In september 2019 maakte het regeerakkoord van de Vlaamse Regering de plannen voor de Vlaamse canon bekend. Volgende maand zal de bevoegde commissie de langverwachte inhoud voorstellen aan het grote publiek. In afwachting van de bekendmaking dook dwars in het debat
In een lijvig regeerakkoord met meer dan tweehonderd pagina’s, bleef de passage over de Vlaamse canon niet onopgemerkt. Toch was de aankondiging in 2019 geen donderslag bij heldere hemel. Eerder dat jaar lanceerde Theo Francken het idee voor een Vlaamse canon tijdens een 11-julilezing waarin hij opriep om de Vlaamse identiteit op een positieve manier over te brengen in het onderwijs. In de officiële opdrachtbrief aan commissievoorzitter Emmanuel Gerard is de toon genuanceerder. Minister van onderwijs Ben Weyts vraagt hier onder meer in om de canon los te koppelen van het identiteitsdebat en ruimte te scheppen voor nuancering en contextualisering. De multidisciplinariteit in de commissie moet er ook voor zorgen dat er aandacht wordt geschonken aan zaken zoals taal, kunst en leefmilieu.
“De chronologie is daarbij belangrijk”, vertelt historicus Marc Boone (UGent). “De opdrachtbrief is er gekomen na de eerste kritieken. De minister kon moeilijk anders dan zeggen dat de commissie in volle onafhankelijkheid mag werken.” Historicus Jo Tollebeek (KU Leuven) sluit zich hierbij aan. “Ik heb de indruk dat de opdrachtbrief een poging is om allerlei kritieken op te vangen. Er wordt uitdrukkelijk gezegd dat de canon niets te maken heeft met identiteit, maar tegelijkertijd heeft minister-president Jan Jambon onlangs nog benadrukt dat de canon dient om de Vlaamse identiteit te versterken.” Het verleden gebruiken als identitair fundament van de natie strookt volgens historicus Peter Stabel (UAntwerpen) niet met de geschiedwetenschap. “Vlaams-nationalistische politici zeggen dat het verleden zekerheid moet geven, maar dat is niet de business van geschiedenis. Blijkbaar moet je niet alleen werken over je streek, je moet er ook trots op zijn.”
motieven en bezwaren
Eind vorig jaar brachten Boone en Tollebeek, als leden van de Koninklijke Vlaamse Academie, samen met geschiedenisdidacticus Karel van Nieuwenhuyse de canon terug onder de aandacht. In de reeks Standpunten brachten ze het essay Een canon van Vlaanderen: motieven en bezwaren uit. “Ik kreeg de vraag waarom we niet gewacht hebben tot de bekendmaking van de canon, maar dan verdrinkt het principieel bezwaar in een oeverloze discussie over wat er wel en wat er niet in de canon staat”, vertelt Boone. “Hoe de canon er ook mag uitzien, we zijn kritisch voor het canoniseren van de geschiedenis en zeker als het a priori vanuit politieke hoek naar voor wordt geschoven.” Stabel uit eveneens principiële bezwaren: “Het doet er niet toe hoe de canon er uitziet, het botst met de geschiedwetenschap. We hebben als historici natuurlijk allemaal onze preferenties. Als ik bijvoorbeeld een vak zou geven over de geschiedenis van de middeleeuwen, vertel ik over een aantal dingen die ik belangrijk vind. Wat een canoncommissie doet, is iets heel anders. Die stelt een lijst op die de overheid officieel sanctioneert.”
Hoewel historicus Marnix Beyen (UAntwerpen) niet uitsluit dat hij zich gedeeltelijk zal kunnen vinden in de inhoud van de canon, blijft hij moeite hebben met het concept. “De geschiedschrijving wil juist weg van een nationaal en lineair verhaal. Ik weet dat de commissie zegt dat ze aandacht zal besteden aan hoogte- en dieptepunten in het verleden, maar er wordt nog steeds aan complexiteitsreductie gedaan.” Dat is een gegeven waar Stabel eveneens beducht voor is. “De onzekerheid en de twijfel die eigen zijn aan de geschiedwetenschap, zijn helemaal weg in het canon-debat. Geschiedenis is een zoektocht naar plausibele verklaringen. Dat maakt historisch onderzoek natuurlijk ongelofelijk boeiend. Je kan geconfronteerd worden met nieuwe visies van collega’s die jou niet zomaar geloven. Geschiedenis is een debatwetenschap, er is nooit zekerheid.”
Ik wil het niet minimaliseren, maar het gaat uiteindelijk slechts over een canon.
Literatuurwetenschapper Kevin Absillis (UAntwerpen), lid van de canoncommissie, gelooft dat de meerstemmigheid juist wel verzoenbaar is met het opstellen van een gedeeld referentiekader. De commissie zal het verleden namelijk zowel top down als bottom up benaderen. “De canon staat evenmin haaks op de principes van historisch denken en historische kritiek. De teksten documenteren niet de vermeende ‘essentie’ van het Vlaamse volk, maar demonstreren juist hoe gemeenschappen zulke essenties ontberen en precies het product zijn van collectieve verbeelding. Wat de canon al helemaal niet doet is het ‘verhaal van Vlaanderen’ presenteren als een teleologisch proces: de teksten laten juist zien dat niets in de sterren geschreven staat, maar dat geschiedenis ook door toeval wordt geregeerd, en dat ze altijd anders had kunnen lopen.”
onderwijs
Hoewel de canon van bij zijn ontstaan onlosmakelijk verbonden is met het onderwijs, staat het los van de eindtermen. De canon kan wel gebruikt worden als een bron van inspiratie voor leerkrachten in het basisonderwijs, de eerste jaren van het secundair onderwijs en voor inburgeringstrajecten. “Overleg met het onderwijs heeft ons ervan overtuigd dat er met belangstelling naar de canon wordt gekeken en dat er ook een grote vraag is om met een goed onderbouwde, wetenschappelijke accurate en op het brede publiek toegesneden leerstof aan de slag te gaan”, vertelt Absillis. Toch bewijzen de reacties van didactici en docenten dat niet iedereen in het onderwijs even enthousiast is over de canon. Zo stelt Beyen ongerustheid vast bij leraren in multiculturele scholen. “Bij hen leeft de vrees dat de canon zal worden opgedrongen. Een nationale geschiedenis kan contraproductieve effecten hebben voor leerlingen met een migratieachtergrond. De uitdaging is om te kijken hoe de Europese geschiedenis zich bijvoorbeeld verhoudt tot de Arabische wereld. Als dat ten koste gaat van kennis over Keizer Karel, dan is dat maar zo.”
Canon of geen canon, in een veranderende en multiculturele samenleving komt het geschiedenisonderwijs sowieso voor uitdagingen te staan. De Konkinklijke Vlaamse Academie ging hiermee aan de slag en organiseerde in samenwerking met geschiedenisdidactici van de vier grote Vlaamse universiteiten een studiedag voor docenten. “Het was de bedoeling om weg te gaan van de negatieve kritiek”, licht Tollebeek toe. “Het is duidelijk dat veel docenten weinig voor de canon voelen, maar hoe kunnen we dan toch het onderwijs verbeteren en terechte zorgen wegnemen. De kritiek op de canon was eerder een vertrekpunt dan een eindpunt. Leraren en didactici hebben in kleine groepjes lijsten gemaakt met interessante onderwerpen. Een voorbeeld is grensgebieden die per definitie te maken hebben met heterogene samenlevingen.” Alle goede intenties ten spijt, geschiedenisdocenten beschikken maar over een beperkt aantal lesuren. Is er wel genoeg tijd om de nodige nuance aan de dag te leggen? “Uiteindelijk moet je in het onderwijs verder gaan dan het geven van een encyclopedisch overzicht”, vertelt Tollebeek. “In die zin vind ik dat de canon de lat te laag legt. Je moet zoeken naar thema’s die complexiteit toelaten en die de leerlingen toelaten historisch te leren denken: met het oog voor verschillende snelheden in de tijd, voor ruimtelijke gelaagdheid en voor de verwevenheid in samenlevingen. Dat zijn geen zaken die de overheid in haar canonproject naar voor schuift.” Stabel vindt dat het huidige onderwijs ook de lat te laag legt. “In het eerste jaar krijg je een korte inleiding van de historische methode, maar daarna zijn het vooral traditionele verhalen over wat er wanneer gebeurd is. Het onderwijs loopt twintig jaar achter en dat is gedeeltelijk onze schuld. Historici hebben tijd noch zin om zich daar bezig mee te houden.”
Bezorgdheid over het onderwijs was de voornaamste drijfveer voor Absillis om toe te treden tot de canoncommissie, al gelooft hij niet dat kennisverwerving ten koste gaat van vaardigheden. “De nadruk is de voorbije decennia in alle vakken almaar meer op vaardigheden komen te liggen. Desondanks neemt behalve de kennis ook uitgerekend de beheersing van vaardigheden af. Dat wil niet zeggen dat ik een pleitbezorger ben van de grote kennisrestauratie. Net als de didactici wil ik kritische burgers opleiden in plaats van papegaaien.”
canonmoeheid
Hoewel het canondebat al vier jaar aan de gang is, verwacht Tollebeek dat de storm na de publicatie in mei snel zal gaan liggen. “Ik denk dat de discussie nu eigenlijk al gevoerd is. Op het moment dat de canon verschijnt, zal je nog wat debat krijgen over persoon x en y die de canon gehaald hebben, maar dat is een discussie in de marge. In die zin denk ik niet dat de kritiek zo breed gedragen is dat er na de presentatie van de canon nog een fundamenteel gesprek zal volgen.”
De gemoederen rond het canondebat werden begin dit jaar nog eens verhit met de veelbesproken televisiereeks Het verhaal van Vlaanderen. Geen wonder dat enkele historici die ik voor dit artikel contacteerde, aangaven dat ze uitgekeken waren op de discussie. Beyen verwoordt de malaise rond de canonheisa treffend: “Ik wil het niet minimaliseren, maar het gaat uiteindelijk slechts over een canon.”
- Log in to post comments