student depressievrij door algoritme?

KU Leuven wil met big data kans op psychische problemen meten

03/12/2017
depressie en stress (© Maarten Vet | dwars)
Bron/externe fotograaf

Maarten Vet


Als student word je gebombardeerd met deadlines, verwachtingen en nieuwe verantwoordelijkheden. Voor de meeste studenten is ook het op kot gaan een nieuwe uitdaging: opeens moet je voor jezelf zorgen en dien je samen met je kotgenoten de gezamenlijke ruimtes proper te houden. De stress die bij dit alles komt kijken kan al snel te veel worden. Depressie, alcoholproblemen en andere psychische aandoeningen zijn geen uitzondering in het studentenleven. “Waar de twintigste eeuw de eeuw van de lichamelijke geneeskunde is, is de 21ste eeuw die van de geestelijke geneeskunde”, stelt professor Bernard Sabbe, hoogleraar volwassenenpsychiatrie aan UAntwerpen.

Universiteiten doen er veel aan om studenten op weg te helpen en te ondersteunen. KU Leuven heeft een programma opgezet om aan de hand van big data studenten te detecteren die een hoog risico lopen om een psychische aandoening te ontwikkelen. In dit programma worden de eerstejaarsstudenten uitgenodigd om deel te nemen aan een enquête. Hierin worden vragen gesteld over emotionele problemen en de psychosociale situatie van de student. Wie meer dan negentig procent kans heeft op een psychische aandoening, krijgt een geautomatiseerde mail waarin de universiteit haar zorgen uitdrukt en online therapie aanbiedt. Tot nu toe hebben al twaalfduizend studenten aan de enquêtes meegedaan.

 

bedenkingen

De berichtgeving in de media riep in eerste instantie veel vragen bij ons op. Als honderden studenten een risicofactor van boven de negentig procent krijgen toebedeeld, is er serieus iets aan de hand. Of niet? Onduidelijk blijft immers wat precies de grenzen zijn van het algoritme dat de risicofactor berekent. Wanneer is er binnen dit onderzoek exact sprake van een psychische aandoening?

Als studenten met een hoge kans op zo’n aandoening via een geautomatiseerde e-mail op de hoogte worden gesteld, ontbreekt een persoonlijke band met een psychiater. Een student die zo’n e-mail ontvangt, zit waarschijnlijk al niet lekker in zijn of haar vel. Zal de schaamte niet alleen maar toenemen als de student op onpersoonlijke wijze hulp wordt aangeboden? De e-mail zou kunnen functioneren als een self-fulfilling prophecy, die de barrière voor het zoeken van hulp alleen maar doet toenemen. Wat zijn de mogelijke voordelen van deze online benadering? En is de afhankelijkheid van big data een risicofactor an sich of juist een stap naar een betere toekomst?

We besloten onze bedenkingen voor te leggen aan diverse onderzoekers en professoren, zowel van KU Leuven als van onze eigen UAntwerpen. Helaas besloten professor Bruffaerts en zijn assistent-onderzoekers niet op deze bedenkingen in te gaan. “Ons onderzoeksproject is lopende en veel van jullie vragen zijn ook vragen die wij ons stellen. Zonder verder uitgebreid onderzoek is een te vroege polemiek in deze ons inziens te vermijden”, zegt Philippe Mortier, een van Bruffaerts’ doctorerende assistenten.

 

Waar de twintigste eeuw de eeuw van de lichamelijke geneeskunde is, is de 21ste eeuw die van de geestelijke geneeskunde.

 

sociale druk

Depressie mag dan in de eerste plaats het individu treffen, het lijdt geen twijfel dat ook iemands sociale omgeving en de maatschappij in het algemeen een rol spelen. Volgens Egon Dejonckheere, promoverend onderzoeker aan KU Leuven, bestaat er een direct verband tussen depressie en de sociaal-maatschappelijke druk om gelukkig te zijn. Mensen met psychische problemen zien zich geconfronteerd met een normatieve focus op geluk, die hen er sneller van weerhoudt negatieve gevoelens te uiten. Dejonckheere baseerde zijn onderzoek op de reflecties van 112 mensen met depressieve klachten. Op de vraag of ‘gezonde’ mensen ook de druk ervaren om gelukkig te zijn, antwoordt hij het volgende: “Naar deze mensen is in het verleden zeker ook onderzoek gedaan. Zij blijken dezelfde maatschappelijke druk te ervaren, maar wel in mindere mate. Vooral mensen met psychische klachten hebben een stigma te doorbreken: zij keren zich indirect tegen de heersende norm”.

Dejonckheere pleit ervoor dat psychische problemen in de toekomst stukje bij beetje bespreekbaarder gemaakt moeten worden. Acceptatie van normafwijkend gedrag is de sleutel tot een opener maatschappelijk discours, waarbinnen uitingen van ongeluk en verdriet niet langer taboe zijn. Ook Sabbe pleit voor het bevorderen van onderlinge bespreekbaarheid. Hij zegt daarbij dat het in deze tijd, waarin (ook zeker tijdens de studiejaren) hoge eisen worden gesteld, deelbaarheid en bespreekbaarheid nodig zijn. “Het is van belang elkaar daarbij te ondersteunen in plaats van competitie te organiseren.” Dejonckheere juicht het initiatief van Ronny Bruffaerts in dat verband dan ook toe. “Er bestaat een sterke barrière voor studenten om zelf met hun problemen naar een psychiater te stappen. Bij de online hulpverlening en automatische mailing van Bruffaerts vindt er een omkering plaats in het hulpverleningsproces. Hulp wordt nu door het systeem aangeboden, en de student kan zelf beslissen of hij wel of niet op die hulp ingaat. Het is als het ware de maatschappij die haar hand uitsteekt en zegt: we zitten met u in.” Een belangrijke voorwaarde voor dat effect ligt wel in de manier waarop geformuleerd en geadresseerd wordt. Idealiter is de toon sterk empathisch, en wordt de nadruk gelegd op het complementaire karakter van de (online) behandelmethodes. “Het is immers niet de bedoeling dat deze methodes het persoonlijke zorgtraject geheel vervangen”, sluit Dejonckheere af.

 

Vooral mensen met psychische klachten hebben een stigma te doorbreken: zij keren zich indirect tegen de heersende norm

 

een stap in de goede richting?

Ook Sabbe is te spreken over het initiatief, maar naar zijn idee is het positieve effect van het project niet vanzelfsprekend. Zo is het volgens hem zeker relevant of er naast online hulp ook direct en tussentijds mogelijkheden worden aangedragen om klassieke psychotherapie te volgen. “De boodschap die in de eerste mail staat, is delicaat en moet dus sensitief worden opgesteld. Hoe men bezorgdheid uitdrukt en wat men aanbiedt, zijn boodschappen waaraan in een gesprek heel veel nuance gegeven kan worden, zodat een therapeut de respons kan inschatten en hiermee verder kan werken”, stelt de hoogleraar. Die mogelijkheden zijn bij online hulp zeer beperkt.

Online hulpverlening is nog niet in dezelfde mate effectief bewezen als klassieke psychotherapie. Innovatieve elementen als predictieve algoritmes en online therapie zullen zich nog moeten bewijzen. Sabbe geeft aan dat wat er nu aan online therapie beschikbaar is binnen het Nederlandse taalgebied, nog min of meer in de kinderschoenen staat. “Er zijn al een aantal e-modules die hebben bewezen dat ze een zekere werking hebben, maar echt goede studies die dat vergelijken met klassieke psychotherapie en face-to-facecontact zijn er bij mijn weten nog niet.”

De vragen die door het project bij ons naar boven kwamen zijn dus zo gek nog niet. Niet omdat de antwoorden een negatief beeld geven, maar vooral omdat we heel veel dingen gewoon nog niet weten. Of dergelijke enquêtes in de toekomst ook bij UAntwerpen zullen worden gebruikt, blijft een vraagteken. Sabbe ziet er op dit moment nog weinig toegevoegde waarde in. Wij hebben namelijk Psy-net. Heb jij daar al van gehoord?