Het is eng hoe snel je tas gepakt is als je weggaan wil. Het was een rode tas, eentje die al jaren in mijn kamer pronkt, wachtend tot ik haar ooit zou gebruiken. Maar ze paste nooit bij de outfits die ik uitkoos en toen het misging tussen de gulle schenker en mij, voelde het al helemaal ongepast. Maar vandaag past het wel. Er past meer in het vuurrode ding dan je op het eerste gezicht zou denken. Mijn hele hebben en houden krijg ik erin, het hebben en houden dat ik missen zou althans, in het oude cadeau.
Het is eng hoe gemakkelijk de voordeur geopend wordt als je weggaan wil, ook al klemt die deur eigenlijk al jaren. Alsof die het afscheid niet uitrekken wil, niet langer dan nodig. Hoe korter hoe beter. Wat zegt dat eigenlijk over die banden van mij? Over dat thuis van mij? Als ik daar een beter antwoord op had gehad, een antwoord dat ik wilde horen misschien, was ik misschien zelfs nooit vertrokken, maar kijk, hier ben ik dan. De voordeur is opnieuw dicht, mijn hak tikt tegen de oneffen kasseien, ik verdwijn.
Het is eng hoe leeg je hoofd kan zijn op het moment dat je ervoor kiest om te gaan. Ik had gedacht dat ik aan alles zou denken, aan alles wat ik achter me liet, aan alles wat ik onopgelost en onaf liet liggen. Maar het blijft uit, zo blijkt, slechts een kalmte die me voortstuwt. Er liggen nog een paar wortelen in mijn koelkast, opgegeten worden zullen die niet meer. Het doodvonnis van beschimmeling wacht ze, niet onmiddellijk een verbetering op opgepeuzeld worden. Er ligt nog vuile was in de wasmand, bezweet en met ergens een witte wijnvlek die er nooit uitgewassen zal worden. Is dat een gemis? Of is dat slechts deel van het leven, jezelf achterlaten in de kleine feitelijkheden? Misschien kan ik mezelf op die manier overtuigen dat het er allemaal wel toe doet.
Het is eng hoe ongemakkelijk de vrijheid kan voelen. Ik heb een doel, dat weet ik, en nu steven ik linea recta op dat doel af. Ik ben het niet gewend, besef ik, een onbehaaglijk idee in se. Er zijn duizenden dingen die ik had kunnen doen, anders had kunnen doen, maar ik wandel de straat uit, vind een asfaltweg en verlaat de kasseien. Ik ben omwegen gewend, een hoofddoel hebben en ondertussen twintig andere taakjes doen, alsof mezelf te hard focussen op de ene taak te confronterend zou zijn, het belang ervan inzien te angstaanjagend, maar nu is er maar één opzet. Al de rest, al de onbenulligheden, alle regels die ik mezelf opleg om een logica te vinden in de dagdagelijksheid van het leven – verdwenen. Opgelost, zou je kunnen zeggen. Een streep door de laatste problemen.
Het is eng hoe anders ik me voel, een nieuw persoon met elke voetstap. De rode tas past nu beter, heb ik het gevoel. De sneakers zijn de mens die ik wil zijn: op stap, het gangetje gaande, gaandeweg onderweg naar een nieuw inzicht. Een doel per keer, geen duizend tegelijkertijd. Zelfstandig, onafhankelijk, dat ook. Er is iets moois in toebehoren aan een thuis met een klemmende voordeur, maar de poort naar die krochten wagenwijd openstellen is een hulde evenzeer. Aan mij misschien. Aan de wereld. Aan de asfaltweg, aan de kasseien, aan ademen. Aan zelfdefinitie in slechts enkele woorden, aan reflectie wanneer het niet meer gaat. Aan een tas, die nu wel bij de gelegenheid past.
- Log in to post comments