UPC KU Leuven
Dirk De Wachter, de psychiater die zijn volk leerde omgaan met het lijden, onderging door een kankerdiagnose zelf een annus horribilis. In zijn laatste worp, Vertroostingen, schrijft hij openhartig over zijn ziekte. Een boek over het belang van menselijke verbondenheid en de helende kracht van kunst en cultuur.
Parijs, daar waren we.
De aanvang van het eerste hoofdstuk spreekt al meteen tot de verbeelding. De eerste regels van Vertroostingen lezen als een verslag van een schijnbaar zorgeloze uitstap naar Centre Pompidou. Tot plots de sfeer omslaat op het einde van de tweede pagina. De Wachter beschrijft hoe hij overvallen werd door helse buikkrampen. Wat volgt zijn onderzoeken, een diagnose en een behandeling. Anderhalf jaar later spreek ik met De Wachter over het boek waarin hij reflecteert over zijn ziekte. “Ik voel mij nog altijd niet optimaal”, bekent hij. “Ik had gehoopt dat alles terug normaal zou zijn, maar ik ondervind nog steeds last. Ik hoop dat ik nog lang bijwerkingen kan hebben, want dat betekent dat ik nog lang kan leven.”
Hoe bent u op het idee gekomen om Vertroostingen te schrijven?
DDW: Ik was eerst enigszins terughoudend, maar door allerlei omstandigheden kwam er toch een journalist van De Tijd op mijn pad. Het interview dat ik toen gegeven heb, is door andere kranten overgenomen. Toen ik reacties kreeg van mensen die ik niet ken, bedacht ik dat mijn spreken betekenis kon hebben. In samenspraak met mijn uitgever heb ik mij dan laten verleiden om een boek te schrijven.
Was het moeilijk voor u om over zo’n zware periode te schrijven?
DDW: In het begin lukte het niet meer om te schrijven, maar dat is weer teruggekomen. Ik functioneer wel niet meer zoals vroeger. Nu geef ik niet meer elke avond ergens ter lande een lezing. Door mijn ziekte werd ik terug tot de normaliteit gebracht. Ik ga soms al om elf uur naar bed, terwijl ik vroeger altijd om Ă©Ă©n of twee uur ging slapen. Mijn vrouw, die huisarts is, zegt dat ik straks nog normaal wordt. Volgens haar zijn er zelfs mensen die om tien uur gaan slapen. Slapen om tien uur, hoe kan dat nu? (lacht)
Vond u troost in het neerschrijven van uw verhaal?
DDW: In het schrijven an sich vond ik geen troost, maar wel in de reacties. Het klinkt paradoxaal, maar ik word getroost door het feit dat ik andere mensen kan steunen. Dat is ook de missie van mijn beroep.
Mensen zoeken de laatste jaren steeds vaker troost in verhalen van anderen.
DDW: Dat is ook een evolutie in de literatuur. Persoonlijke verhalen of verhalen die zo geframed worden, hebben succes en verkopen goed – denk aan het werk van Knausgard. Ook Oorlog en Terpentijn van Stefan Hertmans, dat in het kader stond van eigen belevingen, spreekt het publiek nog steeds aan. Als psychiater schrijf ik over mijn eigen bevindingen. Vertroostingen is een kruising tussen non-fictie en een autobiografie. Wat mij vooral treft, zijn de reacties via mail en post van mensen die zich herkennen in mijn verhaal.
Ik moet denken aan Nick Cave, die openlijk spreekt over het verlies zijn twee zonen.
DDW: Dat is zo – met zijn tournee en zijn Red Hand Files spreekt hij overal ter wereld mensen aan. Door het feit dat hij een bijzonder goede muzikant is, maar ook omdat zijn leed en verdriet iets lijken te appelleren. Zelf ben ik wel eerder terughoudend om mij met Nick Cave te vergelijken. Ik ben zelf niet zo’n groot artiest. De gelijkenissen zijn dus maar matig...
In uw boek schrijft u over de artiesten in wiens werk u troost vindt: Gerard Reve, Leonard Cohen, Francis Bacon... Allen hebben ze eerder een zwartgallige kijk op het leven.
DDW: U hebt Michel Houellebecq nog niet vermeld – zwartgalliger kan men het niet bedenken. Hoewel Houellebecq bekend staat als een cynicus, een misogynist en een zwartgallige man, schrijft hij ongelofelijk mooi over de liefde. Zijn laatste boek, Vernietigen, las ik tijdens mijn chemosessies. De schoonheid zit niet alleen in het klassieke mooie plaatje, maar ook in de esthetisering van leed, verdriet en lastigheid. Dat zijn niet altijd voorspelbare suikerwaren, maar werken waarin ook de bitterheid wordt getoond. Neem nu de schilderijen van Francis Bacon. In zijn gewrongenheid van het vlees zit voor mij een soort schoonheid. Als ik in een museum ben en ik zie een Bacon, blijf ik daar een kwartier voor zitten.
Blijkbaar ben ik vaak geraakt door politiek incorrecte figuren: de filosofie van Heidegger, de romans van CĂ©line... Een journalist heeft mij gezegd dat ik in bijzonder kwalijk gezelschap vertoef. Ik wil zelf een politiek correct persoon zijn, maar loop niet weg van mensen waarvan ik niet alle standpunten onderschrijf.
Zoals u zelf schrijft, is kunst onlosmakelijk verbonden met de donkere kant van het bestaan en de onvermijdelijke dood.
DDW: Dat is mijn basisstandpunt. De kunst is door de mens uitgevonden om te kunnen omgaan met de sterfelijkheid. De onbegrijpelijkheid van het bestaan heeft ervoor gezorgd dat we gingen dansen rond het graf en verhalen zijn gaan vertellen over de overledenen. Wat de meest doorwrochte filosofische teksten niet kunnen verwoorden, begonnen we af te beelden in de kunsten. De esthetisering van de onbegrijpelijke dood, is volgens mij de fundamentele functie van kunst. Toen de dood nabij was, heb ik lijfelijk ondervonden wat ik vroeger cognitief dacht. Zodra het kon, begon ik te lezen, ging ik naar tentoonstellingen en woonde ik concerten bij. Twee weken geleden ging ik in Parijs naar een opvoering van de etudes van György Ligeti. Hoewel zijn muziek geen suikerspinsels zijn, was het voor mij een namiddag van troost. Ik was er ook samen met mijn vrouw. Het samenzijn is altijd al belangrijk geweest, maar nu is het nog kostbaarder.
Â
De kunst is door de mens uitgevonden om te kunnen omgaan met de sterfelijkheid.
Â
Is kunst dan een soort religie?
DDW: Ik heb vroeger een aantal lezingen gegeven over kunst en religie. Overal ter wereld heeft de dood door religie betekenis gekregen. In onze cultuur, waar het religieuze naar de achtergrond is verschoven, neemt de kunst de plaats in van de institutionele religie. Ik begin mijn lezing altijd met een foto van de Sint-Laurentiusparochiekerk, waar tijdens de zondagsmis een twintigtal mensen van zekere leeftijd zit te bidden. Daarna toon ik een afbeelding van cultuurcentrum deSingel, waar duizend mensen luisteren naar een cantate van Bach. Een Bach-cantate – in wezen religieuze muziek – gaat zo diep naar de essentie van het existentiële dat het ook zonder kerk en zonder priester functioneel blijft. Zo hebben alle kunstvormen iets spiritueels.
Ik moet denken aan de Sint-Norbertuskerk aan de Dageraadplaats, waar enkele keren per jaar een Bach-cantate wordt uitgevoerd tijdens de eucharistieviering. Het enige moment waarop de kerk afgeladen vol zit.
DDW: De opvoeringen in de Norbertuskerk zijn mooie initiatieven, maar laten we onszelf niks wijsmaken: de kerken zitten niet meer vol. Ik vraag mij af hoe de barmhartigheid en de zorgzaamheid in seculiere tijden kunnen blijven bestaan, hoe de spirituele nood van de mens kan worden ingevuld en hoe de traditie verder kan gaan zonder dat het door een kerkelijk instituut gedragen wordt. Ik kom zelf ook uit een katholieke traditie, maar als wetenschapper, arts en psychiater heb ik nagedacht over hoe we de dood een plaats kunnen geven in de moderne wereld. Nu ik als ervaringsdeskundige de dood in de ogen heb gekeken, ben ik niet meteen naar de kerk gelopen om een kaars te branden. Ik heb poëzie gelezen, ik heb de films van Tarkovsky bekeken, ik ben naar tentoonstellingen gegaan. Dat heeft mij vervulling gegeven.
Daarjuist sprak u al even over de ander. In Vertroostingen verwijst u regelmatig naar de Franse filosoof Emmanuel Levinas. Als voorbereiding op dit interview heb ik het een en ander opgezocht over zijn theorieën, maar dat bleek geen gemakkelijke materie te zijn.
DDW: Geen gemakkelijke materie is nogal eufemistisch uitgedrukt; Levinas is een ongelofelijk moeilijke filosoof. Ik zeg tegen iedereen om zijn boeken niet te lezen, want ze zijn onbegrijpelijk. Dan kan je beter De kunst is door de mens uitgevonden om te kunnen omgaan met de sterfelijkheid.het werk van Roger Burggraeve lezen, die daar begrijpelijk en toch complex genoeg over geschreven heeft. Ik heb het geluk dat ik die moeilijke filosofie deels begrijp, met behulp van enkele bevriende filosofen. Levinas zegt dat ik er ben dankzij en door de Ander. Ik ben er ook letterlijk door het bestaan van mijn ouders. Op biologisch vlak, maar ook omdat ik veel van deze mensen heb geleerd. Ik ben ook gevormd door mijn leermeesters, vrienden, leraren en patiënten. Tijdens mijn ziekte werd ik dan weer bijgestaan en begeleid door zorgkundigen, mijn familie en vrienden.
Fernando Pessoa zegt vaak: “Ik ben niets”, maar zijn vernietsing vertrekt eerder vanuit een nihilistisch standpunt. Volgens Levinas zijn we niets omdat we pas iets zijn door de ander. Op dit moment ben ik mens omdat u naar mij luistert. Mijn menselijkheid ontstaat door uw belangstelling. Bedankt daarvoor.
Dat is graag gedaan.
DDW: Dat Ander geeft ook troost. Wanneer je in een ziekenhuisbed ligt en uit narcose ontwaakt, ben je vlees dat opnieuw in de menselijkheid moet komen door de blik van de Andere en la caresse, de aanraking. De verpleegkundige die mij uit mijn delirium en angst haalde en zei dat het niets was, dat is ongelofelijk. Ik word daar nog steeds emotioneel van.
Tien jaar geleden verscheen uw boek Borderline Times, waarin u de doorgedreven individualisering van de westerse samenleving bespreekt. Is er sindsdien veel veranderd?
DDW: U nodigt mij uit om onbescheiden te zijn. Ik sta inderdaad nog steeds achter dat boek. We hebben enkele maanden geleden het tienjarig bestaan van Borderline Times gevierd met een symposium. De voorbeelden die ik geef in het boek zijn niet altijd even actueel, maar mijn cultuurkritiek staat nog steeds overeind.
In dwars verscheen er vorig semester een artikel over studentenpsychologen. Omdat de vraag naar ondersteuning steeds groter wordt, zijn de sessies ingekort om wachtrijen te voorkomen.
DDW: U geeft nu het voorbeeld van de studentenpsycholoog, maar wat ik nog veel belangrijker vind, zijn initiatieven waarbij studenten zelf met elkaar praten. Het mag niet bij psychologische zorg blijven, er moet ook voor elkaar gezorgd worden zonder diagnose. In de individueel gerichte tijden waarin we leven is dit belangrijk voor de maatschappelijke evolutie. Een goed persoon heeft besef van zijn eigen grenzen, maar schenkt ook aandacht aan verbinding en zorgzaamheid. Dat tweede aspect lijkt soms in verdrukking te zijn.
Ondanks uw cultuurkritiek drukte u onlangs in het radioprogramma Touché vertrouwen in de jeugd uit.
DDW: Natuurlijk, ik ben triest dat mijn cultuurkritiek door sommigen gezien wordt als een apocalyptisch denken. Mijn stelling is een wake-upcall die aan de boom schudt, maar de boom niet omhakt. Tot mijn groot genoegen bereik ik ook een jonge generatie twintigers en dertigers die nadenken over hoe ze zorgzaam moeten bestaan. Ze engageren zich, zoeken een weg om het professionele leven minder druk en consumptiegericht te maken, zijn ecologisch bewust... Hoewel ik niet negatief ben ingesteld, ben ik ook niet berustend. De aanwezigheid van de jeugd betekent niet dat alles nu in orde komt. Ik blijf aan de boom schudden, dat is mijn taak als psychiater. Elke dag zie ik de collatoral damage van de consumptiemaatschappij. Mensen die uitvallen zijn geen randverschijnsel.
- Log in to post comments