De muzikant, de naaktloper en de romanticus
13/04/2014

Wolfram Ghesquière is 26 jaar en frontman van de band Winther die voor hun debuutalbum vele lovende commentaren ontving. Zijn enthousiasme bracht hem tot waar hij nu staat, maar hij heeft naar eigen zeggen nog veel te leren. Wat stond er al in de culturele agenda van deze muzikant en hoe ziet hij de toekomst?

Welke rol speelde muziek in jouw jeugd?

In mijn jeugd speelde muziek geen grote rol. Mijn vader luisterde vaak naar oude rotten zoals Sting en Peter Gabriel. Die liedjes kende ik allemaal uit het hoofd. Toen ik zeventien jaar was, begon ik te tokkelen op de piano. Muziek hielp mij om dingen kwijt te kunnen. Ik heb me enkele jaren bezig gehouden met notenleer. Later leerde ik nog andere instrumenten bespelen, maar daar ben ik niet mee verder gegaan.

 

Onlangs speelde Wolfram met zijn band Winther op Leave Us At Dawn in De Studio. (De voormalige Studio Herman Teirlinck, nvdr.) Hij organiseerde eveneens dat evenement. De feestelijke avond werd ingezet met Winthers miniconcert, waar een gevarieerd cultureel programma op volgde.

 

Hoe hebben jullie die avond beleefd?

Hoewel het concert niet zo intiem was, waren de mensen in de zaal stil. Ons idee was klassieke muziek met hedendaagse dans te combineren. We wilden dat concept in De Studio in de schijnwerpers zetten. Onder de organisatoren zaten conservatoriumstudenten. Omdat het conservatorium een bron van talent is, trok het veel jong publiek. Het was een mooie opening, waarbij de uitdagende dresscode goed in de spannende sfeer paste.

 

Opmerkelijk is ook de spanning in de videoclips. Bijvoorbeeld wanneer figuranten zich schaamteloos van hun kleding ontdoen.

 

Is er een reden voor al dat jong naakt?

We hebben meestal geen budget waardoor eigen improvisatie een vereiste is. Wat ik doe is vijf tot twintig vrienden voor de camera plaatsen. Van het een komt het ander en we zijn naakt voor we het doorhebben. (lacht)

 

Hebben jullie nooit een doelgericht plan bij het filmen?

Soms bedenken we op voorhand iets, maar dat is zeker niet altijd zo. De clip ‘Annie’ bijvoorbeeld hebben we op voorhand verzonnen. De danseres waarmee ik moest samenwerken kende ik daarvoor nog niet. Een bevriende choreograaf stelde haar aan me voor. Aanvankelijk wilde ik met hem een videoclip maken, maar budgettair hadden we weinig ruimte. Als troostprijs kreeg ik de danseres die met haar opvallende talent veel goedmaakte. Na een samenkomst in een theaterzaal kwam er een mooie videoclip tevoorschijn. ‘Annie’ gaat over met je rug tegen de muur staan, over geweldig verliefd zijn om achteraf te beseffen dat het gewoonweg niet lukt. Het dansen en het naakt in de clip moet dat accentueren. Als ik echt eerlijk mag zijn, houd ik gewoon ontzettend van naakt. Bovendien ben ik steeds meer met dans bezig en dat probeer ik in de clips te verwerken.

 

”Dat het niet lukt” wijst op de cynische kant in jouw nummers. Is melancholie ook een belangrijk element?

Ik heb enkele moeilijke jaren achter de rug. Op dit moment zou ik mijn muziek nog als cynisch omschrijven. Ook de volgende twee cd’s liggen nog in dezelfde lijn, maar daarna houdt het volgens mij op. Dan wordt het tijd om die periode af te sluiten. De cd die we momenteel opnemen hebben we over een andere boeg gegooid. De eerste cd’s gaan over dronken liefde zonder uitweg. Nu pakken we het minder melancholisch aan. Er komt weer licht in de duisternis. De monsters en demonen verdwijnen en je leert de obscure kanten van het leven meer te accepteren. Hoe ouder ik word, hoe meer ik uit die donkere periode zal groeien.

 

Er is in de tekst en de muziek een heel groot contrast tussen het feeërieke, het sprookjesachtige en het pijnlijk snijdende, het verscheurende. Doe je dat om iets teweeg te brengen bij de luisteraars?

Ik weet niet of ik iets teweegbreng bij mijn publiek, maar de dualiteit tussen licht en duisternis heeft me altijd mateloos geïnteresseerd. Als je die twee naast elkaar plaatst, zie je dat het twee evenwaardige kanten zijn. Er bestaat geen goed of slecht, want iedereen heeft zijn aandeel in deze spanning. Stel: een meisje wordt verlaten door haar vriend en stelt zich op als slachtoffer. De ander krijgt de rol van de rotzak toebedeeld. Uiteindelijk komt het besef dat ze beiden fouten hebben gemaakt. Allebei krijgen ze hun portie pijn te verduren. Mensen die nog nooit zo’n verdriet verteerden moeten eerst gebroken worden om te weten wat volwassen zijn betekent. De liedjes maken duidelijk dat geen van beiden schuldig is. In de clip ‘Leave me at dawn’ zie je hoe twee jonge mensen het een avond heel gezellig hebben. Veel vragen zijn er niet nodig om te weten dat het in de ochtend ook zo weer ophoudt. Ze gaan allebei hun eigen weg. Het zijn die combinaties, die me aanspreken. Het sprookjesachtige maakt de muziek dan weer rijker. Als je naar de radio luistert, merk je dat er enorm veel hartverscheurende liedjes gemaakt worden op vrolijke akkoorden, waardoor de melodie meteen toegankelijker wordt, maar ook harder aankomt.

 

Ook Oscar and the Wolf (een Vlaamse dreampopband opgericht in 2010) gebruikt de overgang van dromerig naar duister. Waarom zijn zij dan wel, met gelijkaardige muziek, doorgebroken?

Omdat je onze muziek niet bij een soort jeugdstroming kunt plaatsen, wat ‘Oscar and the wolf’ wel doet, maken we het onszelf moeilijk door te kunnen breken. Zij zetten op het folkgenre in, zoals bijvoorbeeld Mumford & Sons dat ook doet. De klassieke insteek van onze nummers brengt een ander probleem met zich mee. Het klinkt niet meer eigentijds. Onze cd’s zullen niet als zoete broodjes over de toonbank gaan, maar daar was ik al op voorbereid.

 

Speelt dat vaak door je hoofd: ga ik voor mijn eigen stijl of voor het populaire folkgebeuren?

Je moet je van die keuze altijd bewust zijn. Dat bespaart je achteraf een enorme teleurstelling. De eerste cd bijvoorbeeld heeft ons wel een stapje verder gebracht, maar niet zo ver als ik misschien gehoopt had. Dat is even slikken. Een gouden tip is op voorhand te beslissen waar je naartoe wilt en keuzes te maken die daaraan verbonden zijn. Dan kan je alles incasseren en weet je tenminste dat je de cd gemaakt hebt zoals jij hem wilde maken. Spijt komt er bij mij niet aan te pas, het is alleen niet gemakkelijk. Als je op een podium staat, speel je in de eerste plaats voor de toeschouwers. Je staat in dienst van hun muzikale verlangens. Het besef dat je een entertainer bent moet prominent aanwezig blijven. Ik moet toegeven dat ik daar nog niet zo goed rekening mee kan houden. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat het publiek in slaap valt, omdat het te weinig geprikkeld wordt.

 

In De Standaard zeiden ze over je debuut: ‘debuut van het jaar’. Wat vond je daarvan?

Toen ik die recensie las, dacht ik dat mijn leven zou beginnen. Ik kan me nog perfect herinneren dat ik thuiskwam en mijn ouders me de prijzende woorden in de krant lieten lezen. Verder heb ik er niets meer van gehoord of gezien. Dat wil niet zeggen dat we niet meer optreden, maar toch veel minder dan ik had verwacht. Muziek maken betekent voor mij werken. Zo’n goede recensie is natuurlijk een duw in de rug. Welteverstaan dat het recensenten zijn en één recensent spreekt niet namens de hele muzikale wereld.

 

Vorig jaar maakte je danstheater NonoC. Heeft deze samenwerking je iets bijgeleerd?

Zeker en vast! Ik kreeg de kans een nieuw project mee uit de grond te stampen, wat op zich al heel bijzonder was. Bovendien mocht ik samenwerken met mijn zus en dat maakte de ervaring nog unieker. Dans begon me meer en meer te boeien op dat moment, vooral omdat ik het lichamelijke zo mooi vond. De pijn en de uitputting die de danseressen toonden waren prachtig. Die diepe wonden trokken mijn aandacht.

 

Met welke kunstenaars wil je nog eens samenwerken?

Ik ben jaren op zoek geweest naar mijn muziekhelden, maar ik vond er geen. De meeste muzikanten zijn heel ijdel, maar daarom nog geen mensen om naar op te kijken. Pas vorig jaar vond ik een muzikaal voorbeeld: Sidi Larbi. Die man straalt een soort openheid uit. Hij houdt zich bezig met het esthetische, zoals ik dat ook probeer te doen. Simpelweg iets moois proberen te tonen. Mijn doel is niet schokken of vernieuwen, maar graven in het verleden. Als er iemand is met wie ik zou willen samenwerken, zou hij het wel zijn. Peter De Graef (toneelspeler en -maker, nvdr.) is nog zo’n figuur die me aanspreekt. Helden moet je niet te ver zoeken. Met Bart Stouten (presentator bij Klara, nvdr.) bouw ik stilaan ook een nauwe band op. De reden dat wij het zo goed met elkaar kunnen vinden, is omdat we beiden romantici zijn. Ik vind het belangrijk ervaren mensen achter me te hebben die me ondersteunen waar nodig.

 

Je maakt beslissingen op basis van je gevoel, maar het is vast niet evident om van muziek te leven?

Ik heb beslist dat het voorlopig een hele dure hobby is. Dat moet, anders is het nog droeviger. (lacht) Mijn volgende cd moet ik zelf betalen en dat kost enorm veel geld. Maar als je iets wilt, moet je niet wachten op subsidies of moet je niet klagen over de staat die jou geen kansen geeft. Subsidies zouden natuurlijk ideaal zijn, maar het kan ook op een andere manier. Neem een feest als Leave Us At Dawn: waar vind je nog een feest waar zoveel artiesten aan meedoen op een avond. Het is soms lastig om iedereen te laten doen wat ze het liefst doen, maar ik ben zo enthousiast dat ik hen toch die kans wil geven.

 

Hoe zie je de komende jaren voor jezelf en voor Winther?

Ik ben nu aan de lopende band bezig. Ik wil het op twee cd’s per jaar houden. Het gaat dan wel over kleinere projecten. Ik weet dat ik muziek nodig heb. Muziek is zo’n belangrijke waarde in mijn leven dat ik het liefst altijd achter de piano zou zitten. Ook voel ik dat er evolutie in zit, dat het mooier wordt of meer ‘ik.’ Als de inzet blijvende is, kom je op een punt dat het zal werken. Het zal niet ‘ontploffen’ in de hitlijsten op de radio, maar dat hoeft ook niet. Ik geniet van de ervaring. Over 5 jaar ben ik de 30 gepasseerd. Op die leeftijd zou ik graag kunnen zeggen dat ik kan leven van het geld dat ik verdien met mijn muziek. Als het dan nog niet werkt, houd je er mee op.



studentenbegeleiding verheldert en verhelpt
13/04/2014

Je leest, je bent op de hoogte, je haalt goede punten, je volgt extra vakken, je bent bescheiden, je bent trots, je doet bijzondere dingen, je reist, je klaagt niet snel, je doet vrijwilligerswerk, je hebt ambitie, je hebt veel vrienden en onderhoudt ze ook nog eens, je kijkt alle series, je kijkt alle films, je kent alle muziek, je sport en eet gezond, je hebt tomeloze energie: jij bent twintiger. Toch?

De eerste kinderen van Generatie Y vieren hun dertigste verjaardag en zijn klaar met hun coming of age. Dat betekent dat het analyses kan gaan regenen. Benamingen zijn er in overvloed; wie wij zijn? The Millennials, The Echo Boomers, Generation Einstein, The Digital Natives, Generatie Flux en Flex. De huidige generatie twintigers is volgens Time Magazine lui en narcistisch. Leuvense psychiater Dirk De Wachter noemde onze samenleving borderline en stelde dat we geen idee hebben hoe we ongelukkig moeten zijn. Verder hebben we door sociale media een ziekelijke vergelijkingsdrang en bezwijken we onder prestatiedruk. Deze diagnoses zijn onder de heftigste in het psychiatrisch jargon.

 

Als kinderen van de huidige generatie herkennen we er wel het een en ander in. Een twintiger zonder enige faalangst is moeilijk te vinden. We lopen tegen de lamp als we proberen te doen wat we allemaal moeten doen: het uiterste uit onszelf halen en de zee aan mogelijkheden die we hebben benutten. Die zee is kleiner dan we dachten, blijkt nu. Op Facebook en andere sociale media zien we de ene na de andere generatiegenoot wel klaarspelen wat ons zo zwaar valt. Stiekem hebben meer generatiegenoten het moeilijk. Een op de dertig Vlaamse studenten zoekt psychologische hulp, kopte De Morgen in haar studenteneditie van 5 maart. Dat aantal is 13,8 procent hoger dan in 2012. Van de bijna 4.800 studenten die psychologische hulp zoekt, zijn er volgens dit artikel 2.500 aan de Antwerpse universiteit en hogescholen. Een opvallend hoog aantal.

 

dwars ging voor meer antwoorden over de Antwerpse student te rade bij een aantal deskundigen verbonden aan Psynet, het netwerk voor studentenbegeleiding dat is opgezet voor alle onderwijsinstellingen verbonden aan Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen. Wij spraken: Paul van Royen decaan Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en voorzitter van Psynet. Daniel Boeykens studentenbegeleider op de Stadscampus. Hij is erkend psycholoog en coördinator psychologische begeleiding. Ruth De Pau studentenbegeleider op Campus Drie Eiken en de Stadscampus. Ann Aertsen studietrajectbegeleider voor de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen.

 

Generatie Y: media versus universiteit

“Jullie zijn geen borderlinegeneratie. Wij zijn uiteraard wel bezig met jullie levensgroep, het is een generatie die erg in het oog springt. De media speelt daar op in en het lijkt daardoor alsof de studenten veel psychologische problemen hebben. Dat moet genuanceerd worden,” stelt Daniel Boeykens. In de leeftijd van 18 tot en met 24 jaar ontdek je je identiteit. Men moet oppassen met typologieën, maar er valt wel iets te zeggen over de verschillen tussen generaties. Toch ligt het meer aan de tijdsgeest en externe omstandigheden, dan dat deze generatie fundamenteel anders is, volgens onze deskundigen. Dit beaamt Ruth De Pau: “Waar deze generatie tegenaan loopt is voornamelijk een maatschappelijk probleem. Je kunt het beter omgekeerd bekijken: er wordt nogal veel van jullie verwacht. Dat merken we wel in begeleidingen. De hoge verwachtingen, de keuzestress; je bent zelf verantwoordelijk voor de keuzes die je maakt.” “Er zijn nu veel meer keuzemogelijkheden dan vroeger,” vult Ann Aertsen aan, “die keuzestress geldt dus niet enkel voor jullie generatie, maar überhaupt zijn er op alle vlakken van maatschappelijk leven meer keuzes te maken.”

 

angstmaatschappij

“Uit een onderzoek onder de Vlaamse bevolking blijkt dat er meer angst en onzekerheid is,” vertelt Boeykens, “dat herkennen wij ook en dat leeft in de maatschappij vandaag. Sociale angst, bijvoorbeeld, uit zich bij studenten vaak in faalangst.” Paul van Royen verklaart: “Er is niet meer een opgelegd patroon, maar mensen leggen zichzelf wel een patroon op. De vraag is: wanneer is het goed genoeg? Dat noemt Dirk De Wachter (schrijver van Borderline Times, nvdr.) borderline, maar dat is het niet.” Alles is grenzeloos, maar daardoor voelen we ook de plicht alles te doen. “De verwachtingen binnen een generatie, ook voor volwassenen, zijn zo groot dat het maakt dat mensen daar niet aan kunnen voldoen. Dat kan ook gebeuren op je 50ste, maar jongeren moeten die keuzes nog maken. Vroeger studeerde je snel af, zocht je een baan, een huis en stichtte je een gezin. Men moet misschien wat meer prioriteiten stellen, er zijn nu geen evidenties meer. Er zijn zelfs mensen van 65 die in een levensgrote crisis terecht komen. Ook voor hen zijn er problemen die er vroeger niet waren. Het is dus niet eigen aan de generatie maar aan het tijdsbeeld,” bevestigt Van Royen.

 

facebookjaloezie

Jongeren zoeken eerder sociale bevestiging. Iedereen wil goed bezig zijn. “Veel studenten die bij mij komen hebben een klankbord nodig. Ze willen even horen wat ze zelf wel al weten,” vertelt Aertsen. Boeykens vindt dat studenten juist erg kritisch naar zichzelf kijken: “Je kunt jonge mensen narcistisch noemen omdat ze veel bezig zijn met succes, maar dat zijn ze niet. De maatschappij propageert het succesvol-zijn. Sociale media geven daarbij een vertekend beeld. Er zijn veel voorbeelden van mensen met 400 Facebookvrienden die in werkelijkheid niemand kunnen bedenken waarbij ze met hun problemen terecht kunnen.” Hij ziet daarnaast de druk die ouders op hun kinderen leggen: “Studenten zien hun ouders ook worstelen. Ze voelen de druk van hun ouders om het zo goed mogelijk te willen doen. Dat nemen ze ook mee in hun leven.” Ook De Pau ziet dit als voornamelijk tijdsgeestgebonden: “Meer dan ooit val je op jezelf terug. Je krijgt tegenwoordig een digitaal oordeel. Dat werkt in op die onzekerheid.” “Pijn is niet erg, stille pijn wel. We zijn sociale wezens, maar contacten via sociale media lossen onze noden niet op. Daar is sprake van een crisis, want voor iemand die daar niet goed mee kan omgaan kan het heel beangstigend en problematisch zijn,” concludeert Van Royen.

 

vertekende cijfers

In De Morgen werd onlangs het beeld geschetst dat er door studenten in Antwerpen veel meer psychologische bijstand wordt gezocht dan in andere steden. Dat klopt niet. De cijfers zijn opgevraagd bij de verschillende onderwijsinstellingen, maar kunnen eigenlijk niet met elkaar vergeleken worden en er worden bijgevolg ook geen correcte conclusies uit getrokken. Van Royen verklaart deze cijfers: “Globaal heeft 5 procent van de studenten in de loop van de studie een psychosociale vraag. Dat is dus 1 op 20. Aan andere onderwijsinstellingen lijken ze lager te zijn, maar daar is het onvoldoende geregistreerd. Wij rekenen ook gewone vragen om begeleiding mee. 10 procent van die 1 op de 20 heeft echt ernstige problematiek die we intern niet kunnen opvangen. Dan gaat het om 150 tot 200 studenten.” Boeykens legt uit hoe dit werkt: “Wij werken veel eerstelijns, in andere steden werken ze meer tweedelijns (eerstelijns: interne kortdurende hulp, tweedelijns: externe, langdurige en specialistische hulp, nvdr.). Psynet bestaat nu 10 jaar. Het is een systeem waarin de psychologische hulp 'Associatie-breed' aangeboden wordt. Onze dienst zit tussen alle andere studentgerichte diensten, daardoor zijn we heel toegankelijk. Hoe georganiseerder het is, hoe hoger de cijfers uitvallen. Als je daarop gaat besparen zie je dat direct terug in de cijfers.” Dit laatste vindt ook Van Royen een belangrijk punt: “Wij vinden dat de universiteit de verantwoordelijkheid heeft om niet enkel op te leiden tot competente mensen, maar op te leiden tot verantwoordelijke, maatschappelijk betrokken mensen. De universiteit werkt als een microkosmos. Je moet daar geld in blijven investeren, dat hoort bij de academische opdracht.”

 

behandelsucces

Hoewel we zo graag succesvol zijn, kunnen de deskundigen ons niet beloven dat gesprekken tot het gewenste effect zullen leiden. De Pau legt uit: “Het is niet dat ik een vijfstappenplan heb, waarvan je aan het einde sowieso gelukkig bent. In de eerste plaats is het vooral in kaart brengen van de huidige situatie en dan gaan we samen kijken waar verandering mogelijk is.” Boeykens onderschrijft dat ze enkel van een bepaalde aanpak uit kunnen gaan: “Van onze kant proberen we de competentie zo hoog mogelijk te maken. Alle begeleiders volgen trainingen en intervisie. Wij creëren de omstandigheden waardoor studenten met hun problemen durven komen.” Aertsen heeft ook ervaren dat studenten bij haar in eerste instantie vaak niet over persoonlijke zaken willen praten. “Bij studietrajectbegeleiding krijg je vaak het eerste signaal dat het niet goed gaat. Soms komen ze in eerste instantie over iets anders praten, maar dan gaan ze uitleggen waarom ze bijvoorbeeld niet aan dat examen hebben deelgenomen en wordt er veel duidelijk.” Toch blijven studenten die zich niet melden met hun problemen volgens Van Royen niet ongezien: “Je kunt je isoleren, maar in het onderwijs is er heel veel interactie. Het valt nu meer op als je niet meedoet. Vroeger kon je een heel jaar niet komen en stond je toch gewoon op de lijst bij de examens. Bij de peergroep valt goed te signaleren wanneer er iets gedaan moet worden.”

 

de maatschappij: dat ben jij

Wat valt er te verbeteren aan de hulpverlening vanuit de politiek? Van Royen: “Er is geen goed systeem. Men zou veel meer eerstelijnsopvang moeten bieden. In samenwerking met huisartsen, dienstencentra, Centra Algemeen Welzijnswerk, de regio, enzovoorts.” Vooral preventie is erg belangrijk, beargumenteert Boeykens: “Een zware depressie voorkomen zorgt voor grote kostenbesparingen en het uitblijven van studievertraging." Hier sluit Van Royen zich bij aan: “5 procent heeft psychologische problemen: die moet je zo snel mogelijk helpen. Nu zijn burn-outs epidemisch; er wordt niets mee gedaan. Veel problemen kunnen voorkomen worden. Zeker bij grote bedrijven moet men een netwerk zoals Psynet intern opbouwen, dan werken ze veel efficiënter.” De manier waarop er binnen AUHA via Psynet op microniveau verschillende diensten samenwerken verbetert de studieprestaties. Zo zou er op maatschappelijk macroniveau ook naar gekeken moeten worden, volgens Boeykens. Je zou bijna denken dat de maatschappij in plaats van het individu aangepakt moet worden, maar Van Royen werpt tegen: “Als je mensen nu goed behandelt, dan zijn dat de mensen die de maatschappij helpen veranderen.” Volgens Boeykens zijn de toegewijde mensen juist diegenen die het verschil gaan maken: “De mensen die stilstaan bij maatschappelijke relevantie, gaan daar ook in investeren. Daarom is er nu ook al een verandering gaande.” Van Royen voelt deze verandering ook: “De maatschappij zelf is ook op zoek naar een identiteit. Men vraagt zich voortdurend af waar de maatschappij naar toe gaat. Daar is iedereen onzeker over. Ik heb de indruk dat deze generatie nu weer voor veiliger gaat. Dat zijn golfbewegingen. Zo’n beweging wordt door onder andere de economische crisis beïnvloed. Het is een constante interactie tussen allerlei factoren. Er is veel kortetermijndenken. De politiek loopt achter de feiten aan.”

 

verdict

Wat moet er volgens onze deskundigen gebeuren met ons? Van Royen evalueert zijn eigen leerproces en ziet het rooskleurig in, al zou het mis gaan: “Bij deze generatie kan de veerkracht nog goed gebruikt worden om opnieuw te beginnen. Soms komen studenten maar een of twee keer langs en ervaren dat al als een hele bevrijding. Maar dat hoeft niet via ons te gebeuren, dat kan ook binnen de eigen kring. Niet alles hoeft gepsychologiseerd te worden. In de hulpverlening krijg je het voorrecht met problematiek van jongeren om te gaan en daar de mogelijkheden te zien. De mogelijkheden van het 'ont-moeten'.” Het is belangrijk dat studenten hun zorgen ook delen met elkaar. Ze moeten er niet alleen mee rond blijven lopen, vindt De Pau: “Juist het in relatie brengen met elkaar is helend. Er is meer faalangst, maar het is ook meer dan ooit erkend en daardoor eerder bespreekbaar.” Met een loopbaan van bijna 30 jaar vertelt Boeykens: “Wat ik geleerd heb, is dat we een verschil kunnen maken. Je kunt beter niet te perfectionistisch zijn. Het is belangrijk om zorgvuldig te zijn en veiligheid te bieden.” Boeykens is ten slotte heel positief over onze generatie: “YOLO, die mensen willen wat van hun leven maken. Dat is moeilijk als de druk hoog ligt. Ik ben benieuwd of en hoe ze het gaan waarmaken. Deze leeftijdscategorie is nog flexibel, dus veelbelovend.”

 

 

Psynet organiseert een studiedag op 6 november 2014. Kiezen en keuzedwang zullen thema’s zijn die aan bod komen.
De dwarsredactie nodigt lezers van harte uit te reageren op dit onderwerp.

 

www.uantwerpen.be/studentenbegeleiding



het minnespel van Block, Goossens en Van Bruystegem
13/04/2014

De Triniteit van de vaderlandse rockmuziek lanceert hun nieuwe album. By Absence of the Sun heet het beest. Triggerfinger de meester. Het is het allerlaatste interview op Belgische bodem. De drank kan op tafel komen. Frontman Ruben Block kan niet beslissen: “Brain freeze,” lacht hij. Block en Mario Goossens gaan voor een gin-tonic, monsieur Paul voor een koffie. We toveren de afgelopen editie van dwars op tafel, met Bart De Wever op de cover. De reactie is unaniem kritisch en recht door zee: “De Wever? Steek dat maar snel weg. Minder, minder, minder!” Een gigantische bulderlach weerklinkt op het terras. Ze zijn ontspannen, maken grappen en praten als een bende gezellige chaoten door elkaar. Als we hen vertellen dat hun sexappeal ervoor zorgde dat een deel van de vrouwelijke redactieleden niet meer mee is gekomen, reageert Block: “Het is niet handig als ze ons met open mond aankijken, dan vliegen er vliegen in.” Nadat er is gelachen om onze zenuwen: “Doe maar rustig, wordt gij gezocht misschien?” en we gecomplimenteerd zijn om onze typekunsten: “Ben jij aan het typen nu? Allez, dat is rap,” vuren we onze vragen op de Belgische halfgoden af.

stap 1: zenuwen zijn voor pussies

Als er één ding opvalt bij de eerste beluistering van By Absence of the Sun is dat de muziek mikt op het wiegen van de heupen. Op tekstueel vlak zweeft er een duisternis rond de nummers.

Ruben Block Dank u. Ik ben blij dat jullie dat vinden. Dat is wel iets waar we naar gestreefd hebben, zonder de essentie van onze muziek te verliezen. De lyrics ontstaan met een bepaald idee. Maar het is juist mooi dat je er je eigen verhaal mee kan maken.

 

Het is jullie tweede samenwerking met producer Greg Gordon (onder andere Slayer, Oasis en The Walkmen, nvdr.). Never change a winning team. Hebben jullie deze plaat anders aangepakt in vergelijking met All This Dancin’ Around?

Block We kennen hem nu een beetje beter, dat is wel een verschil. De eerste keer was het voor hem ook nog een beetje aftasten hoe je persoonlijk bent. Greg heeft met grootse artiesten samengewerkt. Sommige van die mensen moet je met een bepaalde handleiding benaderen, maar wij zijn niet zo moeilijk. Wij waren de eerste keer veel meer onder de indruk van hem. Zijn palmares is indrukwekkend en als kleine Belgen met hem samenwerken is een hele eer. We zijn echt fan van elkaar geworden. Dat vormt een heel goed uitgangspunt om een samenwerking aan te gaan en die succesvol af te ronden.

Mario Goossens Het is geen dictator die beweert het allemaal te weten. We snappen elkaar volledig. Dat geeft een speling tussen ons vieren waardoor het heel interessant en creatief wordt. Zo’n werksfeer is ideaal. Hij heeft ons de studio’s laten zien toen we Faders Up 2 – Live in Amsterdam gingen mixen. We konden kiezen tussen drie verschillende studio’s binnen het gebouw. De tweede studio was perfect.

 

 

stap 2: huur op tijd en stond enkele escortdames in

Werken Amerikanen in de studio dan anders dan Belgen?

Block Iedereen heeft zijn functie in de studio, dat is hier in België ook zo. De grote studio’s waarin we werkten lagen voornamelijk in de Verenigde Staten. De eerste keer namen we in Sound City Studios op, ditmaal in Sunset Sound Studios. Er komen daar heel grote artiesten en het is wel fijn dat ze ons op dezelfde manier behandelen. Wij worden verzorgd als klant: er wordt altijd koffie, fruit en van alles en nog wat door een runner voorzien. Dat is maar een detail, maar zo’n runner is van opleiding een technicus. Als je iets wil worden in zo’n studio dan moet je onderaan beginnen als een soort koffiemadam.

Goossens Als wij zin hebben in een koffie of een smoothie dan gaan we het zelf wel halen. In de Verenigde Staten staan ze erop dat de artiest zich geen zorgen maakt over zulke banaliteiten.

Paul Van Bruystegem We wilden voor de grap eens zien hoe ver ze daarin zouden gaan. Na twee samenwerkingen begin je natuurlijk met iedereen goede vrienden te worden. Op een dag benaderden we een van de assistenten met een ongewone vraag: “Hey Chris, we’re looking for some escort girls.” Plichtsgetrouw ging hij voor ons bellen met de front desk. Op een bepaald moment dachten we dat ze wel door hadden dat het een grap was. Die runner stuurde gewoon al een hele prijsopgave en keuzemenu door. Zo ver gaat het dus.

 

Jullie worden daar als Belgen dus ook wel als echte sterren behandeld?

Goossens Iedereen wordt daar als een echte ster behandeld. Je bent klant en je wordt verzorgd. "Whatever you need."

Block Het coole is eigenlijk dat je niet naar buiten moet, je kunt blijven werken. Er wordt voor alles gezorgd. Die taak ligt in handen van Gregs assistent Chris. Greg hadden wij geëngageerd als producer en technicus. Hij was verantwoordelijk voor het opnemen van het album, maar hij heeft een rechterhand nodig om hem door heel het productieproces heen bij te staan. Het ene moment konden we met die gasten gewoon lachen en onnozel doen, maar vanaf het moment dat er weer gewerkt moest worden, was er een abrupte mind switch en stonden ze achter de knoppen. In het begin moet je wennen aan die professionaliteit. Eens je in die flow zit, wens je niets liever.

 

 

stap 3: wees evenwichtig, maar hitsig

Na 15 jaar Triggerfinger kennen jullie elkaar door en door. Wat zijn elkaars goede en slechte eigenschappen?

Goossens Iedereen heeft zijn slechte kantjes. En het fijne is dat wij dat intussen van elkaar weten, maar het hoeft niet per se gezegd te worden. Je ziet dat aan de ander als hij ruimte nodig heeft. Als je zo veel onderweg bent, hoef je daar niets van te zeggen. We zien elkaar meer dan onze eigen vrouwen (lacht).

Van Bruystegem De kracht bij ons is ook dat wij al vrij lang van onszelf weten wat onze zwaktes zijn. Ik ben een opvliegende, razende zot (Ruben lacht). Ik wéét dat ik dat ben, maar het lukt me niet altijd om die hitsigheid in te tomen (lacht). Dat is niet noodzakelijk negatief, soms kan dat ook positief zijn.

Block Hij is eerder een enthousiaste, opvliegende, razende zot.

Van Bruystegem Maar dat kan wel eens vermoeiend zijn dus soms probeer ik er toch iets aan te doen. Ik ben me daar ook van bewust, anders ga je een ander op de zenuwen werken. Dan is het: "Sorry gasten, het is weer zo vandaag," en zij weten dat dan. We hebben een innige relatie met elkaar. Enfin, we functioneren zoals een getrouwd koppel. Je accepteert elkaars kleine, slechte kanten, want je kijkt nog altijd op van elkaars grave kanten. Zowel op muzikaal als op menselijk vlak.

Block Dat is waar ik me nog steeds over verbaas: de razende koorts waarmee wij er elke keer invliegen en ons in de muziek vastbijten. Dat is Triggerfingers main objective. Proberen een zo goed mogelijke plaat te maken. Trachten de beste takeop te nemen die op dat moment uit ons voortvloeit.

 

 

stap 4: een kostuum is het allerhoogste gebod

Jullie brengen die koorts ook over op het podium. Hoe houden jullie het nog steeds vol om in een verzengende hitte in die kostuums te spelen?

Van Bruystegem Vorig jaar stonden we op het podium in Sziget. Rond die tijd werd Hongarije getroffen door een hittegolf. Tijdens onze set was de warmte bijna onhoudbaar. We hebben toen meegekregen dat de temperatuur rond de 53 graden schommelde. Voor we ook maar één noot gespeeld hadden, baadden we in het zweet. Op het podium was het alsof er iemand met twee haardrogers in je ogen blies.

Block Ik wilde even gaan 'voelen' in de tent. Ik liep naar boven naar het podium en er komt een muur van hete lucht op me af. Ik voelde mijn netvlies onmiddellijk droog worden. Daarenboven had je de belichting die de temperatuur nog eens gevoelig opdreef.

Van Bruystegem Op dat moment denk je: hoe kom ik hier in godsnaam doorheen? Ik ben de oudste en een beetje zwaarlijvig, voor hetzelfde geld overkomt me iets. Op foto’s van Sziget zie je dat we er echt niet goed uitzien. We waren net een trio lijken met muziekinstrumenten. Als ik die foto’s nu terugzie, bekruipt me steeds een akelig gevoel.

Goossens Dat was nu ook wel een eenmalige gebeurtenis. Hopelijk (lacht). Je went aan het dragen van een kostuum.

 

Naast de langspeelplaten die Triggerfinger uitbrengt, bedrijven jullie ook de liefde met covermateriaal. Is het niet frustrerend dat jullie cover van Lykke Li’s I Follow Rivers meer aandacht krijgt dan de rest van jullie werk?

Van Bruystegem Jullie hebben er een hit van gemaakt, niet wij.

Goossens Dat heeft ons inderdaad bekender gemaakt. Wij beschouwen dat totaal niet als iets negatiefs. Daar mag over gebabbeld worden omdat het deel uitmaakt van wat wij doen. Dat heeft ervoor gezorgd dat we door heel Europa reizen en plezante dingen doen.

Van Bruystegem Even serieus: een ‘triggerfinger’ doen of maken, heeft een extra betekenis. Het staat nu in de Urban Dictionary: ‘doing a Triggerfinger’ is een cover maken die beter is dan het originele nummer. Echt waar! Daarnaast heeft het nog een andere betekenis. De vinger die de vrouw gebruikt bij het masturberen (lacht).

 

 

stap 5: intensiteit is nec plus ultra

Wat heeft De Wereld Draait Door betekent voor Triggerfinger?

Block Wij vinden dat een heel goed programma.

Van Bruystegem Ze hebben ons een beetje gelanceerd. Na die ene minuut spelen, was onze clubtour in Nederland ineens uitverkocht. Daarvoor liep de tour niet zo vlot en vochten we voor elke concertplek.

Block We hebben een media- en televisielandschap waarin alles heel snel gaat en er weinig ruimte is om wat tragere en diepgaandere dingen te doen. DWDD is ook een programma dat heel snel gaat, maar in het genre is het excellent. Het is waanzinnig om te zien wat een vakmensen Matthijs van Nieuwkerk (presentator, nvdr.) en zijn hele redactie zijn.

Van Bruystegem Het gaat daar allemaal heel smooth, anders dan bij VRT. Als er bij DWDD iets misgaat, dan gaat dat er heel Hollands aan toe. Toen Matthijs onpasselijk werd, is hij naar het toilet gelopen en kon Jan Mulder het gewoon overnemen.

 

All This Dancin’ Around wordt gezien als de doorbraakplaat. Zien jullie dat ook zo?

Block Dat is een geleidelijk proces geweest. Dat album heeft het versneld, maar we draaien al lange tijd mee. Elke plaat heeft zijn steentje bijgedragen. Uiteindelijk hebben we altijd getracht muziek te spelen die wij willen brengen. All This Dancin’ Around heeft inderdaad meer deuren opengezet. Dat wil niet zeggen dat het daarom commerciëler wordt, maar dat ons speelveld nog groter is. Dat heeft zijn invloed op het hele spectrum, op zowel de meer delicate als de heftigere nummers. We lieten ons nu meer leiden door de melodie van een nummer. Desalniettemin hebben we er wel voor gezorgd dat de heftige nummers nog altijd erg in-your-face zijn.

 

 

stap 6: nec plus ultra, zeg ik u

Iedereen weet het: Triggerfingers live-reputatie staat als een gigantisch huis. Voelen jullie geen druk om die reputatie hoog te houden?

Van Bruystegem Die vraag over druk komt zo veel terug, terwijl wij dat niet zo voelen.

Goossens Je probeert je ding gewoon zo goed mogelijk te doen. Wij vinden het live-aspect net zo belangrijk als een plaat maken. Als je zoveel speelt dan voel je wel wat goed zit en wat niet. Hoe je het voor jouw gevoel het beste kunt overbrengen. Dat is altijd zo geweest, met ons drieën. Als een manager allerlei voorstellen doet dan zeggen wij al snel nee.

Block Maar we willen er wel over nadenken. Ik denk dat wij onszelf wel regelmatig goed in vraag stellen. Over waar we mee bezig zijn en hoe we het doen. We twijfelen wel. Natuurlijk zijn niet al onze concerten even goed. Dat weten wij ook. Je evalueert die wel, je probeert dan te achterhalen waarom het zo gegaan is. Een live optreden is geen vast gegeven, daarom is het ook interessant. Een ding weet ik wel heel zeker, dat wij alle drie elke keer ons uiterste best doen om er het beste concert van te maken.

Goossens Dat lukt ook niet altijd alleen. Als de omstandigheden en de faciliteiten slecht zijn, beïnvloedt dat je ook.

Block Ik ben dan even uit mijn lood geslagen. Tegelijkertijd gebruik je dat, om juist de vonken er vanaf te laten vliegen. Zij merken dat ook redelijk snel: "Dat gaat niet goed," en dan springen zij wel bij. Dat leer je ook, daar hebben we aan gewerkt.

 

Hoe ziet de toekomst van Triggerfinger eruit?

Block Ik hoop dat we nog veel platen maken en nog veel spelen. Dat we onze vleugels uitslaan in het buitenland. We zijn al onwaarschijnlijk blij met hoe het nu gaat.

Van Bruystegem Our future is so bright that we need to wear shades.

 

 

De bands sympathieke persdame laat ons weten dat we moeten afronden, na ook geduldig onze fotosessie af te wachten, is het echt tijd om te vertrekken. Van Bruystegem kust de dameshanden en allen – even charmant – nemen ze afscheid. dwars heeft net 's lands luidste drietal geïnterviewd. In de zomer spelen ze in het voorprogramma van die andere grootse band, The Rolling Stones. Benieuwd of Mick & co ook getriggerfingerd worden. Wij gokken van wel.



microscoop op wetenschap
13/04/2014
🖋: 
Auteur

Sociologen houden zich werkelijk overal mee bezig. Zo zijn onderzoekers aan de Antwerpse PSW-faculteit al 16 jaar betrokken bij een bergingsproject van laagradioactief afval in de Kempen. Hoezo, sociale wetenschap en radioactiviteit? Door het afvalvraagstuk te behandelen als een maatschappelijk probleem in plaats van een louter technische kwestie, werd het voor de hand liggende 'Not In My Backyard'-protest vermeden en een oplossing gevonden.

In opdracht van de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Splijtstoffen (NIRAS) gingen professor Erik Van Hove (nu emeritus) en zijn medewerkster Anne Bergmans in 1998 mee op zoek naar een oplossing voor Belgisch laagradioactief en kortlevend afval (ook wel categorie A-afval genoemd, nvdr.). Tot in de vroege jaren '80 werd dit soort afval in de zee gedumpt. Na een internationale afspraak dit niet langer te doen, moesten andere oplossingen worden gezocht. Aangezien in complexe en risicogevoelige dossiers een zuiver technische oplossing niet volstaat, deed NIRAS een beroep op sociale wetenschappers.

 

De onderzoekers dachten mee aan een beslissingsmodel waarin alle belanghebbenden in een vroege fase werden betrokken en waarin genoeg aandacht ging naar compensaties voor de lokale gemeenschap die zulk afval op haar grondgebied zou toelaten. Zo gingen in 1998 vier ‘nucleaire gemeenten’ in op het voorstel van NIRAS om te overleggen over de voorwaarden waaronder een berging van kortlevend afval op hun grondgebied mogelijk zou zijn. In Dessel en Mol aan Vlaamse kant, en in Fleurus en Farciennes aan Waalse kant, was men immers vertrouwd met het thema omwille van de bestaande nucleaire activiteit daar.

 

Via lokale partnerschappen werden de bevolking en het middenveld van elke gemeente betrokken bij de technische en socio-economische voorstudies. Het team van Universiteit Antwerpen zorgde er mede voor dat in elke fase van het project de lokale partnerschappen aan Vlaamse kant betrokken werden in dit proces van open beleidsvorming. Dit leidde in 2006 tot een regeringsbeslissing om de bergingsinstallatie in Dessel te bouwen, onder de voorwaarden die de partnerschappen van zowel Dessel als Mol hadden gesteld.

 

Anne Bergmans haalde in 2005 een doctoraatstitel met haar proefschrift over participatie van burgers bij technische en complexe projecten en volgt tot op de dag van vandaag het overleg in de Kempen verder op. De constructie van de bergingsinstallatie start ten vroegste in 2016, maar de voorbereidende werken zijn al volop aan de gang. In de tussentijd verrichten medewerkers van de vakgroep Milieu & Samenleving onderzoek naar de voorwaarden die de bevolking stelde en hoe deze vervuld worden. Een belangrijk thema daarbij is het blijven betrekken en vooral representatief houden van de partnerschappen. De bevolking moet immers voor 300 jaar ‘onthouden’ wat er zich op deze site bevindt.

 

voor meer info over het project: www.niras-cat.be

voor meer info over de partnerschappen: www.stora.org, www.monavzw.be



11/04/2014
🖋: 

Door de stad heen flaneren is meer dan geschiedenis alleen. Onze redactie houdt een rondslenterende tête-à-tête met een individu dat zijn hart verloren heeft aan Antwerpen. dwars ging in gesprek met filosofe Tinneke Beeckman. Ze is auteur van Door Spinoza’s lens (2012) en houdt zich bezig met politieke filosofie. “De manier van politiek bedrijven is nog niet aangepast aan de uitdagingen van vandaag.”

Als kind woonde Tinneke Beeckman in Vlaams-Brabant. Ze woonde 10 jaar in Brussel en nu weer in Antwerpen. Terug naar de roots, want hier is ze geboren en ook haar ouders zijn Antwerps. Beeckman schrijft columns voor De Standaard en is een opkomende stem in het maatschappelijk debat. De Antwerpse werkt als zelfstandige consulente en is lid van de Gravensteengroep, een gezelschap dat nadenkt over meer zelfbestuur voor Vlaanderen. Ze voelt zich niet Vlaamsgezind, maar merkt dat België niet democratisch werkt. Al denkt ze dat er bij een zelfstandig Vlaanderen niet noodzakelijk een beter beleid komt. “Vlaanderen kan de hele Belgische ziekte overnemen: politieke benoemingen, verkwisting van geld, een gebrek aan transparantie enzovoorts. Er is alleszins een democratisch voordeel: als ik niet tevreden ben over Vlaamse politici, kan ik op andere politici stemmen. Als ik nu niet tevreden ben over Franstalige politici, kan ik er helemaal niets over zeggen.”

 

“De verkiezingsthema’s zijn niet altijd de relevantste,” hekelt Beeckman. “Neem nu de aandacht voor die panda’s: hoeveel opiniestukken werden daar niet over geschreven? Is dat zo relevant? Het is een soort van gemakkelijkheidsoplossing voor journalisten om mee te gaan met de grote zorgen van politici die verkozen moeten worden. ‘Heeft dat succes gehad of niet?’ ‘Was dat een goede zet?’ Voor de gemiddelde burger doen zulke vragen er helemaal niet toe.” Het zou haar niet verbazen als veel burgers zich afkeren van die nieuwsstorm. Beeckman ergert zich ook aan de opgeklopte berichtgeving over de lijstvorming. “Dat zijn mijn zorgen niet. Mijn vraag is: als iemand aan de macht komt, op welke manier voert die persoon een ander beleid?”

 

Als politiek denkster stelt ze vast dat partijpolitiek aan invloed verliest. Ze meent dat politici aan macht inboeten door zaken zoals globalisering, de toenemende macht van Europa en de financiële markten. Volgens haar zitten de traditionele partijen vast in een soort logica; een maatschappelijke verdediging van de negentiende eeuw. “Katholieken stonden toen tegenover vrijzinnigen, liberalen tegenover socialisten enzovoorts. Door Europa en de globalisering van de afgelopen 20 jaar zijn de verschillen tussen die traditionele partijen veel kleiner geworden. Er is een andere dynamiek tussen diegenen die de macht hebben en diegenen die de machthebbers in vraag stellen. Die verhouding is helemaal veranderd en de politieke partijen moeten zich daaraan nog aanpassen. Er zal noodzakelijkerwijze een herformulering komen van heel de opdeling in links en rechts. Dat paste nog bij het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar niet meer in de 21ste eeuw.”

 

een federaal Europa

De haalbaarheid van een federaal Europa vindt ze een moeilijke kwestie. Enerzijds is ze te vinden voor inspraak van de burger over een aantal beslissingen via Europese verkiezingen, anderzijds denkt ze dat mensen momenteel niet bereid zijn om de Europese identiteit als enige politieke identiteit aan te nemen. “Het is wat tegenstrijdig: jarenlang heeft Europa net regionale identiteiten versterkt of mogelijk gemaakt en nu komt de EU daar op terug als Catalonië en Schotland hun onafhankelijkheid opeisen. Een lange tijd heeft Europa de macht van nationale overheden afgebouwd, waardoor regio’s zich sterker voelen en nu krijg je ineens het omgekeerde.” Ze denkt dat een politieke supermacht niet kan zonder een sterk identiteitsgevoel. “Europa is in tegenstelling tot Amerika een heel ander continent met eeuwen van traditie en geschiedenis. Daarom wek je enkel een tegenreactie op als je spreekt over een federaal Europa. In de ervaring van mensen staat de EU vooral ten dienste van multinationals, lobbygroepen, een bepaalde elite en niet van anderen.”

 

Er gaan stemmen op voor 'meer Europa', maar Beeckman denkt niet dat zeer federaal ingestelde politici de Europese burgers steeds kunnen overtuigen. “Het kan op nationaal vlak overal niet zo slecht zijn om daarom bepaalde bevoegdheden op Europees niveau te regelen. Concreet betekent het alleen maar macht afstaan en je weet niet echt wie en wat ervoor in de plaats komt.”

 

Volgens Beeckman veronderstelt een democratie altijd pluralisme en een gebrek aan eensgezindheid. “In een democratische ruimte moet je altijd andermans plannen in vraag kunnen stellen. Er is echter de neiging om iedereen die niet voor een bepaald soort Europa pleit, populistisch of nationalistisch te noemen. Met die termen wordt eigenlijk bedoeld: als jij het niet met me eens bent, ben jij geen democraat meer. Ik vrees dat de liberale partij (de toenmalige VLD, nvdr.) dat in de jaren 90 enorm sterk gedaan heeft. Zij was de rede. Iedereen die vragen had, op vlak van migratie bijvoorbeeld, was dan irrationeel of nationalistisch en één stap verwijderd van Auschwitz. Dan is er geen mogelijkheid om kritiek te geven op het beleid en dat vind ik niet democratisch.”



editoriaal
23/03/2014
🖋: 

Arme stervelingen. Sla jullie blik ten hemel en kniel. De 21ste-eeuwse Odysseus spoelt aan op de parelwitte stranden van België. En Waregem of all places. Een reus in een dwergenland. Sidder en beef. De man die eigenhandig de toorn van het extremisme heeft onthoofd. Buig het hoofd, spits de oren en aanschouw Hem. Barack Hussein Obama. Een gigant op de aardkloot, waar menig sterveling naast verbleekt. Zelfs Jezus Christus druipt schoorvoetend af.

België is in staat van exorbitante paraatheid. Alles wijkt voor de Nobelprijswinnaar, voor de Osamakiller, voor de communist, voor de spion der spionnen. Het centrum van Brussel wordt voor Zijne Excellentie hermetisch afgesloten. De riolering van onze hoofdstad wordt geïnspecteerd, ijzeren vuilnisbakken worden afgesloten en vervangen door kartonnen dozen, op hotel wordt een hele verdieping afgehuurd en het autoverkeer wordt in het hart van de stad platgelegd. Het kostenplaatje voor België? 700.000 euro. Daar gaat ons belastinggeld. Ocharme, Koningin Mathilde. Zij zakte vorige maand – helemaal alleen – af naar Universiteit Antwerpen om een studiedag rond cyberpesten te volgen. Kostenplaatje voor onze universiteit? Een tasje koffie.

 

Ach, het is een once in a lifetime experience. Er hangt een voelbare elektriciteit in de lucht nog voordat Obama voet aan wal heeft gezet. Die tactiele spanning zal sowieso ombuigen in pure hysterie eens hij uit de mythische Air Force One stapt. We kunnen enkel hopen dat hij het in pandapak doet terwijl hij luidkeels en hevig gesticulerend aankondigt: “Wat – in godsnaam – houdt het Oosterweeldebacle in?”

 

dwars trachtte contact te leggen met Presidente El Sympatico voor een diepgaande dialoog over de Krimcrisis, armoede, publicatiedruk aan Vlaamse universiteiten en homoseksualiteit. Spijtig genoeg had hij er geen tijd voor. Wat een apekool, zeg. Hij heeft wel tijd om enkele kransen op graven te leggen, maar niet om met ons gerenommeerde blad te praten. Ik wil nu geen oude koeien uit de gracht halen, maar heeft hij zijn geboortecertificaat al laten zien? Neen, dus dat is niet echt koosjer. Heeft hij een affaire met Beyoncé of met de Deense premier Helle Thorning? Ja, zeg ik. Toch niet zo onaantastbaar en perfect.

 

't Schoon Verdiep loste zijn belofte wel in. Het Belgisch equivalent van Obama siert onze cover. Ladies and gentlemen, we got him.



de vastberadenheid van De Wever
23/03/2014

U kunt Bart De Wever veel verwijten, maar niet dat hij saai is. De meest besproken politicus van Vlaanderen zit nooit om een Latijnse uitspraak of een boutade verlegen en vrolijkt het nieuws op met Duitse platte rust, van het podium vallende panda’s en schunnige tuinkabouters. Neen, een tabula rasa is hij niet: pro of contra, hij laat niemand onbewogen. Maar wie is die man, wat is zijn verhaal en hoe beïnvloedt hij het politieke landschap? Tijd om onze innerlijke animal scribax los te ketenen en eens poolshoogte te nemen van de man die onze studentenstad bestuurt.

sangius crassior acqua – de appel valt niet ver van de boom

Hij goochelt met geschiedenisfeiten en geeft persconferenties in vier talen. Bovendien haalt Bart De Wever vaak mosterd bij de groten op aarde om zijn stellingen kracht bij te zetten. Waar komt deze voorliefde voor kennis en maatschappelijk engagement vandaan?

Bart De Wever De motivatie om aan politiek te doen is met de paplepel ingegeven. Thuis was het een heel normale situatie dat er op zondag niet over voetbal werd gepraat, maar over maatschappelijke problemen en politiek: van kernraketten tot de communautaire kwestie. Betrokkenheid is voor mij de res publica, de publieke zaak, en heel normaal. Wie lid is van een gemeenschap, trekt zich alles aan wat die gemeenschap beïnvloedt en maakt zich daar een gedacht van. De motor van de politiek is voor mij het verschil tussen de toestand zoals hij is en de toestand zoals jij denkt dat hij zou moeten zijn.
Een opsomming van toevalligheden zorgde ervoor dat ik me professioneel met politiek ging bezighouden. Ik was eigenlijk op weg naar een volledig andere levensbestemming, namelijk als academicus aan de universiteit. Hier kreeg ik al snel het droogdokgevoel, zoals Edmund Burke ooit schreef: "College is like a ship that lies in a drydock". Academici lezen veel, doen fundamenteel onderzoek en schrijven artikels die door dertig mensen gelezen worden. Op een gegeven moment begon ik me af te vragen of ik het buiten mijn universitair kamertje ook kon waarmaken op volle zee. De studie van de moderne politieke geschiedenis, mijn vakgebied, heeft de appetijt aangewakkerd om me in het politieke heden te wagen. Ik begon me steeds meer te bemoeien, te zeggen hoe het zou moeten en kreeg vaak als antwoord: "doe het dan". Die vraag werd steeds logischer voor mij. Toen de Volksunie uit elkaar viel en er een nieuwe partij werd opgericht, heb ik het programma geschreven. Even later trok ik de lijst in Antwerpen, daarna werd ik voorzitter. Dat is allemaal gewoon gebeurd, daar zat geen plan achter.

 

constantia et labore – als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen

De burgemeester laat zich dikwijls ontvallen dat er door doorzettingsvermogen en inspanning veel bereikt kan worden. Je zou het zelfs zijn lijfspreuk kunnen noemen. Hoe geloofwaardig is deze nog, wanneer geen enkele andere partij pro N-VA is? En wat moet De Wever op het pad van volharding allemaal doen om de kiezer voor zich en voor zijn ideeën te winnen? Een panda’ke voor confederalisme?

De Wever Het confederalisme is een model waarin je op vrijwillige basis autonoom met elkaar samenwerkt. Het is een soort latrelatie, waarbij je de voordelen van het samenzijn uitput, maar ook je eigen potje kookt. Waar het samenzijn spaak loopt of negatief inwerkt op de betrokken partijen, vindt er geen samenwerking plaats. We moeten daar met Vlaanderen en Wallonië echt naartoe. België draagt als enige land twee democratieën in zich met elk een eigen taal, eigen pers, eigen politieke partijen en een publieke opinie die niet meer gemeenschappelijk is. Beide delen zijn in toenemende mate aan het vervreemden, zowel op politiek als cultureel vlak. Een federale kieskring kan daar weinig aan veranderen. Het is nu zo: we waren ooit een unitair land, maar nu niet meer. Als de ene uiterst links stemt en de andere overwegend centrumrechts, dan zit je in tijden van socio-economische crisis in een heel moeilijke situatie. Giet water en vuur in een pot en je ziet wat ervan komt: veel rook en weinig resultaat.
In een confederale orde moet je ver gaan in het splitsen van bevoegdheidsdomeinen. Buiten buitenlands beleid, veiligheidsbeleid, justitie en bepaalde aspecten van binnenlands beleid moet alles volledig splitsen, zeker de sociale zekerheid. De solidariteit in ons land is zeer ondoorzichtig: niemand weet om welk bedrag het gaat en het verloopt via verschillende kanalen. Het is totaal niet wat het moet zijn. Solidariteit moet geënt zijn op het verschil qua welvaart, volgens het bruto nationaal product. Het welvaartsverschil kan je deels uitvlakken. Europa doet dit voor een stuk met cohesiebeleid en probeert om alle landen, alle economieën op hetzelfde niveau te brengen. Cohesiebeleid is volgens mij de sleutel van solidariteit, omdat het de opleving van een zwakker gewest stimuleert. Vandaag wordt de toestand vaak bevestigd zoals hij is. Wie minder heeft, krijgt het verschil bijgepast zonder dat er een stimulans is om het beter te doen. Als je alles gaat uitvlakken, maakt het niet uit of iemand goed of slecht presteert, want hij krijgt toch hetzelfde. En dat is wat er in België gebeurt: via de federale begroting, sociale zekerheid en de afbetaling van de schuld wordt alles uitgevlakt, zonder voorwaarden.
Ik ben ervan overtuigd dat het confederaal model het enige is wat ons kan redden en ik ben er ook van overtuigd dat er een moment zal komen dat iedereen dat zal zeggen. In de jaren zestig werd het federalisme ook weggefloten en twintig jaar later was het voor iedereen een evidentie. We gaan nu dezelfde weg op, het zal alleen niet zo lang duren.

 

mens sana in corpore sano – zachte heelmeesters maken stinkende wonden

Dat ons land een specialleke is, is geen geheim meer. Van regeringsloze tijden tot een socioculturele tweedeling, niets is ons vreemd. België heeft in haar geschiedenis meer bewogen tijden en politieke onlusten gekend dan enig ander land met zo’n jonge ontstaansgeschiedenis. Komt het door onze voorliefde voor tussenoplossingen: een staatshervorming hier, een splitsing daar? Dat een gezonde geest het best in gezond lichaam werkt, zette De Wever al kracht bij door ettelijke kilo’s af te vallen. Maar kan hij met zijn verkiezingsprogramma ook soelaas brengen in Antwerpen?

De Wever België is heel bric-à-brac en het federalisme is geen pareltje van transparantie. Het is een land dat veel geld kost, met veel overheidsstructuren en politici, met veel zaken die elkaar blokkeren. Mijn ambitie is ruimer dan enkel federaal iets te veranderen, teneinde in Antwerpen dingen te kunnen verwezenlijken, maar de gevolgen van een bestuurlijk verfrommeld land voel je wel goed in de grote steden. Als burgemeester van Antwerpen, word je nog meer gemotiveerd om te zeggen dat er federaal enkele zaken moeten veranderen of beter op elkaar moeten worden afgestemd. Gisteren heb ik nog twee uur vergaderd met de brandweer die nog onder federaal toezicht staat, terwijl al mijn andere ambtenaren op het Vlaamse niveau zitten. Die brandweer past nergens meer in. Een federale hervorming is noodzakelijk, maar daar zijn ze al twaalf jaar mee bezig. Er is nog altijd niks gebeurd. Ik heb een brandweerkazerne die letterlijk aan het instorten is en niemand die weet wie daarvoor zal moeten betalen. Dat is gewoon een verschrikking.

 

panem et circenses – wiens brood men eet diens woord men spreekt

Studenten aller steden, verenigt u! Wij de toekomst van ons land, de noeste toekomstige werkmensen die de staatsschuld en vergrijzing op onze kromgestudeerde ruggen mogen dragen, moeten 25 mei óók richting kieskot. Hebben wij afgestudeerden wel nog een toekomst op de arbeidsmarkt? Tijd om ons te verleiden met brood en spelen, meneer De Wever.

De Wever Hoogopgeleiden hebben er belang bij dat zij in een competitieve socio-economische situatie terechtkomen die dingen mogelijk maakt. Hoogopgeleiden beginnen Vlaanderen te verlaten, terwijl zij vroeger net naar hier kwamen. Jonge mensen willen hier geen meerwaarde creëren en hun actief leven doorbrengen, omdat België een oud land is. Het is niet zeker dat er nog een hoog pensioen zal zijn, nadat je de hoogste belastingen ter wereld hebt betaald. Door te hervormen willen we aansluiten bij de Scandinavische landen die de weg tonen en zo meer kansen creëren voor jonge afgestudeerden op de arbeidsmarkt. Als je de Hartz- en Schröderhervormingen bekijkt, weet je wat de N-VA wil doen.

Aansluiting met de arbeidsmarkt vanuit opleidingen is cruciaal. Op universitair niveau, maar zeker op secundair niveau is dat een ontzettend probleem. Antwerpen heeft de grootste petrochemische sector en bijna niemand die het weet. Er is een enorm palet aan jobs aanwezig. Toch heb ik een leger aan werklozen in mijn stad en duizenden vacatures die niet ingevuld geraken. Om mensen naar specifieke jobs toe te leiden, moet je ook de private sector betrekken. Wij hebben nu een contract gesloten met een groot Antwerps bedrijf – ik mag nog niet zeggen welk – dat een serieuze geldzak op tafel legt om dit te verwezenlijken. Als we er de komende jaren in slagen om meer scholieren naar technische richtingen te leiden en naar jobs binnen dat bedrijf, mogen we het geld daarvoor gebruiken.
De mentaliteit van Universiteit Antwerpen daarentegen, om aan te sluiten op het socio-economisch weefsel, is te zwak. De burgemeester van Leuven durft te vragen of Antwerpen wel een universiteit nodig heeft. Dan denk ik: "Wablief?" Wij zijn een stad met een universiteit en veel hogescholen, maar wij zijn geen universiteitsstad zoals Leuven en Gent. Antwerpen moet ook een universiteitsstad worden en wij gaan dat in onze citymarketing meenemen. Na de A-campagne waar wij Antwerpen hebben verkocht aan de Antwerpenaren, moeten we nu de klik maken om Antwerpen te verkopen aan de niet-Antwerpenaren. 78 procent van de Antwerpse studenten is afkomstig uit de provincie Antwerpen, dat is te veel. Waar blijven al die andere studenten? Doe in Leuven de brouwerij en de universiteit dicht en je doet Leuven dicht. Haal in Antwerpen de universiteit weg en de stad blijft overeind. Ons probleem is dat wij onvoldoende universiteitsstad zijn. Ik hoop dat de universiteit zich ervan bewust is dat er nog veel marge is voor verbetering. Er moeten meer spin-offs komen en meer connectie met de arbeidsmarkt.

 

o tempora, o mores – zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens

Het zijn harde tijden voor jongvolwassenen. Pas afgestudeerd, groen achter de oren en zonder een cent op zak moeten jongeren niet enkel een plek op de arbeidsmarkt, maar ook een eigen stek om te wonen veroveren. Steeds vaker ontvluchtten zij de stad, terug onder moeders vleugels.

De Wever De periode na het afgestudeerd zijn, is cruciaal. Wie niet uit Antwerpen afkomstig is, keert vaak terug naar huis, omdat het eerste inkomen nog ontbreekt. In die periode van relatieve armoede zouden we afgestudeerden in Antwerpen moeten kunnen houden. Ik wil hiervoor naar een specifiek aanbod gaan van woningen die kwalitatief niet top zijn, maar die we wel aan een lage prijs kunnen aanbieden. Als afgestudeerde heb je nog niet de woonkwaliteit nodig die je een paar jaar later nodig hebt wanneer er gezinsplannen komen. Als ik naar mijn eigen leven kijk, heb ik qua huisvesting heel dat parcours doorlopen. Mijn eerste appartement mocht vooral niks kosten, want ik had geen geld. Dat was een prachtig appartement hoor (lacht). Volledig bemeubeld, want de 90-jarige inwoner die naar een rusthuis moest, had zijn meubels laten staan. Dat waren jeugdige meubels uit de tweede helft van de twinstigste eeuw. Ik had geen geld voor nieuwe, dus leefde ik twee jaar in een omgeving met koekoeksklok en een bed met een oranje bedspreike. Maar ik was dolgelukkig, want ik was thuis weg en stond op mijn eigen benen. Het is dus wel cruciaal dat er een aanbod is van dat soort woningen die vooral niet groot zijn, niet veel kosten en waar mensen vrede mee kunnen geven in een bepaalde periode van hun leven.
Het is pas vanaf dat je kinderen hebt, dat je veel aandachtiger wordt voor omgevingsfactoren. Al mijn generatiegenoten van de UFSIA zijn weg. En altijd om dezelfde redenen: het huis was elders goedkoper, ze sturen hun kinderen liever naar een school die minder multicultureel is en het is gemakkelijker om met de auto naar Brussel te gaan, want Antwerpen geraak je niet in of uit. Ik denk dat daar de accenten verkeerd zijn gelegd onder het vorige bestuur, qua mobiliteit en qua inschatten van de multiculturele uitdaging.

 

divide et impera – in het land der blinden is eenoog koning

Sinds 2007 heeft de N-VA onmiskenbaar een gigantische groeischeut gekregen. Velen wijten dit onder andere aan het charisma en politieke moed van Bart De Wever. Hij maakt zijn partij bij het gewone volk populair als een god onder de Romeinen. Maar wat blijft er van de N-VA over zonder kopstuk De Wever? En net als de Goden van Olympus, liggen de politieke partijen constant in de clinch met elkaar. Welke kaart trekt De Wever hier?

De Wever De N-VA is snel gegroeid. We zijn nog maar een serieuze partij sinds 2010. Je kan niet verwachten dat je na vier jaar al een volledige tweede lijn hebt. Dat duurt minstens tien jaar. We zullen het stigma van de eenmanspartij dus nog een tijdje moeten dragen, maar ondertussen zie ik in de provincies wel genoeg potentiële lijsttrekkers. Sommigen krijgen op een debat nog wat slaag, maar dat vind ik goed. Dat overkomt hen een of twee keer, maar daarna niet meer. Zo geraken ze gewapend en ervaren.
Het 'een-tegen-allen'-scenario speel ik allang niet meer. Ik heb eerder de indruk dat het allen tegen een is. De verklaring daarvoor ligt in de peilingen. Iedereen heeft wel een reden om ons niet graag te zien en die redenen worden electoraal goed uitgebeend. De ene roept asociaal en onmenselijk, de andere verdoken separatist, maar roepen doen ze allemaal. Ik vind mezelf overigens niet asociaal. Ik ben geen socialist, maar dat wil niet zeggen dat ik niet sociaal ben. De N-VA is de enige partij die bepaalde dingen durft zeggen over langer werken en over werkloosheid die je moet beperken in tijd. Alle landen hebben pensioenhervormingen doorgevoerd, beseffen dat er langer moet gewerkt worden. Het kan zijn dat wij fout zitten, maar ik denk het niet. De sociale zekerheid kostte in 2000 44 miljard euro, in 2010 al 74 miljard euro en de vergrijzing moet nog beginnen. Het is crimineel om te denken dat we ons daar vanzelf door gaan slepen. Wie is er dan asociaal? Welke koopkracht gaat er nog tegenover de uitkering van de pensioenen staan met een actieve basis die krimpt? De N-VA predikt hervormingen en verandering, dus dan krijg je tegenwind.”
Zodra wij onze vinger nog maar door het venster durven te steken, staat er meteen een koor klaar dat ‘nee’ zingt. Zelfs als je een klein mopje uithaalt, komen ze zeggen dat ik het niet mag doen. Ik vond het gewoon grappig om als panda aan te treden (tijdens De Nacht van de Vlaamse Televisiesterren, nvdr.). Als er achteraf weer zo’n storm reacties komt, voel je wel aan dat je in een verzuurd klimaat zit. Wouter Beke kruipt in bed met een oude madam in een kamerjas, Wouter van Besien doet mee aan een zangprogramma op tv, Vande Lanotte heeft ooit als Kapitein Haak gezongen enzoverder. Je kan er natuurlijk over discussiëren of het goed of slecht is, maar iedereen doet het. Als ik zoiets doe, verschijnt het op alle voorpagina’s. Jongens, het was een grap. Als de partijvoorzitters morgen afspreken om niet meer in entertainmentprogramma’s aan te treden, dan doe ik het niet meer. Maar als iedereen het doet, ben ik dan de enige die het niet mag doen? Het lachen met een gezagsdrager is heel sterk gelinkt aan het democratische gehalte van een samenleving. Het kunnen (uit)lachen maakt u tot gelijke. Laat ons hier toch alstublieft allemaal eens lachen.

 

Morituri te salutant – Een carrière bij de N-VA zit er na het temmen van onze animal scribax wellicht niet meer in. Creëert u alvast een arbeidsmarkt voor ons, meneer De Wever?



publicatiedruk aan UAntwerpen
22/03/2014

“Helft academische papers wordt door niet meer dan drie mensen gelezen," kopt De Morgen op 19 maart. Dat is alarmerend. Dat is frustrerend voor de hardwerkende student. Waarom nog bloed, zweet en academische tranen steken in een levenswerk waar uiteindelijk niet naar wordt omgekeken. Welkom bij dé problematiek die het hoger onderwijs de laatste maanden plaagt. Publicatiedruk aan Vlaamse universiteiten is de achilleshiel van de doctoraatsstudent. dwars mocht op audiëntie bij rector Alain Verschoren en het hoofd van de Onderzoeksraad van Universiteit Antwerpen, Jean-Pierre Timmermans, voor een verdere verduidelijking van het onderwerp.

“Publicatiedruk is zeker een reëel probleem, maar er bestaat wel een vorm van distorsie rond het onderwerp,” pleit rector Verschoren. Dat is zeker waar. Wie de kranten de voorbije maanden in de gaten gehouden heeft, werd enkele malen geconfronteerd met smalende artikels rond wetenschappelijk wangedrag, fraude en plagiaat. Zo werd Mart Bax, oud-hoogleraar aan Vrije Universiteit Amsterdam, op de plagiërende vingers getikt omdat hij ruim 60 artikels uit zijn duim zoog. Een maand daarvoor liep een Belgische reumatologe (docente aan Universiteit Antwerpen en later aan Universiteit Leiden, nvdr.) al tegen de lamp. Zij manipuleerde ’s nachts bloedmonsters om een door haar ontworpen test efficiënt voor te stellen. Voormalig Tilburgs hoogleraar Diederik Stapel fingeerde 55 van zijn publicaties. “Dat zijn extreme gevallen. Natuurlijk zijn deze gevallen van fraude onacceptabel. Er wordt zo een beeld geschetst van de academische wereld dat niet strookt met de werkelijkheid,” legt Timmermans uit. “Globaal gezien valt dat zeer goed mee. Dergelijke uitstekers heb je overal, niet enkel bij de druk om te publiceren. Als je ervoor kiest die extreme gevallen wel of niet mee te nemen in gegevenstabellen, is er inderdaad sprake van het ‘masseren’ van data. Bovendien zijn de opsporingsmethoden gemoderniseerd waardoor deze fraudegevallen direct gelokaliseerd kunnen worden. Het is logisch dat de cijfers hoger uitvallen dan vroeger.”

 

De werkdruk is er dus wel, de stress om te presteren. Die druk manifesteert zich echter op verscheidene vlakken die over het hoofd worden gezien. Het scheermes van Ockham typeert de huidige situatie, volgens rector Verschoren. “Niet enkel de student leeft onder die continue druk. Ook de professor leeft onder een vorm van spanning. De job van de professor wordt ononderbroken geëvalueerd. Controles uitgeoefend door de Vlaamse regering zetten ook het onderwijs als instituut op de helling. Daarnaast zijn er nog de uitgevers die zo snel mogelijk een publicatie in handen willen krijgen.” De klachten van onderzoekers over de publicatiedruk zijn zeer divers. Elk onderzoeksdomein heeft zijn publicatiecultuur. De correlatie tussen beide is zeer intens. Wie humane wetenschappen volgt, zal de druk om te publiceren minder aanvoelen dan iemand die zich verdiept in kankeronderzoek. “De tradities van exacte wetenschappen proberen we gescheiden te houden van de andere domeinen, zonder in te boeten aan kwaliteitslabels.”

 

overraportering

Naast de uitgevoerde controle op de professoren zijn er nog andere drukpunten. Volgens Timmermans zijn het ook de overbodige selectiecriteria die ervoor zorgen dat men tijd moet inleveren. Tijd die anders veel constructiever benut zou worden. “Een curriculum vitae in 24 differente formaten doorsturen, is tijdverlies. Men staart zich dood op futiliteiten. Daarnaast heb je inderdaad het idee dat als een publicatie niet gelezen wordt, deze sowieso slecht is. Men concentreert zich in een heel vroeg stadium al op waar te publiceren.” Waar te publiceren, is voor de exacte wetenschappen een uitgemaakte zaak. Wie publiceert in het gerenommeerde wetenschapsblad Nature kan gelukkig sterven. Nature is de heilige graal. “Staar je daar niet blind op. Doctoraatsstudenten krijgen wekelijks een uitnodiging om te publiceren, daar zijn de kennisinstellingen als wetenschappelijke bladen bij betrokken. Het gevaar schuilt in de commercialisering en uitbuiting van de publicatiehandel.” De maffia van de publicatie loert achter elke hoek.

 

Natuurlijk heeft geld er ook veel mee te maken. In dwars 85 werd er al gesproken over de aanpassing van het financieringsdecreet. De concurrentie tussen de universiteiten is moordend. Elke universiteit wil een zo groot mogelijk stuk van de financiële taart, maar heeft een panische angst dat de universiteit in de toekomst minder geld zou ontvangen. Alles hangt af van de financiële beleidskeuzes die worden gemaakt. De rectoren van de Vlaamse universiteiten staan voor een dilemma. “Daarin moet ook een nuance gelegd worden,” meent rector Verschoren. “Dat matteüseffect leeft in elke universiteit. De vrees dat er minder zal worden geïnvesteerd in de universiteiten. De middelen die we hebben, trachten we optimaal te benutten. We zijn geen fabriek, maar geld heeft een universiteit altijd nodig.” “Let wel, de situatie is gewijzigd ten opzichte van vroeger,” debiteert Timmermans. “De concurrentie vanuit het buitenland is enorm toegenomen. We hebben de verantwoordelijkheid om jonge vorsers te begeleiden en ze ervoor te behoeden onder de druk te bezwijken. Ze kunnen hier aan de slag en het salaris is veel aantrekkelijker.” Daarenboven moet het concept doctoraat ook verfijnd worden. Volgens rector Verschoren kan men een onderscheid maken tussen twee types. Aan de ene kant ligt het zwaar, academisch en grensverleggend onderzoek. Aan de andere kant van het spectrum liggen de professionele doctoraten, die zich toespitsen op een meer toegepaste aanpak. “Wie voor een doctoraat gaat, hoeft niet per se professor te worden. Van de 14 doctoraten, kan er maar één persoon professor worden. Een wetenschappelijke carrière opbouwen, is maar voor 20 procent weggelegd.”

 

speerpunten

De verantwoordelijkheid om jonge vorsers te ondersteunen is een van de prioriteiten van de Onderzoeksraad, waar Timmermans de leidinggevende functie bekleedt. “Het is aan ons om een onderzoeksbeleid uit te stippelen. Om een strategie te bepalen zodat we als universiteit alle mogelijke middelen in kunnen zetten met de basisfinanciering die we ontvangen. Daaronder vallen natuurlijk de kosten van de werking van de universiteit en 25 procent van ons universiteitsonderzoek. Het grootste bedrag wordt vanuit het Bijzonder Onderzoeksfonds, het intern financieringskanaal van de universiteit, bepaald en behandeld. Van projecttypes tot de doctoraatsprojecten tot toegepast onderzoek.” Het is dit speerpuntenbeleid dat het fundament vormt voor de bewerkstelliging van de publicaties. Niet enkel het publicatiebeleid, maar Universiteit Antwerpen als onderwijsinstelling tout court. Elke euro wordt zo optimaal mogelijk besteed. Wat steek je in het onderzoeksbeleid? Wat haal je eruit?” Het is dus niet omdat Universiteit Antwerpen niet het hoogste aantal publicaties haalt, dat ze daarom ook niet zo productief is in vergelijking met collega-universiteiten.

 

inschrijvingsgelden

Als het over subsidiëring gaat, wordt er altijd gefluisterd over een verhoging van de inschrijvingsgelden. Daar hebben de Vlaamse rectoren een duidelijk standpunt ingenomen. “Zolang ik iets te zeggen heb, zal ik me daartegen verzetten,” oppert rector Verschoren. “We gaan ons niet laten verleiden door hele hoge studentenleningen. Het inschrijvingsgeld is lachwekkend laag bij ons, maar niet lachwekkend qua niveau. Wat betekent verhogen? Is 300 euro een perfecte balans? Neen, want dat kan voor sommige gezinnen een serieuze rem zijn. Uiteindelijk kun je daar niet meer professoren mee te krijgen. Dan moeten we het plafond van het inschrijvingsgeld naar 2.000 euro verplaatsen en dat willen we niet.” Hierin vinden we een punt van onenigheid tussen rector Verschoren en Timmermans. “Een ander systeem zou beter zijn. Het zoeken naar een alternatief is nooit makkelijk.

 

“Een toegangstest is, hoewel men het tegendeel beweert, een goede en democratische manier om geld te besparen,” volgens rector Verschoren. “Als je van eenvoudige komaf bent moet je stoppen, mensen van betere komaf krijgen meer kansen. Met zo’n test kost het de universiteit ook minder. Anders is het ook voor de universiteit moeilijk te investeren in de toekomst.” Een versoepeling om over te stappen. Een betere begeleiding om over te schakelen van een universiteit naar een hogeschool. Daar schiet het hoger onderwijs ook tekort. Het is deze zonnepanelenretoriek die de basis vormt voor het debat rond inschrijvingsgeld. Niet enkel rector Verschoren is gekant tegen de verhoging van de inschrijvingsgelden. De rectoren van alle Vlaamse universiteiten kanten zich ertegen. “Ik ben absoluut tegen een verhoging van het inschrijvingsgeld, maar wel voor een mogelijk alternatief.”



microscoop op wetenschap
22/03/2014
🖋: 

Deze maand staat er een aardig plantje in de kijker. Op 15 maart startte een grootschalig onderzoek naar de luchtkwaliteit in Antwerpen, waarin aardbeienplantjes de hoofdrol spelen. Samen met maar liefst 1.000 vrijwilligers brengt het departement bio-ingenieurswetenschappen van Universiteit Antwerpen de uitstoot van fijnstof in Antwerpen in kaart. Het project is een samenwerking tussen StadsLab2050; een stedelijk laboratorium dat de stad duurzamer wil maken, en initiatiefnemers professor Roeland Samson en Jelle Hofman. Nergens ter wereld werd een soortgelijk project op deze schaal uitgevoerd.

De luchtkwaliteit in Antwerpen is een blijvende zorg voor haar inwoners en bestuur. Op 13 maart was er nog een smogalarm van kracht en de felle discussie rondom het Oosterweeltracé zal niemand ontgaan zijn. In dwars 83 werd de lucht boven Antwerpen besproken en kwam naar voren dat de zorgen niet overtrokken zijn: Antwerpen ligt op een van de zwarte vlekken van Europa en het inademen van schadelijke gassen heeft ernstige gevolgen voor de gezondheid. Ondanks maatregelen worden Europese normen nog vaak overschreden.

 

Die bezorgdheid van Antwerpenaren werd weerspiegeld door het aantal enthousiaste vrijwilligers dat zich heeft aangemeld om een plantje op te halen. De onderzoekers hoopten op 500 deelnemers, dat aantal is verdubbeld. De deelnemers verzorgen hun plantje gedurende 2 maanden. Planten staan met hun bladeren rechtstreeks in contact met de omgevende buitenlucht en accumuleren tijdens hun groei fijnstof. Na afloop komen de aardbeien op een beschuitje en gaan de bladeren naar het lab.

 

Daar kan door het achterhalen van het magnetisme van de bladeren een betrouwbare schatting worden gemaakt van de lokale uitstoot, deze bevat namelijk een bepaalde hoeveelheid ijzer. “De waarde die wij bekomen is een integratie van de vervuiling waaraan de plant is blootgesteld tussen de momenten van plaatsing en oogst (10 mei, nvdr.). Het geeft dus een betrouwbaar beeld van de vervuiling, aangezien het niet afhankelijk is van toevalligheden, bijvoorbeeld langsrijdende bussen,” legt professor Samson uit.

 

Nu wordt de luchtkwaliteit in Antwerpen door vier meetstations frequent gemeten. De lokale situatie blijft buiten beschouwing en kan sterk variëren, maar de huidige meetmethoden zijn te duur om op te schalen. Planten meten fijnstof net zo goed en zijn goedkoper. “Het voordeel van onze benadering is dat we een zeer groot aantal meetpunten hebben, waardoor we een gedetailleerd beeld kunnen verkrijgen van de fijnstofverspreiding in de stad.” Het nijpende tekort aan informatie wordt dus met behulp van deze plantaardige meetstations opgevuld. “Wij hopen dit project regelmatig te kunnen herhalen om bijvoorbeeld de effecten van bepaalde maatregelen, zoals de lage-emissiezone die de stad Antwerpen wil instellen, te kunnen evalueren.”

 

In augustus 2014 hopen de onderzoekers de gedetailleerde fijnstofkaart af te hebben.



utopia in absentia
18/03/2014
🖋: 

Een gelauwerd schrijver of journalist blikt voor ons terug op zijn/haar studententijd. Over het verlies van jeugdige idealen en de teloorgang van naïeve onschuld. Sylvie Marie (1984) is dichteres, ex-huisdichteres van Humo en gastcolumniste voor dwars.

Wat met de idealen uit mijn studententijd? De vraag is of ik er wel had. Ik geloof dat mijn ideaal toen vooral was erbij te horen. Geliefd te zijn, ik wilde dat mensen me graag zagen, dat vrienden op me wachtten bij het eten of aan de uitgang van cafés of fuifzalen. Dat ze me zochten als ik te lang op het toilet bleef. Ik vroeg me vaak af of er iemand aan me dacht. En wat die dan precies dacht. En of ik er iets aan kon doen, aan zijn of haar gedachten. Of ik ze beter kon maken, want ik wilde ze zo graag beter maken als ze slecht waren. Ik wilde niemand voor de voeten lopen, maar wel in vele harten zijn. En ik wilde ook, natuurlijk, een speciaal hart vullen, want ik was vaak verliefd. Of tenminste, dat maakte ik mezelf, achteraf gezien, graag wijs. Verliefdheid was een fantastisch tijdverdrijf en een prima gespreksonderwerp voor studenten. Het maakte je mens, menselijk, je kreeg er sympathie mee, en daar was het me om te doen. Liefde, affectie, vriendschap, warmte, geborgenheid. Dat, dat waren ze, mijn idealen.

 

Het gekke is dat ik me voor mijn wensen schaamde. Ik schaamde me rot. Ik vond mezelf zo'n zielig hoopje hunkering. En net daarom verdiende ik het allemaal niet. Ik was erg streng voor mezelf. Natuurlijk had dat met mijn opvoeding te maken, maar dat besefte ik toen niet. Wat ik dacht was: hoe kan iemand in hemelsnaam houden van zo'n niemendal als ik? Ik zag het als erg significant als niemand voor me aan tafel plaatsnam als we in een oneven gezelschap verkeerden. Ja, ik vond het verschrikkelijk alleen op straat te lopen terwijl vrienden voor me arm in arm de weg aflegden. Ik heb niet vaker voor de spiegel gestaan dan in mijn studententijd. Mijn haren drogend, me schminkend, tandenpoetsend en nog eens, voor de zekerheid. Ik was zo'n lelijk wicht. Ik ben nooit zwaarder geweest dan in mijn studententijd.

Toen iemand, halverwege mijn studie, oprecht van me begon te houden, heb ik hem het eerste jaar ontzettend vaak op de proef genomen. Ik liet me van mijn slechtste kant zien, schreeuwde en tierde, alleen maar om te zien wanneer hij door de mand zou vallen en me bekennen dat hij inderdaad niet van me hield. Maar hij heeft het doorstaan, en een decennium later zijn we nog samen. Ik test hem niet meer, ik heb me bij zijn liefde neergelegd en hem oprecht de mijne laten zien. En ik weet nu ook dat ik mijn idealen van toen eigenlijk altijd al had, met wat minder krampachtigheid had het zelfs meer kunnen zijn.

En toch kijk ik vaak met nostalgie terug naar die tijd, omdat tegelijkertijd alles en niets evident was, het weinige wat ik van de wereld wist en de schaarse verplichtingen die ik had, lieten me toe om lang in bed te liggen en de dag in pyjama door te brengen, als een zieke, chattend op msn, teksten van Eminem vanbuiten lerend. Alleen aankleden om een pita te halen en dan weer wegzinken, en dan, uiteindelijk, alsnog een sms of ik toch niet nog 'iets kwam drinken'. Voor zo'n dagen koos ik niet als student, ze waren geen idealen, ze gebeurden gewoon.

Ik kan mezelf zo geen dag meer permitteren, ik zit vol conformismen. Zelfs als ik ziek ben, laat ik mezelf zo geen dag meer toe. Er zijn deadlines te halen, ik moet verwezenlijken, het huishouden wacht niet, niets wacht, dat weet ik nu. Ik weet dat veel te goed.
Sylvie Marie