Later word ik dierenarts

tussen droom en werkelijkheid
10/04/2010

Elk jaar opnieuw schrijven zo’n 150 studenten zich aan de UA in voor de opleiding Diergeneeskunde. Ze hopen op die manier hun kinderdroom te realiseren. Velen koesteren de ambitie, weinigen is het geluk echter gegund. De cijfers liegen er niet om. Het slagingspercentage is al jaren het laagste van de verschillende opleidingen aan de UA en ook afgelopen semester lagen de resultaten bedroevend laag.

Van de 175 generatiestudenten (studenten die een modeltraject volgen, nvdr.) die in januari examens aflegden, waren er slechts dertien die voor alle zes de vakken slaagden. 105 studenten (meer dan de helft!) behaalden zelfs minder dan drie credits. Verontrustend, maar niet echt verwonderlijk volgens Chris Van Ginneken, voorzitter van de Onderwijscommissie Diergeneeskunde: “We hebben in de Diergeneeskunde te maken met een ietwat atypische studentenpopulatie. Enerzijds is er het grote aantal Nederlandse studenten. Het gros daarvan komt hun geluk in België beproeven omdat ze in Nederland, waar gewerkt wordt met een numerus fixus, niet mogen meeloten vanwege een foute vooropleiding. Deze studenten beginnen, omwille van die minder goede vooropleiding, maar ook door een verschillend onderwijssysteem, sowieso al wat ‘gehandicapt’ aan de opleiding. Anderzijds zijn er ook heel wat Vlaamse studenten die, ondanks een minder geschikte vooropleiding, toch voor deze richting kiezen.”

 

De lage kans op succes lijkt in eerste instantie dus te wijten aan de heterogeniteit van de studentenpopulatie. Nochtans moeten we constateren dat de resultaten van de januari-examens niet beter zijn dan voorgaande jaren. Dit ondanks het feit dat het aantal buitenlandse studenten dit academiejaar voor het eerst sinds jaren weer lager ligt, terwijl het aantal studenten afkomstig uit een ASO-richting aanzienlijk steeg. Chris Van Ginneken: “Als we kijken naar de slagingspercentages van de afgelopen jaren, stellen we vast dat deze spectaculair beginnen te dalen vanaf 2006-2007. Als gevolg van de invoering van de bama-structuur is er toen een drastische curriculumwijziging doorgevoerd. Laatstejaarsstudenten moesten plots een masterproef schrijven (voor studenten Diergeneeskunde was dit voor de invoering van de bama-structuur niet verplicht, nvdr.) en hiervoor moesten de nodige studiepunten ‘vrijgemaakt’ worden. Men is toen gaan snoeien in het aantal contacturen voor de basisvakken, zoals Fysica en Chemie. Het zijn vooral deze vakken die nu voor veel studenten een struikelblok vormen.”

 

Velen willen dierenarts zijn, weinigen willen het worden

Departementsvoorzitter Peter Bols ziet nog andere oorzaken. De studenten zouden geen realistisch beeld hebben van de inhoud, noch van de studiebelasting van de opleiding. “Niet eens de helft van de studenten komt naar een infodag en slechts een kleine minderheid heeft al eens met een dierenarts meegelopen. Bijgevolg begint een groot aantal met een geromantiseerd beeld aan zijn studie.” Voorts heeft hij de indruk dat heel wat studenten niet gemotiveerd genoeg zijn: “Jonge mensen kunnen zich maar moeilijk engageren voor iets waarvan de finaliteit pas zes jaar later ligt.” De cijfers spreken voor zich: 95 procent van de studenten volgt een geïndividualiseerd traject (GT). Peter Bols betreurt dit: “De invoering van de bama-structuur met zijn creditbewijzen heeft de motivatie sterk doen dalen. Veel studenten hebben zoiets van ‘dat doe ik volgend jaar wel’. Bovendien is het selecterend vermogen van de opleiding door de mogelijkheid tot GT sterk teruggedrongen. Met als gevaar dat er minder kwaliteit wordt afgeleverd aan het einde van de rit.”

 

Deeltijds dierenarts

In de hoop het slagingspercentage op een kwalitatieve manier omhoog te krijgen, werd vanaf dit academiejaar een deeltijds programma opgesteld, gericht op studenten met een slechte vooropleiding. Wie zich inschrijft voor het ‘deeltraject’ kiest voor een bacheloropleiding gespreid over vier jaar (in plaats van de oorspronkelijke drie), waarbij het aantal studiepunten gradueel wordt verhoogd per studiejaar. Concreet betekent dit 30 studiepunten in het eerste jaar, 40 in het tweede, 50 in het derde en tenslotte de volle 60 studiepunten in het vierde en laatste bachelorjaar. Het reduceren van de studiebelasting per academiejaar zou studenten de mogelijkheid moeten bieden meer gebruik te maken van het ‘monitoraat op maat’ en zo hun slaagkansen te verhogen. Hoewel Chris Van Ginneken het deeltraject op zich een goede zaak vindt, heeft ze er toch ergens een dubbel gevoel bij: “Dankzij het deeltijds programma wordt het aantal uren dat een student kan investeren in een welbepaald vak opgetrokken. Dit heeft uiteraard een positief effect op de resultaten voor de betreffende vakken, maar in hoeverre geven we de studenten hierdoor valse hoop? Uiteindelijk zullen ze in hun masterjaren immers wel de volledige 60 studiepunten per academiejaar moeten opnemen. Bovendien wordt het selecterend vermogen van het eerste bachelorjaar door de mogelijkheid tot het volgen van een deeltijds traject, niet meer ten volle benut...”

 

Toelatingsexamen?!

Je kan er maar moeilijk omheen. Als we de resultaten van de Diergeneeskunde vergelijken met die van de Geneeskunde, constateren we dat de toekomstige artsen voor dezelfde vakken, die ook samen gevolgd worden, beduidend hoger scoren. Wie later een witte jas wil dragen, moest immers eerst slagen voor het toelatingsexamen. Zou dit ook binnen de Diergeneeskunde een oplossing kunnen zijn voor het probleem van de lage slagingspercentages?

 

Zowel Peter Bols als Chris Van Ginneken kunnen zich vinden in het idee van een toelatingsproef: “Het zou veel studenten heel wat tijd en een grote teleurstelling besparen. Bovendien zou de kwaliteit van het onderwijs, dankzij een meer uitgedunde groep met grotere homogeniteit erop vooruit gaan.” Beiden benadrukken wel ten zeerste dat zo’n ingangsexamen geen selectie mag zijn op louter wetenschappelijke kennis. “Motivatie, inzicht in het beroep, maar ook communicatieve vaardigheden zijn zeker aspecten waarnaar in een gesprek gepeild zou moeten worden”, aldus Peter Bols.

 

De kans dat er ooit een ingangsproef komt voor toekomstige dierenartsen is echter zo goed als onbestaande. Sinds de democratisering van het onderwijs heeft in Vlaanderen immers iedereen recht op vrij onderwijs. Dat wie (tand)arts wil worden zich wel door een toelatingsexamen moet wroeten, is enkel en alleen te wijten aan een besparingsmaatregel om de stijgende kosten van de ziekteverzekering te drukken. Vanuit maatschappelijk oogpunt is er echter niemand vragende partij om het aantal dierenartsen te beperken.