens of affecties enigszins buiten de sociaal geaccepteerde scenario’s vallen, verscherpt dat je blik en observatievermogen. En het geeft je een zeker buitenstaandergevoel. Het maakte mij ervan bewust dat de mens meer is dan de definities waar hij zich in wil wringen. De mens is een nieuwsgierig wezen, maar het menselijke verlangen wil men toch heel duidelijk temmen. Het kan een geruststelling voor iemand zijn zich het etiket ‘hetero’ toe te eigenen en mogelijke andere gevoelens weg te moffelen. Ik denk dat de werkelijkheid veel meer schakeringen heeft. Homoseksualiteit vergt ook creativiteit: er liggen geen scenario’s klaar. Je moet in feite à la Sartre de liefde opnieuw uitvinden, een creatief gegeven. En als je van de heren bent, is er niet de mogelijke context van nageslacht, die voor veel mensen ook een soort vangnet is. Daar moet je zelf aan bouwen. Je moet in feite je eigen familie samenstellen. Ik denk niet dat homoseksualiteit volledig geaccepteerd is in België. Als ik jonge mannen spreek, krijg ik soms de indruk dat het gevoeliger ligt dan vroeger. Zij zitten ermee in de knoei op een wijze die ik nooit gekend heb. Ik ben in de jaren zeventig opgegroeid, waarin er openheid was. Mijn geaardheid heeft mij nooit problemen gegeven. Het ironische is dat nu alles wettelijk is geregeld, we kunnen allemaal trouwen en zelfs adopteren, terwijl er op het vlak van mentaliteit een terugslag is. Het huwelijk is geënt op het man-vrouwmodel, daar gaat een normerende druk vanuit. Ik ben ervan overtuigd dat de dynamiek tussen man-man anders is dan die tussen man-vrouw. Verder ben ik sterk aanhanger van de uitspraak "il n’y a pas des rapports sexuelle" van psychoanalist Lacan: seks is altijd een soort moeizaam geploeter. Ook is het absoluut heel mooi, misschien zelfs het mooist van al, in het onzekere ook. Verlangen is ook een zintuiglijke manier om kennis op te doen. Hoewel het goed is dat alles nu open en bespreekbaar is, lijkt het door seksuologen en seksueel advies alsof het allemaal vlotjes gaat, terwijl de intimiteit, het fragiele en het vrolijke geklungel natuurlijk ook heerlijk is.

 

vruchtwatertaboe

Mortier Ik heb het geluk gehad op te groeien in een goed huwelijk. Er waren geen spanningen, ook niet tussen broers en zussen. Mijn groot- en overgrootouders woonden in mijn vroege kinderjaren vlakbij. Als kind werd ik daardoor opgebracht in een narratief geheugen, in een verhalenuniversum dat je eigen kleine minigeheugen ver overstijgt. Een boel mooie verhalen, maar de familie had ook taboes. Ik ben ondergedompeld in een vruchtwater van verhalen dat paradijselijk is, maar ook zijn bittere, donkere kanten kent. Bijna alle belangrijke historische thema’s in ons land worden trouwens gekenmerkt door een groot onvermogen om erover te praten. Daar moeten we mee in het reine komen. De hele Duitse geschiedenis en collaboratie zit eigenlijk nog steeds muurvast. Daar getuigt het succes van partijen als de N-VA ook van, die zijn rechtstreekse erfgenamen van dat donkere Vlaamse verleden. Dat ettert maar door. België is het vaderland van de non dits, de taboes. Daar stuit je voortdurend op. Mijn hang naar het schrijven is deels geworteld in het beladen familieverleden aan moeders kant, mijn debuutroman Marcel gaat erover. Mijn grootoom was twintig en ging in dienst bij de SS. Zes maanden later is hij aan flarden geschoten door Russische granaten. Hij werd daar begraven, later heeft Stalin de Duitse oorlogsgraven laten platwalsen. Dat was het dan, er is zelfs geen graf meer. Als kind ving ik flarden op van dat verleden waar mijn grootouders zich voor schaamden, terwijl er ook een soort geknakte trots was. Ik zoog het allemaal op. Er was een hele kluwen van emoties. Ze hebben de rouw nooit publiekelijk kunnen uiten. Rouw is ook een soort verhaal: het vergt het uitrekken van je narratieve weefsel en het op een andere manier aaneenweven in je levensroerselen. Dat alles zit verweven met het verdriet van België en het deel van het Vlaamse verleden dat aanknoping zocht met het nazisme. Wat mij interesseerde was het hoorbaar en voelbaar maken van het littekenweefsel rond die afwezigen, die kluwen van niet uit te klaren gevoelens. Het is ook een manier om toch iets te maken van die geschiedenis. Je zou kunnen zeggen dat ik door het schrijven de oplossing heb gevonden om ermee om te gaan. Want schrijven is spreken en zwijgen tegelijkertijd. Je verhevigt als schrijver de werkelijkheid om bepaalde aspecten ervan bloot te leggen, voelbaar of hoorbaar te maken. Dat geldt sowieso voor kunst. Lezen en schrijven maken mij vollediger. Op zijn ouderwets gezegd: kunst vergroot onze ziel, het voegt aan het boek van onszelf stiekem allerlei bladzijdes toe.

Ik heb een soort terughoudendheid omdat ik veel prikkels opvang, maar elke schrijver kent het eeuwige dilemma tussen schrijven en leven. "Schrijven mag niet dieper in de zee des levens waden dan tot de navel," zei Flaubert. Ik begrijp de spanning wel, maar ik houd ontzettend veel van het leven, dus na een tijd schrijven wil ik ook gewoon de branding van het leven rond mij voelen spoelen, de morsigheid en de liederlijkheid, en alles wat je maar wilt. Het moet elkaar in evenwicht houden.

 

Literatuur

Mortier Er verschijnen veel boeken van mensen die ideeën hebben: journalistiek met kleren aan, sociologie met een hoed op. Het literaire is alles wat dat niet is. Ik heb nogal een negatieve definitie van wat literair is. Dat heeft te maken met het moderne van de modernere letteren, waar ik ruwweg twee sleutelmomenten in zie. Enerzijds de ontwikkeling van het poëtische personage, de ‘lyrische ik’ als iemand die van zichzelf geen eigenschappen heeft. Lyrisch bewustzijn wordt gedefinieerd als totale openheid en verwelkoming van anderen. Een tweede sleutelmoment situeert zich in het proza en daarbij past Flaubert als icoon. Hij zei dat er geen verheven of platvloerse onderwerpen zijn: de stijl zelf is een absolute manier om de dingen te beschouwen. Dat liet hij zien in Madame Bovary: het leven van een eenzame, smachtende doktersvrouw in de provincie is evenzogoed materie voor literatuur als het leven van een koning, hertog of held. Ieder boek moet in de manier waarop het geschreven is zijn eigen noodzaak en pregnantie vestigen.

De literatuur evolueert en rukt zich los uit haar traditionele maatschappelijke en sociale verbanden en hiërarchieën om volledige zelfbeschikking op te eisen. Tegelijk weigert ze om zich door externe factoren te laten definiëren. Het moderne schrijven laat zich zo door een grote onbepaaldheid funderen. Daar komt volgens mij die steeds terugkerende roep naar letteren uit voort dat het de straat op moet om zich te mengen in politiek-maatschappelijke debatten. Als je dat doet, reduceert het de impact van kunst direct tot de hete hangijzers van het ogenblik zelf, terwijl kunst heel geleidelijk, sluipend en accumulatief werkt, naar het individu en niet naar groepen. Als de politiek de kunst van het onmogelijke is, is de kunst de politiek van het onmogelijke proberen. In feite formuleer je mogelijke bestaansvormen die misschien ooit tot iets leiden.

Ik zie een roman als een wereld die leeft en bestaat op zichzelf en die de lezer in zich opzuigt. Literatuur speelt zich volgens mij af in het niet op te lossen spanningsveld tussen het oordeel en de aanhalingstekens die de grote geschiedschrijving maakt en de duizenden nuances die er liggen op het individuele vlak. Ik vind het interessante literatuur om de singulariteit van levens weer te geven. Proza symboliseert de grond van beschaving; het imaginaire gesprek met het verleden. Poëzie is een soort bad van de eeuwige jeugd waarin de taal zich kan onderdompelen en betekenissen kan afstoten of weer aantrekken. Ik speel met de gedachte ooit al mijn poëzie te bundelen, en het als titel deels ironiserend ‘Woordenboek der Toekomstige Betekenissen’ te geven. Poëzie is het vernieuwende aan de taal, het formuleert metaforen die een soort toekomstigheid aanduiden. Dat zijn volgens mij de twee polariteiten waarbinnen het schrijven zich situeert.

Literatuurwetenschappen en journalisten benaderen het boek te cognitief: het scheppen van een roman is een kunstwerk. Ik zeg als boutade soms dat ik de hoer van mijn verbeelding ben. Ik krijg heel veel prikkels; een vloed van indrukken. De meest volledige manier waarop ik daar iets mee kan, is via kunst en schrijven.

 

ziekte voor rare mensen

Mortier Mijn grootouders hadden een rijkelijk gevulde bibliotheek. Mijn grootmoeder nam me vaak mee naar musea. Mijn vader bracht ons al jong naar de bibliotheek en gaf ons een muziekstudie. Dat sloeg enorm aan. Maar vanuit het klassieke onderwijs gold ik als een probleemgeval en kreeg ik geen respons op datgene waar ik mee bezig was. Er heerste een kleinburgerlijke visie op kunst: de docenten vonden het leuk om een schilderij boven de kast te hangen, maar het idee dat je daar zelf een levensvervulling in zou kunnen vinden, dat vonden ze écht buitenaards. Op de middelbare school werd kunst gezien als een ziekte voor rare mensen.

Ik zou studenten op het hart willen drukken zich niet te veel door hun onzekerheid te laten leiden. Als je jong bent, begin je van alles en komt er veel op je af. Je doorgrondt jezelf misschien nog niet helemaal. De neiging om dan dicht te slaan en je aan allerlei zekerheden vast te klampen is groot. Probeer te genieten van wat de dag brengt. Sommigen denken: ik moet nog zoveel doen, die stapelen van alles op en lopen vast. Je moet een beetje slordig kunnen leven. Probeer een elementaire blijdschap in stand te houden. En als je wilt schrijven: heel veel lezen, dat scherpt je blik en het voedt. Verlies je niet in wat andere theoretici en stuurlui aan wal beweren over hoe er geschreven moet worden. Er zijn geen regels. Het belangrijkste is focus hebben: focus op wat je kwijt wilt.



de Roovers en hun Dollarcyclus
12/03/2014
🖋: 

Sinds 2007 koppen de kranten dagelijks over instabiele banken, hoge werkloosheidscijfers, pijnlijke overheidsbesparingen en het ene faillissement na het andere. Bedankt, Lehmann Brothers! De economie zit nog steeds in het slop, net zoals de Belgische politiek. En waar politiek botst met poëzie, daar vinden we theatercollectief de Roovers terug. Zij brengen Peter Handkes De Laatsten der Onverstandigen op de planken als tweede voorstelling in hun Dollarcyclus, een reeks over de crisis van het kapitalistische systeem. “Het is een poging om de crisis te begrijpen en om er een ander licht op te werpen”, zeggen maaksters Sara De Bosschere en Sofie Sente.

De crisis wordt gaandeweg een oud verhaal, een veelgebruikt en herkauwd excuus. Optimistische berichten kondigen voorzichtig beterschap aan. De situatie lijkt minder acuut, maar de gevolgen zijn nog voelbaar. “Het blijft iets dat aangrijpt, maar dat je daarom niet altijd begrijpt”, vertelt Sofie. “We kunnen ons niet afsluiten voor de wereld waarin we leven en met theater willen we daar grip op krijgen. Het is waanzin om te denken dat een mens helemaal los kan staan van zijn omgeving. Er is altijd een wisselwerking.”

 

Dat is de noodzaak om stukken als Shakespeares Timon Van Athene en nu Handkes De Laatsten der Onverstandigen op de bühne te brengen. “Mensen gaan naar theater kijken om hun leven en hun wereld te begrijpen, om de andere kant van de moderne menselijkheid te vatten. Het gaat over de crisis en geld, maar nog meer over een identiteitscrisis”, legt Sara uit. “De crisis is de eerste verhaallijn, maar daaronder zit zoveel meer.” Sofie treedt daarin bij: “Het is te eenduidig om te stellen dat ondernemers alleen maar beesten of varkens zijn, dat is niet interessant. De werkelijkheid is complex en heeft verschillende lagen die in theater ook moeten samenkomen. Handkes stuk is daarom meer dan alleen een maatschappijschets. Het gaat over jou en mij, over het existentiële goed en kwaad dat in de mens zit.”

 

onuitputbare bronnen

Die essentie vinden de Roovers nog altijd terug in het repertoire, teksten die de tand des tijds overleefden. “We hebben wel iPads en beursgenoteerde bedrijven, maar de kern van die oude teksten is nog steeds hetzelfde. Dat blijft me verwonderen, evenals het feit dat ik mijn tenen niet apart kan bewegen”, grinnikt Sara. “De grote thema’s in het leven veranderen niet, enkel de waan van de dag die daarrond hangt. Het is ergens angstaanjagend dat de mens hetzelfde in elkaar zit. Door de actualiteit worden vele stukken plots weer relevant en ga je er door een andere bril naar kijken. Zo werken Europese landen met elkaar samen, maar wanneer Griekenland in de problemen zit, moet die het zelf maar oplossen. Dat is precies waar Timon Van Athene ook om draaide. Timon was niet gechoqueerd omdat hij zijn geld kwijt was, maar omdat hij dacht dat hij vriendschap kende die uiteindelijk op niks gestoeld bleek te zijn. Dat is vandaag nog altijd actueel. Er wordt niet zo goed voor elkaar gezorgd als we soms denken”, beargumenteert Sofie.

 

“Vanaf het moment dat je dus niet beter kan schrijven dan een Tsjechov, Handke of Aeschylos, biedt het repertoire onuitputtelijk veel mogelijkheden. Je kan er altijd iets nieuw van maken, omdat je er altijd iets anders uit kan halen. Er treedt keer op keer een interactie op tussen het materiaal dat bestaat en je eigen perspectief van waar je op dat moment staat in het leven en wat er gebeurt in de wereld.”

 

haaien en oogsten

In een wereld waarin geld centraal staat, lijken mensen wel haaien die eigenbelang en hebzucht laten floreren boven emoties en menselijke waarden. Alles ten koste van liefde en vriendschap. Eenzaamheid als individueel neveneffect van het economische systeem. “Het hoofdpersonage Hermann Quitt is verschrikkelijk eenzaam en afgestompt, omdat hij alles heeft. Hij hoeft op niemand meer te rekenen, behalve op zichzelf. De sterkte van arme mensen is dat ze met veel zijn, maar wie rijk is, heeft anderen niet nodig. Wat is dan nog de eerste drijfveer om contact te zoeken? Ik denk dat veel mensen daar wel mee af te rekenen krijgen”, licht Sofie toe.

 

Maar daar hebben de Roovers zelf geen last van. “In de artistieke sector komen mensen samen met een gemeenschappelijk doel. We planten een zaadje dat groeit en iedereen moet meewerken om de oogst binnen te halen. De ene zit op de tractor, de andere kapt het koren, nog iemand anders laadt het op de kar. Zo werkt iedereen samen aan het hetzelfde, maar iedereen heeft zijn eigen taak. Die manier van samenwerken in collectief verband waar naar elkaar wordt geluisterd, kan ook voordelig zijn in het bedrijfsleven”, duidt Sara. “We hebben nooit het gevoel dat we moeten werken. Dat is natuurlijk een luxe. Iets moeten doen dat je niet graag doet, is pure horror.”

 

een knipoog

De Roovers denken nog lang niet aan ophouden, ook al vieren ze dit jaar hun twintigste verjaardag. “Het is absurd, het lijkt wel een knipoog”, oppert Sara. “We blijven doorgaan, omdat we een nieuwsgierigheid en passie hebben voor het medium, naar wat theater is. Er zijn nog oneindig veel teksten ongelezen, acteurs waarmee we willen samenwerken, veel rollen onvertolkt en oneindig veel manieren om een publiek te ontvangen die we nog niet ontdekt hebben. Het blijft boeiend en spannend.” Al heeft zo’n lange samenwerking zijn voor- en nadelen. “Na twintig jaar leer je elkaar zo goed kennen dat je met een half woord genoeg hebt om elkaar te begrijpen. Daardoor geraken we sneller vooruit, maar het gevaar is reëel dat we elkaar zo goed kennen dat we elkaar steeds in dezelfde hokjes duwen”, aldus Sofie.

 

“Door te spelen, blijven we een soort sap in ons lijf houden. De confrontatie met elkaar aangaan op het toneel en steeds op zoek gaan naar het fysieke is zo anders dan het voorbereidende werk van lezen, vertalen, bewerken en discussiëren. We blijven op zoek gaan naar de spelende mens.”

 

Zin om te gaan kijken? De Roovers spelen De Laatsten der Onverstandigen op donderdag 13 maart, vrijdag 14 maart en zaterdag 15 maart in de Monty, Antwerpen.



06/03/2014
🖋: 

Naar aanleiding van het dossier cultuursubsidies sprak dwars met mevr. Barbara Wyckmans, directeur van HET PALEIS en mr. Luk Van den Bosch, directeur van het Toneelhuis alsook voorzitter van het Antwerps Kunstenoverleg (AKO).

Zou u kunnen uitleggen waar AKO voor staat en wat jullie precies doen?

Luk Van den Bosch Het Antwerps Kunstenoverleg is zo’n 5 jaar geleden ontstaan om de één-op-één relatie die vele kunstinstellingen toen met de stad hadden te verhelpen. Het was de bedoeling om één aanspreekpunt te creëren dat zou functioneren als een spreekbuis voor het geheel aan kunstinstellingen en organisaties. In 2012 werd dan ook Het ABC van een Antwerps kunstenbeleidsplan opgesteld in aanloop naar het Kunstenbeleidsplan 2014-2019. Naast een aantal positieve punten waren er ook voorstellen waar nog aan gewerkt moest worden, zoals het gebrek aan repetitieruimte, de afwezigheid van een reglement, alsook de concrete relatie tussen kunsten en onderwijs.

De nadruk werd ook gelegd op de verwachtingen die we hebben met betrekking tot het beleid, zoals transparantie, efficiëntie en een heldere dialoog. Sindsdien zijn er een aantal punten uit dat memorandum in de beleidsverklaring overgenomen waardoor er nu bijvoorbeeld een reglementering van de projectsubsidies bestaat. AKO is een overlegorgaan waar vandaag ongeveer 65 podiumkunstorganisaties deel van uitmaken. Samen zijn we ook bezig aan het project Mijn dagelijkse portie kunst, omdat we voelen dat het maatschappelijk draagvlak voor kunsten of een overheid die investeert in kunsten, begint te schuiven. Mensen ervaren cultuur als een belangrijk onderdeel van hun leven, maar als het crisis is, moeten we daar maar in snoeien.

Barbara Wyckmans Ik denk dat er met AKO een mooie aanzet is geweest tot betere communicatie. Ik denk wel dat we nog maar in de kinderschoenen staan. De waardering van het stedelijk beleid ten overstaan van AKO om te luisteren naar de signalen, omdat we een collectief platform zijn, is een zeer positieve evolutie. Dat is iets wat we in het verleden gemist hebben en waar we nu zelf het initiatief hebben genomen om gezamenlijk de dingen te duiden zodat de stad niet enkel opdrachten geeft aan de cultuurinstellingen, maar dat de cultuurinstellingen ook een gespreksplatform kunnen bieden naar de stad voor een overleg.

Dit is wat er ook gebeurd is toen de kunstinstellingen de mail ontvingen in verband met hun subsidies. Er is toen vrij snel vanuit AKO actie ondernomen. Het communicatieve draagvlak was in de vuilbak gesmeten, wat niet meteen getuigt van enige professionalisme. De schepen is daar dan op ingegaan en heeft iedereen uitgenodigd om het relaas te horen. Er zijn dan achteraf een aantal rechtzettingen gebeurd en een aantal dingen verduidelijkt.

Ik denk dat als je collectief iets doet, je altijd meer bereikt. Of je hebt een beter luisterend oor voor het beleid. Het is net goed om in plaats van voorstellen te mokken, toch met de vragen te blijven komen. En hoe teleurgesteld je ook bent, als er een open relatie is met de stad en de schepen, dan is dat voor het gemoed beter en kun je het op een andere manier bekijken. Ik heb absoluut de deur niet gesloten en ik sluit die ook niet; ik wil blijven communiceren met de overheid.

 

Vreest u niet dat de cultuursector in de toekomst (nog meer) aan subsidies zal verliezen?

Van den Bosch Neen, ik denk dat de politici in Vlaanderen slim genoeg zijn om dat niet te laten gebeuren en daar zelf niet voor zouden opteren. Dat is echt een verschil. Bij de laatste begroting hebben ze juist een verhoging van het budget doorgevoerd en dat vind ik heel opmerkelijk binnen de Europese context. Ik denk dat dat een heel sterk signaal is. Meer mag altijd, maar daar gaat het niet om. Het feit dat er toch niet gesnoeid wordt in cultuur vind ik hoopvol.

Anderzijds merk je dat de subsidies van de stad Antwerpen voor de kunsten er wel op achteruit zijn gegaan. Kunst wordt over het algemeen als een belangrijk aspect van Antwerpen beschouwd, het uithangbord van de stad, maar dat zie je niet terug in de cijfers. Mr. Heylen, schepen van Cultuur, zegt dat het om een daling van 8 procent gaat, ik denk dat het eerder 15 procent is. Het Toneelhuis moet het concreet met 300.000 euro minder stellen. En dat merk je aan het kleinere personeelsbestand, uitgestelde of afgelaste projecten, of het aantal stadsdagen waarbij de stad Antwerpen over de Schouwburg mag beschikken.

We kunnen dit deels oplossen door subsidies in het buitenland te zoeken of een deel van de productiekosten door een bedrijf te laten financieren. We wilden de kosten altijd zo min mogelijk doorrekenen aan het publiek aangezien dat een van de beleidspunten van de toenmalige minister van Cultuur, Bert Anciaux, was. Twee jaar geleden zijn we echter genoodzaakt geweest dit wel te doen, waardoor de tickets nu gemiddeld tussen de 8 en 20 euro duurder zijn.

Een andere mogelijkheid zijn de eenmalige investeringssubsidies of projectsubsidies. Voor Toneelhuis is dit echter niet van toepassing omdat we zowel van de Vlaamse Gemeenschap als van de stad Antwerpen een toelage krijgen en die zou al onze geplande projecten moeten dekken. Het financieringsplan dat we hebben opgesteld voor de stad Antwerpen omvat al onze uitgaven op een termijn van 4 jaar. Daarin zitten de administratiekosten, het geld dat bedoeld is voor de artistieke omkadering, maar ook bijvoorbeeld de exploitatie van de Bourla. Daarmee moeten we rondkomen.

Wyckmans Voor HET PALEIS is de stad alleszins heel duidelijk geweest: we zouden 2.500.000 euro krijgen; dat is een vermindering van 350.000. Daarbovenop zouden we de laatste schijf in december niet meer uitbetaald krijgen. Dat was dus een koude douche. Het feit dat je dat bericht in juni krijgt, net voor de vakantie, dwingt jou om maatregelen te nemen, omdat je het pas een jaar later in 2014 zult gewaarworden. Daar zijn we nu in beland.

We zijn natuurlijk gaan zoeken naar die 350.000, want in het midden van het seizoen is het programma al geschreven, het aanbod al gespreid, de contracten zijn gemaakt, etc. Dat is wikken en wegen en op verschillende terreinen een inspanning leveren. We hebben moeten besparen op loonlast, de grootste kost, en daarom moeten we het nu met vijf mensen minder stellen. Vijf mensen die elk een unieke bijdrage leverden aan HET PALEIS en die eigenlijk onmisbaar waren. We hebben elk jaar een evaluatie en diegenen die niet voldoen, die hebben we uitgewuifd. Er was dus een bezorgdheid om aan die mensen te communiceren dat het sanctioneren er niet is omdat ze hun best niet doen, maar omdat we met te veel op een schip zitten. Vijf mensen moeten springen om het schip niet te laten zinken. Het is nu dus zoeken om het werk van die mensen te verdelen over de rest van het personeel en dat is niet makkelijk als die mensen 10 procent van het werk op zich namen.

Voor het publiek vertaald zich dat naar een stijging van de ticketprijzen. Voor dit seizoen kunnen we dat niet doen omdat onze zomerbrochure al gepubliceerd is; dat ligt vast. Maar vanaf volgend seizoen zullen die prijzen hoger liggen. Wel hebben we met onze raad van bestuur beslist dat we de prijzen voor onze doelgroep, kinderen en jongeren, niet zullen verhogen. Maar voor de 18-jarigen, die mee kunnen profiteren van de producties, zullen de prijzen met 2 euro stijgen. Dat is dan 12 euro in plaats van 10 euro en ik denk dat dat nog altijd betaalbaar zal blijven.

Sponsoring hebben we altijd al gezocht, maar dat is voor mij een ondersteuning voor datgene wat er al is. Een soort extra, maar het vervangt echter niet de subsidies. We zijn al actief op zoek naar participanten die het decor betaalbaar kunnen maken. Zo zijn de acteurs van Romeo en Julia laatstejaarsstudenten kunstopleiding die zich nu kunnen profileren als goede acteurs. Het was een stage voor hen en een lagere loonkost voor ons; een win-win situatie dus. Maar dat zijn dingen die we dagdagelijks doen. Nu echter een grote sponsor aantrekken ter vervanging van subsidies, dat is onjuist. Als de gemeenschap HET PALEIS wenst, zal de gemeenschap HET PALEIS ook moeten subsidiëren.

 

Is het volgens u een strategie om initieel meer subsidies aa te vragen dan nodig om achteraf toch het gewenste bedrag te verkrijgen?

Van den Bosch Neen, je moet in de opmaak van het financieringsplan kunnen zetten wat je echt van plan bent en wat niet. Natuurlijk zullen er altijd projecten zijn die je graag nog zou willen doen, maar je moet realistisch zijn. Meer vragen dan je nodig hebt zou niet correct zijn ten aanzien van collega’s. Hetzelfde geldt voor de strengere verantwoording van de projectsubsidies, wat ik een positieve evolutie vind. Het project dat je ontwikkelt moet tenslotte een meerwaarde bieden aan de stad Antwerpen. Het is logisch dat er een gedetailleerde aanvraag wordt ingediend. De stad moet dan in alle eerlijkheid beslissen of het een goed project is en of ze er in zullen investeren. Dit is een subjectief proces, maar daarin verschilt kunst ook van een bedrijf. Wij weten in tegenstelling tot Coca-Cola niet exact wat er aan het einde van de lopende band geproduceerd zal worden en of het publiek hier tevreden mee zal zijn. Desalniettemin moet alles wel even verantwoord gebeuren als in een bedrijf, van financieringsplan tot eindproduct.

Wyckmans Daar ben ik principieel tegen! Als we dat allemaal zouden doen? Ik heb nooit een eindsom bepaald, maar telkens een plan gemaakt van datgene wat ik wens, wat ik denk dat we aankunnen en wat we nodig vinden. Dat is dan simpelweg optellen en dan die centen vragen. Niet andersom. Onze plannen zijn altijd realistisch geweest en als je niet meer speling geeft, dan wordt je soms geknakt als je minder krijgt en moet je voort schrappen. Maar of ik die strategie correct vind? Neen. Ik ben er echter 200 procent zeker van dat er kunstinstellingen zijn die dit doen, maar die gaan dat niet aan uw of aan mijn neus hangen, daar ben ik van overtuigd.

 

Is er een samenhang tussen de strengere verantwoording van projectsubsidies en de verlaging van toelagen in het algemeen?

Van den Bosch Er zal wel een samenhang zijn. Als de middelen beperkt zijn, zal je meer nadenken over wat er al dan niet kan en zal je dit beter proberen opvolgen. De projectsubsidies zijn echter in de eerste plaats bedoeld als aanvulling voor diegenen die ergens anders al geld hebben verworven. Om extra projecten te ontwikkelen of als een soort rugzak van de stad om bij een andere organisatie aan te kloppen en daar verdere subsidiëring aan te vragen. Aangezien vele organisaties, waaronder ook Toneelhuis, minder subsidies gekregen hebben, zullen zij geneigd zijn om ook hier strenger op te treden en een grotere verantwoording te eisen. Natuurlijk probeer je eerst te doen wat je zelf moet doen, en als er dan niet veel ruimte voor anderen over is, dan is die er niet. Dit is tevens één van de tastbare consequenties.

Als je minder hebt, kun je daar boos over zijn of er pragmatisch mee omgaan. Dat is wat de meesten proberen te doen. Iedereen die met een project bezig is, gelooft in dat project en zou willen dat het gefinancierd wordt. Als je dan merkt dat een beleid daar niet voor kiest, kan dat hard aankomen. Je kunt dat dan misschien wel slikken, maar dat wil dan nog niet zeggen alles meteen verteerd is. Dat is ongetwijfeld aanwezig, maar over het algemeen is de sfeer veel hartelijker geworden tegenover pakweg 15 jaar geleden. We hebben een vruchtbare dialoog met kunstinstellingen onderling alsook met de stad Antwerpen en mede door toedoen van AKO heeft iedereen beseft dat dit veel efficiënter is dan wanneer iedereen op zijn eiland leeft.

Wyckmans Ik denk dat het goed is dat AKO bestaat, dat we op die manier ook onderling met elkaar kunnen blijven communiceren. Er was nog nooit zoveel communicatie tussen kunstinstellingen en er is ook een soort van waardering voor wat de anderen doen. Luisteren naar elkaar om te weten waar de problemen liggen en elkaar uit de nood helpen. Als er bijvoorbeeld een gezelschap is dat geen repetitieruimte heeft of de repetitiezalen zijn onbetaalbaar voor hen, dan kunnen we mee zoeken naar momenten waar er één leeg staat. Aan een gunstig tarief uitlenen, is nooit een probleem.

 

Hoe ziet u verder de toekomst tegemoet?

Van den Bosch Als er opnieuw binnen de politiek gevochten zal worden voor de portefeuille van Cultuur en deze zal worden uitgereikt aan iemand die er op zijn minst verstand van heeft, dan kijk ik positief de toekomst in. Het zou ook interessant zijn om te bekijken of er niet terug een minister van Cultuur komt, eventueel samen met media. Want misschien is VRT wel de grootste kunstinstelling van Vlaanderen. In ieder geval hoop ik dat Cultuur terug begeerd wordt en dat het belang van kunst en cultuur wordt ingezien, zowel door de samenleving als door de politici. Als dit gebeurt, zal de rest wel volgen.

Wyckmans We zitten aan de vooravond van de verkiezingen en dat baart mij wel zorgen. We weten absoluut niet hoe alles zal evolueren. Niet enkel voor de kunstinstellingen, maar de kinderkunsten in het bijzonder. De gemeenschap heeft de verantwoordelijkheid om kinderen op zo jong mogelijke leeftijd in contact te brengen met kunst en cultuur. Zo vind ik dat elke volwassene een verantwoordelijkheid heeft. Er is geen enkel kind dat op eigen initiatief een museum binnenstapt; er is altijd een volwassene geweest die mee heeft beslist om dat kind te leiden. Maar als in dat museum de naamkaartjes naast de schilderijen te hoog hangen, bijvoorbeeld. Dat is maar een klein ding, maar iedereen moet cultuurvriendelijker worden. Er moet een besef en de noodzaak van evidentie van kindercultuur komen en daar kan een beleid aan helpen. Een zekere cultuurplicht zou mooi zijn. Te lang is cultuur een vrijblijvend iets geweest. Het wordt geapprecieerd, maar het gaat niet meer over de appreciatie, het gaat over de verplichting. En als die evidentie er is, dan zal de toekomst er heel anders uitzien.



editoriaal
23/02/2014
🖋: 

Er zijn zo van die dagen. Er zijn zo van die weken. Dagen waar men een diepe zucht slaakt. Dagen dat niets lijkt te lukken. Waar je op één dag alles lijkt te verliezen. Je wordt bedreigd, aan de kant geschoven en vergeten. Akkoord, een bescheiden studentenblad is geen De Morgen. We pretenderen geen Knack te zijn. De Dag Allemaal zijn we zeker niet. Mijn excuses aan het consortium lezers van de Dag Allemaal.

 

Een klaagbrief wordt dit zeker niet. Eerder een open brief aan al onze loyale lezers. Aan alle lezers die ons niet lezen. Aan alle lezers die niet eens weten dat we bestaan. Hoofdzakelijk richt ik me tot de overkoepelende nonchalance die er heerst in medialand jegens het nederige studentenblad. “Je vais pas vous draguer, promis, juré.”

 

Want wat zijn wij? Wij zijn gladiatoren van het geschreven journalistieke woord. Een herculische hyperbool, dat besef ik. We zijn slechts studenten. Als wij bellen, is het niet belangrijk genoeg. Als wij vragen, klinkt het verwerpelijk. “Cinq minutes quoi, je t'ai pas insulté, je suis poli, courtois.”

 

Wat doen wij ? Wij zijn journalisten zoals alle anderen. U denkt er misschien anders over. Dat kan ons niet schelen. In een haast claustrofobisch vertrek zwoegen en zweten we. Een studentenblad is poëzie. Een studentenblad heeft kloten. Et qu'est-ce que vous avez tous à me regarder comme un singe, vous?

 

Wat verlangen wij? Een greintje begrip en verantwoordelijkheid. We snappen dat de journalistieke stiel hard labeur is. Onvoorspelbaarheid en onregelmatigheid tieren welig rond. Anticiperen is dus de sleutel tot succes. Dat weten we. Anders was u deze editie niet aan het lezen. Dan waren we – na al onze omzwervingen om dit nummer vorm te geven – ofwel gelyncht door de havenmaffia ofwel naast De Wever in het ziekenhuisbed beland. Nous étions formidables. Formidable. Dank u, Stromae.