Ooit heb ik een paar regels voor mezelf opgesteld, al was het maar omdat al te veel keuzevrijheid druk bezig was met me te verlammen en ik wel wat beters te doen had dan wachten tot ik mezelf uit dát moeras gesleurd had. Een van die regels is dat ik het mezelf opleg om niet meer na tien uur ‘s avonds te reageren op berichten. Dat … heeft wisselend succes in de praktijk.
Mijn innerlijke brandweerman ontwaakt vlug wanneer ik een brandje zie verschijnen, enig schuldgevoel nog sneller wanneer er een bericht binnenvliegt van een klasgenoot die notities behoeft. Op zulke momenten voelt het ook stom: waarom zou ik mezelf in vredesnaam zo’n arbitraire tijdgrens opleggen? Wie ben ik om mezelf te infantiliseren tot time-outs? Ik ben nodig!
Of nee, ben ik écht nodig? Hoeveel brandjes zijn er zo verzengend dat ze de aardbol verschroeien als ik niet binnen het halfuur een antwoord formuleer, een oplossing fabriceer? Wil ik werkelijk mijn notities uitdelen aan studiegenoten die ze minder waardevol achten als ze die pas een dagje later binnenkrijgen? Binnen mijn vriendenkring sta ik ondertussen bekend om een geheel onbetrouwbaar reactievermogen: terwijl ik sporadisch binnen het kwartier aanwezig ben, kan ik net zo goed pas na een paar uur antwoorden. En heel eerlijk? Dat vind ik een veel fijner systeem. Maar toch, als het een klasgenoot betreft die een keer een college niet kon bijwonen, slaan de stoppen precies door en lijkt het me een onoverkomelijk drama als ze niet binnen de vijf minuten alles hebben wat hun hartje belieft. Wilt u er nog een gratis handboek bovenop, meneer? O, wat zou het, hier is al het intellect dat ik nog in me heb, mevrouw!
Mijn tien-uursregel dwingt me tot het nemen van rust, zo’n essentieel dingetje dat ik te snel bestempel als vrije tijd die ingevuld moet worden. Zodra ik niet productief bezig ben, begin ik me een moreel verdorven creatuur te voelen. Er is nog zo veel wat ik moet doen, nog zo veel wat moet gebeuren! Maar dan stopt het nooit, terwijl het onmogelijk is om productief te blijven zonder enig moment van rust. Opnieuw en opnieuw moet ik mezelf streng toespreken: altijd bezig zijn, al helemaal voor andere mensen, is geen gezonde manier van leven. “Er zijn erg weinig mensen of zaken wier overlevingsmechanismen afhangen van mij persoonlijk, overschat jezelf eens niet!” probeer ik mezelf voor te houden, elke dag opnieuw. Soms zijn er goede dagen, dan krijg ik mezelf zo ver dat ik de regel naar acht uur ‘s avonds vervroeg, op de slechte dagen beloof ik mezelf een betere dag morgen. En soms denk ik dat het misschien minder een regel moet worden en meer een afspraak met mezelf, een gentleman’s agreement om het allemaal nog leefbaar te houden. De enige persoon die me na tien uur ‘s avonds nog nodig heeft, ben ikzelf. Of zoiets. Vandaag is een goede dag, in ieder geval.
- Log in to post comments