The Zone of Interest
Tussen mei 1940 en januari 1945 werden er 1,3 miljoen mensen gedeporteerd naar het Concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz. 1,1 miljoen lieten er het leven. Veel van hen stierven als gevolg van de erbarmelijke leefomstandigheden. Vele meer werden op industriële wijzen om het leven gebracht in de gaskamers. De gruwel van de Holocaust is niet te begrijpen, of in adequate bewoordingen te vatten. Wat is dan het nut van er een film over te maken? The Zone of Interest, van cineast Jonathan Glazer, is niet de eerste die het toch probeert. Wat heeft zijn film toe te voegen aan dit gevoelige genre?
Ik zag The Zone of Interest in Amsterdam, waar ik op vakantie was met vier vrienden. Tijdens een tocht door de stad viel ons oog op het Theater Tuschinski. De cinema, die van 1921 dateert, is een van de oudsten van de stad. Hij werd gebouwd in opdracht van bioscoopmagnaat Abraham Tuschinski. In 1942 zou hij sterven in Auschwitz, maar daar waren wij ons echter niet van bewust toen we onze filmkeuze maakten. The Zone of Interest vertelt het verhaal van Rudolf Höss en zijn vrouw Hedwig Höss. Hij is commandant van Kamp Auschwitz, zij is huismoeder en commandant van hun villa, die net naast de muur van het kamp gelegen is. Wat er zich achter die muur juist afspeelt, zien zij – en wij als kijker – niet. Het gezin kan enkel luisteren naar de gebeurtenissen in het kamp, al lijken die hen niet te interesseren. Tijdens het eten of ’s avonds in bed, steeds wordt de achtergrond gevuld met geluiden van binnenin het kamp, van een trein die toekomt tot een smeulende oven.
banaliteit en desinteresse
In het eerste opzicht doet hun desinteresse denken aan de banaliteit van het kwaad. Dat idee van filosofe Hannah Arendt beschrijft dat mensen die verschrikkelijke dingen doen, in hun dagelijkse leven vaak verassend normaal zijn. Zo blinkt de familie Höss in haar dagelijkse leven ook uit in haar banaliteit. De familiale scènes zijn bijna saai, was het niet voor de tweede film die zich op de achtergrond afspeelt. Doordat wij die als kijker enkel horen, krijgt het verhaal een extra angstwekkende dimensie. De film blinkt dan ook uit in haar achtergrondgeluid, te danken aan vijf jaar werk van sounddesigner Johnnie Burn, die zelfs volledige kampopstanden gedetailleerd uitwerkte in geluid.
Het opzet van The Zone of Interest gaat in tegen Holocaustvoyeurisme, en het zogenaamde kijkgatmotief waarop al langer kritiek gegeven wordt. Daaronder verstaat men een vaak voorkomende camerabeweging door het kijkgat van bijvoorbeeld een gaskamer. Dat is volgens filmcriticus Cathy Gelbin een praktijk die onethisch is in haar veronderstelling dat de gaskamers adequaat voor te stellen zijn. Breder gezien zijn Holocaustmedia maar al te vaak een denkbeeldig sleutelgat waardoor je in alle geheim naar gruwelijke gebeurtenissen kan loeren. Films als Schindler’s List hebben zich zo al schuldig gemaakt aan het banaliseren en romantiseren van de gaskamers en de deportatie. De kracht van The Zone of Interest zit erin dat het de zaken die andere films wel tonen, niet toont.
when in Amsterdam…
Abraham Tuschinski was niet de enige Amsterdammer die gedeporteerd werd. Als een stad met een aanzienlijke Joodse populatie leed zij zwaar onder de bezetting, 75% van hen overleefde de Holocaust niet. Sommigen onder hen, Anne Frank bijvoorbeeld, verwierven na de oorlog internationale bekendheid. Haar dagboeken maakten de gruwel tastbaar, want je kan ze zelf meemaken door de ogen van een kind. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Anne Frank Huis, gelegen aan de Westermarkt, een van de grootste toeristische trekpleisters van de stad is.
Het Anne Frank Huis doet in feite het omgekeerde van The Zone of Interest: alles wordt je uitdrukkelijk getoond. Net als veel Holocaustfilms en -boeken geeft het museum je de mogelijkheid te gluren in een ruimte gelinkt aan vreselijk leed. De gruwelijke feiten enkel laten horen zou moeilijk zijn in deze situatie, want je wilt mensen tonen wat er zich afspeelde. Je wil bezoekers overtuigende zaken voorhouden om het te vertellen verhaal te brengen, maar met honderden mensen in een rij door het drie slaapkamers grote achterhuis lopen had voor mij toch iets te veel weg van een ongewenst bespioneren. Met massa’s gaan kijken naar een plek van zo’n leed, is dat voyeuristisch? Is dat fout?
kijkgaatjes
The Zone of Interest vertelt ons iets over de banaliteit van het kwaad, maar gaat op het einde van de film verder, door ons vragen te laten stellen aan onszelf over het bekritiseerde Holocaustvoyeurisme. We krijgen in de eindscène voor het eerst een beeld van binnenin het kamp, maar dan anno 2023. De zalen van Kamp Auschwitz worden gekuist door het personeel van het museum dat de site vandaag geworden is, een aantrekkingspool voor toeristen van over heel de wereld. Gaat de film mee in de kritiek op het kijkgat? Toeristen doen in Auschwitz namelijk het omgekeerde van deze film, ze kijken juist wél binnen.
Holocaustmedia bevinden zich altijd in een moeilijke tweestrijd tussen verhelen en tonen. Als men net als het Anne Frank Huis, of Hollywoodfilms zoals Schindler’s List het leed wil tonen, dan kan dat snel als banalisering bekritiseerd worden. Als we het evenwel niet tonen, zijn we dan net als Höss en zijn familie het leed aan het negeren? Bestaat de kans dan dat we in onze eigen wereld onze oogkleppen ophouden? The Zone of Interest plakt het kijkgat voor onze ogen dicht en stelt de vraag of we ons daar comfortabel bij voelen, maar bij de Holocaust hoor je je niet comfortabel te voelen. Plak dat denkbeeldige kijkgat dan maar voorgoed dicht, zou ik zeggen.
- Log in to post comments