Amerikaanse rock, Antwerpse pop of Britse indie: maak uw keuze

Voor u beluisterd
16/02/2006

The Strokes – First Impressions of Earth

Sommige magazines noemen hen wel eens The Fab Five, maar hoewel The Strokes een degelijk potje rock-'n-roll kunnen neerzetten, lijkt deze term zwaar overdreven. Het derde album van dit kwintet opent met de angstaanjagend strakke patser You Only Live Once, waarin de formule van catchy-refreinen-met-dubbele-gitaarlijnen meteen mooi wordt getoond. De ophitsende baslijn in de eerste single Juicebox wordt gesteund door gitaren die allebei bijna de noise-richting uitgaan en in Razorblade is het duidelijk dat de snarentandem van Nick Valensi en Albert Hammond Jr. duidelijk naar At the Drive-In heeft geluisterd. Er vliegen de hele tijd flarden Velvet Underground, Clash en Stooges voorbij en drummer Fabrizio Moretti verdient een standbeeld voor zijn opwaardering van het efficiënte gebruik van de tamboerijn. Of de begeleiding in Ask Me Anything een bas met effect, elektrische cello of mellotron is, is nog steeds niet duidelijk, maar zanger Julian Casablancas moet in elk geval oppassen dat zijn stem niet te vaak monotoon gaat klinken. Vision of Division is zonder meer het sterkste nummer: de rauwe korrelzang die hier wordt gecombineerd met oosters getinte gitaarsolo's en een complexe drumpartij zorgt voor het aloude rock-met-ballen-fenomeen. Op de tonen van Killing Lies kan u zo gaan surfen en voor Evening Sun zou menige punkgroep een arm geven. Toch duurt het album veel te lang (de drie laatste nummers konden perfect geschrapt worden) en zijn de mid-tempo prestaties niets tegenover het punky werk. The Strokes zullen waarschijnlijk nooit echt grootse muzikale potten breken, maar in hun genre zijn ze alvast stukken sterker dan het gros van hun collega's.

 

Zita Swoon – A Band in a Box

Toen Stef Kamil Carlens' groep voor dit exclusieve cameraconcert in zee ging met de drie zangeressen van Radio Candip, had men al kunnen weten dat dit live-album een klankenfestijn zou worden. Opgenomen in een lege Vooruit in Gent, biedt A Band in a Box een schitterend beeld van het gezelschap op een podium. Het briljantste aan Zita Swoon live is dat deze rakkers voor zowat elk nummer een volledig nieuw arrangement uitwerken. Zo vervangt een wah-gitaarlijn de originele blazerssectie in Hot Hotter Hottest, wordt het gospelgehalte van het refrein van Song for a Dead Singer danig opgedreven door de kale pianomelodie en de swingende achtergrondzang, en de slepende erotiek van Remember to Withhold wordt door de combinatie van zware funk en ophitsend slagwerk extra in de verf gezet. Als de groep van leer geeft met een wel zeer exotisch getint My Bond with You and Your Planet: Disco!, blijkt dat dit nummer nooit eerder zoveel kracht had. Het hoogtepunt is het mambo-jasje dat Jintro and the Great Luna aanheeft: het is nauwelijks te geloven dat dit nummer op het originele Moondog Jr.-album een ingetogen pianoblues is. Ook de afgestripte versie van Our Daily Reminders geeft de pure essentie weer en bewijst dat dit nummer staat als een huis. Het unplugged in de hal opgenomen Moving Through Life as Prey heeft een geweldige akoestiek en in de emotionele Bob Dylan-cover You're a Big Girl Now laat Carlens nogmaals zien wat een sterke zanger hij wel is. Door het originele instrumentarium dat gebruikt wordt en de sferische manier waarop het gebeuren werd gefilmd, is dit album een absolute must voor mensen die op zoek zijn naar Belgische topkwaliteit.

 

Arctic Monkeys – Whatever People Say I Am, That's What I'm Not

Toegegeven, niet iedereen slaagt erin om zonder platenlabel volle zalen te trekken met slechts hulp van het internet. Arctic Monkeys deden het wel en kregen zo een trouwe schare fans die zich op topsnelheid uitbreidde. De vraag is: hoe is het mogelijk? Bij het beluisteren van hun debuut (het snelst verkopende Engelse debuut ooit, stel je voor) vraagt een mens zich af of er niet tien keer hetzelfde nummer de revue passeerde. Af en toe zit er zeker een leuk ritme in de nummers, hier en daar zorgt de afwisseling tussen de gitaren van Alex Turner en Jamie Cook voor een sterk effect en de ritmesectie van Andy Nicholson en Matthew Helders speelt krachtig en strak, maar er is werkelijk nergens diepgang in de muziek te bespeuren. Is er eens een leuke melodie, dan wordt ze eindeloos herhaald (getuige hun eerste single I Bet You Look Good on the Dancefloor) en de poging tot opbouwend jammen in Perhaps Vampires is a Bit Strong But... faalt genadeloos. Turners stem verveelt al na vier nummers en de onduidelijke stop in het overigens niet zo slechte The View from the Afternoon is een flater waar de Queens of the Stone Age eens kostelijk mee kunnen lachen. Het enige dat Arctic Monkeys werkelijk goed doen is het gebruik van achtergrondzang, maar jammer genoeg was Franz Ferdinand hen daarmee voor: originaliteitswaarde, daar ga je dan. De enige twee lichtpunten zijn Still Take You Home (Sex Pistols meets Blur) en When the Sun Goes Down, dat zowaar reggae met postpunk combineert. Aanhangers van de groep noemen dit graag indierock, maar roestige britpop lijkt hier qua term te volstaan. Deze trend van het moment is mooi op de hippe kar gesprongen, maar die rijdt wel oor in, oor uit.