Zijn er alternatieven voor Erasmus?

23/02/2017
🖋: 

Op 16 februari verliep voor heel wat studenten de deadline voor een Erasmusaanvraag. Het uitwisselingsprogramma Erasmus viert dit jaar zijn dertigste verjaardag en is populairder dan ooit. Zo’n 5.325 Vlaamse studenten volgden hiermee vorig academiejaar een deel van hun studies in het buitenland. Toch zijn er ook veel studenten die de deadline missen, geweigerd worden (zie dwars 104) of die Erasmus gewoon niks voor hen vinden. Ook aan deze studenten biedt de Universiteit Antwerpen nog enkele (minder bekende) internationale ervaringen aan.

vrijwilligerswerk of een buitenlandse stage met AIESEC

Als student kan je deelnemen aan een buitenlandse ervaring georganiseerd door AIESEC. Deze internationale studentenvereniging ontstond na de Tweede Wereldoorlog uit een groepje studenten dat wilde streven naar duurzame vrede. Ze geloofden dat toekomstige conflicten konden worden voorkomen als mensen een meer interculturele opvatting kregen. Concreet wilden ze dit bereiken met het organiseren van buitenlandse uitwisselingen om studenten meer in contact te brengen met andere culturen. Inmiddels is AIESEC uitgegroeid tot de grootste internationale studentenvereniging en is zij actief in 126 landen over de hele wereld.

 

Evelien Nauwelaerts is dit jaar verantwoordelijke voor de AIESEC-uitwisselingen in Antwerpen en gaf meer uitleg over de verschillende projecten. Je kan kiezen om als Global Volunteer voor zes tot acht weken vrijwilligerswerk te doen in het buitenland. Naast het werk is er nog voldoende vrije tijd om samen met de andere vrijwilligers leuke uitstappen te maken om het gastland te ontdekken. Als net afgestudeerde student kan je ook deelnemen aan Global Talent. Dit is een professionele buitenlandse stage die zes tot acht maanden duurt. Hierbij gaat de deelnemer voltijds aan de slag in een internationaal bedrijf en krijgt hij ook een loon uitbetaald. Tot slot bestaat er ook de Global Entrepreneur- uitwisseling, waarbij je werkt bij een professionele buitenlandse start-up. Dit project is onbetaald en duurt zes weken tot drie maanden. Zowel het vrijwilligerswerk als de stages zijn in groepjes van studenten met verschillende nationaliteiten. Op deze manier maak je vrienden van over de hele wereld!

 

Wil je als vrijwilliger naar China reizen om er in de plaatselijke scholen les te geven over milieuproblematiek? Is het je droom om Hongaarse kinderen op een zomerkamp Engels te leren? Beleef je graag een professionele stage bij PwC in Mexico of werk je liever mee aan een bierapp van een Finse start-up? Dit zijn slechts vier van de meer dan 300.000 buitenlandse projecten die terug te vinden zijn in de database van AIESEC. Elke student kan hier via de website een kijkje in nemen. Als je het project van jouw voorkeur hebt gevonden, kan je hiervoor onmiddellijk appliceren. Voor het vrijwilligerswerk volstaat meestal een kort Skypegesprek of een motivatiefilmpje om toegelaten te worden. Voor de meer professionele stages moet je een diploma en cv voorleggen, wordt er een Skypesollicitatie gehouden en moet je soms nog deelnemen aan testen. De leden van AIESEC in Antwerpen helpen de deelnemer bij het sollicitatiegesprek, het regelen van een visum, een werktoelating, de communicatie met het gastland en andere praktische zaken.

 

Het voordeel van deze uitwisselingen is dat er steeds een samenwerking bestaat tussen de AIESEC-leden van de verschillende landen. Vanaf het moment dat een uitwisselingsstudent in een ander land aankomt, vangen de lokale AIESEC’ers hem of haar daar op. Ze zorgen voor vervoer vanaf de luchthaven, het verblijf, de maaltijden, een lokale buddy en andere praktische zaken. De prijs die je voor al deze diensten betaalt, ligt tussen 242 en 399 euro. Sommige professionele stages worden door het bedrijf zelf betaald en zijn bijgevolg gratis voor de student. Omdat AIESEC het verblijf regelt en de uitwisseling aan een zo laag mogelijke prijs wil aanbieden, is de verblijfplaats meestal wel basic. Verwacht dus geen luxehotel. Er is wel keuze tussen een verblijf bij een gastgezin of in een residentie of appartement samen met de andere internationale studenten. Een ander voordeel is dat het via AIESEC vaak gemakkelijker is om aan een visum te geraken dankzij hun goede relaties met buitenlandse ambassades.

 

op inleefreis met USOS

Naast AIESEC biedt ook USOS een unieke internationale ervaring voor studenten aan. USOS is de Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking van de Universiteit Antwerpen en organiseert jaarlijks twee inleefreizen naar Marokko, Nicaragua en Congo. Deze reizen zijn in samenwerking met de lokale partneruniversiteiten. Per reis vertrekken tien studenten en twee begeleiders voor een maand naar het buitenland. Ze leven bij een gastgezin waardoor ze de plaatselijke cultuur op een authentieke manier leren kennen. Er vinden ook heel wat activiteiten plaats in groep, samen met de studenten van de partneruniversiteit. Een maand lang worden de Antwerpse studenten dus volledig ondergedompeld in een vreemde cultuur.

 

De inleefreizen vinden plaats in juli en augustus. Om deel te nemen moet je je inschrijven voor de startdag in november. Dit is een verkenningsdag waarop de deelnemers elkaar leren kennen en meer informatie krijgen over de reis. Vervolgens vindt in februari een verplichte vierdaagse plaats waar de studenten worden getraind op interculturaliteit en ontwikkelingsproblematiek. Tot slot is er in juli nog een weekend met de laatste concrete reisvoorbereidingen. Elke deelnemer moet voor het vertrek ook meedoen aan een korte sociale stage in België om te kijken naar armoede in ons eigen land. Tijdens de reis zelf schrijven de studenten een verslag over een observatiethema in overeenstemming met hun studie. Er wordt dus voldoende engagement verwacht van de deelnemers tijdens het voorbereidingstraject. Dat maakt dat deelnemers afhaken. Ook andere vakantieplannen of herexamens leiden hier wel eens toe.

 

Een van de grote voordelen van de inleefreizen van USOS is dat het een unieke manier is om in een volledig andere cultuur te leven. Dankzij de nauwe contacten met de locals en de aanwezigheid van twee begeleiders van UAntwerpen, is het ook een erg veilige manier van reizen. Een ander pluspunt is de prijs. De deelnemers betalen slechts 250 euro voor de internationale reiskosten en voor een dagelijkse bijdrage aan de gastfamilies. Het vliegticket is hier inbegrepen. Beursstudenten worden vrijgesteld van deze kosten. De activiteiten ter plaatse moeten wel door de student zelf betaald worden. USOS regelt de visumaanvragen en de inentingen bij het Instituut voor Tropische Geneeskunde. Van de deelnemers wordt wel verwacht dat ze flexibel en zelfstandig zijn en dat ze hun plan trekken in het Frans of Spaans.

 

Lynn Desmedt maakte in de voorbije zomer een inleefreis met USOS naar Congo. “Mijn verblijf daar is zonder twijfel de beste ervaring van heel mijn studententijd”, vertelt ze enthousiast. “Tijdens de eerste week beleefde ik wel een hele grote cultuurshock, maar ik leerde me aanpassen en daarna ging het beter.” Lynn verbleef bij een familie in de stad Bukavu. Met haar gastmama ging ze mee naar de lokale markt, met de Congolese studenten ging ze zwemmen en ze volgde ook een landbouwstage in een klein plattelandsdorpje. “De mensen daar waren heel lief en vriendelijk. Ik heb nu eigenlijk naast mijn eigen familie ook een Congolese familie erbij gekregen. We hebben nog steeds contact en ze vragen al wanneer ik hen terug kom bezoeken”. Dankzij de reis heeft Lynn een nieuwe cultuur ontdekt, veel bijgeleerd en ook een onvergetelijke tijd beleefd.

 

 

Duurt zo’n inleefreis of buitenlandse stage wat te lang voor je? De Universiteit Antwerpen organiseert ook nog verschillende summerschools. Dit zijn uitwisselingen met buitenlandse universiteiten voor een kortere periode. Meer informatie vind je bij je eigen faculteit.



de dwarsligger

23/02/2017
🖋: 

The homo sapiens studentus is a special species. Next to the typical activity of studying, the members of this species are known as real lovers of (night)life. But do they have other secrets to unfold? dwars finds out in their natural habitat, the student dorm.

In the cosy Berchem neighborhood, we visit Italian student Enrico, who lives together with three other students in an apartment.

 

Enrico is currently in his fifth year of Medicine. “In Italy we don’t distinguish between bachelor’s or master’s degrees, we just get our degree at the end of our entire course.” He really wanted to come to Belgium and Antwerp was his first choice. “What I like about the Belgian approach in Medicine, is that it is very clinical in comparison to the rather theoretical way of studying in Italy.”

 

He would love to specialize in Anesthesiology and he’s thankful he passed the entrance exam in Italy, where more than 5.000 students apply for only 600 vacant places. Just like in Belgium, Medicine is a very serious degree. “There’s a lot of pressure, but we usually help each other out. We take turns in recording the classes and taking notes. It’s competitive but we still work together. It’s a little bit easier to get the maximum score of 30 points in my home country. I passed all my exams here, but no 20/20!”

 

Enrico does not speak Dutch because he missed the crash course at the start of the year. But he claims English is perfect for his life in Antwerp, as a lot of his friends are Erasmus students. “I’m having a great time here, having dinner, going out with my friends and drinking Belgian beer. Westvleeteren is my favorite, but that’s only for special occasions. Another great thing here are the cantussen. The first time I didn’t go, but every time after that I had a great time with my ESN friends.”

 

Apart from the nightlife, Enrico enjoys participating in parkour, with the sportsticker. “Don’t think of me jumping from skyscraper to skyscraper. Everybody can exercise at their own level, mine currently being ground level (laughs). It’s just a nice way to see different places in Antwerp.”

 

Photography and playing guitar keep him busy when he’s alone. “And of course staying in touch with my girl Maria Elena.” They started dating just before he left for Antwerp. “But you know when it’s worthwhile.”

 

Enrico is from Padova, where his grandmother makes the best tortellini. “I think I’m going to miss Antwerp when I go back home, especially living alone there. But man, that tortellini 
”



Rinus Van de Velde

23/02/2017
🖋: 
Auteur

Hij is net vader geworden, heeft tentoonstellingen in Den Haag en Berlijn en is uitgeroepen tot ‘Man van het jaar’ door Knack Focus na zijn immens populaire expositie in het S.M.A.K.: het gaat hard voor kunstenaar Rinus Van de Velde. De 33-jarige kunstenaar is bij de meesten bekend als houtskooltekenaar. Op grote canvassen of rechtstreeks op witte muren maakt hij zwart-wittekeningen die levensgrote proporties aannemen.

Zijn werk bestaat echter uit veel meer dan deze houtskooltekeningen. “Ik vind het altijd jammer als ik als houtskooltekenaar word omschreven.” Ondanks zijn zeer drukke agenda maakt hij op een druilerige woensdagochtend toch tijd voor dwars. De garagepoort van zijn atelier gaat omhoog en we worden direct zijn werkplaats binnengeloodst. “We zullen even aan mijn bureau gaan zitten. Ik neem er snel nog een stoel bij.”

 

Je bent pas op je zestien beginnen tekenen. Hoe is het toen voor jou allemaal begonnen?

“Zoals elk ander kind tekende ik op jonge leeftijd al, maar ik was er niet bijzonder goed in. In de loop van mijn leven heb ik verschillende bevliegingen gehad, zoals het kopen van een gitaar, bijvoorbeeld. Na een korte tijd had ik echter door dat muziek niets voor mij was. Als puber had ik geen idee wat ik wou gaan doen, zoals alle jongeren van die leeftijd. Wel ben ik altijd een dromer geweest. Een tentoonstelling in Parijs liet in die periode een diepe indruk op me na. Thuis ben ik dan een jaar gewoon zelf beginnen tekenen. Mijn ouders dachten dat dit waarschijnlijk weer één van die bevliegingen was, maar die is duidelijk wĂ©l blijven hangen. Voor mijn verdere studies in die branche ben ik vanuit Leuven naar Antwerpen verhuisd om aan Sint Lucas les te volgen.”

 

Kunst maken moet wel een obsessie zijn.

 

Waarom koos je ervoor om een studie in Antwerpen te volgen?

“Mijn ASO-opleiding heb ik gevolgd in Leuven, maar mijn hogere studies wilde ik in de kunstsector verderzetten. In Leuven ging dat echter niet. Een logischere stap was een verhuis naar Brussel geweest, maar Antwerpen was – naar mijn gevoel – echter interessanter als het over kunst ging.”

“Een andere factor die misschien wel meespeelde, was dat ik in Antwerpen ook op kot kon gaan. Brussel was dichter bij huis, waardoor op kot gaan minder waarschijnlijk was. Van een echte band met Antwerpen kon je niet spreken, ik was er hoogstens drie keer geweest.”

“De verhuis naar Antwerpen was wel een hele ervaring, want in vergelijking met Leuven is dit echt een grote stad. De band met Antwerpen is nu echter wel aanwezig. Antwerpen is de stad waar ik studeerde, werk, woon en mijn kinderen grootbreng. In het buitenland verkondig ik dat ik uit Antwerpen kom. Het zou me zelfs storen als ze mij zouden omschrijven als ‘de Leuvense kunstenaar Rinus Van de Velde’. Ik besef maar al te goed dat ik voor de mensen hier nooit een echte Antwerpenaar zal zijn. Het zal aan mijn accent liggen (lacht).”

 

Heb je hier dan meteen je potlood opgepakt?

“Eigenlijk heb ik eerst een opleiding tot beeldhouwer gevolgd. Ik hield van het romantische idee. Het bleek echter niet helemaal mijn ding. Tekenen is wel altijd mijn grote passie gebleven. Op Sint Lucas werd ik gestimuleerd verder te gaan waarmee ik bezig was. Toen deelde ik een atelier met vier medestudenten. Je zag elkaar elke dag aan het werk en leerde daar voortdurend van bij. Na vier jaar samen in dezelfde ruimte te werken, kom je plots op de arbeidsmarkt en in een totaal andere realiteit terecht. Plots sta je er alleen voor.”

“De vraag die ik toen het meeste te horen kreeg, was: ‘Wat ga je met zo’n diploma doen?’ Je hoopt natuurlijk altijd om je eigen werk te kunnen maken, maar dat is uiteraard niet voor iedereen weggelegd. Er zijn collega’s die als assistent bij andere kunstenaars gaan werken; anderen worden bijvoorbeeld curator. De kunstopleiding is meer een vorming. Geen kweekvijver voor een nieuwe hoop ‘kunstenaars’.”

 

dw107- Rinus Van de Velde (4).jpg

 

Jouw eigen werk sloeg snel aan, niet?

“Zelf zou ik het niet als snel omschrijven. Ik ben er meer dan tienduizenden uren aan bezig geweest. Maar pas op, ik vind ook zeker niet dat het te traag gaat. Ik ben eigenlijk gewoon zeer tevreden met hoe het allemaal verlopen is tot hier toe.”

“Wel ben ik vrij jong beginnen exposeren, daar heb je gelijk in. Toch zeker als je het vergelijkt met kunstenaars zoals MichaĂ«l Borremans of Luc Tuymans. Zij braken pas door rond hun veertigste. Ik heb waarschijnlijk erg veel geluk gehad. Rond mijn afstudeertijd ontstond immers de trend om ‘nieuwe jonge kunstenaars’ te ontdekken. Dat is vandaag nog steeds het geval, en maar goed ook. De generatie kunstenaars van de toekomst zijn de jongeren van nu.”

 

Kon je vanaf het begin goed rondkomen? Of is het financieel moeilijk als kunstenaar?

“Aanvankelijk kan je niet van je beroep leven, nee. Gelukkig zijn er allerlei mogelijkheden en kan je subsidies of een kunstenaarsstatuut aanvragen.”

“Zelf heb ik een tijd gewerkt als decorbouwer. Zo was ik een periode op tour, waarna ik een periode vrij was. Met het geld dat ik toen verdiende, kon ik dan zelf aan de slag gaan. Ook was ik een tijd leerkracht aan Sint Lucas. Mijn lessen kon ik combineren met het maken van eigen werk.”

 

“Lesgeven doe ik ondertussen niet meer. De ideologie in een school kan immers het gevaar met zich meebrengen dat studenten beginnen denken: ‘Zo moet ik werken.’ Maar ik wil niet zeggen hoe iemand moet tekenen. Waarom zou ik mijn manier van tekenen aan iemand opleggen? Ik ben ervan overtuigd dat je eigenheid behouden zeer belangrijk is. Wat niet wil zeggen dat je origineel moet zijn. Dat is iets helemaal anders. Wel geef ik elk jaar nog een masterclass aan Sint Lucas. Studenten kunnen dan kiezen bij wie ze les volgen.”

“Een les tekenen zal je mij nochtans nooit zien geven. Ik neem mijn studenten liever mee naar mijn atelier, tentoonstellingen of een lezing van een curator. Ze moeten zien welke mogelijkheden er allemaal zijn.”

 

Ik wil af van die term ‘houtskoolkunstenaar’.

 

Is dat een kritiek op het systeem van het kunstonderwijs? Heb jij dat gemist tijdens je eigen opleiding?

“Nee, zeker niet. Bekijk het als een eigen invulling die ik eraan wil geven. Wel vind ik het beoordelingssysteem soms moeilijk. Tijdens je vierjarige studie word je door een viertal leerkrachten begeleid en beoordeeld. Na je schooltijd zijn er plots duizenden mensen die een mening klaar hebben. In mijn tijd waren de leerkrachten vaak ook enkel leerkrachten. Ik heb geen idee of dat nog steeds zo is, maar ik vind dat wel zeer gek.”

“In Duitsland zijn er bijvoorbeeld professoren die hun studenten slechts enkele momenten in de week zien. Maar die proffen zijn zelf kunstenaars en werken aan eigen projecten. Ook hebben die scholen een eigen atelier, waardoor de studenten de kunstenaar echt aan het werk zien. Professoren aan de universiteit hebben toch ook eigen onderzoeken en brengen toch ook eigen publicaties uit?”

 

“Tekenen is altijd mijn passie gebleven”, zei je net. Waarom is net tekenen de enige bevlieging die een passie is geworden?

“Ik hou van de lichtheid van het tekenen. Je hebt een blad papier, een potlood en vier nagels nodig en je kan je werk direct maken en tentoonstellen.”

“Zeker als student op een klein kamertje is tekenen veel gemakkelijker dan beeldhouwen. Het snel willen tonen is een drang die ik altijd al heb gehad. Veel kunstenaars streven naar een perfecte expositie, maar in mijn ogen bestaat dat niet.”

“Ik zie een tentoonstelling meer als een mogelijkheid om dingen te testen. Daarna kan ik pas verder werken en aanpassingen maken en evolueren naar de volgende tentoonstelling.”

 

Ik ben ervan overtuigd dat je eigenheid behouden zeer belangrijk is. Wat niet wilt zeggen dat je origineel moet zijn.

 

Dat lichte, die snelheid van tekenen, dat was toch allesbehalve het geval bij je tentoonstelling in het S.M.A.K.?

“Dat is waar. Voor die tentoonstelling, Donogoo Tonka, bouwde ik scùnes uit een filmscript dat nooit verfilmd is. De bouw van die decors duurde gemakkelijk een maand, waarna we de stukken fotografeerden. Pas dan maakte ik een tekening aan de hand van de foto. Dat was leuk om te doen, maar ik merkte wel dat er iets te overproduced aan was. Ik begon verkrampt te tekenen.”

“Als een foto goed was, vertrouwde ik erop dat de tekening dat ook zou worden. Nu probeer ik terug meer onbevangen te tekenen, in het begin tekende ik met meer lef. Om Picasso te citeren: ‘Ieder kind is een kunstenaar. De moeilijkheid is er een te blijven als we groot zijn.’ Dat kinderlijke, zonder ratio gewoon tekenen en toeval toelaten. Het zijn dingen die ik in mijn werk probeer te krijgen.”

“Fouten toelaten kan heel interessant zijn. Ik kan gerust op een avond naar een werk kijken en het in stukken scheuren als ik niet tevreden ben. Daar leer je ook uit.”

 

dw107- Rinus Van de Velde (3).jpg

 

Het valt op dat er naast of onder je tekeningen veel tekst pronkt. Een weloverwogen keuze, of toeval?

“Die tekst is eigenlijk meer voor mezelf. Zo kan ik zelf mijn ideeĂ«n over de tekeningen een plaats geven. Veel kunstenaars laten tekst weg, omdat de kijker dan zelf kan bedenken waarover het kan gaan. Zelf doe ik dat liever niet. Ik behoud graag de controle over het onderwerp. Bovendien kan je met taal nog een hele extra dimensie scheppen. Een die je niet met beelden kan overbrengen. Of de mensen die tekst nu lezen of niet, houdt mij niet echt bezig.”

 

De generatie kunstenaars van de toekomst zijn de jongeren van nu.

 

Ook met keramiek hou je je tegenwoordig bezig. Je beperkt je niet meer alleen tot houtskooltekeningen. Was je het beu om enkel te tekenen?

“Beu niet, maar zoals ik eerder al zei, ben ik altijd een dromer geweest. Dat maakt dat ik me vaak probeer in te beelden hoe het zou zijn om iemand anders te zijn. Dat kan ik aan de hand van mijn werk. Mijn atelier, die ruimte binnen vier muren, is vrij saai. Nu is mijn atelier opgedeeld in twee delen: in de ene ruimte werk ik als Rinus Van de Velde, in de andere maak ik keramiek en schilderijen als Robert Rino. Hij woont in een fictieve kunstenaarskolonie. Mijn werken als Robert Rino bevatten veel kleur. Lang had ik daar niets mee gedaan, maar ik wil af van die term ‘houtskoolkunstenaar’.”

“Die spanning tussen de echte wereld en het fictieve vind ik fascinerend. Ik probeer echter nooit iemand op het verkeerde been te zetten. Iedereen weet dat Robert Rino gewoon Rinus Van de Velde is. Een fictief personage dat kunstwerken exposeert, is bovendien eens iets anders. Ik kijk veel naar andere kunstenaars. Uit die nieuwsgierigheid naar anderen ontstaan bij mij veel alter ego’s.”

 

Heb je tot slot nog tips voor jonge kunstenaar-studenten?

“Dat vind ik moeilijk. Ik zei eerder al dat ik niet wil preken hoe het moet. Kunst maken moet wel een obsessie zijn. Je moet er echt voor de volle honderd procent voor gaan. Verder is individualiteit zeer belangrijk. Het doen van je eigen ding. Je hoeft dus niet ineens met iets super origineels af te komen, maar wel met iets dat volledig je eigenheid weergeeft. Voor de rest heb ik geen gouden tips. Vroeger kwam me eens ter ore dat je minstens zestien uur per dag moet werken, wil je het maken als kunstenaar. Daar geloof ik niet in. Moeten werken en jezelf moeten uitputten om gewoon te werken is compleet belachelijk.”

 

 

Rinus Van de Velde exposeert vanaf 17 maart in de König Galerie in Berlijn. Vanaf 7 september is hij te zien in de Tim Van Laere Gallery in Antwerpen.



poëzie

23/02/2017
🖋: 
Auteur extern

Daan Janssens (beeld: Stine Moons)


dw107 - herwonnen winterdagen.jpg



het laatste woord

23/02/2017
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het woord ‘verdwijnwoordenboek’.

Het woord ‘verdwijnwoordenboek’ klinkt magisch, geplukt uit een of ander sprookje, maar niets is minder waar. Het boek bestaat echt, wat erin stond bestond echt en misschien bestaat het op een dag terug echt. Klinkt dit je nogal ingewikkeld in de oren? Of net heel mystiek? dwars legt het je even uit.

 

De Nederlandse taal is ontstaan in 500 n.C. en evolueerde in 1150 naar het Middelnederlands. Doorheen deze jaren is onze taal erg veranderd, we gingen van verschillende dialecten naar een standaardisatie van het Nederlands. Er zijn woorden bijgekomen, maar ook weggevallen. En het zijn die laatste woorden die de kern vormen van het verdwijnwoordenboek. Het boek bevat namelijk woorden die verdwenen zijn uit onze taal. Je kan er ongeveer 1.500 woorden in terugvinden die onze Nederlandse taal verloor in de laatste 150 jaar.

 

Er zijn verschillende redenen waarom woorden verdwijnen. Enerzijds kan een woord vervangen worden door een nieuw en fris alternatief. Zo werd bijvoorbeeld het woord ‘lijflust’ ingewisseld voor het woord ‘libido’, het woord ‘wervelziek’ door ‘duizelig’ en ‘aamborstig’ door ‘kortademig’.

 

Anderzijds verdwijnen sommige woorden ook omdat de objecten of handelingen waarnaar ze verwijzen niet meer bestaan. Een mooi voorbeeld is bedsermoen: blijkbaar was het ooit een vaste gewoonte dat de man nog een donderpreek meekreeg van zijn vrouw voordat hij ‘s avonds laat (en misschien wel dronken) in zijn bed klom. Het bedsermoen zelf is waarschijnlijk niet helemaal verdwenen, maar het woord wordt toch al lang niet meer gebruikt.

 

Het verdwijnwoordenboek wordt samengesteld door Ton den Boon, een van de hoofdredacteuren van de Dikke Van Dale. In het verdwijnwoordenboek vind je dus woorden die onze taal hebben verlaten. Ben je toch curieus naar het rijke verleden van onze taal? Dan kan je altijd het verdwijnwoordenboek eens doornemen. Tijd om woorden te doen herleven! Want iedereen verdient toch een tweede kans? Wij van dwars zijn als echte taalfanaten alvast enthousiast!



statistiek, screenen en Bill Gates

23/02/2017
🖋: 

De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken; wat zijn/haar docent zoal op zijn brood smeert bijvoorbeeld. Peter Thijssen, professor Statistiek aan de Faculteit Sociale Wetenschappen wordt deze maand bestookt met vragen.

Niet iedereen beslist van de ene op de andere dag om prof te worden van een van de moeilijkste vakken aan de unief. Wat heeft tot die beslissing geleid?

Ik weet dat het vandaag modieus is om te spreken over beroepskeuzes en position switches. Maar de minder heldhaftige realiteit is dat ik hier enigszins stoemelings ben ingerold. Een belangrijkere vraag in mijn geval is dus waarom ik het blijf doen. Enerzijds denk ik dat het, zeker in post-truth tijden, een zinvolle taak is om mensen te leren hoe ze gedeeltelijke waarheden van volkomen onwaarheden kunnen onderscheiden. Hiervoor is statistiek immers een zeer belangrijk hulpmiddel. Anderzijds vind ik het een hele eer om een statistische inleiding te geven aan grote groepen jonge mensen die nog volop in hun impressionable years zitten, zoals psychologen zeggen. Proffen hebben tegenwoordig de mond vol van de impactfactoren van de tijdschriften waarin ze schrijven, maar ze vergeten dat de grootste impact die de meesten wellicht ooit zullen realiseren, deze is die ze hebben via de herhaalde contactmomenten met hun studenten.

 

Hoe belangrijk is statistiek in het hedendaagse leven? Kan het daadwerkelijk een leven veranderen?

Ja, omdat bijvoorbeeld mede op basis van de statistiek inconvenient truths zoals de klimaatopwarming, het verband tussen roken en de incidentie van longkanker of de associatie tussen media-aandacht en het aantal stemmen die politici behalen aan het licht worden gebracht. Inconvenient truths die sommigen steeds weer in vraag stellen, maar doorgaans zonder adequate statistische ondersteuning.

 

Hoe past u statistiek toe in uw dagelijkse leven?

Met mate. Zoals Kahneman in Thinking Fast and Slow (een must read voor elke student) helder heeft verwoord, is de mens niet geschikt om voortdurend statistisch redenerend door het leven te gaan. De kunst bestaat er dus in om de momenten waarop men het statistisch denken inzet, zorgvuldig te kiezen. Maar gelukkig kan je vaak terugvallen op anderen die de moeilijke klus voor jou verrichten. In dat geval kan je steunen op controles van hun argumentatie die minder energie vergen. Het zijn precies die controles die we in inleidingen tot de statistiek proberen aan te leren.

 

Iedere student die bij u in de aula heeft gezeten, herinnert zich vooral één ding aan uw colleges: Bill Gates. Hoe is die fascinatie tot stand gekomen en hoe lukt het u steeds om hem herhaaldelijk als voorbeeld bij de lesstof te halen?

Tja, dat is de tragedie van wat ik het Bill Gates-effect zou noemen. Een prof gebruikt iemand als illustratiemateriaal bij een belangwekkend verschijnsel. Het pijnlijke gevolg is dat studenten soms enkel de illustratie onthouden, maar de link vergeten met het verschijnsel waarop het betrekking had.

 

Heeft u ook wel eens semantische uitschieters bij uw onderzoek?

Gelukkig bewijst deze vraag evenwel dat het Bill Gates-effect niet absoluut is (wat trouwens ook geldt voor andere effecten in de sociale wetenschappen). Want inderdaad gebruik ik Bill Gates’ inkomen als voorbeeld voor het effect van uitschieters bij onderzoek waarin men steunt op het inkomen. Nu onderzoekers via enkele toetsaanslagen de moeilijkste statistische analyses kunnen uitvoeren, vergeet men al te vaak om de data eerst zorgvuldig te screenen op uitzonderlijke waarden. Wat u precies bedoelt met ‘semantische’ uitschieters weet ik niet. Maar met echte uitschieters, zowel letterlijk als figuurlijk, heb ook ik in mijn onderzoek voortdurend te maken.

 

Wat is de gouden tip bij het studeren van statistiek?

Ik geloof zowel bij lesgeven als bij studeren in herhaling. Herhalen werkt, zoals mijn Bill Gates-voorbeeld ook aantoont. Ik geloof ook in het nut van samenwerken (niet tijdens het examen welteverstaan) en wandelen tijdens het leren. In die zin heb ik iets tegen blokken want deze term verwijst etymologisch naar ‘zitten als een blok’ en zich afsluiten.

 

Zat u vroeger in een studentenclub, zo ja welke? Heeft u een studentendoop gehad en zou u het weer doen als u het opnieuw mocht kiezen?

Toen ik aan de Universiteit Antwerpen studeerde, was ik wel degelijk lid van een studentenclub. Op UIA stond ik zelfs mee aan de wieg van een studentenclub. Maar studentendopen zijn en waren niet mijn ding en de studentenclubs waarvan ik lid was, deden er niet aan mee. Ik heb weliswaar begrip voor het nut van ingangsrituelen, maar ik heb veel moeite met het feit dat dopen nog al te vaak hand in hand gaan met macht(smisbruik).

 

Welke gebeurtenis van uw studententijd blijft u eeuwig bij?

Oh, er zijn er veel 
 Het rokerige café waar illustere fuiven plaatsvonden en waar de massale protesten tegen de verhoging van het inschrijvingsgeld werden beraamd (thanks 1000 Appels). De prof die letterlijk en figuurlijk zijn hemdsmouwen oprolde voor hij aan zijn les begon (thanks Prof. Wim Thys). De mondelinge examens bij proffen waarover vrij schrikwekkende verhalen de ronde deden maar die uiteindelijk best meevielen (thanks Prof. Jan Ghysels).

 

Heeft u een guilty pleasure? Of iets wat de studenten helemaal niet weten dat u erg boeit?

Er zijn er wel meerdere. Zo ben ik bijvoorbeeld een fervente aanhanger van de soap Thuis. Het is fantastisch dat de scenarioschrijvers erin slagen om zowat alle mogelijke kansengroepen de revue te laten passeren en toch een vrij boeiend verhaal te blijven brengen. Ik vermoed dat het maatschappelijke nut hiervan niet te onderschatten valt. Chapeau trouwens voor de acteerprestaties van mensen als Pol Goossen (Frank Bomans). Misschien moeten we die maar eens voordragen voor een eredoctoraat van algemene verdienste.

 

Wat was het meest gĂȘnante moment tijdens uw colleges?

Gelukkig zijn het er niet veel, maar ooit stuurde ik een al te lawaaierige student buiten: “Wil de dame op de zeventiende rij de aula verlaten.” Het bleek een heer te zijn.



films uit 2016 die niemand zag, maar wel de moeite waard zijn

23/02/2017
🖋: 

Vanaf februari begeeft de Oscar-buzz zich op stoomsnelheid. Zo ook in België, waar de genomineerde prenten de bioscopen binnendruppelen en stelselmatig de box office kleuren.

Maar nu er een Oscarbeeldje op Leo’s schouw prijkt, er geen gebrek aan gekleurde genomineerden lijkt te zijn en een boycot daaromtrent uitblijft, vragen wij ons af: wat valt er nog te berichten over de Oscars van 2017? Behalve het gebruikelijke gebakkelei over enkele snubs & surprises en de sporadische sneer naar Trump (dan toch een boycot vanuit Iran?), lijkt ‘bitter weinig’ het juiste antwoord te zijn. Vergeet de berichtgeving over maatpakken en cocktailjurken, een alternatief standpunt biedt zich aan.

 

de kassa rinkelt

Het meest lovenswaardige aspect van de prestigieuze awardshow is het feit dat kleinere, onafhankelijke films – films die niet geproduceerd worden door een van de grote zes Amerikaanse filmstudio’s – een serieuze boost krijgen wanneer ze een Oscarnominatie in de wacht slepen. De nominatie voor een gouden beeldje betekent meer media-aandacht en daardoor een betere box office in zowel binnen- als buitenland.

 

Neem bijvoorbeeld Moonlight, een onafhankelijke dramaprent genomineerd voor beste film, waarvan het productiebudget geschat wordt op ‘slechts’ 4,5 miljoen euro. Ondertussen heeft de film in thuisland Amerika ongeveer 18,5 miljoen euro bijeengesprokkeld, een cijfer dat alleen maar stijgen zal wanneer de wereldwijde revenu wordt meegeteld. Als we ervan uitgaan dat een film ongeveer het dubbele van zijn productiebudget moet verdienen om break-even te draaien (met marketingkosten als verantwoordelijke voor deze verdubbeling), doet Moonlight het voorbeeldig.

 

Als we vervolgens de omzet van Moonlight vergelijken met die van Green Room of Swiss Army Man, twee films uit dezelfde stal als Moonlight en met ongeveer hetzelfde productiebudget als de Oscar-genomineerde film, is het verschil grandioos. Green Room en Swiss Army Man verdienden amper hun productiebudget terug. Overigens is de kans groot dat bijna niemand in België van het bestaan van de films afweet. Wegens hun beperkte marketing en louter binnenlandse release kan niemand hen dat kwalijk nemen, maar jammer is het wel, want het zijn twee uiterst charmante films in hun genre.

 

keuze van de expert

Welke andere films uit 2016 hoge toppen scheerden, maar amper de aandacht van het bredere publiek genoten? We vroegen het aan Vito Adriaensens, doctor aan de Universiteit Antwerpen en cinefiel in hart en nieren. Hij somde voor ons drie verdoken pareltjes op en gaf beknopt toelichting bij zijn keuze. Laat het evenwel duidelijk zijn dat zijn lijst géén pleidooi is om de opgesomde films voor een Oscar te nomineren. De films die hij gekozen heeft zijn dan ook niet gebonden aan de genre- en taalcategorieën die de Oscars zowel impliciet als expliciet stellen. Veel kijkplezier!

 

1) Kimi no Na wa (Your Name; Makoto Shinkai)

Zijn filosofische noties van sentimentaliteit kunnen dan niet meteen door iedereen gesmaakt worden, maar qua visualiteit valt het alvast niet te betwisten dat Shinkai de allerhoogste toppen scheert in de wereld van animatie. Zijn films zijn briljante parels die de concurrentie doen verbleken, en Kimi no Na wa stak dit jaar zo maar eventjes Hayao Miyazaki’s Sen to Chihiro no kamikakushi (Spirited Away, 2001) voorbij om het grootste anime kassucces in de Japanse geschiedenis te worden. Studio Ghibli’s La Tortue Rouge (The Red Turtle, Michael Dudok de Wit) verdient het om die Oscar te winnen, maar eigenlijk zouden alleen Kimi no Na wa en La Tortue Rouge genomineerd mogen worden, de rest van de bagger komt zelfs niet tot aan hun enkels.

 

2) O OrnitĂłlogo (The Ornithologist; JoĂŁo Pedro Rodrigues)

In zijn vijfde langspeelfilm, O OrnitĂłlogo, bouwt de Portugese regisseur JoĂŁo Pedro Rodrigues verder op het surrealisme dat al meer dan twintig jaar langzaam maar onopgemerkt doorheen zijn films sijpelt. Misschien is het ook deels mijn voorliefde voor ornithologie, maar wat mij betreft komt Rodrigues’ talent hier pas echt volledig tot uiting. Zoals steeds creĂ«ert hij een op zichzelf staande wereld met eigen wetten, en beide worden in dit geval begrensd door de prachtig gefilmde landschappen van de Dourovallei en gesymboliseerd door vogels. Allicht komt O OrnitĂłlogo als foreign film in het arthouse-circuit terecht en zal hij daar een stille dood sterven, maar hij verdient beter, dus ga hem kijken en begin onmiddellijk een vogelcursus bij Natuurpunt.

 

3) Wiener-Dog (Todd Solondz)

Een film die compleet onder de radar gevlogen lijkt te zijn, vooral in de VS dan, is Todd Solondz’ nieuwste telg Wiener-Dog, een hilarische netwerkfilm waarin vier verhalen en een hele harem aan vreemde figuren verbonden worden door middel van een teckel. Wiener-Dog is een Solondz op zijn best, een combinatie van humor, oprechtheid en een topcast: Danny DeVito, Ellen Burstyn, Julie Delpy, Greta Gerwig en een worsthond in een tutu. Om het met de woorden van de film te zeggen: “Heel, motherfucker!”

 


 

Ook filmprofs Tom Paulus en Steven Jacobs stuurden ons een lijstje met hun favoriete onbekende films uit 2016.

 

Tom Paulus:

  • No Home Movie (Akerman)
  • Elle (Verhoeven)
  • Paterson (Jarmusch)
  • Personal Shopper (Assayas)
  • Love and Friendship (Stillman)
  • Cemetery of Splendour (Weerasethakul)
  • Right Now, Wrong Then (Hong)
  • The Assassin (Hou)
  • L’Avenir (Hansen-Love)
  • Knight of Cups (Malick)
  • The Handmaiden (Park)

 

Steven Jacobs:

  • Home (Troch)
  • The Lobster (Lanthimos)
  • Elle (Verhoeven)
  • Embrace of the Serpent (Guerra)
  • The Secret Agent (filminstallatie in Brussel en New York van Stan Douglas)


met de hakken over de sloot

23/02/2017
🖋: 

Na de examens zou je het liefst onbezorgd neerploffen in de zetel, maar dan begint het eigenlijk pas. Je punten verschijnen op SisA, je weet of je in augustus moet terugkomen en soms kun je gelukkig van die negen nog een tien maken. Delibereren kan een enorme last van je schouders tillen. Ondanks centrale regelingen, kiezen sommige faculteiten ervoor hun eigen regels te handhaven. Welke faculteiten laten deliberaties toe en waarom zijn de verschillen zo groot?

Het Onderwijs- en Examenreglement (OER) geldt als steun en toeverlaat van de student. Artikel 20.1.5 biedt ons een inzicht in de deliberaties. Deze regels bepalen welke student een tweede kans krijgt en welke student die zelf moet grijpen in augustus. Normaal gezien is een student niet geslaagd voor een opleidingsonderdeel als hij of zij minder dan vijftig procent behaalt (artikel 20.1.4). De faculteit kan een uitzondering maken in het geval dat het om maximaal zes studiepunten gaat en het cijfer niet lager dan een acht op twintig is. Dat mag dus een vak van zes studiepunten zijn, of twee vakken van drie.

 

Het gaat alleen om bachelors, schakel- en voorbereidingsprogramma’s, want masters werken altijd met het full-creditsysteem, waarbij alleen tien op twintig succes betekent. Die deliberatie wordt overigens automatisch verwerkt, als student hoef je daar geen aanvraag voor te doen. Als je een examen toch opnieuw wil afleggen, moet het initiatief van jouw kant komen.

 

In principe is de deliberatieregel, artikel 20.1.5, een uitzondering, wat betekent dat faculteiten ervoor kunnen kiezen om die wel of niet te maken. Elke faculteit maakt haar eigen regels bekend aan de studenten via Blackboard. Zo kiest de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte (L&W) al sinds 2008 voor een full-creditsysteem. Ook de Faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen (FBD) zit middenin de overgang naar dit systeem. Studenten vanaf academiejaar 2014-2015 kunnen daar niet meer delibereren. Bij Rechten wordt er vanaf dat jaar juist toegewerkt naar het OER. Dit is overigens wel een aanscherping van de regels die voordien golden. De mate waarin faculteiten afwijken van het OER varieert dus van het toevoegen van criteria tot het negeren van het aanvullende artikel.

 

het kluwen van faculteiten

Het is opvallend dat alleen L&W en FDB dit strengere systeem hanteren. Volgens Kathlijn Pittomvils, coördinator bij Taal- en Letterkunde, is die keuze er een voor transparantie. Het eerder gebruikte woord ‘streng’ is niet per se terecht. Het lijkt misschien wat oneerlijk. Als student Geschiedenis staar je dramatisch in de verte bij het halen van een negen. Had die professor je niet gewoon dat ene puntje meer kunnen gunnen? Wat was er gebeurd als je wel gedelibereerd kon worden? Pittomvils wijst ons erop dat professoren deze regelingen wel degelijk in het achterhoofd houden wanneer ze punten geven. Een professor van deze opleiding weet dat door een negen te geven de student het vak niet haalt, terwijl professoren op andere faculteiten dan weten dat de student het vak mogelijk delibereerd wordt.

 

Wat per faculteit gezien wordt als ‘strikt’ is natuurlijk ook relatief. De Faculteit Rechten maakte in het academiejaar 2014-2015 de verandering naar de deliberatieregels van het OER. Op Blackboard lichten zij toe dat ze met deze verandering studenten willen aansporen om hun tekorten op te halen “zodat ze voor alle opleidingsonderdelen een credit halen, wat de waarde van hun diploma ten goede komt.”

 

De vrijheid die faculteiten krijgen is belangrijk, omdat elke opleiding anders is. Aan de Faculteit L&W vinden we bijvoorbeeld veel studenten terug die van het modeltraject afwijken. Door de deliberaties simpel te houden, is er toch nog een vorm van overzicht en duidelijkheid voor de student. Opvallend is dat andere faculteiten zich er vaak niet bewust van zijn dat hun collega’s van het OER afwijken. Daar zijn de deliberaties waarschijnlijk zo vanzelfsprekend en verweven in de trajecten van hun studenten, dat het overstappen naar een full-creditsysteem onlogisch lijkt.

 

deliberaties een must?

Het idee achter de deliberaties is dat een ongelukkig examen een student niet tegen moet houden. Zo kunnen persoonlijke omstandigheden de student in de weg staan en is een examen natuurlijk altijd een momentopname. Black-outs zijn de nachtmerrie van elke student en hoeven door deliberaties niet meer het einde van de wereld te betekenen – wat je angstdromen je ook willen aanpraten.

 

Ook een gebrek aan talent voor een specifiek vak hoeft niet te betekenen dat een student de algemene stof van een opleiding niet voldoende beheerst. Dat laatste is dan wel waarom voor masterstudenten een strikt full-creditsysteem geldt. Vooral bij Geneeskunde is die grens belangrijk: “Het gaat om afgestudeerden die met hun diploma als gezondheidswerker aan de slag gaan en een belangrijke verantwoordelijkheid dragen over het leven en de kwaliteit van leven van de patiĂ«nt”, zegt Iris Wyns, domeincoördinator onderwijs.

 

deliberaties nationaal

De verschillen met andere Belgische universiteiten zijn vrij groot. Op Vlaams niveau is het grootste verschil dat UAntwerpen haar deliberatieregels toepast op de gehele bachelor. Zowel UGent als de Vrije Universiteit Brussel staan enkel deliberaties toe in het eerste jaar. Voor de rest van de bachelor en ook de master is alleen tien op twintig voldoende om te slagen. De reden daarvoor is vrij gemakkelijk te bedenken: als beginnend student kun je weleens een misstap begaan. Ook zijn eerstejaarsvakken vaak meer inleidend dan specifiek, als geneeskundestudent een tekort behalen voor een vak als wijsbegeerte is minder erg dan een tekort voor vakken die voor jouw vakgebied essentiële kennis bevatten.

 

Een ander Vlaams fenomeen zijn de zogenaamde toleranties van de KU Leuven. Hoewel andere universiteiten deliberaties ook weleens toleranties noemen, past KU Leuven een heel ander systeem toe. Elke student heeft een tolerantiekrediet van tien procent van het totaal aantal studiepunten van de opleiding. Op een jaar van zestig studiepunten, kun je er dus zes tolereren. Elke faculteit heeft natuurlijk bepaalde vakken die daarop een uitzondering vormen, zo zal je hoofdvakken altijd in augustus opnieuw moeten afleggen. Je moet deze toleranties ook altijd zelf inzetten. Waar delibereren een beslissing van de faculteit is, is het tolereren er een van de student. Wie een enorme ‘deliberatiefan’ is, mag overigens blij zijn dat hij niet in WalloniĂ« studeert. Daar geldt overal: een negen is geen tien, en zal dat ook nooit worden.

 

Uiteindelijk is het dus niet zo vreemd dat deliberatieregels zoveel verschillen. Er blijken niet alleen tussen de universiteiten, maar ook binnen UAntwerpen verschillende ideeën over te bestaan. Je kan je vragen stellen bij het nut van delibereren, een student zou toch al zijn vakken moeten behalen? Maar het aantal toegestane studiepunten is zo laag, dat van misbruik door luie studenten absoluut geen sprake kan zijn. De verschillen zijn in werkelijkheid ook niet zo groot. Een negen in een full-creditsysteem is anders dan een negen die gedelibereerd kan worden. De volgende keer dat je baalt van de deliberatieregels op jouw faculteit, moet je maar denken: het gras lijkt altijd groener aan de overkant.

 

Van het OER bestaat sinds kort ook een digitale versie op Blackboard, waarin je kan zoeken naar begrippen die er niet letterlijk instaan zoals, je raadt het al, ‘deliberaties’. Voor zekerheid over welke deliberatieregels op jou van toepassing zijn, kijk je het best meteen naar de regels van jouw faculteit.



de dwarsdoorsnede

22/02/2017
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Met de soundtrack denderend door haar koptelefoon, kijkt redactrice Donna nog even terug op dit alom geprezen pareltje.

Sceptisch stapte ik de cinema binnen. Musicals zijn absoluut niet mijn ding. Als er om het minste of geringste gezongen wordt, elke wandeling verandert in een choreografie en de gebaren te theatraal zijn, kijk ik liever even weg. La La Land weet echter de perfecte balans te vinden tussen tapdansnummers, oude Hollywood romantiek en de moderne tijd.

 

La La Land vertelt het verhaal van Mia en Sebastian, twee creatievelingen in Los Angeles. Terwijl Mia werkt als barista en daarnaast van auditie naar auditie rent om haar acteerdroom waar te maken, probeert Sebastian het leven als restaurantpianist te ontkomen en een eigen jazzcafĂ© te openen. Toch is het niet zo perfect als het klinkt. Damien Chazelle, de regisseur, wilde een musical maken die leek op ‘het echte leven’ waar alles niet altijd loopt zoals je wil.

 

Te zoetsappig, te langdradig, 
 de film valt zeker niet bij iedereen in de smaak. Een overdonderende hoeveelheid Oscarnominaties wekt bij sommige mensen hun innerlijke filmcriticus. Vreemd, want mijn ogen vallen dicht van verveling bij de gemiddelde romantische film, maar La La Land wist me te boeien en ik moest zelfs een traantje wegpinken (een unicum!). Dat komt doordat de film niet alleen laat zien hoe mooi verliefdheid kan zijn, maar ook dat relaties complexer zijn dan ze aan de oppervlakte lijken. Dat je met je hele hart kan vechten om je dromen waar te maken, maar af en toe het liefst zou opgeven. De personages zijn dromerig, maar tegelijkertijd ook realistisch. Het mooiste aspect van de film vind ik het ‘wat als?’-gevoel. Wat ik daarmee bedoel merk je vanzelf als je in de cinema zit.

 

Of je het plot nu fantastisch vindt of niet, je zal je ogen uitkijken, beloofd. De combinatie van prachtige kleuren, knappe cinematografie en de geweldige acteerprestaties van Emma Stone en Ryan Gosling maken La La Land tot het kunstwerk dat het is. Ook de muziek blijft je nog dagen achtervolgen – op een goede manier.

 

La La Land draait nu nog in de cinema, maar blijft ook daarna zeker nog de moeite om thuis te kijken. Oh, en als iemand Emma Stone’s volledige garderobe uit deze film aan mij wil doneren, heel graag.

 

 



editoriaal

17/02/2017
🖋: 

Vermoeid plof ik in de zetel en zet het nieuws op, maar ik zap al snel weg. Ik heb vanavond geen zin om naar een oranje brulaap met te kleine handen te kijken. Of te luisteren naar de zoveelste politicus die beweert dat zijn loon niet te hoog is, terwijl de gemiddelde Belg slechts een fractie van dat loon verdient. Of nog beter! Hoe mannen, vrouwen en kinderen opgejaagd worden door ongeletterde barbaren die in naam van het geloof de grootste wreedheden aanrichten.

 

Nee, geef mij op deze druilerige avond maar iets hersenloos. Tijd voor Temptation, dus! Ah, een bende bronstige gorilla’s, die beweert hun relatie te willen testen door zich te bezatten op een eiland met krolse tijgerinnen in bikini. Niet dat hun vriendinnen minder hypocriet zijn, de leeuwen op het vrouweneiland lusten wel een sappige gazelle die zich lustig in de val laat lokken. Entertainment van de laagste soort, zo stond in de krant.

 

Toch kan ik niet wegkijken. Ergens knaagt er iets. Door naar het programma te kijken bevestig ik immers het bestaansrecht ervan. De bioscoop dan maar? Alleen heb ik geen zin in de zoveelste sequel of een zoetsappige musical, hoe goed die ook is (p. 32). Een museumbezoek is ook uit den boze, want dan moet ik uit mijn luie zetel komen (p. 4). Nee, vanavond liever mijn beste jazzplaat en een lekker biertje. Duke Elington weet mijn Sentimental Mood altijd perfect in muziek te vertalen. Prachtig, dat smaakt naar meer (p. 14)! Toch kan ik de rust niet vinden. Want ik ben kwaad. Kwaad op de wereld, omdat we in dezelfde val lopen als in 2016. Muren die in 2016 theoretisch waren, worden in 2017 werkelijkheid en dat schijnt niemand iets te kunnen schelen. Kwaad op mezelf, omdat dat me koud laat. Ik verkies te kijken naar degoutant entertainment, terwijl ik even een gedachte had kunnen sparen voor zij die die luxe niet hebben. En maar praatjes verkopen over de staat van de wereld. Ik schaam mij diep voor mijn eigen onverschilligheid. Zoals een wijze gorilla op een Thais eiland ooit zei: “Praatjes vullen geen gaatjes.” Het is tijd voor actie.