Door het noodlot heen geschreven

Het dagboek van professor Joris Gerits
12/04/2007

Het voelt enigszins onwennig om in het privé-leven van een prof te spitten, maar in een interview over het dagboek van zo’n prof kan je natuurlijk moeilijk anders dan persoonlijke vragen stellen. Joris Gerits doceert Nederlandse Letterkunde, Nederlandse Taalvaardigheid en Rechtstaalbeheersing aan onze universiteit en nu debuteert hij met zijn dagboek '365'. Daarin beschrijft hij het noodlottige jaar waarin zijn tweede huwelijk (met de vrouw die hij zijn Licht noemt) na zeventien jaar op de klippen loopt, hij moeizaam herstelt van slokdarmkanker en met lede ogen moet aanzien hoe twee van zijn vier kinderen met zichzelf worstelen in de psychiatrie. Erover schrijven is één ding, erover spreken met wildvreemden is nog iets anders. Als wij al schroom voelen om onze vragen te stellen, hoe moet het dan voor hem zijn om erop te antwoorden?

Joris Gerits Interviews zijn neveneffecten van de publicatie van een boek en omdat het over mijn dagboek gaat, krijg ik soms inderdaad erg persoonlijke vragen. Ik probeer die dan zo goed mogelijk te beantwoorden, wat niet wegneemt dat ik de dingen achteraf bekeken soms liever anders geformuleerd had. Zeker voor zo’n groot publiek. Wat ik vooral jammer vind aan interviews met een auteur, is dat ze vaak de lectuur van het boek vervangen. Mensen praten mee over het boek op basis van zo’n interview, alsof ze het zelf gelezen hebben. Maar eigenlijk moeten ze hun eigen mening vormen en die aan andere lezers doorgeven. Dát is een goede kritiek.

 

Naast de secundaire literatuur die u in uw carrière hebt gepubliceerd, hebt u vroeger ook wel eens een verhaal onder pseudoniem geschreven. Waarom kiest u er nu voor om u niet langer te verbergen achter een andere naam?

Gerits Ik heb altijd gedacht dat ik onder pseudoniem zou blijven publiceren, maar daar ben ik van teruggekomen. Kijk… (aarzelend) hoe je het ook draait of keert: uiteindelijk ga je toch dood. Waarom zou je jezelf dan nog verbergen? Het idee dat het hier binnenkort gedaan is, maakt je vrij. Wat houdt je nog tegen? Behalve dan misschien het feit dat je ook onthullingen doet over je eigen kinderen, je familie, je vader.

 

U beschrijft inderdaad niet alleen uzelf, maar ook mensen uit uw omgeving. Hebt u de nodige aanpassingen aangebracht om hen te beschermen?

Gerits Ik beschrijf mijn zonen op een zodanige manier dat ze niet meteen herkenbaar zijn. Nochtans heb ik hen van tevoren geen toestemming gevraagd voor de publicatie. Ik heb mijn zonen natuurlijk wel aangekondigd wat er te gebeuren stond en dat vonden ze blijkbaar in orde. Ze zijn zelfs een beetje trots, want zij heten ook Gerits en dat is nu een naam.

 

Uw zonen reageerden positief, geldt dat voor iedereen?

Gerits Eén familielid voelde zich geschoffeerd. Dat ik zomaar de vuile was buiten hing over de familie, zonder daar van tevoren iets over te zeggen, vond die een gebrek aan vertrouwen. Als je mijn werk niet leest als fictie, maar echt kijkt naar hoe jij erin vermeld wordt, is zo’n reactie wel te begrijpen. Slechts één negatieve reactie is statistisch gezien een meevaller. Mijn boek staat heel dicht bij de realiteit, maar fictie blijft fictie en zo wordt het door de meeste mensen ook opgevat.

 

Ik ben geen voorstander van een universiteit op de vrije markt.

 

Een literair vlot

U hebt altijd andere literaire werken becommentarieerd: hebt u daarom lang getwijfeld voor u zelf met een boek durfde uitpakken?

Gerits Ja, ik heb ook onderweg nog geaarzeld, maar mijn uitgever geloofde er echt in en heeft me altijd over de streep getrokken. Ik was een echte debutant: ik moest een eigen stijl uitproberen, goed wetende dat ik dertig jaar lang stilistische oefeningen aan anderen had voorgeschoteld in de lessen Nederlands en Rechtstaalbeheersing. Stel je dan eens voor dat je de kritiek krijgt dat je stijl te wensen overlaat! Ik was dan ook oprecht blij en gerustgesteld toen ik van een aantal collega’s, zowel in Antwerpen als aan andere universiteiten, hoorde dat het goed was. Door veel schrijven en herschrijven heb ik ook geprobeerd er een boek voor zoveel mogelijk lezers van te maken. Niet dat ik afbreuk wou doen aan het persoonlijke, maar zeg nu zelf: 365 dagen ellende, daar hebben mensen ook snel genoeg van. Het moest een soort kroniek worden waarin iedereen zich op zijn of haar manier kan vinden. En uit de eerste reacties kan ik afleiden dat zowel mensen van mijn generatie als lezers van jullie leeftijd veel dingen herkennen en oppikken.

 

Uw dagboek is dus een literair werk geworden. Was het van in het begin uw bedoeling om herkenbaarheid te creëren?

Gerits Ik heb die gaandeweg gecreëerd, maar dat was niet mijn oorspronkelijke bedoeling. Toen ik begon te schrijven, was mijn dagboek mijn vlot in ellendige dagen. Het ging heel moeilijk met mijn Licht – zoals ik haar noem – hoewel van een scheiding nog geen sprake was. Zowel mijn zonen als mijn stiefdochters en ikzelf waren er slecht aan toe. Ik voelde me machteloos – ik zag de bui van mijn scheiding wel hangen – maar die machteloosheid wou ik omzetten in creativiteit. Omdat ik had gehoopt dat mijn Licht en ik eindelijk weer met z’n tweeën op adem zouden kunnen komen, heb ik mijn dagboek toen aan niemand laten lezen. Ik deed het echt uitsluitend voor mezelf. Maar toen kwam die uitnodiging van mijn Licht met de vraag om een eind te maken aan ons huwelijk, zoals ik ook beschrijf in mijn dagboek. Op dat moment is het perspectief van mijn boek veranderd, ik was immers veel vrijer. De schroom blijft, maar je beseft dat je niets meer hebt te delen, je moet geen rekening houden met de ander en sommige gevoeligheden. Achteraf doe je dat natuurlijk wel.

 

Kan schrijven inderdaad helpen?

Gerits Dat was mijn overtuiging. Maar nu denk ik dat je alvorens je kunt beginnen schrijven een perspectief moet hebben voor wat daarna komt. Het is zoals bij ziektes: net omdat je denkt dat er een vervolg komt, sla je je door alle pijn heen. Wanneer je echt wanhoopt – in de volledige zin van het woord – zal je heel snel wegglijden, zowel fysiek als geestelijk. Als je je op een bepaalde manier staande houdt, betekent dat eigenlijk dat je al over alle ellende heen bent, voor die goed en wel begonnen is. Bij wijze van spreken toch, want uiteindelijk is mijn situatie er niet anders op geworden. Mijn kinderen zijn niet spectaculair veranderd en ook het verlies blijft natuurlijk. Door te scheiden raak je de helft van je bestaan kwijt. Daarnaast besef ik ook dat ik me erbij moet neerleggen dat ik waarschijnlijk ooit door vreemden, betaalde hulpverleners, zal worden verzorgd. Zulke dingen veranderen niet door te schrijven, dat is de realiteit en daar moet je rustig onder blijven.

 

Kwaken met de kikkers

Een dagboek is bij uitstek autobiografisch. Mogen lezers van '365' het gevoel hebben dat ze u goed kennen?

Gerits Ik geef me natuurlijk wel gedeeltelijk bloot, maar in een ik-verhaal is het schrijvende ik iemand anders dan de biografische, levende ik die nu met jullie praat. Als schrijver construeer je een beeld van jezelf en je zou graag hebben dat anderen je ook op die manier bekijken, maar dat is niet je diepste zelf. Er blijft altijd een kern in je persoonlijkheid die onmededeelbaar en onbereikbaar is. Sommigen kunnen er heel dicht bij komen, maar iedereen blijft op een bepaalde manier een mysterie.

 

Zou het kunnen dat het ‘ik’ dat u gecreëerd hebt een gelaten persoon is?

Gerits Dat is dubbel. Aan de ene kant heb ik nog altijd veel weerstand. Je krijgt me niet klein, wat ik soms – het mag gezegd – een hele prestatie vind. Op de werkvloer wisten de meesten niet dat het slecht met me ging. Sommigen hadden gehoord van mijn scheiding, maar ik heb niet naar iedereen gemaild met een boodschap in de trant van: “Moet je nu eens wat horen! Dat is nu al de tweede keer en het wordt er niet beter op!” Ook in mijn colleges heb ik altijd de nodige afstand bewaard. Ik probeer mijn privé-leven – dat nu wel iets minder mijn privé-leven is – gescheiden te houden van het publiek. Aan de andere kant heb ik ook geleerd om sommige dingen te accepteren. Als iemand tegen jou zegt dat ze niet meer van je houdt, wat valt er dan nog te doen? Dat is ook mijn houding tegenover mijn oudste zoon, die toch nog altijd erg lijdt. In het begin fulmineer je, je wilt er absoluut iets aan doen. Nu maak ik er gewoon het beste van, maar ik stel me daar niets meer bij voor. We houden het gewoon zo aangenaam en goed mogelijk. Hetzelfde geldt trouwens voor mijn beroepsleven. Je moet voldoende ambitie hebben om te blijven functioneren in een omgeving waarin voortdurend wordt bespaard en waar je aan de lopende band projecten moet indienen om op de kaart te staan. Je moet kwaken met de kikkers, anders horen ze je niet. Doordat ik echter ouder ben, kan ik daar gemakkelijker afstand van nemen. Een vlammende brief schrijven aan de decaan of de rector of een groepje vormen om in opstand te komen: dat is ver van mijn gedachten, hoewel het absoluut geen kwaad zou kunnen om paal en perk te stellen aan sommige allesbehalve fraaie evoluties.

 

In '365' uit u geregeld kritiek, maar bijna altijd impliciet. Ook de academische wereld blijft niet gespaard.

Gerits Door de schaalvergroting neemt de administratie almaar toe. Die BaMa-hervormingen zijn met de beste bedoelingen doorgevoerd, maar weten jullie nog wat het einddoel is? Dankzij de flexibiliteit kan je nog gemakkelijker overschakelen en je eigen traject samenstellen. Sommige studenten moeten zichzelf voortdurend bijsturen en na een tijd moeten ze zich toch nog afvragen waar ze mee bezig zijn. Veel mensen haken snel af of modderen maar wat aan. Bovendien slaagt de wetgever er maar niet in om een helder stramien uit te tekenen. Vroeger werden er een aantal basisvereisten van hogerhand meegedeeld en voor de rest was de universiteit vrij om een eigen invulling te geven aan elke richting. Zo creëerden we een homogeen pakket. Nu zijn er hopen regeltjes en mogelijkheden bijgekomen. Nog zo’n onrustwekkende evolutie is dat de Vlaamse universiteiten tegenwoordig voortdurend in een concurrentiestrijd verwikkeld zijn. Elke universiteit wil zoveel mogelijk studenten ronselen en het meest aantrekkelijke curriculum kunnen voorleggen. Het liberalisme sluipt ook in de academische wereld, helaas. Ik ben geen voorstander van een universiteit op de vrije markt.

 

‘Abnormaal’ in onze maatschappij

Naast de universiteit moet ook de psychiatrie het vaak ontgelden in uw boek. Er zou te veel gefocust worden op de ziekte en de problemen die daarmee gepaard gaan, zonder rekening te houden met de maatschappelijke context of de gezinssituatie van de patiënten.

Gerits Dé psychiatrie bestaat niet. Wat dat betreft moet je heel genuanceerd zijn. De zaken die je nu bovenhaalt heb ik geschreven vanuit een beleving op een bepaald moment, maar laten we duidelijk zijn: ik ben heel blij dat er een vangnet als de psychiatrie bestaat voor mensen die anders in de goot zouden terechtkomen. Soms heb ik echter het gevoel dat men te vaak met pillen werkt en voor de rest te weinig zorg biedt. Die medicatie is natuurlijk nodig om toch enige controle te hebben over mensen met stemmingswisselingen, maar op termijn worden mensen apathisch van al die scheikunde. Het kalmerende effect is niet min. Vele patiënten blijven hangen in de psychiatrie. Zij wachten tot anderen een oplossing aanreiken van buitenaf – een positie waarin ze vaak gedwongen worden. Maar als je jezelf niet kunt genezen, kan niemand je helpen. Het aantal zelfmoorden van mensen met wie mijn zonen een nauwe band hadden is niet gering. Dat zijn dan patiënten die al járen in behandeling zijn en simpelweg de moed verliezen.

 

Uiteindelijk ga je toch dood. Waarom zou je jezelf dan nog verbergen?

 

Waar gaat het mis in onze samenleving?

Gerits We leven in zeer competitieve maatschappij: wie niet aan de norm beantwoordt, valt uit de boot. Nu ik de zestig voorbij ben, besef ik meer en meer dat we iemands grenzen moeten leren respecteren en sommige gedragingen niet meteen als ‘abnormaal’ moeten bestempelen. Vele mensen vereenzamen en men heeft weinig medeleven veil om dat op te vangen. Veel minder dan vroeger althans. Misschien overdrijf ik, maar ik heb de indruk dat de huidige jongerencultuur erg agressief is. Pesten is een verhaal van alle tijden, maar het heeft in mijn zestigjarig bestaan nog nooit zo hard geklonken als nu. Het zou zo’n deugd doen, mochten we op verschillende niveaus – als vrienden, familieleden, collega’s – wat meer begaan zijn met elkaar. Een oprechte “Hoe gaat het ermee?” kan voldoende zijn om iemand weer even goed te doen voelen. Bovendien zou men meer mogen investeren in de gezondheidszorg en in het onderwijs, zodat er meer kan worden gedaan aan ‘eerste-lijns-opvang’, zoals dat heet. Een psychische ziekte moet op tijd gedetecteerd worden – net als kanker – zodat je tijdig kunt ingrijpen. Een eerste psychose, daar kan je nog bovenop komen, maar wie een tweede gehad heeft is ver weg, hoor.

 

Zouden uw zonen het gemakkelijker hebben gehad, mochten ze dertig jaar eerder geboren zijn?

Gerits Enigszins wel, ja. De maatschappelijke structuren waren duidelijker. Vooral de gezinsstructuur: er werd minder gescheiden. Een gezin was vroeger een nest. Nu heeft een kind vaak twee nesten en als het niet oppast, valt het ook nog uit één van die twee nesten. Meer dan de helft van de gezinnen gaat na verloop van tijd uit elkaar: dat is toch een groot percentage? Dat betekent niet dat er vroeger geen kommer en kwel was bij koppels die noodgedwongen moesten samenblijven, maar kinderen waren daar misschien minder bij betrokken.

 

De totaal andere

U komt uit een zeer katholiek gezin; u bent zelfs een paar jaar in het klooster gegaan. Waarom bent u eigenlijk uitgetreden?

Gerits (lacht) Zullen we nog maar eens een bekentenis doen? Ik was tot over mijn oren verliefd geworden en ik heb voor mijn grote vlam gekozen. Toen ik echter goed en wel uitgetreden was, liet ze me verstaan dat ze het toch niet zag zitten en daar stond ik dan.

 

Had u spijt van het feit dat u was uitgetreden?

Gerits Ik had daar toen gemengde gevoelens bij, maar achteraf bekeken denk ik dat het een goede beslissing was: ik had niet in de ambiguïteit kunnen leven. Ze zouden het kerkelijke systeem moeten veranderen en mensen moeten laten kiezen of ze al dan niet celibatair zijn, desnoods met een contract voor een aantal jaren.

 

In een interview met de Gazet van Antwerpen zegt u: “Misschien noemt men mij zelfs een atheïst”.

Gerits Die uitspraak is min of meer uit mij gesleurd, maar het klopt dat ik onder meer schrijf dat ik niet geloof in het hiernamaals en dat ik tot de ‘God is dood’-generatie behoor. Toch ben ik geen atheïst; ik durf zeggen dat ik gelovig ben. Die God is voor mij echter geen supermens of een ultiem eindpunt. Als er een God is – daar ben ik niet altijd zo zeker van – dan kan je die het beste omschrijven als der ganz Andere, de totaal andere. Plat materialisme – alleen de dingen en logische wetmatigheden – is niet alles wat er is, denk ik. Soms overvalt je een kracht die niet helemaal van jezelf is. Als ik heel persoonlijk mag zijn: het feit dat ik slokdarmkanker overleefd heb, ervaar ik als iets wat ik ‘genade’ noem. Voor hetzelfde geld was ik nu morsdood. Ik verbind dat niet met een opperwezen dat mij in het bijzonder in de palm van zijn hand draagt, omdat ik nu eenmaal Joris Gerits heet en uitverkoren ben, maar ik weiger te geloven dat de enige waarheid die van de zintuigen is. Noem het het Licht, noem het de Heilige Geest, maar er zijn waardevolle symbolen die je niet zomaar mag weggooien en die je in de mate van het mogelijke moet delen met anderen, goed wetende dat dat niet altijd lukt.

 

Na volgend jaar gaat u op emeritaat, kijkt u daar naar uit?

Gerits Dat zal niet dé bevrijding zijn, maar ik ben wel blij dat ik niet meer zal moeten hossen om de vakken die ik doceer op tijd voorbereid te krijgen. Ondertussen wil ik wel bezig blijven met allerlei literaire projecten en, wie weet, misschien waag ik me nog aan iets anders creatiefs. Een vervolg op '365' komt er zeker en vast niet, maar er spoken nog een aantal ideeën door mijn hoofd. Ik ben bijvoorbeeld zoveel met poëzie bezig geweest dat ik dat misschien allemaal eens moet laten bezinken in een essayboek. Ik zal ook meer tijd met mijn zonen kunnen doorbrengen, hoewel ik natuurlijk hoop dat ze zo snel mogelijk meer op hun eigen benen kunnen staan. En dan is er ook Sofietje, mijn eerste kleindochter, op wie ik kan babysitten. (Wrijft zich in de handen) Laat maar komen, dat emeritaat!