Het naderende einde van het academiejaar brengt tal van redenen om elkaar de hand te schudden met zich mee. Of het nu is om je professor te begroeten bij je mondeling examen of om afscheid te nemen van je vrienden, we zullen de komende maand onze hand nog vaak uitsteken. Doorgaans doen we dat zonder erbij na te denken, maar zoiets eenvoudigs als handen schudden is niet zo simpel als je het van wat dichterbij bekijkt. Ik reik Walter Weyns, hoogleraar Sociologie aan onze universiteit, een virtuele hand en vraag hem wat hij weet over deze wijdverspreide gewoonte.
Wanneer ik op het naïeve af begin met de vraag waar het gebruik vandaan komt, vertelt Weyns me dat het om gedrag gaat dat minstens gedeeltelijk aangeleerd is, een ritueel met regels. “Je bent niet de hele tijd door handen aan het schudden”, lacht hij. “Je steekt je hand uit, de ander beantwoordt dat en je schudt even. Dat laatste is een essentieel onderdeel van de handeling; gewoonweg je hand stil houden zou ook wat maar vreemd zijn.” Vervolgens vertelt hij me over de betekenis van het ritueel: “Handen schudden heeft een betekenis, net zoals het wijzen of het vingertje opheffen. In dat repertoire moet je het zien, dus als ondersteuning van onze interacties.” Wanneer ik hem vervolgens vraag waar het ritueel vandaan komt, antwoordt hij na een korte aarzeling: “Een verklaring die je vaak hoort, is dat je ermee je goede bedoelingen toont. Door de open hand te reiken toon je bereidwilligheid en vertrouwen ten aanzien van de ander, opdat die ander kan voelen dat je ongewapend bent, dat je letterlijk niets achter de hand houdt. Toch lijkt me dat een iets te gemakzuchtige verklaring, er zal wel een kern van waarheid in zitten, maar de exacte oorsprong is moeilijker te achterhalen. Ik denk dat als je het goed wil begrijpen je breder moet kijken naar het hele repertoire van handbewegingen die onze interacties onderbouwen.”
de goede handdruk
Er zijn veel verschillende manieren om elkaar de hand te drukken. Stevig of eerder zacht, heel lang of al snel de hand weer terugtrekken, enzovoort. “Wat de goede handdruk is, hangt af van subcultuur tot subcultuur. Bij het zakendoen is een stevige handdruk bijvoorbeeld meer op z’n plek”, vervolgt Weyns. Hij herinnert me aan de bewuste handdruk tussen Trump en Macron, waarbij ze om het hardst bleven knijpen. “Die werd ridicuul, maar gaf wel aan dat de stevigheid van de handdruk een symbool is en een betekenis heeft”, zegt Weyns daarover. “Wie de slapste handdruk geeft, is de onderdanige. Wie het stevigst de handdruk geeft, ‘wint’.” Hij vervolgt met een gewaagde uitspraak: “Om de clichés eens rond te strooien: als je de stevigheid van de handdruk met een drukmeter zou meten, zou dat een verschil geven van faculteit tot faculteit. Je zou kunnen zeggen: hoe harder de wetenschap, hoe steviger de handdruk.” Weyns benadrukt meteen na zijn uitspraak nog eens dat het om een hypothese gaat en er eigenlijk een vervolgonderzoek nodig is: een nodige verduidelijking in een gesprek tussen een hoogleraar Sociologie en een student Taal- en letterkunde. Toch kan ik hem geen ongelijk geven, want sterk zijn mijn handdrukken niet.
Hoe harder de wetenschap, hoe steviger de handdruk.
Daarnaast zou de handdruk ook plaatsgebonden zijn. “In het Oosten, Japan bijvoorbeeld, is men eerder geneigd om te buigen met de handen eventueel samengevouwen voor het lichaam.” De om-ter-stevigste handdruk is dan weer typisch Amerikaans. “Macron had waarschijnlijk de dagen voordien zitten oefenen om niet voor Trump te moeten onderdoen”, grapt Weyns. Een ander voorbeeld van zo’n plaatsgebonden handdruk vinden we in India, waar je je erop moet letten dat je zeker je rechterhand uitsteekt. De linkerhand is daar namelijk bedoeld voor onreine dingen zoals het toiletbezoek. Iemand met links de hand schudden is daar dan ook een grove belediging.
de alternatieve begroeting
“In sommige gevallen,” gaat Weyns verder, “bijvoorbeeld als er sprake is van een hiërarchie, schud je niet zomaar de handen. Dan heb je bijvoorbeeld iets als de handoplegging, waarbij de ene onderdanig knielt en de ander de handen oplegt, waarbij die hand soms gekust wordt.” Maak je niet meteen zorgen als die begroetingswijze je afschrikt, want ze is tegenwoordig enkel nog gebruikelijk als je een koning of hoge geestelijke ontmoet. De tijden waarin mannen dat deden bij vrouwen om te tonen dat ze met de beste bedoelingen kwamen en eerbied hadden voor haar zijn ondertussen passé.
Het handjes schudden is ook generatiegebonden. Jongeren kussen en omhelzen meer.
Andere alternatieve begroetingen zijn de kus en de omhelzing, die je vooral ziet in Zuid-Europese landen, maar ook meer en meer in het Noorden voorkomen. Een ander bekend voorbeeld is de neuskus bij de Inuit, in Tibet steken ze dan weer de tong uit naar elkaar. “Daarnaast zijn er ook praktijken waarbij de handen verstopt worden”, weet Weyns me te vertellen. Dat laatste fascineert me, want enkele minuten eerder leerde ik nog dat een mogelijke verklaring van het handen schudden was dat mensen op die manier hun goede bedoelingen toonden. Weyns verduidelijkt: “Het komt vooral voor in kerkelijke kringen, maar vroeger ook bij de adel. Je hebt dan meestal brede mouwen. Door je handen in die mouwen te verbergen, geef je juist aan dat je je onderwerpt aan iemand of iets.”
de ongemakkelijke handdruk
Ik heb zelf nooit graag handen gegeven, want dat voelt toch altijd een beetje als op sollicitatiegesprek gaan bij je vrienden. Ik ben niet de enige die er zo over denkt en door de pandemie is dat ongemak bij velen nog toegenomen. Ook mensen die er voordien geen probleem mee hadden zijn nu terughoudend om hun hand uit te steken. Dat kan uit angst zijn om besmet te raken of anderen te besmetten, maar Weyns haalt er nog een andere reden voor aan: “Als je meteen de hand zou uitsteken, lijkt het wel alsof de ander jou zou beledigen als die jou de hand niet schudt. Je wil de ander niet dwingen je een hand te geven als die zich daar niet comfortabel bij voelt.” Op familiefeesten valt het me daarnaast ook op dat het vooral de oudere generatie is die handjes wil schudden. Als mijn nicht haar hand naar mij zou uitsteken, zou me dat enorm verbazen, maar bij mijn groottante voelt het heel normaal. “Het handjes schudden is voor een deel ook generatiegebonden”, vertelt Weyns. “Er is de laatste jaren een verschuiving opgetreden die weggaat van de handdruk en in de richting gaat van de kus en de omhelzing, zoals dat al langer in Zuid-Amerika gebeurt. Die verschuiving is het duidelijkst merkbaar bij jongeren; misschien door internationale ervaringen zoals Erasmus?”
de verdwenen handdruk
Aan het begin van de pandemie werd aangeraden om elkaar elleboogjes te geven in plaats van elkaar de hand te schudden. Vuistjes bleken een groter succes te zijn en dat hoeft volgens hem niet te verbazen. “We zijn echte tactiele wezens. We nemen graag iets vast en ook elkaar aanraken, zoals onze voorouders de aapjes, doen we graag. Met de elleboog kan je zo goed als niets betasten of vastnemen. De hand kan veel meer, dus het is evident dat we snel teruggaan naar de hand.” En inderdaad, ik genoot vrijdagavond nog van een aflevering van The Voice Kids waarin de coaches en deelnemers elkaar enthousiast vuistjes gaven. Hoewel de meeste deelnemers heel blij lijken een vuistje te mogen geven aan hun idool, is dat vuistjes geven toch nog niet hetzelfde als handjes schudden. “Pas wanneer die oude gewoonte om elkaar de hand te geven en elkaar aan te raken eindelijk weer ingang vindt, pas dán kun je zeggen dat de pandemie achter ons ligt, of althans de angst voor de pandemie.”
Je zou kunnen zeggen dat wij het verlengstuk zijn van de hand in plaats van dat de hand het verlengstuk is van ons.
Weyns herinnert zich dat Marc Van Ranst aan het begin van de pandemie zei dat de begroetingsvormen zouden veranderen na de pandemie en dat Van Ranst dat een goede zaak vond. Ik herinner me dat inderdaad ook, want voor iemand als mij die altijd een hekel heeft gehad aan handen schudden was dat het beste nieuws uit die periode. Toch is Weyns er niet zo zeker van dat het ritueel niet meer terugkomt. Hij ziet de handen als het belangrijkste lichaamsdeel van de mens en zegt daarover: “Wij definiëren ons niet toevallig als handelende wezens en verwijzen daarmee naar de hand. Je zou kunnen zeggen dat wij het verlengstuk zijn van de hand in plaats van dat de hand het verlengstuk is van ons. Wij zijn wie we zijn doordat we handen hebben en daar van alles mee kunnen doen.” Zolang er geen bewijs voor is, lijkt het Weyns dus onwaarschijnlijk dat we zouden stoppen met elkaar de hand te geven.
Toegegeven, misschien zou ik voor één keer ook blij zijn als we weer onbeperkt handjes konden schudden. Vrienden, familie, professoren en assistenten en zelfs de lieve vrouw in de supermarkt, naar iedereen zal ik met plezier mijn hand uitsteken. Niet omdat ik het ritueel zo mooi vind, maar wél om te beklemtonen dat de pandemie achter ons ligt. En om mijn goede bedoelingen te tonen, dat ook.
- Log in to post comments