blikopener

27/10/2016
🖋: 

Op woensdag 28 september vond in Brussel de finale van de eerste Vlaamse PhD Cup plaats. Deze wedstrijd voor doctoraatsstudenten werd georganiseerd om belangrijke onderzoeksresultaten meer kenbaar te maken voor het grote publiek. Eén van de acht genomineerden was Dorien Schepers. Haar onderzoek spoort fouten op in het DNA die zorgen voor een verwijding van de aorta of de grote lichaamsslagader. Met deze ontdekking zou in de toekomst gemakkelijker voorspeld kunnen worden wie kans heeft op een gescheurde aorta. Op deze manier kunnen patiënten sneller worden behandeld en zullen levens gered worden.

In België sterven per jaar zevenhonderd mensen aan een gescheurde aorta. Ook Albert Einstein kwam op deze manier aan zijn einde. Er lopen ongeveer 60.000 mensen rond in België met een aorta-aneurysma of een verwijding van deze slagader. Slechts een klein deel van hen krijgt hiervoor medicatie om een scheur te voorkomen. Jammer genoeg zijn er dus veel mensen aorta-patiënt zonder het te beseffen. Je kan namelijk niet voelen wanneer deze slagader aan het verwijden is. In slechts enkele gevallen wordt dit toevallig ontdekt met een echo, maar meestal hebben de patiënten er geen weet van. Ze kunnen dan ook heel plots sterven zonder dat er op voorhand symptomen waren. Als ze vroeger de juiste diagnose hadden gekregen, had medicatie hun dood kunnen voorkomen. Zouden er manieren zijn om te voorspellen wie deze verdoken patiënten zijn?

 

zoektocht naar een glazen bol

Zou er een genetische aanleg kunnen zijn voor deze aandoening? Samen met haar team onderzocht Dorien zes jaar lang DNA-codes. Ze haalden DNA uit het bloed van aorta-aneurysmapatiënten en vermenigvuldigden het specifieke deel ervan. Dit werd door een machine gehaald die er DNA-codes van maakte. In deze codes zocht het team de genetische fouten die kunnen zorgen voor een aortaverwijding. Om na te gaan of deze nu echt de oorzaak ervan zijn, werd het DNA met die fouten ingespoten bij muizen. Een paar maanden later werd de aorta van de muizen gemeten en constateerde het team dat deze effectief verwijd waren. Hiermee werd dus het bewijs geleverd dat deze DNA-fouten wel degelijk een aortaverwijding kunnen veroorzaken. Eureka!

 

Hoogleraar Bart Loeys is de oprichter van dit onderzoek aan de Universiteit Antwerpen. Hij ontdekte in 2005 het syndroom van Loeys-Dietz, dat naar hem vernoemd is. Dit erfelijk syndroom zorgt voor een verwijding van de aorta. Omdat hij hiermee een genetische oorzaak had gevonden, wilde hij dit verder onderzoeken samen met Dorien en de rest van hun team. Ze werken ook samen met het Johns Hopkins Hospital in Baltimore, dat leider is in dit soort onderzoek. In de toekomst zouden ze graag willen werken met zebravissen in plaats van met muizen. Zebravissen zijn veel goedkoper dan muizen en een tweede voordeel is dat ze doorzichtig zijn in het begin van hun leven. Door die doorzichtigheid kan men alle organen – en dus ook de aorta – gemakkelijker bestuderen.

 

Onderzoek kost echter geld. Dorien had het geluk om te kunnen beschikken over twee geldbronnen: een beurs en geld van het Europees Commissie-onderzoek. Als doctoraatsstudente kreeg ze een beurs nadat ze haar project had voorgesteld en verdedigd. Die beurs werd betaald met geld van de staat of met belastinggeld. Om deze reden vindt Dorien het heel belangrijk om ook aan het grotere publiek te laten weten wat ermee gebeurt. Geld voor de nodige producten en toestellen kregen ze van een beurs uitgereikt door de Europese Commissie. Jammer genoeg zijn zo’n beurzen heel gelimiteerd en is het niet eenvoudig om eraan te geraken. Er kruipt dus heel wat tijd en moeite in het zoeken naar geld voor onderzoek en het aanvragen van beurzen.

 

een genetisch paspoort voor iedereen?

Is het de moeite om zoveel werk te steken in het zoeken naar onderzoeksbeurzen? Ja, want Dorien haar onderzoek is nuttig en van belang voor ons allemaal. Het geld van de belastingen wordt op deze manier weer terug in de maatschappij en de gezondheidszorg gepompt. RisicopatiĂ«nten voor een aortaverwijding zullen met een eenvoudig DNA-onderzoek sneller opgespoord en behandeld kunnen worden. Zo kan voorkomen worden dat ze sterven aan een gescheurde slagader. Als het DNA-onderzoek in de toekomst nog verder geĂ«volueerd is, zouden mensen na een DNA-analyse vrij gedetailleerd kunnen weten welke ziektes ze zouden kunnen krijgen. Mogelijk zou men in de toekomst bij alle pasgeboren baby’s standaard een DNA-onderzoek kunnen uitvoeren om hun genetische aandoeningen te voorspellen. Er bestaat nog wel onenigheid of zo’n ‘genetisch paspoort’ wel ethisch verantwoord is. Sommige mensen zouden bijvoorbeeld liever niet weten dat ze over twintig jaar een ongeneeslijke ziekte kunnen krijgen. Een ander nadeel van DNA-screeningen voor iedereen is dat ze enorm duur zijn. Momenteel kost een volledige DNA-analyse nog duizend euro.

 

Dankzij het postdoctoraat van Dorien kent de wetenschap weer wat meer DNA-fouten, maar het onderzoek hierover is nog lang niet voltooid. DNA kan al geanalyseerd worden, maar naar de juiste interpretatie ervan blijft men nog volop zoeken. Gelukkig is het DNA-onderzoek de laatste jaren al enorm geëvolueerd. Het wordt niet alleen goedkoper, maar ook sneller! Twintig jaar geleden duurde het bijvoorbeeld nog vier jaar om het DNA van een volledig persoon te analyseren, nu nog maar drie weken. De komende jaren beloven dus nog heel interessante tijden te worden voor het DNA-onderzoek!



de dwarsligger

27/10/2016
🖋: 

The homo sapiens studentus is a special species. Next to the typical activity of studying, the members of this species are known as real lovers of (night)life. But do they have other secrets to unfold? dwars finds out in their natural habitat, the student dorm.

GriaÎČ di

GriaÎČ di, synonym for 'hi' in German. It's also Thomas’ favourite expression, because it is typically used in Bavaria in Germany, where he comes from. When Thomas decided to go on an Erasmus exchange to Belgium during his master's in Tax and Accounting, he didn’t know a lot about our country. Yet, he did know that Belgium is a multicultural and multilingual country. His presumptions about the multicultural character of Belgium has so far turned out to be true: Antwerp is clearly characterized by its ethnic diversity.

 

Thomas has been here for a few weeks now and he has already discovered some pretty awesome places. One of his favourite spots is the docks of the Schelde, where he likes to go for a walk. Especially when the weather is nice. He thinks the Grote Markt is quite impressive too. It is a nice place to sit down in the sun and relax on the benches. The city hall is fun to walk through as well. Last but not least, he really likes ‘t Eilandje. Next to all this praise for the city, he has noticed something less amazing. “You have to watch your steps, because the streets are in a bad condition. In some places those cobbled streets are pretty dangerous for bikers.”

 

frit met stoofvlees

In his free time, Thomas has a variety of things he loves to do. For example, he likes to travel to other Belgian cities, such as Ostend, Bruges and LiĂšge. Sometimes he travels with the Erasmus organisation, other times just with his best friends. He also loves to play football. He is a member of the ESN football team that participates in a few competitions. Next to those activities he enjoys cooking and like most of us, he surely likes to party.

 

This dwars editor was the lucky dog who got to experience preparing and tasting some KĂ€sespĂ€tzle with him. And I can say: the dish was delish! KĂ€sespĂ€tzle is a typical recipe of the Republic of Austria, but it is also very well-known and often made in neighbouring parts of Germany and Switzerland. It’s a self-made pasta, topped with a cheesy sauce. It's Thomas’ favorite meal. However, Belgium has some nice food too! Thomas says his favorite Belgian dish is friet met stoofvlees (beef stew with french fries), the preference of a real Belgian.

 

Finally, Thomas has something to say about the Belgian pubs: “I miss the cheap beer. In my town, you can get really good Bavarian beer for just € 0,75 per half a liter.” That's definitely one to keep in mind.



27/10/2016
🖋: 

Weinig plekken spreken zo tot de verbeelding als de Zoo. In dit groene hart van Antwerpen staat de tijd even stil en ontmoeten mensen en dieren van allerlei pluimage elkaar. Het bejaarde koppel dat er hun dagelijkse koffietje drinkt, nostalgisch kijkend naar de flamingo’s die van oudsher vlakbij de inkom resideren. De jonge moeder die haar kroost laat kennismaken met de wondere wereld van pinguïns en kamelen. De student die een uurtje wil bekomen van de lessen door andermans apenkuren te bestuderen. Allemaal verbinden ze herinneringen van vroeger met nieuwe ervaringen in de Zoo van nu. En die Zoo van nu heeft er een paar troeven bij.

Je voelt het als je de dierentuin inloopt: er is iets veranderd, maar wat? Aan de verandering van het seizoen ligt het niet: die is altijd al aanwezig in de Antwerpse dierentuin, met de paardenkastanjes als kleurrijke ambassadeurs. Nee, het nieuwe inkomplein heeft er waarschijnlijk iets mee te maken: een stukje van het park werd weggeknipt om het geheel open te trekken naar de stad toe. Toch is de Zoo zo’n anderhalve hectare groter geworden.

 

a room with a zoo

Een groot deel van de toegevoegde oppervlakte wordt ingenomen door de nieuwe Savanne. In deze gigantische wandelvoliùre, word je omringd door 250 vogels en loop je vlakbij de Kaapse buffels. Vlakbij, niet bij, “Want dan is dat meteen je laatste keer”, lacht woordvoerster Ilse Segers. De Savanne moet de beleving nog levensechter maken, en met succes. Het typische beeld van de koereiger die meereist op de rug van een buffel wordt hier, duizenden kilometers van hun natuurlijke habitat, werkelijkheid.

 

Het contrast met de Zoo uit mijn kindertijd kon niet groter zijn: de buffels stonden toen te gapen in een eentonige kraal, de vogels zaten apart in kleine kooien. Niet dat dat iets afdoet aan hoe de Zoo in mijn herinneringen is blijven leven als een magische plek van nieuwsgierige opgetogenheid, maar dit gevoel zal misschien nog tien keer zo sterk zijn als de kinderen van nu later terugdenken aan de dierentuin van hun jeugd. Het beeld dat zij zullen hebben is een kleurrijke wirwar van gefladder en hoefgetrappel, die ze door de panoramische glazen wand van het bijbehorende restaurant Savanne met open mond konden gadeslaan.

 

Ook vanuit het gerenoveerde Grand CafĂ© Flamingo kan je je ogen de kost geven. Zoals de naam al weggeeft, kijk je uit over het nieuwe Flamingoplein waar de roze vogels sierlijk rondschrijden. De locatie van hun verblijf is niet veranderd: de flamingo’s verwelkomen sinds mensenheugenis de bezoekers en zitten daardoor in ieders geheugen gebeiteld. 32 Cubaanse flamingo’s wonen er, maar zelf denken ze dat ze met veel meer zijn: in hun verblijf werd een grote spiegel geĂŻnstalleerd die hen die illusie voorhoudt – onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat ze makkelijker broeden in grote groep. “De truc lijkt te werken want ondertussen zijn er al jongen, wat voordien dertig jaar geleden was”, vertelt Ilse Segers.

 

de magie van het moment

Ondanks de verbouwingswerken blijven de belangrijkste iconen bewaard: de kleurige Egyptische tempel waar de giraffen en olifanten huizen, bijvoorbeeld. Of het oude vogelgebouw waar je als kind uren kon staan gapen naar de broedmachine waar kippeneieren uitkwamen, meteen vergetend dat er om het hoekje allerlei tropische vogelsoorten je aandacht hadden opgeĂ«ist. Of nog: de opvallende gevel van het reptielengebouw, waar menig kleuter veilig papa’s hand vasthield als het begon te donderen bij de krokodillen.

 

Van stilstand is echter geen sprake, de Zoo is wel degelijk mee geĂ«volueerd met haar tijd. Niet alleen door te experimenteren met het houden van dieren (zoals bijvoorbeeld de gemengde Savanne), ook door de bezoeker meer te betrekken. “Mensen krijgen van ons de verhalen aangereikt via verschillende dragers: twee magazines voor abonnees, maar ook Facebook, YouTube, Instagram, Twitter en er is zelfs een app”, legt Segers uit. Via al deze verschillende kanalen wordt geprobeerd om alle doelgroepen te bereiken. Geen sinecure, want de bezoekers zijn even divers als de diersoorten die ze kunnen bewonderen. De Zoo is er voor alle ideeĂ«n en overtuigingen, voor alle leeftijden ook. Voor mensen van 83 en mensjes van drie, voor pubers die met hun eerste liefje het park komen ontdekken en mama’s en papa’s die de Zoo herontdekken door de ogen van hun kinderen. Ook studenten zijn meer dan welkom. Op een kwartiertje wandelen van de universiteit biedt de dierentuin een welkome adempauze, een uitlaatklep voor examenstress en een inspiratiebron voor een volgende opdracht. Met een studentenabonnement is het nog voordelig ook: voor vijftig euro bezoek je een jaar lang de dierentuin wanneer je maar wil en mag je zelfs eenmalig gratis iemand meenemen (de prijs van een normaal ticket: 22 euro).

 

Bovenal is de Zoo een plaats van vertraging waar de magie van het echte, het leven, pas doordringt als je er even de tijd voor neemt. En voor je het weet vertel je aan je kinderen hoe de Kaapse buffels vroeger eenzaam stonden te staren in hun kale perk, terwijl je midden tussen de vogels op de levensechte Savanne staat.



overbevolking op de buitencampus

27/10/2016
🖋: 

De situatie op Campus Drie Eiken en Campus Groenenborger doet steeds meer denken aan Sovjet-achtige taferelen. Je staat voor alles in de rij en er heerst een constante toestand van verbouwing. dwars is benieuwd naar hoe het zo ver is gekomen en gaat op zoek naar antwoorden bij Agnes Coeckx en Bart Heijnen van de Universiteit Antwerpen.

Voor de studenten van de buitencampus is het een hard-knock life. Alsof het niet erg genoeg is elke dag meer dan een half uur met de fiets (of een uur met de bus) verwijderd te zijn van de bruisende stad en vast te zitten in het druilerige Wilrijk, wordt ook hun vrije tijd niet gespaard: van half negen ‘s ochtends tot acht uur ’s avonds op de schoolbanken zitten is niets abnormaals. Aan je cursussen geraken doe je ook niet in een-twee-drie. Tijdens de eerste weken van het academiejaar kan je drie uur in de rij staan om je loodzware boeken te ontvangen. Je zou denken dat er licht aan het einde van de tunnel is wanneer het eenmaal pauze is, maar niets is minder waar. De stakkers van buiten de stad zijn noodlottig genoodzaakt te lunchen op de stoffige grond van de kelder van het studentenrestaurant.

 

waar zullen we eten?

Je ziet ook veel groepjes studenten eten in de gangen van de lesgebouwen, waar er wel voldoende zuurstof is voor iedereen. Een oplossing voor het bomvolle restaurant is nochtans poepsimpel: verschuif de pauzes van de verschillende studierichtingen. “Hiervoor werd er eerder een aanvraag gedaan, maar deze werd afgewezen door het College van Decanen”, weet Agnes Coeckx van het Departement Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten te vertellen. “De medewerkers van het restaurant moeten sinds dit academiejaar al extra vroeg beginnen om een arsenaal aan broodjes te smeren voor de hongerige studenten.”

 

Algemeen beheerder Bart Heijnen, verklaart: “Over de middagdrukte kan ik zeggen dat op Campus Groenenborger een lichte spreiding van de lestijden de drukte blijkt te kunnen verlichten. Op Campus Drie Eiken is de flow van de cafetaria vanaf dit academisch jaar efficiĂ«nter georganiseerd en voor het restaurant werden tafels in de kelder toegevoegd.” Na zijn volgende uitspraak laat hij ons hoopvol achter: “Ik zal zelf opnieuw de discussie rond de spreiding van de lestijden lanceren bij de Faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen en bij de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.”

 

verlate verbouwingen

Vorig academiejaar werden twee gloednieuwe gebouwen beloofd op Campus Drie Eiken, maar dit is uiteindelijk een half gebouw geworden. Gebouw O is geopend voor colleges, al raakte deze dwarsredacteur er moeilijk binnen de eerste dag. Je moest met al je kracht een draaideur, waar je slechts een voor een in kan, vooruit duwen om binnen te gaan. Onafgewerkt beton is het eerste wat je opvalt als je binnenwandelt. Bunkerachtig, zo is in de aula’s in de kelder duidelijk: een gsm-signaal valt niet te bespeuren. Veel ruimte is er wel, hoge plafonds en brede gangen. Misschien kunnen er hier in de toekomst wat picknicktafels worden neergezet voor de studenten?

 

In de leslokalen zijn er voor de moderne student met laptop en tablet ingenieus stopcontacten tussen de rijen stoelen voorzien, spijtig dat ze nog niet allemaal werken. Ook jammer dat er niet werd gedacht aan de verschillende maten waarin studenten kunnen komen. Als je toevallig een meisje van één meter zestig bent, kun je onmogelijk zien wat er voor je gebeurt in het lokaal als degene voor je een kop groter is. Dan maar lekker dichtbij de prof zitten om de les in zijn volle glorie te volgen.

 

De opening van gebouw M werd voorlopig uitgesteld tot na de paasvakantie, zo is in de lesroosters op SisA te zien. Hierin zouden onder andere praktijklokalen voorzien zijn, maar voorlopig wordt er nog praktijkles gegeven in containergebouwen van de vroegere sportschool. De reden hiervoor zou een verkeerde plaatsing van de ramen zijn, waardoor het binnen regent. “Over gebouw M kan ik alleen maar zeggen dat een productiefout werd vastgesteld bij de ramen en dat dit in de komende periode wordt hersteld”, aldus Bart Heijnen.

 

Alles op zijn tijd. Wij wachten in overvolle spanning af.



inschrijvingen aan de Universiteit Antwerpen

27/10/2016
🖋: 

Vorige maand begon het nieuwe academiejaar. In september kopten de kranten dat minder studenten in Vlaanderen kiezen voor de universiteit: aan de Universiteit Antwerpen daalde het studentenaantal met 4,3 procent. Nu de inschrijvingen daadwerkelijk afgelopen zijn en dus ook de late beslissers in rekening zijn gebracht, neemt dwars er de cijfers nog eens bij. Zijn er echt minder studenten aan de universiteit van Antwerpen ingeschreven?

De redactie kreeg de inschrijvingscijfers van generatiestudenten aan UAntwerpen voor het academiejaar 2016-2017 ter beschikking. Generatiestudenten zijn studenten die zich voor de eerste maal inschrijven aan de universiteit, na het beĂ«indigen van hun middelbare opleiding. Dit academiejaar schreven 3006 generatiestudenten zich in aan de universiteit. Dat zijn er zeven meer dan het vorige academiejaar.

 

We kunnen dus niet zeggen dat het aantal studenten aan onze universiteit is afgenomen en de doembeelden die enkele kranten ons voorhielden, zijn bij deze genuanceerd. De stijging in studentenaantal is echter niet indrukwekkend te noemen, en bovendien zijn er grote verschillen per faculteit. We zien in onderstaande grafiek dat de Faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen het grootste aantal nieuwe generatiestudenten telt op de buitencampus. Op de Stadscampus is dat de Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen.

​

 

Als we die cijfers vergelijken met die van het academiejaar 2015-2016, zoals in onderstaande grafiek, zien we dat sommige faculteiten het inderdaad met minder studenten moeten stellen dit jaar. Aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte bijvoorbeeld, zijn ongeveer 16 procent minder generatiestudenten ingeschreven dan vorig jaar. De grote verliezer binnen die faculteit is het Departement Toegepaste Taalkunde. Vandaag zijn daar 85 nieuwe studenten, terwijl het departement er vorig jaar nog 123 had. Dat is een daling met ongeveer 31 procent.

​

Andere faculteiten doen het dan weer beter. Zo kennen de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen en de Faculteit Sociale Wetenschappen beide een stijging van 20 procent in nieuw ingeschreven generatiestudenten ten opzichte van vorig jaar. Vooral het aantal inschrijvingen voor Geneeskunde en voor Communicatiewetenschappen zijn gestegen (met respectievelijk 29 en 49 procent t.o.v. vorig jaar).

 

Deze korte bespreking toont aan dat we de koppen van de kranten uit september toch met een korrel zout moeten nemen. Aan de Universiteit Antwerpen is er immers eerder sprake van een lichte stijging van het aantal nieuwe inschrijvingen. Bovendien zijn de cijfers erg afhankelijk van de verschillende faculteiten en departementen.

 

 



betweter

27/10/2016
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Je hersenen bestaan uit een netwerk van zenuwcellen – neuronen – die elektrische signalen aan elkaar doorgeven. Als het binnenkomende signaal in een neuron een drempelwaarde overschrijdt, dan stuurt het een elektrische puls naar alle verbonden neuronen, die op hun beurt geactiveerd worden. Zo kan een binnenkomend signaal van koudereceptoren in de huid leiden tot de beslissing om een trui aan te trekken.

 

Veelgebruikte verbindingen in de hersenen worden versterkt en waar druk verkeer is worden nieuwe verbindingen gelegd. Bijgevolg leren we. (Helaas wordt het doorgeven van signalen belemmerd door methanol, ofwel alcohol.) Klinkt eenvoudig genoeg. Kunnen we dit ook nabootsen met een computer? Absoluut, programma's die dit doen noemen we artificiële neurale netwerken. Deze gesimuleerde hersenen worden gebruikt om bijvoorbeeld automatisch gezichten te herkennen op Facebook, kankerdiagnoses te verbeteren of de wereldkampioen Go te verslagen.

 

Artificiële neurale netwerken zijn uiteraard geen exacte simulaties van hersenen. Daarvoor is de werking van het brein nog niet precies genoeg gekend. Er is bovendien geen garantie dat een natuurgetrouwe kopie de efficiëntste oplossing is. Voorlopig hebben gesimuleerde hersenen nog verschillende nadelen in vergelijking met echte: ze verbruiken bijvoorbeeld meer energie en zijn niet even gesofisticeerd. Dit maken ze wel deels goed door hun perfecte focus en uithoudingsvermogen. Welke student zou er niet dagenlang zonder onderbreking willen kunnen studeren?

 

Zullen deze neurale netwerken computers slimmer maken dan de mens? Dat hangt af van wat je zelf graag gelooft. Als je weet dat de beste spelers in de wereld voor schaken, Go, en "Jeopardy!" (of "Waagstuk!" in Vlaanderen) al verslagen werden, het spel dammen definitief opgelost werd door een computer en zelfs nieuwe wiskundige bewijzen tegenwoordig vaak met behulp van een computer gemaakt worden, dan zal je andere uitdagingen moeten zoeken om je slimheid als mens te bewijzen.

 

Kies zorgvuldig, want voor je het beseft hebben de neurale netwerken je ingehaald.

 

Wil je eens een artificieel neuraal netwerk in actie zien? Dan kan je terecht op de Google tensorflow playground.



27/10/2016
🖋: 

Studenten Taal- en Letterkunde en Geschiedenis zullen zeker en vast al ondervonden hebben dat er grondige renovatiewerken zijn uitgevoerd in hun opleidingen. Een van de uitkomsten hiervan is de mogelijkheid om nu een stage te volgen in je masteropleiding. Tijd om deze nieuweling eens grondig onder de loep te nemen.

geboortekaartje

Wat praktische en algemene info over deze pasgeboren masterstages mag zeker niet ontbreken. Ten eerste moet het misverstand uit de wereld dat deze stages verplicht zijn. Als je dus geen zin hebt in de administratieve rompslomp, motivatiebrieven schrijven of je al onder ‘de grote mensen’ te begeven (#studentforlife), no worries, je kan ook gewoon een keuzevak kiezen om die 6 studiepunten op te vullen. Maar als je de heimat (aka de bib) wel eens wilt verlaten, vraagt Taal- en Letterkunde 150 uren effectieve stage en Geschiedenis 120. Die uren worden in overeenkomst met de stagementor van de stageplek in je schema gepast. Bij Geschiedenis komen hier nog 12 uren hoorcollege bij, en het enige wat je rest te doen, is een portfolio schrijven.

 

“En hoe slaag ik hier dan voor?”, horen we jullie al vragen. Wel, voor Taal- en Letterkunde zit het zo: 60 procent van je resultaat staat op dat portfolio, geĂ«valueerd door de stagebegeleider van UAntwerpen, en 40 procent van je resultaat hangt af van de tevredenheid van je tijdelijke werkgever. Voor Geschiedenis is de verdeling echter 80-20. Er zit wel een addertje onder het gras voor studenten met een individueel traject: je kan niet aan je masterstage beginnen als je nog bezig bent met je bacheloropleiding of een schakel-/voorbereidingsprogramma! Gelukkig is het mogelijk om een uitzondering aan te vragen, maar als die niet wordt toegekend, zal je je masterstage een jaartje moeten uitstellen.

 

 

weg met het onderwijscliché

Waarom nu al de studentenbank (parttime) verlaten en je laten bevelen door een werkgever? Valerie Rousseau, coördinatrice voor de masterstages bij Taal- en Letterkunde, geeft een heleboel redenen. “Met de masterstage beogen we een nauwere band te creĂ«ren tussen de opleiding en het werkveld. Je wordt bijgestaan door professionals, waardoor je veel ervaring opdoet. Die ervaring is enorm belangrijk voor werkgevers, dat merken we ook aan het enthousiasme van de organisaties en bedrijven om een stageplek bij ons aan te bieden. Tijdens de stage vergroot je ook je netwerk en kan je al contacten leggen voor later, en iedereen weet dat de juiste mensen kennen heel belangrijk is voor het vinden van een job. Een stage doen is dus een absolute win-winsituatie.” Er zijn nog redenen om een stage te verkiezen boven een keuzevak. Een stage helpt je inzicht te verwerven in de professionele wereld en je eigen capaciteiten. Dat kan dan weer helpen bij het kiezen van verdere studies of om al meteen te gaan werken. Een keuzeopleidingsonderdeel is misschien makkelijker te regelen, maar met een stage heb je wel een voordeel wanneer je gaat solliciteren. “Grijp die kans”, zegt Rousseau, “want volgend jaar is het wel the real deal hoor!”

 

Toch zijn er slechts weinigen die de kans gegrepen hebben dit jaar. Bij Taal- en Letterkunde zijn er maar 25 inschrijvingen (op een totaal van 110 studenten) voor de masterstage, en bij Geschiedenis kiezen slechts 10 van de 36 nieuwe masterstudenten voor een stage. Dat valt tegen. Heeft de masterstudent last van koudwatervrees? Misschien moeten we dit wat nuanceren, de masterstages zitten natuurlijk nog in een opstartfase en alle begin is moeilijk. Maar er klinkt toch wat teleurstelling bij de stagementoren. Want een van de andere drijfveren voor de nieuwe masterstages voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis is toch ook om het clichĂ© uit de wereld te helpen dat iedereen met dat diploma in het onderwijs terechtkomt. Met het redelijk uitgebreide aantal aangeboden stageplekken willen deze opleidingen bewijzen dat er wel degelijk meer toekomstmogelijkheden zijn voor afgestudeerden in de taal- en letterkunde of geschiedenis. En dat je niet al op voorhand voorbestemd bent om leerlingen de dt-regel voor de honderdste keer uit te leggen of het jaar 1302 er elk jaar opnieuw in te rammen. Er zijn stageplaatsen in onder andere uitgeverijen, musea, bibliotheken, productiehuizen, en zelfs tv- of radiozenders. Voor de geboren opvoeders onder ons zijn er jammer genoeg geen stageplaatsen in middelbare scholen.

 

nakomelingetje?

We kunnen ons afvragen waarom Taal- en Letterkunde en Geschiedenis nu pas komen aandraven met masterstages, terwijl dat in andere masteropleidingen al jarenlang een vaste waarde is. Maar eigenlijk is dat best logisch: de opleidingen Biochemie, Geneeskunde of Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie, om er maar een paar te noemen, zijn veel meer beroepsgericht en vereisen praktijkervaring om te mogen starten in de professionele wereld. Taal- en Letterkunde en Geschiedenis hebben een veel ruimer profiel en afgestudeerden komen in heel uiteenlopende takken van het beroepsveld terecht. Bij eerder praktische opleidingen zijn de stages -want meestal zijn er ook al stages in de bachelorjaren bij deze opleidingen- dan ook verplicht en langer, in tegenstelling tot de nieuwe masterstage van Taal- en Letterkunde en Geschiedenis.

 

De nieuwe masterstage bij Taal- en Letterkunde en Geschiedenis kan dan wel niet zo noodzakelijk zijn als bij de meer praktische opleidingen, maar is daarom zeker niet te verwaarlozen. Het staat enorm goed op je cv, je doet niet te missen ervaring op, legt al belangrijke contacten en ga zo maar door. Kiezen voor the new kid on the block in plaats van voor het oud en vertrouwd keuzevak, is dus zeker het overwegen waard.



het zoveelste interview, maar dan met dwars

27/10/2016
🖋: 

Nu de mediastorm gaan liggen is en de vrouwen bedaard zijn, vond dwars het tijd voor een terugblik op een serie die nu al het beste is wat dit jaar op de beeldbuis te zien was. We gingen praten met Bart Hollanders, beter bekend als Randy Paret. Over het studentenleven, de vrouwen en het leven na de Callboys.

Ik heb met Bart afgesproken in een gezellig cafeetje op de Marnixplaats, op de dag van de laatste aflevering. Ik heb nog geen idee van het drama dat zich die avond zal voltrekken op mijn beeldscherm. Nietsvermoedend bestel ik een koffietje en kijk ik mijn vragen nog eens na. Tien minuutjes te laat komt Bart binnen waaien, zich verontschuldigend. Je ziet het vriendelijke van Randy Paret in zijn ogen, al is het vandaag toch zonder nektapijt en iets vermoeider. Misschien eisen de vele interviews stilaan hun tol? Voor mij is het nochtans mijn eerste interview, maar ervaringsdeskundige Bart weet wat hij moet doen. Stap 1: geruststellen. "We gaan gewoon een beetje babbelen", zegt hij, nadat hij ook een koffie besteld heeft. Dus beginnen we eraan.

 

Bart, jij hebt ook op school gezeten in Antwerpen, wat studeerde je en hoe was die studententijd voor jou?

Ik heb acteren gestudeerd, aan het conservatorium, toen nog de Dora Van der Groen toneelschool onder de koepel van Studio Herman Teirlinck. Het eerste jaar woonde ik nog thuis. Het was niet gemakkelijk op school, iedereen zat op kot en ik moest elke dag pendelen. Mijn vader snapte niet goed dat je soms tot elf uur 's avonds op school kon zitten om te repeteren en daarna moest ik nog naar huis met de laatste bus. Het is dikwijls voorgevallen dat ik in slaap gevallen ben op de bus, waarop ik dan moest liggen liften om terug thuis te geraken. Dat was wel een groot struikelblok in mijn eerste jaar. Daarna heb ik een studiebeurs aangevraagd en gekregen en in het tweede jaar ben ik dan op kot gegaan, waar ik ook mijn lief heb ontmoet. Ik ben het langste van iedereen op school gebleven, omdat ik in het tweede jaar ben blijven zitten en ook het derde jaar terug opnieuw moest doen omdat ik door het pendelen vaak de ochtendlessen skipte, conditie van Magda, want als je met een megakater zit doe je dat niet, en dan heb ik dat dus altijd meegenomen. In totaal heb ik zes jaar op die school gezeten. Maar ik kijk er wel met veel plezier en nostalgie naar terug. Eigenlijk is die studententijd zowat blijven duren omdat FC Bergman (toneelgezelschap waar Bart deel van uitmaakt, nvdr.) toen ontstaan is, en wij zijn beste vrienden geworden.

 

Hoe het voelt om door het Vlaamse vrouwvolk aanbeden te worden? Zalig!

 

FC Bergman, is dat natuurlijk ontstaan?

In ons tweede jaar moesten we een project doen. Op een of andere manier is de klas door dat stuk allemaal samen gekomen omdat iedereen qua spelen op dezelfde golflengte zat. Daardoor denk ik dat we elkaar persoonlijker hebben leren kennen. Toen kreeg ik de vraag van een vriend van mij die voor de Scheld'apen werkte om een stuk te spelen voor hen. Hij zei: "Ik heb 500 euro en als jullie willen mogen jullie komen spelen voor ons." Ik heb dat toen voorgesteld aan heel de klas en dan zijn degenen die wouden meedoen eigenlijk FC Bergman geworden.

 

En de Callboys, hoe is dat verhaal begonnen?

Die oorsprong ligt eigenlijk ook al op school. Toen we met vier (Bart Hollanders, Stef Aerts, Matteo Simoni en Rik Verheye, nvdr.) in de klas zaten hebben we een toneelstuk gemaakt, De Thuiskomst (2008), en Jan Eelen is komen kijken. Hij kwam daarna naar ons om te zeggen dat hij het wel goed vond wat we gedaan hadden en wij waren natuurlijk zo starstruck als iets. Wij hebben toen heel brutaal gezegd: “Jan, gij moet iets voor ons maken.” Hij had dan ook gehoord van een project dat we gedaan hadden, dat heel controversieel was in die tijd. We hadden audities georganiseerd voor meisjes zonder talent, en die zouden hun laatste auditie doen op ons examen zonder dat ze dat wisten. Dat verhaal kreeg zowat heroïsche proporties. Er wou zelfs een regisseur het verfilmen maar niet met ons, dus dan zagen wij dat niet zitten. Daarop zijn we naar Jan gegaan. Hij wou dat onder handen nemen maar daar kwam niets uit. Eigenlijk wist hij echt niet goed wat hij met ons moest doen. Twee weken later kwam hij met het idee van de Callboys af, vier gasten die gaan neuken voor geld. En wij zagen dat natuurlijk meteen zitten! (lacht)

 

Wist je van in het begin dat het zo'n succes zou worden?

Totaal niet, maar met zo'n dingen ben ik ook echt niet bezig! Je wil dat gewoon doen omdat je het graag doet en je hebt dat toch niet in handen of zoiets gaat werken of niet. Zoals bijvoorbeeld Bevergem (Vlaamse televisieserie over Freddy De Vadder, nvdr.). Dat is eigenlijk heel underdog begonnen maar dat heeft wel grote proporties aangenomen. Natuurlijk is de publiciteitsmachine die achter de Callboys zit wel enorm, je kan er niet naast kijken. Ik krijg elke dag wel telefoon van de radio of een boekje die iets willen horen over de reeks.

 

 

Bart Hollanders (© Jeroen Janssens | dwars)

 

 

Hoe voelt het om door het Vlaamse vrouwvolk aanbeden te worden?

Zalig! (lacht) Ik heb intussen een paar dingen meegemaakt die ik echt hallucinant vond. Zo bevond ik me een paar weken geleden in een discotheek waar we een acte de présence deden. We kwamen daar toe en er stonden letterlijk honderden vrouwen te gillen. Wij moesten twee meter afstand nemen omdat ze echt naar ons grepen voor een selfie. En je kon niet in de zaal kijken, want zodra je oogcontact maakte wilde er wel iemand iets van u. Mijn vrienden werden er zelf ook wel wat ongemakkelijk van. Je kwam binnen in de zaal en mensen begonnen te scanderen: (scandeert) RANDY PARET! RANDY PARET! en allemaal vrouwen! Dat streelt u ego wel, maar je wil er ook niet aan toegeven. Het is niet dat die vrouwen mijn kleren uittrekken en mij bespringen, maar het heeft toch een hoog Justin Bieber-gehalte. Ik ben DJ in mijn vrije tijd en nu is dat in functie van Callboys. Soms denk ik dat het aangenamer zou zijn om dat te doen als mijn personage omdat dat iets meer afstand creëert. Als er dan iets misloopt, dan is dat de schuld van Randy.

 

Dat personage, Randy Paret, was dat gescript of hebben jullie dat mee mogen vormgeven?

Dat was heel duidelijk van in het begin. Jan heeft dat op ons gebaseerd, dus er zat al heel veel van onszelf in alvorens we begonnen. Als acteur lees je dat en dat had al heel duidelijk een kleur van personage, de naïeve, lompe, lieve, 
 En uiteraard sluipen er dingen van uzelf in, je wilt dat personage u eigen kleur vinden en dat is ook wat Jan van ons verwacht. Grotendeels was het er dus al, de grote lijnen deed Jan, en de oogjes en de mond en de details vulden we zelf in.

 

Hoe is het om te werken met Jan Eelen? Want je vertelde al dat jullie best wel startstruck waren bij de eerste ontmoeting. Zorgt dat voor druk?

In het begin wel, omdat ik al veel wilde verhalen had gehoord dat hij heel streng zou zijn. Maar dat is zo'n lieve mens, die is helemaal niet streng. Die zal wel zeggen als het niet goed is maar omdat ik zoveel vertrouwen in hem heb en omdat ik ook weet dat hij perfect snapt hoe ik mij voel, moet ik mijzelf helemaal niet slecht voelen. Hij werkt super technisch maar op een hele aangename manier. De camera blijft lopen en tijdens de scĂšne verbeterd hij ons gewoon. En dat is zo aangenaam! Omdat er vaak zo een stemmetje is dat zegt: "ik ben niet goed bezig" maar bij Jan is daar geen ruimte voor omdat hij de hele tijd tegen u bezig is waardoor er een constante dialoog ontstaat. Los daarvan is hij gewoon een vriend geworden.

 

Als Jan zegt: “We gaan iets doen met gigolo's”, dan weet je op voorhand dat die broek niet aanblijft.

 

Zijn jullie zelf in contact gekomen met een echte Callboy?

Nee, Jan wel. Maar voor ons was dat niet echt interessant. We zijn ook geen echte callboys. Het feit dat ze met vier samenwonen, dat is een leefwereld die eigenlijk niet bestaat. Jan heeft een eigen universum gecreëerd om zich zo meer te kunnen permitteren. Anders zou het te waarheidsgetrouw zijn en dan hang je vast aan te veel regeltjes. Echte gigolo's moeten ook met gehandicapte of bejaarde vrouwen werken, dat was bij ons niet het geval.

 

Er zijn redelijk wat seksscĂšnes in de reeks, wat meer dan logisch is. Had je daar een probleem mee? Is dat gĂȘnant?

Ja, als Jan zegt: "we gaan iets doen met gigolo's" weet je op voorhand dat je er aan vast hangt. Dan weet je dat die broek niet aanblijft. Maar dat is allemaal zo technisch, er staat zoveel volk rond. In het begin is het wat gĂȘnant, maar hoe ongemakkelijker je het zelf maakt hoe erger het is. Voor mij is dat dan nog anders omdat ik daar constant ben, maar uw tegenspeelster is daar maar één of twee dagen, wat haar veel kwetsbaarder maakt. Ik vind dat je dat zo licht mogelijk moet houden. Mijn eerste draaidag was meteen een naaktscĂšne. Ik stond daar wat in mijn onderbroek te draaien, maar Jakke (Jan Eelen) zei meteen dat die broek uit moest en dat maakte mij wel wat zenuwachtig. Die ongemakkelijkheid gaat gelukkig wel snel voorbij.

 

De laatste aflevering is vanavond, mogen we ons aan een tweede seizoen verwachten?

Voorlopig niet. Ik zou een tweede seizoen van Callboys wel heel erg zien zitten. Jan heeft gezegd dat hij super graag met ons wil verder werken, maar misschien aan iets anders. Dat zou eigenlijk ook wel leuk zijn, want dat is weer een heel nieuw verhaal, dat is verfrissend.

 

 

Bart Hollanders (© Jeroen Janssens | dwars) Bart Hollanders (© Jeroen Janssens | dwars)

 

 

En andere vooruitzichten? Jij speelt ook nog in Professor T., komt daar nog een vervolg van?

Niet meer. Dat is gedaan. Mijn personage heeft een exit gemaakt en hij komt ook niet meer terug. Qua vooruitzichten zijn er een paar voorstellen, maar dat zijn ook nog maar voorstellen en ik weet niet in hoeverre die concreet gaan worden. Dat is nog spannend afwachten of dat daadwerkelijk iets wordt.

 

En vooruitzichten bij FC Bergman?

Ik zit sinds mei spijtig genoeg niet meer bij Bergman. De taal die wij bij Bergman spraken, die hele beeldende taal, is iets waar ik meer dan 100 procent achter sta en heel mooi vind. Bovendien heb ik die taal zelf ook mee gecreëerd en voel ik dat ze met mij is vergroeid, maar tegelijkertijd sta je als acteur heel erg in functie van het beeld. En nu is het een soort van onderzoek dat ik zelf wil doen naar wie ik ben als acteur en dat ga ik niet bij Bergman vinden. Ik zou dat misschien wel kunnen zoeken bij Bergman, maar dat is zo geboetseerd door de jaren heen ... Dat heeft ondertussen een formule en die werkt, dus ik wil daar niets aan veranderen omdat ik dat nu net zou willen. Daarom heb ik een stap terug genomen omdat ik vind dat ze heel goed bezig zijn. Matteo heeft dat ook gedaan trouwens, maar het is echt alleen maar uit liefde voor het gezelschap dat we dat gedaan hebben. Het eerstvolgende project van FC Bergman ga is dus niet mee op poten zetten, maar ik ga er nog wel in meespelen en daar kijk ik echt super hard naar uit. Het wordt namelijk een ware monsterproductie, een bewerking van het boek JR, en komt uit in 2018.

 

 

We praten nog wat na, maar even later scheiden onze wegen alweer. Na de laatste aflevering van Callboys blijven ik, en de rest van de wereld, verweesd achter. Doet ons enkel maar hopen op meer en zo snel mogelijk! 11/10! Wie niet weg is, is gezien!



dwars op bezoek bij Radio Centraal

27/10/2016
🖋: 
Auteur

Uit cijfers van het Centrum voor Informatie over de Media blijkt dat de meeste radiozenders er het laatste decennium op het gebied van luisteraars niet op achteruit gaan. Sommige zenders hebben net meer luisteraars dan enkele jaren geleden. Ook studenten zetten vaak de radio aan. Op het werk, op kot of tijdens het studeren. Radiozenders zoals Studio Brussel en MNM hebben zelfs speciale uitzendingen tijdens de examenperiodes, maar de talloze reclameblokken, nieuwsuitzendingen en elke dag dezelfde nummers werken voor sommigen contraproductief. Daarom trok dwars naar Radio Centraal, een alternatieve radiozender in het hart van Antwerpen die al 36 jaar meedraait.

Op een grijze woensdagmiddag had dwars een afspraak met Monday Agbonzee, net afgestudeerd in de Fotografie, en Simon Beeckaert, student contrabas aan het Conservatorium Antwerpen. De twee vrienden hebben sinds kort een eigen radioprogramma op Radio Centraal. Het is Monday die de deur opent van het herenhuis op de Ernest Van Dijckkaai. “Ga de trap maar op, het is boven te doen.” Boven aangekomen zagen we grote ramen die inkijk in de studio geven. Simon is net een volgende plaat aan het uitzoeken. Bij de uitnodiging voor hun programma, dacht ik dat we gewoon enkele vragen mochten stellen tijdens het spelen van de nummers. De verbazing was dan ook groot wanneer we meteen een microfoon onder de neus krijgen geschoven. “Dan kan jij wat vragen aan ons stellen en dan kunnen wij jou misschien ineens tijdens ons programma interviewen.”

 

De grote on-airbalk begint licht te geven. We stellen onszelf en dwars voor. Tijdens het volgende nummer vraag ik waar de naam van het programma Che nu che la che vandaan komt. Monday antwoordt: “Dat is meer een esthetische speling op ‘genoeg gelache’. We proberen onszelf niet te serieus te nemen met ons programma.” Bij de vraag waarom ze bij Radio Centraal begonnen waren, grapt Monday: “Studio Brussel had ook nog een aanbieding, maar die hebben we afgeslagen.” Simon valt in: “Ik moest iemand zijn programma even overnemen op deze zender. En wanneer het programma uiteindelijk stopte, kwam er een plekje vrij. Ze vroegen of ik de uren die vrij kwamen niet wilde invullen. Monday zag ik niet zo vaak meer en het leek ons leuk om elkaar via deze weg minstens een keer per week te zien. Zo zijn we er wat ingerold." "We didn’t choose Radio Centraal. Radio Centraal chose us”, was de gezamenlijke conclusie.

 

Een echt thema of genre is er niet per se. Simon verduidelijkt: “De muziek die ik draai is vaak impro, jazz, maar ook evengoed groepen die ik live heb gezien of heb ontdekt de afgelopen weken. Het hangt van week tot week af.” Anders dan bij andere radiostations, zijn er bij Radio Centraal (bijna) geen verplichtingen. Je betaalt vijf euro per programma per maand, oftewel zestig euro per jaar. En zolang er geen racistische, homofobe of (rechts-)extremistische uitlatingen de ether worden ingestuurd en de studio niet wordt afgebroken, is iedereen vrij om zelf met voorstellen af te komen voor een eigen programma. Monday vult aan: “Wij zijn volgens mij gewoon deel van de visie die Radio Centraal aanhangt. Wij maken elke woensdagmiddag twee uur radio. Het is vooral veel à l’improviste. De mensen wat nieuwe muziek doen leren kennen en het tegelijk allemaal niet te serieus nemen. En dit zonder nefast te zijn voor het programma en de zender. We passen blijkbaar binnen het concept.” De radiomakers worden niet betaald, dus twee ‘verplichte’ uren in de week het hele jaar door lijkt misschien een groot engagement. Maar voor diegenen die het graag doen is dit meer een privilege dan een verplichting. Zo zegt Simon: “En als je eens niet kunt of totaal geen zin hebt, zet je gewoon het nachtkanaal open. Radio Centraal is 24/7 on air. Het nachtkanaal is een afspeellijst die in de loop der tijd werd samengesteld door een medewerker van deze zender. Ik denk dat die man ondertussen voor enkele jaren aan muziek heeft verzameld.”

 

Verder is het voor de meeste radiozenders verplicht om het nieuws te brengen. Maar ook hier geeft Centraal een eigen invulling. Aangezien het geen commerciĂ«le zender is, beslissen de programmamakers namelijk zelf wat ‘nieuws’ is. Actualiteit die elders niet of op een andere manier aan bod komt, krijgt hier een plaats. “Nieuws over IT, biologie, metallurgie, poĂ«zie, ... Andermaal ongehoord”, staat op hun site te lezen.

 

Om kwart na drie was het aan Mondays en Simons rubriek: ‘ditjes en datjes’. Onze dwarsfotografe Diana krijgt de eer om tijdens deze uitzending in het kort te verkondigen wat zij recent heeft meegemaakt. Na nog enkele nummers en Simon die een kort verhaaltje voorleest – onder begeleiding van muziek – wordt het nachtkanaal opengezet. “Degenen die hun programma hebben na ons konden vandaag niet", klinkt het.

 

Radio Centraal is een echte aanrader om in het snelkeuzemenu van je (auto)radio te hebben staan. Misschien is de ene uitzending iets te experimenteel, maar wie weet is de volgende wel jouw nieuw lievelingsprogramma.

 

Luister elke woensdagmiddag van 14u tot 16u naar ‘Che nu che la che’ op 106.7, Radio Centraal.



Imke Courtois over de Red Flames, haar analistenwerk en ongelijkheid in het voetbal

27/10/2016
🖋: 

Als de Rode Duivels weer eens te traag en te ongeïnspireerd voetballen en de analisten van de herenteams zichzelf na de wedstrijd verliezen in nodeloos complex jargon, kan de lamgelulde voetballiefhebber zich sinds anderhalf jaar optrekken aan de frisse verschijning van Imke Courtois (28). Met een broodnodige feminine touch brengt ze haar mannelijke collega’s bij wijlen in verlegenheid door met een rake, bescheiden analyse het spelletje opnieuw tot de essentie te herleiden. De soberheid van haar analyses getuigt bovendien van een onvervalst voetbalverstand waar ze zich ook als speelster van bedient. Want niet alleen rond de tafel van Karl Vannieuwkerke is ze een vaste gast, ook bij de Red Flames is ze ondertussen al een eeuwigheid titularis. In september plaatste onze nationale damesvoetbalploeg zich voor het Europees kampioenschap – het wordt hun eerste grote toernooi.

We spreken af in een cafĂ© in Leuven, waar Imke aan haar doctoraat werkt. Wanneer we een tafeltje bemachtigd hebben, bestelt Imke prompt een spaghetti bolognaise. “Ik heb reuzehonger!” Deze redacteur neemt genoegen met een pintje. Op dat moment fietst een man voorbij die met indringende blik door het raam naar binnen kijkt. “Shit, was dat nu mijn promotor?”, roept Imke uit. “Waarom moet die nu ook net naar binnen kijken 
 Die zal zich wel afvragen wat ik om twee uur ’s middags op cafĂ© doe met een pint voor mijn neus. Bedankt, hĂš!", schertst ze terwijl ze naar mijn glas bier gebaart.

 

Stond het in de sterren geschreven dat je een academische carriĂšre zou najagen?

Niet echt, al merkte ik tijdens mijn opleiding kine aan de KU Leuven wel dat ik een zekere academische knobbel heb, een onderzoeksgerichte mindset zeg maar. Ik haalde een negentien voor mijn masterscriptie en studeerde af met grote onderscheiding. In het middelbaar heb ik Humane Wetenschappen gedaan. Niet omdat dat de gemakkelijkste ASO-richting was, maar omdat dat over de mens ging. Dat heeft me altijd geïnteresseerd. Een richting waarin je psychologie, filosofie en wetenschap kon combineren? Cool! Daarna heb ik in Hasselt drie jaar ergotherapie gevolgd. Ik wist niet goed wat ik wou gaan studeren, maar ik wist wel dat ik iets creatiefs wou doen én iets met mensen. Het was een opleiding waar ik mij enorm in kon uitleven, ik heb daar vanalles en nog wat gedaan: pottenbakken, breien, 


 

Toch had ik daarna het gevoel dat ik op intellectueel vlak nog niet genoeg was uitgedaagd. Ik ben kinesitherapie gaan studeren in Leuven en ben ondertussen bij een doctoraat aanbeland dat zich eigenlijk meer in de psychologie situeert. Ik onderzoek hoe ademhaling de pijnbeleving beĂŻnvloedt. Bestaat er effectief een verband en zo ja, op welke manier dan? Ik hou van de twijfel die bij onderzoek komt kijken en tegelijk haat ik het ook. Toch zou ik mijn doctoraat nooit opgeven, ook niet voor fulltime professioneel voetbal. Daarvoor doe ik veel te graag onderzoek. Ik ben een denkertje, laat mij maar denken.

 

Nog niet zo lang geleden stonden bij wedstrijden van de Red Flames enkel maar ouders en kennissen langs de zijlijn.

 

Hoe ben je begonnen met voetbal?

Mijn vader was voetballer, maar dat heb ik nooit bewust meegemaakt. Toch was ik van jongs af aan spontaan aangetrokken tot een voetbal. Op de speelplaats voetbalde ik altijd al met de jongens mee. Ik deed destijds ballet maar ik merkte al snel dat ik veel meer plezier beleefde aan het voetballen. Daar ging het minder om beheersing dan bij ballet en had je meer vrijheid om creatief te zijn. Ik ben altijd een onstuimig kind geweest: ik heb twee keer dreads gehad en ik was een skater.

 

Toen ze thuis merkten dat ik graag voetbalde, stelde mijn moeder voor om me in te schrijven in een club en zo is het begonnen. Als jeugdspeler stond ik vaak op de flank en wat later ben ik bij Wezemaal veel op de zes en de acht gaan spelen omdat ik veel loopvermogen had en van mijn snelheid gebruik kon maken om doorgebroken spelers terug te halen.

 

Ik ben pas echt centraal in de verdediging gaan spelen toen iemand doorgeschoven moest worden van de U17 naar de U19. Ik werd toen centraal achterin gezet en sindsdien is dat nooit veranderd. In het begin had ik daar veel moeite mee. Balletje onderscheppen, inleveren en dan toekijken hoe je ploeggenoten de rest doen 
 Op die manier duren negentig minuten wel lang, terwijl ik eigenlijk iemand was die altijd veel ballen wou raken. Maar nu kan ik echt genieten van die positie, me nuttig voelen ook. Zeker als we moeilijkere wedstrijden spelen.

 

vanaf de zijlijn

Hoe ben je in het analistenwereldje terechtgekomen?

In maart 2015 kwam Geert De Vlieger langs bij de Red Flames om een aantal spelers te interviewen voor zijn programma Hoogvliegers en ik zat daar toen ook bij. Blijkbaar moet ik een goede indruk hebben gemaakt want even later kreeg ik een telefoontje of ik niet geĂŻnteresseerd was om mee over voetbal te komen praten op tv. Ik heb er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat het bijzonder was dat ik een vrouw was. De andere analisten maakten daar ook nooit een zaak van.

 

Of ik ben geschrokken van sommige negatieve reacties? Niet echt, ik weet hoe het er aan toe gaat op sociale media zoals Twitter. Ik heb mijn account dan ook verwijderd toen ik als analist aan het EK begon, ik hoef niet alles te weten wat men over mij schrijft. Als je in iets de eerste bent, zullen er altijd reacties zijn. Dat heeft ook niet per se met seksisme te maken, denk ik. Ik heb wel het geluk om in een geroutineerde groep terecht te zijn gekomen. De chemie zit goed en ik voel me op mijn gemak bij de andere analisten. Jan Mulder is een echte woordkunstenaar en iemand als Geert De Vlieger kan altijd terugvallen op zijn uitgebreide kennis en ervaring als speler. Karl Vannieuwkerke is bovendien echt een goede moderator die van mij weet dat ik niet vaak zelf ergens op zal inpikken, dus die laat me aan het woord wanneer het nodig is.

 

Ik heb natuurlijk niet zo veel feitenkennis als de anderen. Ik heb dan ook altijd veel liever zelf voetbal gespeeld dan dat ik ernaar keek op tv. Het eerste grote voetbaltoernooi dat ik echt actief gevolgd heb, was het afgelopen EK en dan meteen als analist! Ik moet echt studeren om alle namen van die spelers uit het buitenland te kennen, hun statistieken, hun verleden enzovoort. En daar heb ik nu geen tijd voor. Daarom doe ik liever mijn ding tijdens de rust en na de match, dan is het echt gewoon een wedstrijd bekijken en analyseren. Daar heb je enkel inzicht in het spelletje voor nodig.

 

Ik ben altijd een onstuimig kind geweest, ik had vroeger dreads en ik was een skater.

 

Onlangs hebben Club Brugge en Sint-Truiden hun vrouwenploegen op het hoogste niveau opgedoekt. Gaat het slecht met het Belgisch vrouwenvoetbal?

De BeNeliga – die ondertussen al niet meer bestaat – was een enorme sprong vooruit voor het vrouwenvoetbal. Er was meer media-aandacht en het niveau lag hoger. Belgische en Nederlandse ploegen konden bovendien veel van elkaar leren. Maar blijkbaar waren de Nederlandse clubs niet meteen fan en vonden enkele van hen dat de Belgische teams het niveau omlaag haalden. Gek, aangezien wij met Standard in drie jaar BeNeliga twee keer tweede werden en vorig jaar nog kampioen speelden.

 

Het is wel zo dat er de eerste jaren een kloof bestond tussen Standard en de Nederlandse ploegen enerzijds en de rest van de Belgische ploegen anderzijds, maar dat was het laatste jaar al niet meer het geval. Na de BeNeliga is men op zoek gegaan naar een nieuwe formule voor de Belgische teams die toch aantrekkelijk kon zijn, maar dat is niet helemaal gelukt. Veel clubs kwamen in financiële problemen en sommige besloten er zelfs mee te stoppen.

 

Aan de andere kant zitten we natuurlijk wel met een erg getalenteerde lichting voetbalsters die ook mooie transfers maken naar prestigieuze clubs in het buitenland, maar dat vind ik toch wel dubbel. Het is niet goed voor het niveau van onze competitie dat alle jonge getalenteerde speelsters naar het buitenland trekken. En uiteindelijk is het toch het beste als die meisjes zich kunnen ontwikkelen in hun eigen land, dichter bij huis.

 

minderheid

Wat zijn de ambities voor op het EK?

De kwalificatie was in principe al een doel op zich, maar we mogen niet in de val trappen om daarom verzadigd aan het toernooi te beginnen. De boodschap is om nu niet te verslappen, maar de ballen te hebben om ook iets te willen neerzetten op het EK. Toch mogen we niet vergeten dat het de eerste keer is dat we op een EK staan en dus tegen teams zullen spelen met veel meer ervaring. Ik denk dat we tevreden mogen zijn als we voorbij de poulefase geraken.

 

Een tijdje geleden riep de bondscoach van de Red Flames, Ives Serneels, de Rode Duivels op om een deel van hun loon af te staan aan andere takken van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Wat vind jij van zo’n initiatief?

Ik vind het een goed idee, maar zie het niet meteen gebeuren. Met het loon dat één Rode Duivel op een jaar tijd bij de nationale ploeg verdient, kunnen wij met de Red Flames een jaar lang goed werken.

 

Ze beseffen soms niet hoeveel offers ze van ons vragen. Ik voetbal niet om het geld – ik doe het omdat ik het graag doe – maar het is toch jammer om inspanningen en offers niet beloond te zien. Als we met de nationale ploeg een week op stage moeten om belangrijke wedstrijden voor te bereiden, dan moet ik daar als doctoraatsstudent een beursonderbreking voor aanvragen. Dat kan me al snel iets.

 

Kan je kwaad worden om die gigantische loonkloof tussen mannen- en vrouwenvoetbal?

Ik ga er ’s nachts niet van wakker liggen, nee. Die mannen hebben er ook niet allemaal om gevraagd om zo veel te verdienen. Dat heeft ook te maken met dingen zoals beeldrechten. Bovendien zijn er heel wat andere sporten die veel minder middelen krijgen en nog meer in de anonimiteit leven dan vrouwenvoetbal. Denk maar aan G-voetbal en de Belgian Deaf Devils, de nationale voetbalploeg voor slechthorenden.

 

We moeten deze bevoorrechte positie gebruiken om ook andere minderheden in het voetbal te helpen.

 

Ben je dan niet geĂŻnteresseerd om die strijd aan te gaan?

Jawel, de onderhandelingen met de bond voor een gelijkere verdeling van de lonen zijn natuurlijk al veel langer bezig dan vandaag. Met de recente toename in media-aandacht kunnen we die problematiek bij een groter publiek onder de aandacht brengen. Ik vind daarom dat we deze bevoorrechte positie moeten gebruiken om ook andere minderheden in het voetbal te helpen. Onze G-voetballers, de Belgian Deaf Devils en de Belgian Homeless Devils verdienen meer aandacht en meer middelen. Ik ben onlangs naar de Homeless Cup gaan kijken en werd daar zo gelukkig van. Het plezier dat zij uitstralen, daar moet het uiteindelijk ook echt om gaan in voetbal vind ik. Dat wij niet zo veel verdienen als een Mertens of een Kompany, dat is minder belangrijk.

 

Je collega-Red Flame Tessa Wullaert stelde onlangs nog het gebrek aan media-aandacht voor vrouwenvoetbal aan de kaak toen in het voetbalpraatprogramma Extra Time jullie kwalificatie voor het EK bij de rubriek ‘hier hebben we het vandaag niet over gehad’ vermeld werd.

Ik begrijp haar reactie wel, maar ben zelf niet zo'n fan van Twitter. Ik draai nu ook al twintig jaar mee in het vrouwenvoetbal en weet vanwaar we komen. De accommodaties waarin wij vroeger moesten spelen 
 Daar durfde je je gewoonweg niet te gaan douchen! Het algemene niveau van het Belgische vrouwenvoetbal lag tien jaar geleden ook veel lager. Ik bekeek onlangs nog eens een dvd-opname van een Champions Leaguewedstrijd die we tien jaar geleden met Tienen speelden in Macedonië. Dat niveauverschil, man! Ik kon toen precies niet voetballen, alles was zo traag, houterig en stuntelig. En wat belangstelling betreft, was je toen al content als iemand je na afloop van de match in de kantine op een cola trakteerde omdat je goed gespeeld had. Nog niet zo lang geleden stonden bij wedstrijden van de Red Flames enkel ouders en kennissen langs de zijlijn. Nu waren er in Leuven zevenduizend toeschouwers komen kijken voor onze laatste kwalificatiematchen. Dat is al een enorme verbetering en daar mogen we dankbaar voor zijn!