De echte student bestaat bijna niet meer, denk ik, zei hij. Als we de in aula’s met duizenden samengetroepte universiteitsstudentjes zien, worden we misselijk, omdat we ook, als we zien hoe er aan ons universitair onderwijs geprutst wordt, misselijk worden. Iedere morgen, als we opstaan, worden we misselijk van die hervormingen in het hoger onderwijs en als we naar de universiteit gaan, worden we misselijk van de universiteitsstudentjes die de universiteiten opvullen. Het studentenbestaan is een gigantische bespiegeling waar we, als we eerlijk zijn, als we ’s morgens opstaan, iedere keer misselijk van worden. Zoals alle studenten behoor ik tot het studentenleven, waar ik, als ik ’s morgens opsta, misselijk van word.
De meeste studenten durven en kunnen niet meer spreken, ze hebben leren zwijgen en dat voor een groot stuk door de mediageile media, die zelf zwijgen waar ze zouden moeten roepen en roepen waar ze zouden moeten zwijgen. De media, die ons langs alle kanten verbaal aanranden, berichten de studenten over de ingrijpende hervormingen in het hoger onderwijs en berichten hen over alle vreselijke en ondemocratische en leugenachtige hervormingen van het hoger onderwijs, alleen zeggen ze niet dat die hervormingen ook vreselijk en ondemocratisch en leugenachtig zijn. Ze berichten daarentegen over de liposuctie en de neuscorrectie en de drastische hervormingen aan de uitgelebberde borsten van een ongelukkig wicht, alleen zeggen ze niet dat het optrekken van de schijn het echte leven niet is. Ze berichten over het lekker bekken van Eva België met Eva Holland, ver weg van de werkelijkheid, alleen zeggen ze er niet bij dat de ware romantiek echt niet in de veel te kleine onderbroek van zo’n natte paal in het Mexicaanse water zit. De media nemen de mensen al jaren en tientallen jaren lang in het ootje en leren ze zwijgen over dingen die echt gebeuren en die echt belangrijk zijn en de media zijn daar zelf bovendien verdomd goed in, zei hij. Ze hebben de studenten in slaap gezeverd en geluld en hebben de studenten leren zwijgen over de Bologna-akkoorden en de plannen van Marleen Vanderpoorten en de geilheid van rector Oosterlinck die niets anders dan een kapitalistisch despoot is.
En omdat de studenten hebben leren zwijgen, zijn het voorbeeldige studenten. Voorbeeldige studenten zwijgen tegenwoordig over hetgeen hen als studenten zou moeten bezighouden en roepen over wat hen door de media is voorgeroepen, anders niets. Omdat ze hebben leren zwijgen over de vreselijke en ondemocratische en leugenachtige hervormingen van het hoger onderwijs, zijn het voorbeeldige studenten en passen ze perfect in het maatschappelijk systeem. Ze passen perfect in het maatschappelijk systeem omdat ze hebben leren zwijgen wanneer er aan hun rechten en verworvenheden en degelijk hoger onderwijs geprutst wordt, en wat is er gemakkelijker dan studenten die zwijgen als er aan hun rechten en verworvenheden en degelijk hoger onderwijs geprutst wordt. Ze zullen voorbeeldige burgers worden en zwijgen als er aan hun rechten en verworvenheden en sociale zekerheid geprutst wordt. Ze zullen voorbeeldige burgers worden die perfect in het systeem passen omdat ze ook voorbeeldige studenten waren die zwegen wanneer er op vreselijke en ondemocratische en leugenachtige wijze aan hun rechten en verworvenheden en degelijk hoger onderwijs geprutst werd.
Want wat zijn die BaMa-hervormingen anders dan één vreselijke en ondemocratische en leugenachtige afbouw van ons degelijk hoger onderwijs, waar de studenten niets over zeggen, zei hij. Hij sprak enkel over zwijgende studenten, en als hij over zwijgende studenten sprak, sprak hij enkel over het ontbreken van woorddadigheid bij die studenten. Want wat zijn die studenten anders dan broekverslijters die loeien als de koeien en verder niets zeggen en niets doen. Altijd een grote mond maar nooit een zinnig woord, altijd de grote vernieuwers maar nooit een idee, altijd de hoop van de toekomst maar nooit verder dan hun eigen verleden dat ze nog niet hebben. En net als in de media zijn er natuurlijk wel een paar die wel degelijk iets zeggen, maar dat zijn dan dikwijls vlegels die niet veel te zeggen hebben en niet weten wat ze zeggen omdat ze helemaal niets te zeggen hebben, maar enkel in de belangstelling willen staan, wat ze dan wijselijk niet zeggen.
Ze roepen dat de verworpenen der aarde moeten opstaan, maar zijn te enggeestig om te beseffen dat ook zij rustig blijven liggen. Ze blijven liggen omdat ze evengoed slaaf geborenen zijn van oude vormen en gedachten en omdat hun nieuwe gedachten even oud en extreem en bekrompen zijn als de oude gedachten. Hun nieuwe gedachten hebben alleen nog geen vorm, maar omdat ze even oud en extreem en bekrompen zijn als de oude gedachten hoeven ze die ook niet te hebben, omdat er in feite helemaal niets zal veranderen. En als er al iets zou veranderen dan zou er niet veel veranderen, maar er verandert helemaal niets omdat elk redelijk willen verloren gaat in het getier. En dus moet er helemaal niet gelet worden op hen, want ze roepen maar wat en doen niets, en als ze al iets zouden doen dan verandert er niets, zei hij.
“Links, links!” roepen ze, maar op één been kan je niet staan en iedereen heeft ook twee benen: “Links-rechts, links-rechts.” Met twee zo’n gelijklopende benen loop je trouwens nog beter in de rij. Er zijn er maar een paar die echt beseffen dat er gezwegen wordt waar er gesproken dient te worden en dat er geroepen wordt, waar beter gezwegen kan worden. Zwijgzame studenten die beseffen dat er geroepen moet worden waar er gezwegen wordt en dat er gehandeld moet worden waar er actie noch reactie is. Echte studenten verheffen hun stem en spreken uit wat verzwegen wordt en doen wat niet gedaan wordt en hopen dat ze echt iets kunnen veranderen omdat ze ook echt iets willen veranderen. Ze willen niet zwijgen en volgen en worden misselijk van de zwijgzaamheid en kuddegeest van vele studenten en daarom zeggen ze wat gezegd moet worden en doen ze wat gedaan moet worden. Want wijzen zeggen niets, maar doen, zei hij, schreef
Ewald Peters
Bewerking van een fragment uit Thomas Bernhard, Alte Meister. Suhrkamp, Frankfurt/M: 1985.