over China, Deng Xiaoping en existentiële ontwakingen

12/11/2018
🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die hij zelf niet durft stellen. Professor Ching Lin Pang is antropologe en hoofddocente aan het departement Vertalers en Tolken, en Sociale Wetenschappen aan de KU Leuven.

U werkt aan het departement Vertalers en Tolken en bent verantwoordelijk voor Chinese taal en cultuur. Was dit de carrière waarvan u als kind droomde?

Ik heb er lang op moeten wachten, maar na vele omzwervingen ben ik nu beland waar ik thuishoor. Ik heb een baan die me helemaal op het lijf geschreven is. Als kind was ik altijd elders met mijn gedachten, vaak het hoofd voorovergebogen in de boeken. Later, als antropologe, heb ik geleerd om naast het verstand en de reflectie ook mijn zintuigen te gebruiken: aandachtig kijken, luisteren, voelen en ruiken.

 

U werkt ook aan de KU Leuven, bij het Centrum Interculturalisme, Migratie en Minderhedenonderzoek. Hoe bent u daar terechtgekomen?

Een kleine rechtzetting: ik heb vanaf dit academiejaar een voltijdse ZAP-aanstelling (zelfstandig academisch personeel, nvdr.) aan de UAntwerpen en een beperkte opdracht aan de KU Leuven. Dit komt omdat er in dat centrum geen ruimte is voor onderwijs en onderzoek rond China. Toen ik in 2010 geheadhunt werd door het HIVT (Hoger Instituut Vertalers en Tolken) – dat vanaf 2013 deel uitmaakt van onze universiteit – voor een deeltijdse functie om de vakgroep Chinees te versterken, heb ik meteen toegezegd. Dit was de uitgelezen kans om mijn visie te realiseren: studenten met Chinees als C-taal (zeg maar specialisatietaal) een opleiding aanbieden in de Chinese taal en cultuur met een focus op de hedendaagse Chinese samenleving, aangevuld met verblijf in China. Deze strategie heeft vruchten afgeworpen. We hebben dit jaar een recordaantal eerstejaarsstudenten.

 

Is er iets dat u zeker nog wil bereiken in uw academische carrière?

Natuurlijk! Ik heb geenszins het gevoel dat ik ‘gearriveerd’ ben. Ik zal dat gevoel nooit hebben, omdat ik vind dat het leven een onophoudelijk leerproces is. Ik ga er altijd van uit dat het beste nog moet komen. Op het vlak van onderwijs wordt vanaf volgend academiejaar in ons departement een master tolken Chinees aangeboden, wat een unicum is in Vlaanderen. Op het vlak van onderzoek heb ik nog vele ideeën en projecten. Bovendien wil ik mijn brugfunctie tussen culturen blijven uitbouwen in de twee richtingen: onze studenten meer inzicht geven in China, maar andersom ook Chinese studenten de kans bieden om meer te leren over Europa.

 

U schrijft veel over de hedendaagse ontwikkelingen in Azië, met een specifieke focus op China. Als u één vooroordeel of misverstand over dit land en haar bevolking de wereld uit kan helpen, welk zou dat zijn?

Een gulden advies: “Ga naar China!” De kans is groot dat je niet alleen terugkomt met een andere kijk op China maar ook met inspiratie. China vertegenwoordigt niet alleen het verleden, maar belichaamt ook het heden en de toekomst. Kunstenaars zoals Magnum-fotograaf Christopher Anderson hebben het begrepen, zo ook het schrijversduo Peter Hessler en Leslie T. Chang.

 

Wat is u het meest bijgebleven uit uw studententijd?

Aan de KU Leuven, toen ik Sinologie studeerde, niet veel. Ik was toen een bang, braaf en bedeesd meisje. Later als masterstudente aan de Universiteit Californië, Berkeley, heb ik een soort van rite de passage meegemaakt, zeg maar een existentiële ontwaking. Vooral het gevoel van vrijheid, openheid en respect voor diversiteit zijn me bijgebleven.

 

Hoe ziet uw ideale vakantiedag eruit?

Een zonnige herfstdag: tijd en ruimte hebben om mooie dingen te zien op een kunstbeurs, museum of galerie. Verder nog een lange wandeling of iets lekkers maken én verorberen met mensen die me dierbaar zijn.

 

Met welke overleden persoon zou u wel eens een tafeltje willen delen?

Ik zou graag ontbijten met Deng Xiaoping. Ik zou hem vragen wat hij vindt van de spectaculaire opkomst van Shenzhen: een onooglijk vissersdorpje dat uitgegroeid is tot een stad van de toekomst. En dit in minder dan vier decennia, tien jaar eerder dan zijn oorspronkelijke planning van vijftig jaar. Ik zou hem ook willen vragen wat hij vindt van de banlieues in Parijs en de migrantenwijken in Brussel. In zijn jonge jaren heeft hij de kans gehad naar Parijs te gaan, waar hij werkte als een bescheiden fabrieksjongen in een buitenwijk van Parijs. Zijn verblijf in Parijs is doorslaggevend geweest voor zijn levenslot als staatsman van China. Bij het ontbijt zou ik zeker croissants bestellen, omdat hij sinds zijn jeugd in Parijs een voorliefde heeft ontwikkeld voor deze ‘koehoornvormige broodjes’ (牛角面包).

 

Heeft u een guilty pleasure?

Ja, meerdere. Ik vind het bijvoorbeeld geweldig om voluptueuze bloemboeketten te kopen, vooral in de herfst en de winter als het buiten donker en kaal is.

 

Wat is het meest pakkende boek dat u recent gelezen hebt?

Ik lees weinig fictie, maar des te meer kunstboeken en catalogi. Kina före Kina (China voor het China werd) is een geweldige catalogus over Chinese kunst uit het stenen tijdperk aan de Gele Rivier.

 

Als u een bucketlist had, welke vijf dingen zouden er dan opstaan?

Ik functioneer op geheel andere wijze. Mijn lijst van verlangens is niet gebeiteld in steen. Ik probeer ten volle te leven en de rest komt – ten gepaste tijde – vanzelf. Alles waarvan ik als kind droomde, is grotendeels uitgekomen. Hoog tijd om des te harder te dromen.

 

Tot slot nog paar korte vragen. Groenten of fruit?

Fruit wegens zoeter en hapbaarder.

 

Boek lezen of tv kijken?

Boek, omdat tv te veel lawaai maakt.

 

Ochtendvogel of nachtraaf?

Ochtendvogel. Dan is de dag nog jong, vol mogelijkheden en de geest fris.

 

Als u één van uw zintuigen zou moeten opgeven, welk zou dat dan zijn?

Dat zou verschrikkelijk zijn. Ik wil geen enkel zintuig opgeven omdat ze één geheel vormen en dus ondeelbaar zijn. Als ik er dan toch een moet opgeven, misschien de reukzin, omdat geur in de moderne maatschappij meer en meer geneutraliseerd wordt.



de dwarsdoorsnede

02/11/2018
George Ezra (opwarming) (© George Ezra | dwars)
Bron/externe fotograaf

George Ezra


dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer trokken we met twee redacteurs naar de Lotto Arena voor George Ezra en zijn muziek.

Onze concertervaring schoot als een teleurstelling uit de startblokken: tegen de tijd dat we beseften dat George Ezra naar de Roma – je leest het goed – kwam en wij die dag vrij waren, waren alle tickets de deur al uit. Daar sta je dan als fan. Je hebt twee cd’s om luidkeels mee te zingen, maar alleen op je bed staan dansen en zingen terwijl de muziek door de boxen galmt; het is niet hetzelfde.

 

We waren duidelijk niet de enige fans die op deze ontgoocheling stootten, want een paar weken later kwamen we via Facebook te weten dat wegens de grote vraag het concert verplaatst werd naar de Lotto Arena. Veel teleurgestelde, trotse tickethouders zagen hun gezellige locatie transformeren in een massagebeuren. Daar tegenover stonden heel wat euforische reacties: een tweede kans om dat felbegeerde ticket binnen te halen! Deze keer grepen we die kans met beide handen en schaften ons een ticket aan, weliswaar tegen een hogere prijs. 

 

Het is een reële mogelijkheid dat zijn muziek, zijn ongeloof over zijn eigen succes en de schattige verhaaltjes tussen de nummers door nog beter tot zijn recht waren gekomen in een kleinere zaal.

 

We geven het toe: wij hebben den George gezien ten koste van de geborgenheid van de Roma. Het is een reële mogelijkheid dat zijn muziek, zijn ongeloof over zijn eigen succes en de schattige verhaaltjes tussen de nummers door nog beter tot zijn recht waren gekomen in een kleinere zaal. Het gebrek aan grote schermen waarop ook de mensen met staanplaatsen hem goed hadden kunnen aanschouwen, is hier ook een indicatie van. Toch zorgden de vele gsm-lichtjes tijdens de rustigere nummers voor de gezelligheid die een grote groep gelijkgezinden soms kan oproepen.

 

Voordat we echter oog in oog stonden met George Ezra, mocht niemand minder dan zijn ‘kleine’ broertje Ethan het publiek verwelkomen. Ethan, Ten Tonnes zoals zijn artiestennaam luidt, bracht ons meteen in Halloweensfeer toen hij het podium betrad gehuld in een Harry Potter-kostuum. Hoewel dit onze harten meteen sneller deed slaan en hij de mensen op het middenplein aan het dansen kreeg, waren wij niet helemaal overtuigd van zijn zangkwaliteiten. Zijn stem wist immers amper de instrumenten te overstemmen en voor de aanwezigen die niet bekend waren met zijn muziek, was het moeilijk om te raden welke liedjes hij precies zong. We waren natuurlijk niet voor Ten Tonnes naar de Lotto arena afgezakt en keken reikhalzend uit naar het moment waarop George Ezra zelf het podium zou betreden.

 

Om 21 uur was het eindelijk zo ver: met een gitaar in de hand en een charmante glimlach op zijn gezicht stapte Ezra het podium op. Zijn openingsnummer Don’t matter now wist het publiek meteen mee te slepen en dankzij Get away, Barcelona en Pretty shinning people begonnen we opnieuw te verlangen naar de zuiderse zon en zwoele zomeravonden. Ezra vertelde ons dan ook dat hij deze liedjes schreef nadat hij zelf een maand in Barcelona doorgebracht had. Toen Paradise enkele minuten later door de zaal galmde, begon het publiek uit volle borst mee te zingen en te dansen. Listen to the man volgde al snel; alsof we al niet de hele avond aan zijn lippen hingen. Na dit nummer vertraagde Ezra het tempo en zette hij het gevoelige nummer Hold my girl in. Hoewel onze stemmen langzaamaan pijn begonnen te doen, konden we niet anders dan opnieuw uit volle borst meezingen.

 

George Ezra

 

Plots verlieten Ezra en zijn band zonder commentaar het podium. Naar ons gevoel duurde het wel een kwartier voordat het gejoel van de zaal hen weer terugriep om nog enkele nummers te spelen. Budapest vulde de Lotto Arena en Ezra vertelde ons heel bescheiden dat hij nog steeds niet kon geloven dat dit nummer, dat helemaal niets met de stad Budapest te maken had, zo’n succes werd. Het concert eindigde met een knal toen Shotgun uit de boxen kwam en we niet anders konden dan luidkeels mee te brullen. Er was nauwelijks een verschil te merken toen Ezra zijn micro naar de zaal richtte. Toen de laatste noten wegstierven en George Ezra zijn publiek bedankte, weerklonk er (niet voor de eerste keer die avond) een oorverdovend applaus. Helaas wel voor de laatste keer, maar homegrown alligator, see you later!

 

Kortom: George Ezra is een aanrader voor iedereen die een avond wil wegdromen, dansen en uit volle borst meezingen. Zeker de bekendere nummers als Paradise, Budapest en Shotgun zorgden voor enorm veel sfeer, maar ook zijn minder bekende nummers deden alle aanwezigen aan zijn lippen hangen.

 

Hoewel de muziek waarschijnlijk beter tot zijn recht was gekomen in een kleinere zaal zoals de Roma, slaagde Ezra erin om zowel de mensen op het middenplein, als de mensen met zitplaatsen bij het concert te betrekken. Het enige minpunt was het gebrek aan grote schermen waarop ook de mensen op de achterste rij goed konden zien wat er precies op het podium gebeurde, maar of je hem nu ziet in een kleine of grote zaal, tijdens de zomer of tijdens de winter, George Ezra weet altijd een glimlach op je gezicht te toveren.

 

PS: Om al die keren dat we al over het openbaar vervoer geklaagd hebben goed te maken: een speciale dankjewel aan alle medewerkers van De Lijn die op een rustige en georganiseerde manier de terugrit heel aangenaam hebben gemaakt. Op deze manier konden we ons gelukzalig gevoel met ons mee naar huis nemen.

 

Voor zij die er niet bij konden zijn in de Lotto Arena: op 10 mei 2019 zal Ezra opnieuw ons land met zijn aanwezigheid verblijden en geeft hij een concert in Vorst Nationaal. 



de dwarsdoorsnede

28/10/2018
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer las onze redacteur het boekje Kunnen machines kijken? Aanzet voor een nieuwe filosofie van de fotografie van Thomas Crombez.

God ziet alles, maar wie speelt voor God? Of beter gezegd: wie kan er voor God spelen? In tijden waarin mensen diep ingekapseld zitten in een alomtegenwoordige spektakelcultuur en overspoeld worden door een eindeloze stroom gemanipuleerde beelden is deze vraag nog prangender geworden.

Thomas Crombez merkt terecht op dat machines kunnen kijken, ook al is het aannemelijk dat er een essentieel verschil bestaat tussen het kijken van een machine en een menselijke kijker. De hieraan gelinkte fotografie is bovendien met de steile opmars van de smartphonecamera steeds nadrukkelijker een fundamentele plaats in het alledaagse leven gaan innemen.

Een nieuwe filosofie van de fotografie dringt zich dan ook aan. Crombez waagt zich aan twee vragen uit dat domein. Hij doet dit met behulp van de ideeën van drie belangrijke filosofen uit de twintigste eeuw (Edmund Husserl, Roman Ingarden en Emmanuel Levinas): ‘Kan een zelfkijkende camera echt zelf kijken?’ en ‘Hoe sociaal zijn de beelden op sociale media?’

Dit zijn relevante vraagstukken in ons huidig klimaat, niet toevallig een stokpaardje van de De Questa-reeks waarvan dit boekje deel uitmaakt. Deze reeks streeft er immers steeds naar een jonge filosofische stem aan het woord te laten over een actueel thema, ‘in een heldere stijl en vrij van jargon’. Op 53 pagina’s een complex onderwerp als dit trachten te ontleden, het is geen te onderschatten opgave.

Dit weerhoudt Crombez er niet van om interessante inzichten aan te reiken, samen met stof tot nadenken over de mogelijke toekomstige dystopie als we de huidige tendens gewoon verderzetten. Kort en krachtig moet kunnen, als de uiteenzetting daarbij helder blijft. Het ene inzicht en de andere constatering volgen elkaar echter in zo'n snelheid op, dat het soms ten koste gaat van de ademruimtes die het bezinken van de informatiestroom mogelijk moeten maken.

Bovendien bleef ik als iemand die zelf een haat-liefdeverhouding heeft met technologie, en zich lang tegen sociale media heeft verzet (en nu weliswaar deel uitmaakt van het socialemediateam van dwars, maar dat zijn details), soms wat op mijn honger zitten.

Hoe interessant het ook is om via de filosofie te achterhalen waar de kijkende mens al dan niet verschilt van de kijkende machine – ik ga niet spoilen – de meer concrete consequenties bleken eerder afwezig te zijn. Er worden wel potentiële flashforwards in het betoog verweven en op theoretisch niveau kwamen het ongemak en de empathie van de mens ten opzichte van machines naar voren. Misschien ben ik te weinig filosofisch onderbouwd om hiermee helemaal voldaan te zijn.

Het inzicht dat technologie een prijskaartje heeft, zoals privacy en het vervagen van de grens tussen menselijk en mechanisch, lijkt me immers toch al langer bekend te zijn. De insteek is weliswaar vernieuwend, maar hoe kunnen we het dystopisch beeld van een samenleving waarin alles en iedereen 24/7 gezien wordt, ontwijken? Welke invloed gaat dit uitoefenen op de menselijke psyche?

In het laatste gedeelte, dat over het sociale van de sociale media, leidt de bondigheid van het vertoog ertoe dat het met momenten gaat aanvoelen als een manifest. Zinnen als ‘Wat als de selfie-makers doorkrijgen dat hun beelden leeg zijn, hoe vol hun newsfeed ook lijkt?’, en ‘Dat zal pas gebeuren wanneer ze zich ernstig zorgen maken over de waarde van hun afgebeelde gezicht.’ laten weinig aan de verbeelding over.

Ook hier geldt weer dat het niet te ontkennen valt dat met sociale media gevaarlijke bijwerkingen gepaard gaan, zeker als er jongeren en pikante, private beelden bij komen kijken. Een diepere, misschien wel een vernieuwendere aftasting en nuancering van hoe de sociale media haar plek in de huidige maatschappij heeft opgeëist, hoe de samenleving zich hieraan aangepast heeft en hoe mensen die voor meer gebruiken dan louter profilering; ik miste het wel wat.

Kunnen machines kijken? is een veelbelovend proevertje dat goed op smaak gebracht is. Problemen en gevaren benoemen zonder mogelijke oplossingen aan te reiken, laat de lezer – mij althans – echter wel achter met honger naar meer. Misschien zit hier een mogelijkheid in voor een deel 2: Hoe maken we machines blind?



de dwarsdoorsnede

28/10/2018
Het Bezoek (© Stef Stessel | dwars)
Bron/externe fotograaf

Stef Stessel

🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer: de theatervoorstelling ‘Het Bezoek’ van De Roovers & Muziektheater Transparant, gebaseerd op de tekst van Friedrich Dürrenmatt.

Als je stad failliet is, je kinderen door gebrek aan geld afgesneden worden van hoger onderwijs en levensreddende geneesmiddelen en armoede overheersen, hoe ver ga je dan om te overleven?

De inwoners van het stadje Güllen, eens zo florerend met dank aan de hoogovens, de auto-industrie en de felbegeerde titel van culturele hoofdstad, worden voor deze keuze geplaatst wanneer een oud-inwoonster na decennia haar geboorteplaats terug met haar aanwezigheid pleziert. Eens zo arm toen ze vertrok, keert ze nu terug als één van de rijkste vrouwen ter wereld, inclusief haar zevende man, haar zwarte panter en een morbide doodskist.

Liefdadigheid was haar eerder al niet vreemd: een crèche hier, een cultureel centrum daar. Güllen heeft echter (véél) meer nodig om opnieuw te 'leven'. Om dit te bewerkstelligen, heeft de gemeenschap haar ontvangst goed voorbereid, opgeluisterd met een engelachtig kinderkoor en een spectaculaire act van de lokale turnclub. De inwoners blijven niet op hun honger zitten: al snel volgt het aanbod van een miljardenschenking. Tot ieders verbazing blijkt hier echter wel een prijskaartje aan vast te hangen.

Eén mensenleven in naam van de gerechtigheid en het stadje wordt van de financiële ondergang gered. Eén moord op de kruidenier, in ruil voor een beter leven voor de hele stad. Serieus kan dit natuurlijk niet genomen worden. Voor een huurmoord, wat dit eigenlijk is, biedt men immers maximum enkele duizenden euro’s. Bij deze kan hun oude stadsgenote dit voorstel onmogelijk echt menen, toch? Zelfs wraak heeft zijn financiële grens.

Aanvankelijk lijkt de stad zich dan ook als één man achter het potentiële slachtoffer te scharen, onder het motto ‘liever arm dan bevlekt met bloed'. Morele principes heeft de bevolking wel. Maar wat als de man in kwestie zelf een moreel dubieus verleden blijkt te hebben? Tot waar loopt de menselijkheid, het humanisme, het belang en leven van één individu met op z'n zachtst uitgedrukt onvergeeflijke daden op zijn geweten? Waar neemt het gemeenschapsbelang het over? Eén voor allen of allen voor één?

De inwoners vinden zich al snel schipperend tussen hun loyaliteit aan hun stadsgenoot en de begeerte naar welvaart en voorspoed. Met deze informatie in het achterhoofd nam ik plaats in CC Ter Vesten te Beveren. Hoewel ik doorgaans wel een gezonde dosis drama kan smaken, vroeg ik mezelf toch wat af of ik hiermee niet al de hele plot kende. Het is echter niet de ontwikkeling van de verhaallijn die dit theaterstuk in de eerste plaats zo interessant - met momenten zelfs pakkend - maakt. Het zijn de in beeld gebrachte discoursveranderingen ter rechtvaardiging van de steeds meer uitgesproken meningen die je naar de keel grijpen. Het doet een klein alarmerend belletje in je hoofd rinkelen wanneer je als toeschouwer het kapitalisme met de menselijkheid ziet botsen: ‘Wat zou ik doen?’

Toch is het geen stuk van zware woorden, moeilijk volgbare verhaallijnen of metafysische dubbele betekenissen waar je alleen maar naar kan gissen. Het is altijd leuk je niet dom te hoeven voelen na een avondje theater. De toegankelijkheid wordt dan ook gegarandeerd doordat op regelmatige basis de sluimerende spanning gebroken wordt door een knullige turn act, matchende flashy schoenen en kale dochters die met hun haren staan te zwieren. De overweldigende livemuziek in combinatie met de schitterende, overtuigende acteerprestaties en de vleugjes humor zorgen voor een amusante theaterervaring, met een licht verontrustende nasmaak over de morele implicaties.

De Roovers (Robby Cleiren, Sara De Bosschere, Luc Nuyens en Sofie Sente) worden bijgestaan door Warre Borgmans, Bert Haelvoet en Michael Vergauwen en Muziektheater Transparant. Tezamen vertolkten ze dit morele dilemma verpakt in een sappig omhulsel van humor al eerder tijdens de Zomer van Antwerpen, maar toeren nu - in het najaar van 2018 - langs Belgische en Nederlandse culturele centra en schouwburgen.

 

Interesse? Klik dan hier voor de programmatie.



een accuut gebrek aan dooplocaties op de buitencampus

25/10/2018
Studentendoop in het Park van Eden
Bron/externe fotograaf

Campinaria

🖋: 

“Schachten, schachten, wij zijn niet bij machte in het formuleren van zinnige gedachten!” De echo’s sterven weg uit de straten, het teken dat de doopmaand weer is afgelopen. Commilitones bergen hun witte jassen op en schachten keren blij vermoeid huiswaarts. Opvallend: dit jaar waren er geen gezangen op de site van het Fort VI in Wilrijk, nochtans sinds mensenheugenis de vaste doopstek van de kringen van de buitencampus.

In september communiceerde de universiteit dat ze op dit domein dopen niet (meer) toelaat. Ook het grasveldje achter de studentenhome van Campus Drie Eiken, de officiële dooplocatie voor de buitencampuskringen die opgenomen is in het doop- en feestcharter 2018-2019*, maakte de universiteit verboden terrein. Ontsteltenis bij de studentenkringen en een verrassing voor de stad, die op het laatste nippertje het Park van Eden als alternatief beschikbaar stelde.

 

ongelukkige keuzes en protest

Wij stelden de hamvraag: waarom is dopen aan Fort VI en op het grasveld achter de studentenhome verboden? Koenraad Keignaert en Tinne Nijs van het departement Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten staan ons te woord. Ze leggen uit dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen de site van het Fort VI en het grasveld achter de studentenhome als dooplocatie.

Alleen die laatste werd in het voorjaar voor de eerste keer opgenomen in het doop- en feestcharter van de Stad. Dat maakte dat het grasveld de officiële dooplocatie op de buitencampus was, waar kringen na een aanvraag gebruik van konden maken. Toch mocht geen schacht het gras betreden. “Het grasveldje was een ongelukkige keuze. Er is te lichtzinnig voorbijgegaan aan de mogelijke weerstand van de bewoners tegen die beslissing, onder het mom van ‘de soep wordt niet zo heet gegeten als ze wordt opgediend’. In september was de soep weliswaar gloeiend heet. De bewoners van het studentenhome tekenden protest aan tegen de dooppraktijken die op minder dan tien meter van hun gevel zouden plaatsvinden. Het rectoraat gaf gehoor aan die klachten en besloot dat op geen enkel domein van UAntwerpen nog gedoopt mag worden.”

 

de doopdoos van Pandora

Die nultolerantie opende een onwelriekend potje voor het rectoraat: de ‘clandestiene’ dooppraktijken aan Fort VI. De site staat niet in het charter en een officiële beleidslijn van de universiteit verbiedt er het dopen. Toch is het fort al jaren de dooplocatie bij uitstek van de buitencampuskringen, omdat de voorgangers van Herman Van Goethem het dopen er telkens oogluikend toelieten. Dat gedoogbeleid was een onaangename verrassing voor het huidige rectoraat, dat besloot voet bij stuk te houden en dopen er nu ook in de praktijk te verbieden. Met als pijnlijk gevolg dat drie weken voor de start van het doopseizoen de buitencampuskringen zowel op het grasveld als aan het fort persona non grata waren.

 

Het grasveldje achter de studentenhome CDE als dooplocatie was een ongelukkige keuze.

 

“Bij een personeelswissel vallen er lijken uit de kast en dit was er een”, laten Koenraad en Tinne weten. Ze nemen het op voor hun broodheer. “Voor de rector was dit een pijnlijke affaire. Hij werd genoodzaakt snel een beslissing te nemen over het doopbeleid en dacht dat hij kon terugvallen op een beleidslijn die al jaren in voege was. Van het gedoogbeleid was hij niet op de hoogte. Dat kan hem moeilijk kwalijk genomen worden. Hij heeft de studenten alleszins niet in de wind willen zetten.”

 

mirakels, helden en levensgevaar

De goeie intenties van het rectoraat ten spijt, was het nieuws voor de studenten een klap in het gezicht. Ze voelden zich buitengesloten, omdat ze niet bij de discussies over een alternatieve locatie betrokken waren. Owen Diebels, praeses van ASK-Stuwer: “We hadden kunnen aangeven dat er aan het fort nog locaties zijn die zich perfect lenen voor het doopritueel.”

Koenraad en Tinne brengen begrip op voor deze denkpiste, maar repliceren dat de hele site van het fort verboden terrein zou zijn geweest. “De site is over de jaren heen veel kleiner geworden. Onder meer een topsportschool, schietclub, paramilitairen en een tennisvereniging hebben zich daar ondertussen gevestigd. Over het dopen denken zij allemaal hetzelfde: ‘Not in my backyard’. De onaangeroerde plekken op de site zijn dan weer levensgevaarlijk.”

 

Over dopen denkt iedereen tegenwoordig hetzelfde: 'Not in my backyard'.

 

Ze leggen ook uit dat er simpelweg geen tijd meer was om met de studentenkringen in overleg te gaan. Bij de stad horen we hetzelfde verhaal: “Een inspraakmoment voorzien was onmogelijk. Bovendien viel deze beslissing in september op een moment dat het Antwerpse Studentenoverleg (ASO) en de kringraden van ASK-Stuwer en Unifac nog niet plaats konden vinden.”

De buurtregisseurs** van de stad zijn overigens zonder meer de helden in het doopverhaal. Halsoverkop gingen ze op zoek naar een nieuwe dooplocatie en ze vonden die ook: uitzonderlijk kon de doop dit jaar plaatsvinden in het Park van Eden. Koenraad en Tinne: “De stadsdiensten hebben zich van hun beste kant laten zien. Tegen een strakke deadline hebben ze die site gefaciliteerd. Dat is een klein mirakel.”

 

een happy end?

Eind goed al goed? Nog niet helemaal. Hoewel de studenten de inzet van de Stad appreciëren en blij zijn dat ze überhaupt een locatie hadden om te dopen, geven ze aan dat het Park van Eden allesbehalve de ideale doopplek was. “Aansluitingen voor water en stroom waren er bijvoorbeeld niet”, vertelt Owen. “De schachten konden zich na de doop niet opfrissen en wanneer de zon onderging hadden we geen verlichting.” Koenraad en Tinne bieden soelaas en benadrukken dat het Park van Eden een tijdelijke oplossing was. “Nu hebben we weer een heel academiejaar om naar een nieuwe dooplocatie op zoek te gaan. De heisa zal volgend jaar nog niet vergeten zijn en zal niet opnieuw voorkomen.”

 

* De – om in studentikoze termen te blijven – codex voor dopen en feesten in Antwerpen.
** Een persoon die in een wijk aangesteld is om acties op te zetten die een positieve buurtbeleving bevorderen.



vrouwelijke constructiewerkers gezocht

25/10/2018
🖋: 

‘De proffen hebben hun tweemaandenbaardje afgeschoren’, zo luidden de eerste woorden van onze dwars 117. Dat proffen meestal mannen zijn, is zo vanzelfsprekend dat niemand vragen stelt bij zo’n openingszin. De cijfers die UAntwerpen in 2014 publiceerde, staken het niet onder stoelen of banken: hoe hoger de graad, hoe minder vrouwen. Onder de gewoon hoogleraren was in 2013 maar 15% vrouw. Nochtans zijn mannelijke studenten al meer dan tien jaar in de minderheid. Hoe kan het dan dat de academische wereld van UAntwerpen nog steeds een echte mannenwereld is?
 

In 2013 werd er aan het decreet op UAntwerpen en andere universiteiten een artikel over genderevenwicht in bestuurs- en adviesorganen toegevoegd. De rectoren van de Vlaamse universiteiten werden van deze wijziging niet bepaald vrolijk, maar het maakte wel duidelijk dat het tijd was voor verandering. Volgens het decreet mag maximaal twee derde van de bestuursorganen van hetzelfde geslacht zijn.

‘Er zou alleen geworven en gezeteld moeten worden op basis van competenties’, luidt één van de grote kritieken op dit soort quota. De kritiek is in zijn kern waar. Petra Meier, kersverse decaan en de enige vrouw in die functie, wijst er echter op dat wat als competent wordt gezien, gebaseerd is op decennia aan voornamelijk mannelijk bestuur. "Zijn we er wel zeker van dat de manier waarop we kwaliteit definiëren zo genderneutraal is? Die discussie moeten we echt nog voeren.”

Naar aanleiding van het quotum is er in 2014 een actieplan geschreven voor een duurzaam genderbeleid. Een artificieel quotum opleggen heeft namelijk ook wat haken en ogen op praktisch niveau. Vrouwen zijn bijvoorbeeld nog altijd ondervertegenwoordigd binnen het zelfstandig academisch personeel (ZAP). Het gevolg is dat de vrouwen die er wel zijn in veel bestuursorganen moeten zetelen om de opgelegde quota te halen. “In sommige faculteiten en commissies moeten vrouwelijke proffen van de ene naar de andere vergadering omdat ze de enige vrouwen zijn. Terwijl mannen de taken kunnen verdelen. Zo worden vrouwen overbelast”, verklaart Kristien Seghers, domeincoördinator van het Team Gelijke Kansen en Diversiteit. Het actieplan heeft dan ook als doel om meer vrouwen als ZAP aan te werven en te behouden.

 

de status quo

We zijn ondertussen een kleine vier jaar verder en het actieplan van 2014 werd deze zomer getoetst aan de huidige stand van zaken. Dit resulteerde in een splinternieuw rapport over gender aan onze universiteit. Seghers gaf meer uitleg bij deze update van de cijfers uit 2013: “Bij studenten, pre- en postdocs, docenten en hoofddocenten zijn er geen aardverschuivingen te bemerken. Bij de hoogleraren daarentegen is het aantal vrouwen op tien jaar wel verdubbeld.”

Bij de studenten steeg het aantal vrouwen over de laatste tien jaar gestaag. Momenteel maken vrouwen met 56% het merendeel van de hoofdinschrijvingen uit, hoewel er nog sterke verschillen zijn tussen de faculteiten. Onder doctoraatsstudenten is de verdeling nog mooi gelijk, maar vanaf de postdocs zien we een knik in de grafiek. Slechts 45,4% van de studenten die hun doctoraat binnenhalen, is vrouw. Dat betekent dus dat minder vrouwen dan mannen hun doctoraat afmaken. Daarna gaat het van kwaad naar erger: maar 28% van de hoogleraren is vrouwelijk, bij de gewone hoogleraren daalt dat cijfer zelfs naar 18%. Op die hoogste treden van de academische ladder zie je wel een groot verschil sinds 2013.

 

Zijn we er wel zeker van dat de manier waarop we kwaliteit definiëren zo genderneutraal is?

 

In vijf jaar is het aantal vrouwen in beide categorieën respectievelijk 16% en 9% gestegen. Deze cijfers zijn natuurlijk een momentopname: dat het aandeel vrouwelijke studenten nu zo groot is, zal op termijn zeker ook zichtbaar worden bij het academisch personeel. In afwachting daarvan moeten we de tijd wel een handje helpen. “Bij het bevorderingsbeleid zijn we heel goed bezig", vertelt Kristien Seghers. “Vrouwen maken nu soms net iets meer kans om bevorderd te worden. Dus het probleem zit niet in de promoties, maar in de aanwerving. We proberen onze maatregelen dan ook meer te richten op de pre- en postdocs."

 

bottleneck

Waar het strategisch actieplan van 2014 nog een breed oplossingskader bood dat inspeelde op verschillende aspecten van een loopbaan aan de universiteit, worden in de beleidsaanbevelingen van 2018 dus alle pijlen gericht op het kritieke punt tussen doctoraat en ZAP. “Het probleem is niet zozeer dat we onvoldoende vrouwen selecteren, maar dat er te weinig vrouwelijke kandidaten zijn. Vrouwen blijken minder geneigd om te solliciteren voor bepaalde functies”, vertelt Seghers ons. Om dit pijnpunt systematisch aan te pakken, worden alle aspecten van het probleem onder de loep genomen. Dat gaat van beeldvorming tot het weghalen van drempels bij vacatures en sollicitaties. “Ik denk dat we op zoveel mogelijk verschillende fronten kleine vooruitgangen moeten boeken”, beaamt Seghers. 

De vraag blijft of al deze maatregelen de kracht hebben om snel en grondig de bestaande structuren te veranderen. Na vier jaar uitvoering van het eerste actieplan is er immers amper verandering in de cijfers op te merken op dat specifieke knelpunt. Ondertussen dringt de tijd: “Als je kijkt naar wie er bij ons in de faculteit als eerste op emeritaat gaat, zijn daar heel wat vrouwen bij. Dan valt het aandeel vrouwelijk personeel in onze faculteit wel heel snel terug", merkt Ilse Loots, oud-decaan Sociale Wetenschappen, op. 

 

Vrouwen zijn vaak geneigd om zichzelf te onderschatten en dus geen dossier voor promotie indienen.

 

Kordaat en structureel optreden is dus de boodschap. Meier is hier duidelijk over: “Er zijn al heel weinig plekken voor ZAP’ers. Als er zo’n opening komt, dan wordt er wel wat gescout. Dus waarom scouten we niet actief, zodat er in de groep sollicitanten al een groot aandeel vrouwen zit?” Of scherper: “Waarom zorgen we er niet voor dat daar waar het genderevenwicht scheef is, we enkel aanvragen bij de ERC Starter Grants (European Research Council) steunen van het ondervertegenwoordigde geslacht tot er een evenwicht bereikt is?” stelt Meier. Met zo’n Starter Grant ben je als onderzoeker zeker van een positie in het ZAP. UAntwerpen heeft hier dus de mogelijkheid om heel rechtstreeks in te grijpen en op een ambitieuze manier het genderevenwicht na te streven. “Dat is geen ingewikkelde maatregel, maar je moet als instelling het lef hebben om dat soort beleid te voeren.”

 

ambitie vs. consideratie

Naast aanwerving kan je ook via promotie zorgen voor een genderevenwicht in de hoge posities. Sinds 2014 is er op dat vlak duidelijk verbetering zichtbaar: eenmaal aangeworven worden vrouwen wel degelijk bevorderd. Ze maken zelfs iets meer kans op een promotie dan mannen. Seghers legt uit hoe het beleid van de laatste vier jaar die trend kon doen omkeren: “Wanneer je nu voldoet aan bepaalde criteria, krijg je sowieso een promotie. Dat is vanuit genderperspectief niet slecht omdat vrouwen vaak geneigd zijn om zichzelf te onderschatten en dus geen dossier voor promotie indienen.” Ze lijkt hiermee de vinger op de wonde te leggen. Iemand die zichzelf niet in een bepaalde positie ‘ziet’, zal ook niet snel solliciteren. 

"Decaan Meier en oud-decaan Loots lijken zich beiden ergens in die theorie te herkennen. “Voordat ik kans maakte om departementsvoorzitter te worden, kreeg ik van mijn mannelijke collega’s te horen dat dat wel in de lijn van mijn ambities lag. Daarvoor stond dat zelfs niet bij mij op de radar”, vertelt Meier. Loots blikt op een gelijkaardige manier terug: “Als ik niet gevraagd was geweest, dan zou ik er nooit opgekomen zijn om dit te doen. Het zijn die duwtjes die mij over de drempel hebben geholpen.”

 

de status quo voorbij

We kunnen wel stellen dat het genderevenwicht bij het personeel van UAntwerpen in 2014 niet in balans was. Het doel van het actieplan was dan ook om de scheefgetrokken status quo grondig bij te werken. Vier jaar later valt er nog steeds genoeg recht te trekken, maar veel van de maatregelen uit 2014 worden ondertussen uitgevoerd. Met de nieuwe beleidsaanbevelingen worden de gaten in het oorspronkelijke plan gedicht. Is die evolutie ook zichtbaar in een mentaliteitswijziging op de werkvloer?

 

Er wordt niet meer negatief gekeken naar quota’s, maar er wordt nog wel over gezucht. 

 

“Er is een groot solidariteitsgevoel, maar dat trekt zich absoluut ook door naar de mannen. Veel daarvan zijn jonge vaders, waardoor ook zij bewust beslissingen moeten nemen over hun loopbaan. Daar wordt veel samen over nagedacht aan de faculteit”, vertelt Loots. Meier voegt toe: “We hebben ook steeds meer gescheiden ouders en dus ook alleenstaande vaders en moeders. Het stijgende aantal echtscheidingen is misschien één van de grote factoren van verandering geweest, net als de zorg voor ouderen. De vraag naar een andere cultuur in de werkomgeving werd daarmee enkel prangender.”

Er zijn nog veel dingen die beter kunnen. Uiteindelijk zal de tijd een betere balans bieden, maar aangezien gendergelijkheid als waarde al enkele decennia hoog in het vaandel staat, kan het geen kwaad om de norm een handje te helpen. Loopt UAntwerpen dan achter? Dat zeker niet. Ze is nog niet waar ze moet zijn, maar ze was wel de eerste universiteit van Europa die een vrouwelijke rector had. Prof. Maria de Groodt-Lasseel gaf eind jaren '70 het startschot. Vanaf dat moment lag het academische pad open voor vrouwen. Nu rest het enkel nog wat vrouwelijke constructiewerkers die dat pad iets toegankelijker maken. Het is aan de volgende generaties studenten en academisch personeel om dat pad vrij van oneffenheden te maken.
 



editoriaal

25/10/2018
🖋: 
Auteur

Mijn opa zei altijd dat het de kunst is om veel te zeggen met weinig woorden. Als gepassioneerde verteller was hij misschien niet de juiste persoon om mij dit te leren, maar dat maakt wat hij zei niet minder waar. Nu we weken lang overspoeld werden met debatten, komen zijn woorden als vanzelf weer bij mij boven borrelen. Een debat is namelijk het perfecte podium voor het lege woord.

Lange, soms geestige of bijna poëtische zinnen galmden door de aula’s en over de stadspleinen. Wat herinner ik mij nog van de inhoud? Weinig. Niemand is racistisch en iedereen wilt vrijheid voor het volk. Als je niet diep genoeg naar de betekenis zoekt, vraag je je soms bijna af waarom niet alle politici het met elkaar eens zijn.

Op deze pagina’s moet ik zuinig zijn met wat ik zeg. Ik mag maar 1800 tekens met jullie delen. Ons studentenblad is een medium van weinig woorden waarin iedere term wordt afgewogen. Passages worden geschrapt en herschreven. De helft van wat wij schrijven zal jullie nooit onder ogen komen, en dat is precies zoals we het hebben willen.

Maar laten we eerlijk zijn. Als een babbeltje over het weer niet langer mocht, en ideologische speeches bij voorbaat werden afgeschreven, zou de charme van het woord al snel vervagen. En bovenal, ik ben stiekem nooit uitgekeken geraakt op de eindeloze verhalen van mijn opa. Juist woorden die niet de essentie zijn van wat gezegd wordt, geven de context en de kleur.

Die context is de basis van een goed verhaal en een sterk artikel. Juist dat is wat als eerste wegvalt als we ons enkel focussen op de essentie. Deze dwars zijn de minderheden in de meerderheid. We willen jullie geen kernachtig, maar een reëel beeld geven vanuit ogen die niet de jouwe zijn. In deze editie zijn we niet het podium van het lege woord, maar dat van de context.



over knutselen met bamboe, plogging en een pint bij de stoof

25/10/2018
Proffenprofiel: Karine Van Doorselaer (© Arno Dethoor | dwars)
🖋: 
Auteur

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die ze zelf niet durven stellen. Karine Van Doorsselaer is hoofddocente bij Productontwikkeling, waar ze al sinds 1995 de vakken rond materiaalkunde en ecodesign geeft. 

Uit welk aspect van het lesgeven haal je de meeste voldoening?

Voor mij is dat vooral het contact met de studenten. Daarnaast heb ik graag het gevoel dat ik mijn strijdvaardigheid tegenover de ecologische problemen kan doorgeven. Ik geef graag inzichten en informatie over ecodesign mee die je kan gebruiken als ontwerper, maar evengoed in je dagelijks leven.

 

We kennen je als een docent die ook buiten haar lessen graag tijd besteedt aan studentikoze activiteiten. We denken dan aan je jaarlijkse memorabele passage als Zwarte Piet of je presentatie tijdens de PO-quiz. Waar haal je je energie en enthousiasme vandaan?

Docenten zijn ook mensen. Ongeacht de leeftijdsverschillen kunnen we samen plezier maken en op een ontspannen manier met elkaar omgaan. Zo houd ik ook voeling met wat leeft onder de studenten.

Ik merk wel hoe het contact met studenten veranderd is doorheen de jaren. Voor we e-mail gebruikten, kwamen studenten met hun vragen aan mijn deur. Nu krijg ik veel mails. Dat is natuurlijk wel gemakkelijk, maar het is spijtig dat door de technologie het menselijk contact deels verloren is gegaan.

 

Bedrijven wakkerschudden vraagt soms om straffe taal.

 

Hoe ziet jouw typische werkdag eruit?

Ik ben een ochtendmens, dus ik geef het liefst les om 8.30 u. Ik probeer ook mijn mails te beantwoorden aan het begin van de dag, dan ben ik het scherpst. Als pauze ga ik graag naar buiten, dan snoei ik mijn bomen of ga ik wandelen. Wanneer ik op verplaatsing werk, reis ik door heel Vlaanderen om te spreken op congressen of in bedrijven over ecodesign. Productontwikkeling bestaat ondertussen al vijftig jaar, maar ik heb nog steeds het gevoel dat ik missionariswerk moet doen.

Mensen denken dat productontwikkelaars enkel bezig zijn met design, dat we enkel een vorm en een kleur geven aan producten. Voor ecodesign geldt dat nog harder: dat is voor veel mensen nog knutselen met bamboe. Mijn grote missie is om duidelijk te maken dat ecodesign gaat over levenscyclusdenken. Samenwerking tussen alle partners in elk onderdeel van de levenscyclus van een product is daarbij cruciaal en de ontwerper speelt daarin een belangrijke rol. Maar sommige bedrijven zijn daar nog niet van overtuigd of brengen zelfs geen oprechte verhalen. Dan geef ik mijn ongezouten mening. Bedrijven wakkerschudden vraagt soms om straffe taal (lacht). ‘s Avonds sluit ik de dag af met een pint in de zetel naast mijn stoof, met een goed boek erbij. En dan ben ik tevreden over mijn dag. 

 

Kunststoffen zijn momenteel een trending topic en onderwerp van maatschappelijke discussie. Zie je dat als een goede zaak? 

De kunststoffen zijn inderdaad in een negatief daglicht komen te staan, onder andere met de plastic soup. De oorzaak van de plastic soup ligt echter bij de consument: kunststof is een goed materiaal, maar je moet er bewust mee omgaan. Als consument ben je het gewoon om alles weg te gooien. Dat gedrag wordt gestimuleerd door de industrie. Als er geen wegwerpproducten meer zouden worden gemaakt, zouden ze ook niet worden weggegooid door de consument. Het is dus goed dat we er zoveel aandacht aan besteden. We zitten nu op een kantelmoment en we moeten zo snel mogelijk de principes van de circulariteit opnemen in ons economisch verhaal. Op die manier zal de negatieve connotatie van kunststoffen ook weer verdwijnen. We mogen de impact van de consument daarin niet onderschatten: hij kan de markt sturen. Bewustmaking is daarbij belangrijk, net als sociale controle. Ik zeg soms tegen voorbijgangers die afval op straat gooien: “Doe je dat thuis ook?” 

 

Wat doe je het liefst op een zondagmorgen?

Ik ben, zoals ik al zei een vroege vogel. Lang uitslapen doe ik niet. Aan de ontbijttafel vertel ik hoe de week geweest is tegen mijn vriendin. Daarna wil ik zo snel mogelijk naar buiten om te wandelen of te fietsen. Tegenwoordig ga ik ploggen: dat is wandelen en tegelijkertijd zwerfvuil oprapen. Na mijn wandeling is de omgeving weer een stuk properder en zo verzamel ik meteen wat didactisch materiaal (lacht). Gisteren vond ik op de rommelmarkt een bakelieten telefoon voor twee euro! Misschien kan ik daar wel een gsm inbouwen. Dat zou pas lachen zijn, als mijn bakelieten telefoon afgaat in de les. Eigenlijk amuseer ik mij wel, het zijn de grapjes in de les die bij de studenten blijven hangen. Zo krijg ik de kans om mijn kennis door te geven.

 

We sluiten graag af met een paar dilemma’s: kiezen we best voor een metalen drinkbus of een kunststof drinkbus?

Ik merk in de les dat steeds meer studenten een drinkbus meenemen in plaats van een petfles. Voor mij is het heel simpel: kies voor een metalen drinkbus. Ik ga nog wat lesgeven: kunststoffen zijn gemaakt uit polymeren. Die moleculenketens zijn niet allemaal even lang, de kleinste molecuulketens migreren uit de kunststof in je drank. Ook wanneer je de dop van je fles opendraait kunnen er kleine kunststofvezels in je water terecht komen. Zorg dus voor een metalen drinkbus, liefst niet gecoat en van roestvrij staal.

 

Plastic tasjes moedigen zwerfvuil aan en worden niet gerecycleerd.

 

Bij de supermarkt: een papieren zak of een zak van bioplastic?

We moeten zo snel mogelijk van die wegwerptasjes af. Neem gewoon je eigen tas mee. Maar als ik echt moet kiezen, dan ga ik voor papieren zakken. De consument is vertrouwd met papier en als hij milieubewust is, gooit hij die zakken bij het oud papier. Zo komen ze in het recyclagecircuit terecht. Die biodegradeerbare plastics worden geweigerd in de composteerinstallaties en dus gewoon verbrand. Zelfs als erop staat dat ze biologisch afbreekbaar zijn, kan je die niet op de composthoop gooien. In de natuur gooien is zeker geen goed idee. Die plastic tasjes moedigen zwerfvuil aan en worden niet gerecycleerd. Maar de boodschap blijft dus: neem je eigen totebag mee.

 

McDonalds is op papieren rietjes overgeschakeld. Is dat een goed idee?

Ah, dat kan je makkelijk testen. Vaak zijn die rietjes gecoat met een dunne kunststoflaag, zoals dat ook met koffiebekers gebeurt. Als je die rietjes scheurt, dan zouden ze over de volledige lengte in twee richtingen moeten scheuren. Als ze gecoat zijn, dan zal je een vliesje overhouden. Het kan wel dat er een soort wax over zit om ze wat meer waterafstotend te maken, maar die is getest op schadelijkheid voor de gezondheid. Rietjes zijn een van de producten die het vaakst in zwerfvuil worden gevonden. Dus dat McDonalds en andere fastfoodketens daarmee bezig zijn, betekent dat ze aan het anticiperen zijn op de wetgeving die komt. Plastic rietjes en oorstokjes moeten eruit. Zolang het alternatief maar niet slechter is dan wat het moest vervangen. 



de wereldverbeteraar

25/10/2018
🖋: 

De mug die om je oor zoemt als je probeert te slapen toont geheel onbaatzuchtig aan dat je nooit te klein bent om een wereld van verschil te maken. In de aula komt de student in aanraking met kleine en grotere problemen uit het dagelijkse leven: gebrek aan koffie, verloren versnaperingen en professoren die zijn vergeten hoe het is om student te zijn. Van tijd tot tijd nemen de frustraties zo’n proportie aan dat de toogfilosoof uithangen in een troosteloos bruin café niet meer volstaat. In elke dwars kaart de wereldverbeteraar daarom een concreet probleem aan uit het studentenleven. Oplossingen groeien soms immers gewoon aan de bomen, als je maar naar boven durft te kijken om ze op te merken.

Koffie is de weg naar succes, dat weet iedereen. Het advies van de befaamde Harry Potter aan zijn medeleden van de Orde van de Feniks staat ons nog helder voor de geest: “Working hard is important but there is something that matters even more: coffee.” Toegang tot dit zwarte drankje is als een open deur naar sprankelend geluk, onuitputtelijke energie en het moeiteloos verzetten van bergen werk. Maar net zoals alle andere wegen die leiden tot een geslaagd leven, is het pad voor de een hobbeliger dan voor de ander.

Geen afhaalkoffie betekent namelijk minder kracht om alles uit het leven te halen, wat onvermijdelijk leidt tot minder inkomsten, wat dan weer betekent dat er minder tijd én geld overschiet om zich te goed te doen aan de hemelse drank. Met alle gevolgen van dien. Het is helaas de schrijnende waarheid: de structurele ongelijkheid zit niet alleen diep geworteld in de maatschappij, maar ook in de Universiteit Antwerpen. Niet alle studenten hebben dezelfde simpele en goedkope toegang tot het drankje der succes. Hoewel de eerste verschillen zich al voordoen tussen de Stadscampus en Campus Mutsaard, zijn het vooral de buitencampussen die het zwaarst getroffen worden door deze rampspoed. De enige koffiebronnen hier zijn de resto's en Starbucksapparaten. Voor deze studenten geen gezellige, kwaliteitsvolle koffieplekjes om aan het soms barre studentenleven te ontsnappen. Zij zitten gevangen in een mensonwaardige situatie, getekend door aanhoudend gebrek aan koffiekeuze.

 

Toegang tot dit zwart drankje is als een open deur naar sprankelend geluk.

 

Zelf ben ik nog maar een redelijk recentelijk ontwaakte koffiedrinker. Ik zou niet zeggen dat ik verslaafd ben, ik heb het gewoon nodig. De horror van het koffieloos leven staat nog duidelijk in mijn geheugen gegrift, zo goed als onverwerkt. Na het eerste contact van mijn lippen met het wonderdrankje transformeerden als bij toverslag de grijstinten van mijn bestaan in alle kleuren van de regenboog. Hierdoor kan ik mijn ogen niet meer sluiten voor de erbarmelijke situatie waarin sommige van mijn medestudenten zich nog bevinden. Eenmaal gezien kan het niet ont-zien worden.

Geef nou toe, de student die niet over de mogelijkheid beschikt – zowel fysiek als financieel – om tijdens een pauze of tussen de lessen door snel een kopje vloeibare energie te gaan halen, is een verloren student. Augustus Waters uit The Fault in Our Stars – Gus voor de vrienden – had ongelijk, the world is indeed a wish-granting factory. Alleen vergt die massa’s cafeïnerijke dranken als brandstof. In tijden waarin koffie de motor van de maatschappij is en cafeïnevrij succes een onbestaand fenomeen is, is het te gek voor woorden dat de wijdere omgeving rond UAntwerpen nog geen stappen heeft ondernomen om de gelijkheid der koffiedistributie te bewerkstelligen.

Koffie is niet voor niets een onontvreemdbaar recht voor ieder mens, kijk maar na in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De wereld zou dan ook zoveel beter zijn mocht onze universiteit over haar eigen koffieplantage beschikken. Het is het principe van ‘twee vliegen in één klap’, maar dan met meer exemplaren: zowel de studenten als de professoren terug aan het bewegen krijgen bij de bewerking van het land én een eindeloos toestromende voorraad koffie. Iedereen kan vanuit zijn eigen vakgebied een steentje bijdragen wanneer voor alle bachelorstudenten een verplicht vak van 10 studiepunten, buitenlandse studiereisjes en koffieconferenties voorzien worden. Hierdoor wordt de leerstof ineens in praktijk omgezet: drie vliegen in dezelfde klap dus. De vierde vlieg zorgt voor de kers op de taart: een Belgische koffie-gelijke samenleving is geboren.

 



Mohamed Barrie, passant met een plan

25/10/2018
🖋: 

African Youth Organisation (AYO) viert zijn verjaardag, na één jaar succesvol een thuis te bieden aan studenten van Afrikaanse afkomst – of met interesse voor Afrika. dwars ging aan de koffie met voorzitter Mohamed Barrie hoewel hij voor een kopje thee ging, want hij heeft een zeldzame aandoening waardoor hij van koffie in slaap valt. Dat is natuurlijk niet zo handig in een druk leven.

Mohamed woont in Borgerhout en doet zijn master Sociaal Werk aan UAntwerpen. “Sociaal Werk is echt mijn ding", vertelt hij. "Ik vind het fantastisch om mensen te prikkelen en krijg er zelf veel energie van.” Hiernaast is hij in de weer met van alles en nog wat, maar vooral met AYO, waarvan hij voorzitter en medeoprichter is. In zijn vrije tijd is hij ook coach van de vrouwenvoetbalclub U16 City Pirates en leest hij graag. Van af en toe niks doen kan hij ook genieten.

Mohamed heeft er twijfels bij hoe je momenteel in het hoger onderwijs in een bepaald model moet passen. Er wordt verwacht dat je theorie succesvol kunt herkauwen en reproduceren. "Studenten die goed kunnen blokken, hebben dus automatisch een voordeel." Op de vraag wat voor soort student hij is, heeft hij een duidelijk antwoord. “Ik ben een vrij assertieve student en probeer de les met een alerte blik te volgen. Ik ben kritisch naar mezelf toe, maar ook naar degene die de les geeft. Waarom de docent bepaalde dingen wel of niet behandelt, bijvoorbeeld."

 

Ik ben autonoom, een passant in dit leven.

 

aarden bij AYO

Het hoger onderwijs ziet Mohamed als een huis vol leven: "Het is een plek waar iedereen een kamertje zoekt. Wanneer je voor het eerst binnen komt voel je je niet zo thuis. Later leer je te aarden, zoals planten die hun diepe wortels hebben, in plaats van enkel de bladeren die meegenomen worden door de wind." Voor jongeren met Afrikaanse roots wil AYO dit aarden graag faciliteren.

Bij de instroom van studenten wordt de focus vooral op onderwijs zelf gelegd. De jongeren worden begeleid en er worden experts uitgenodigd voor bepaalde topics, zoals stress of timemanagement. Het eerste jaar is voor iedereen zoeken. "We streven naar een peer-to-peer ondersteuning. Iemand die bijvoorbeeld in de Sociale Wetenschappen zit, zal door mij ondersteund worden.”

 

de weg naar geluk

‘AYO’ komt uit het Yorubaans, een Nigeriaanse taal, en betekent ‘zelfrealisatie’ of ‘pad naar het geluk’. “Je hebt een diploma, oké. Een diploma is fijn, maar het is veel belangrijker hoe je er bent geraakt en wat heeft bijgedragen aan jouw zelfontplooiing", zegt Mohamed. "Opdat de studenten zich beter kunnen wapenen tegen druk, willen we ze tools leren gebruiken die ze al in zich hebben.”

Ze geven het startschot van het jaar met de introductieweek in oktober. “Bij AYO doen we niet aan dopen, gezien we niet echt een drinkcultuur hebben, maar feesten kunnen we natuurlijk wel. We gaan naar Café au Lait, waar ik zelf soms draai", aldus Mohamed. "Daar is een gemoedelijke sfeer, je kunt chillen of dansen als je daar zin in hebt." Nieuwe leden leren via AYO ook de stad en campus kennen. Die kennismaking is best persoonlijk. Zo laat Mohamed laat bijvoorbeeld zijn favoriete vegan eetplekjes zien.

 

Pas later kun je aarden, zoals planten die hun diepe wortels hebben.

 

Naast studentikoze activiteiten organiseert AYO culturele evenementen. Elke maand houden ze een African Storytelling-avond, gebaseerd op een intrigerend concept uit de Afrikaanse cultuur. "Je zit ’s avonds samen en luistert naar verhalen van de ouderen, opdat hun wijsheden niet vergeten worden." Die avond draait het om écht te luisteren en er dan over te praten. Dit concept lijkt verloren te gaan in het sociale mediatijdperk.

Daarnaast zijn ze bezig met Read it out loud. Per maand wordt er één boek behandeld en nodigen ze experts uit, waardoor dit initiatief zich kan ontwikkelen tot een soort platform. "Denk aan TED Talks met historische inhoud tot hedendaagse onderwerpen. Met al deze initiatieven kunnen we studenten bagage meegeven bovenop hun diploma."

 

goede bedoelingen zijn niet goed genoeg

De universiteit is deel van het systeem van de Westerse samenleving. Toch is ze niet bepaald een weerspiegeling van de realiteit in de straten van Antwerpen. "Hoe hoger je komt, hoe witter en mannelijker het wordt. De docenten zijn zich wellicht niet bewust van de witte bril waar ze door kijken."

Mohamed gaf het vak Sociologie als voorbeeld aan, waar er een aantal personen uit de geschiedenis naar voren komen. "Neem nu Auguste Comte: hij was een van de grondleggers van de sociologie, maar ook een schepper van racistische theoriemodellen. Onrechtstreeks was hij wellicht verantwoordelijk vele moorden." Dit werd echter niet aangekaart in de les. Bij zo'n gebrek aan nuances moet in vraag gesteld worden of de lesgevers zich bewust zijn van hun eigen gekleurde perspectief.

De universiteit moet over haar rol als kennisinstituut reflecteren. Een tweede voorbeeld komt uit een les Literatuur. Er wordt gedoceerd over niet-witte schrijvers. "Maar als ik kijk naar wie de docent is, krijg ik het gevoel van object-subject. Het is hun onderzoeksproject. Soms is dat met de beste bedoelingen, maar het is niet genoeg." Mohamed heeft nog genoeg andere voorbeelden: in Hedendaagse Sociologie stond postkoloniale sociologie op het programma. "Dit was pas één week voor het examen, een half uurtje in de les", zegt Mohamed teleurgesteld. Het doet je afvragen wie er eigenlijk bepaalt wat er voor studenten relevant is.

 

toekomstmuziek

Is het dan niet belangrijk dat de diversiteit van perspectieven op een structurele manier een draagvlak krijgt? Mohamed maakt duidelijk dat hij het beu is om als student die nuances naar voren te moeten brengen. Een vaste job aan de universiteit ziet hij nog niet meteen zitten. "Hell no. Er zijn veel opties, veel wegen. Ik ben autonoom, een passant in dit leven", vertelt Mohamed. "Ik kan ergens in- of uitstappen, ik kan mij verbinden of loslaten. Maar ik wil vooral geen eigendom zijn van instellingen met hun clubjes en codes", gaat hij verder. "Ik sta achter mijn je m’en fou-houding, ik geef weinig om titels, erkenning of waardering.”

 

Ik heb onderweg graag een boek in de hand,
om het beeld te breken dat jongeren niet lezen.

 

“Soms sta je op een podium voor 700 man en erna doe je thuis de afwas voor je moeder. Daartussen ben je mens. Het eerste beeld geeft je status, maar is niet zo interessant als de ruwheid van het leven en de alledaagse dingen.”

 

onderweg naar verandering

Mohamed heeft altijd een boek in zijn tas zitten. Nu is dat The Dead Emcee Scrolls: The Lost Teachings of Hip-Hop van Saul Williams. "Saul Williams is een veelzijdige artiest. Hij is slam poet, muzikant, acteur en schrijver. In dit boek vindt hij geheimzinnige rollen perkament die hij tracht te ontcijferen." Literatuur zit in Mohameds bloed. "Ik heb een boek in mijn hoofd: het zijn drie verhalen die een reeks vormen, ik ga nog niet te veel vertellen. Het zal veel informatie bevatten voor de jeugd; een boek dat ik graag als kind had gelezen.”

“Ik heb onderweg het liefst een boek in de hand om het beeld te breken dat jongeren niet lezen. Zeker als kind van Afrikaanse afkomst herken je je niet in dat beeld. Je denkt, dat is niet voor ons." Soms gaat een kind naast hem zitten om hem vragen te stellen. Dan komt de socioloog in Mohamed naar boven. Hij creëert situaties en interageert met de publieke ruimte. "Het is fascinerend om te observeren hoe de onderstroom van de maatschappij in elkaar zit.”