Ria Laenens
Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.
Martijn Willemsen (23) is masterstudent Geneesmiddelenontwikkeling, maar naast uitstekende studieresultaten kan hij ook een behoorlijk palmares in taekwondo voorleggen. “Ik ben begonnen met taekwondo toen ik zeven, acht jaar was. Eerst recreatief, maar ik werd steeds beter en uiteindelijk begon ik internationaal te gaan met wedstrijden”, vertelt Martijn. “In mijn eerste bachelorjaar heb ik mijn studie gecombineerd met het topsportstatuut, maar na een jaar ben ik daarmee gestopt om me te focussen op mijn opleiding. Het student-atleetsysteem is onderontwikkeld, waardoor het moeilijk wordt om te presteren op school én in je sport. Nu ja, als je een 10-op-20-mentaliteit hebt als student kan je het waarschijnlijk wel combineren, maar ik wil écht goede punten halen en na mijn master doctoreren. Zoiets is eigenlijk niet haalbaar als je tegelijkertijd nog alles wil geven voor je sport. En je doet niet aan topsport als je er niet alles voor zou willen geven.”
Daar komt bij dat taekwondo evenmin de gemakkelijkste sport is. “Mentaal vind ik vechtsport belastender dan andere sporten. Bij topsport hadden we tweemaal per dag twee uur training: een fysieke en een taekwondotraining. Bij zo’n fysieke training kan je vijf minuten op voorhand nog bezig zijn met huiswerk en gewoon je oefeningen doen, klaar. Maar naar de gevechtstraining werkte ik minstens twee uur op voorhand toe, juist omdat je de knop moet omdraaien voor je gaat vechten. Voor zo’n training moet je mentaal scherp staan en dat begint al voor de trainingsuren zelf.”
In het kader van zijn doctoraatsambitie nam Martijn afstand van het topsportstatuut, maar dat betekent niet dat het taekwondoverhaal geëindigd is. “Nu ik de focus meer naar mijn studie heb verlegd ben ik coach en assistent-trainer geworden, naast opnieuw recreatief taekwondoka. Nu en dan train ik met het nationale team in de topsportschool in het Stedelijk Lyceum Topsport. Op dit moment wacht ik eerder af tot er een kans voorbij zou komen waarbij ik een universitaire studie én internationaal taekwondo zou kunnen combineren, mits mijn studies er niet onder zouden lijden.” Voor een doctoraataspirant is dat belangrijk, zeker met de tijd en moeite die Martijn in zijn opleiding steekt. Zijn goede punten zijn zuurverdiend: “Doorheen het jaar werk ik hard, zodat de examenperiode smooth sailing is. In januari pas panikeren heeft geen zin – tegen dan is het al te laat.”
In dezelfde geest heeft hij al goed over zijn geambieerde doctoraatspost nagedacht. “Liefst doctoreer ik in medicinale chemie. Ik ben al enkele jaren in contact met het medicinale chemielabo hier aan UAnwerpen en doe vrijwillige stages om mijn chemische vaardigheden te verbreden. Het labo verwacht dat je op zijn minst een poging doet om een FWO-beurs te krijgen. Daarvoor moet je een goede student zijn, zowel academisch als daarbuiten, en het onderzoek moet in se nodig zijn in de medische wereld. Als je die beurs niet krijgt – en de kans om die te krijgen, is niet ontzettend hoog – kan je nog wel bij een assistentenmandaat terecht. Maar het blijft competitief.”
Als ik vraag of hij het jammer vindt dat hij taekwondo op een lager pitje heeft moeten zetten, moet hij even nadenken. “Het was de moeilijkste keuze van mijn leven, want taekwondo heb ik mijn hele leven gedaan, maar het was een rationele keuze. In België zou je niet echt van het salaris kunnen leven. Met taekwondo zou ik maandelijks € 1.000 kunnen verdienen, maar zoiets is niet permanent. Mijn studies vormen daarentegen mijn toekomst. Als mijn schoolwerk er niet onder had geleden, had ik doodgraag mijn topsportcarrière verdergezet, maar zoals de combinatie nu loopt, was dat voor mij niet haalbaar. In theorie wordt je school- en sporttijd fiftyfifty verdeeld, maar in praktijk had ik het gevoel dat er langs twee kanten continu aan me getrokken werd. Er was weinig begrip, zowel vanuit UAntwerpen als vanuit het nationale team. Als je niet aanwezig kan zijn op je training door een verplicht vak, zijn ze daar kwaad, maar als je iets mist omdat je naar je training moet, kom je al snel niet aan je verplichte aanwezigheden voor bijvoorbeeld practica. Om zo’n combinatie vol te houden, zou er van beide kanten veel meer begrip en flexibiliteit nodig zijn. Natuurlijk begrijp ik dat die verplichte aanwezigheden op practica belangrijk zijn, maar de moeite om te kijken of de uren daarvoor wel uitkwamen – want niet elke week is zoiets helemaal hetzelfde – was eigenlijk ondermaats. Je zou bijna een mini-departement nodig hebben voor topsport, zodat de nodige aandacht besteed kan worden aan de individuele sporter. Op die manier zou de combinatie wel haalbaar worden, denk ik.”
Zo’n departement is er echter nog altijd niet, dus de keuze moest wel gemaakt worden. “Ik heb mezelf uit een denkpatroon moeten slepen. Ik vóélde dat het niet goed ging, dus ik moest me niet aantrekken wat anderen ervan zouden vinden, maar moest kiezen voor wat mijn toekomst in de goede richting zou duwen. Ik denk niet dat je kan begrijpen in welke positie ik zat, tenzij je er zelf in zat. Iemand die het volledig begreep, had ik niet. Had zo iemand mij kunnen helpen? Misschien. Ik heb de neiging om mezelf te omringen met mensen die zich 100% geven voor iets, of dat nu voor hun studies is of voor hun sport. Ik had het gevoel dat ik mezelf toen in twee moest kappen omdat er op beide vlakken veel gevraagd werd, maar ik geloof niet in een 50%-mentaliteit die zoiets misschien haalbaarder had gemaakt. Een richting volgen met een zware studielast én aan topsport doen, is in het huidige systeem in de praktijk nauwelijks mogelijk. Een aangepast en geïndividualiseerd kanaal voor zulke mensen is daarom noodzakelijk op UAntwerpen.”
- Log in to post comments