Jonathan Ramael
Een zinderend gedicht kan een druilerige dag inwisselen voor een verzameling momenten van bekoring en ogenblikken vol begrip. Aan UAntwerpen hebben we dat goed begrepen: in 2018 ontstond het campusdichterschap aan onze universiteit en hebben we een huisdichter die maandelijks een pareltje van woorden aflevert. Sinds januari 2021 is Esohe Weyden onze campusdichter van dienst. Ze voorziet het leven aan de universiteit van een poëtische noot, in haar eigen stijl vol menselijkheid. Dringend tijd voor een gesprek!
Dat campusdichterschap, wat houdt dat eigenlijk in?
Het campusdichterschap is een aanstelling van twee volledige jaren. In die periode is het de bedoeling om elke maand een gedicht te schrijven. Je schrijft over thema’s die leven op de universiteit of die heel actueel zijn. Een voorbeeld van zo’n thema was Julie Van Espen, nog onder de vorige campusdichter Noor Intisar. Daarnaast staan sommige maanden vast. Zo schrijf ik in februari een gedicht rond valentijn of liefde, dat vervolgens verspreid kan worden onder studenten en personeel. Maart is er nog zo een. Dan worden de eredoctoraten van UAntwerpen uitgereikt en daarvoor wordt een gedicht verwacht.
Ik heb veel dichterlijke vrijheid. Ook wat de vaste thema’s betreft, mag ik zelf kiezen welk gedicht ik schrijf en op welke manier ik dat breng. Elk gedicht kan namelijk in een andere vorm verschijnen, in overleg met Rubi, de cultuurdienst van UAntwerpen. In de eerste lockdown nam ik vooral filmpjes op met mijn gedichten. Tijdens de juni-examens van 2021 heb ik dan weer een gedicht laten drukken op doorzichtige pennenzakjes en die gratis verspreid. Er is veel ruimte en budget; zo vrij zijn is fijn werken. Al denk ik dat ik niet moet gaan overdrijven; als ik zeg dat ik weleens een raket de ruimte in wil sturen met een gedicht zal dat budgettair waarschijnlijk niet lukken. (lacht)
Hoe ben je campusdichter geworden?
Ik ben nu al bijna zes jaar professioneel bezig met spoken word. Daarvoor schreef ik al en deed ik af en toe eens mee aan een open mic, maar het is nu ongeveer zes jaar mijn beroep. Omdat de cultuurdienst – zeker in Antwerpen – met zijn voeten in de culturele sector staat, denk ik dat ze me daar op die manier op het spoor zijn gekomen. Ik weet dat de medewerkers van Rubi onderling hebben gepraat over wie de volgende campusdichter kon worden en dat ze erover gestemd hebben. Toen ben ik als potentiële campusdichter uit de bus gekomen en nu zijn we dus hier!
Ik weet niet of Noor Intisar betrokken was bij die selectie, maar ik heb wel een gesprek met haar gehad. Ik kreeg een theoretische e-mail met wat er allemaal van me verwacht werd, maar aan Noor Intisar kon ik wat meer vragen hoe het in de praktijk allemaal loopt. Hoeveel tijd had ze erin gestoken, hoeveel vrijheid had ze … Dat hielp om me er een beeld van te vormen.
Wat wil je vertellen in je (vrije) gedichten?
Ik probeer altijd heel authentiek te blijven, dicht bij mezelf. Naar mijn mening is dat het meest echt. Zo kan ik soms een serieuze uitsteller zijn. Dat brengt veel emoties en stress met zich mee en zulke gevoelens drijven in mijn gedichten naar boven. Ik ga niet op zoek naar onderwerpen waarvan ik denk dat die andere studenten aansporen of doen nadenken, ik probeer vooral vanuit mezelf te schrijven. Ik denk dat andere studenten die gevoelens wel herkennen. Personeelsleden ook, enkelen kunnen denken aan hun studententijd, toen ze zelf misschien ook weleens durfden uitstellen.
Thema’s zoals twijfel en tijd komen vaak terug in mijn schrijven, wat ook te maken heeft met dat uitstellen. Ik ben mij erg bewust van het verspillen van tijd en van timemanagement en ik ben ook een serieuze twijfelaar. Ik ben een echte overthinker die plannen A tot Z volledig heeft uitgewerkt, zoals er denk ik nog meer bestaan. Over die onderwerpen schrijf ik veel en graag. Op dat vlak kan mijn inspiratie nooit opraken, ik zou praktisch tien boeken kunnen schrijven over het thema tijd.
Hoe verloopt je schrijfproces?
Zonet vertelde ik dat ik een behoorlijke uitsteller ben. De eerste tip die ik daarover altijd aan iedereen geef – en die ik zelf ook moet toepassen – is gewoon beginnen. Dat is de basis, maar in de praktijk niet zo evident. Als ik schrijf daarentegen, dan ligt dat helemaal anders en begin ik wél onmiddellijk. Op die manier heb ik veel ruimte om dingen die slecht zijn de vuilbak in te kieperen. Wanneer ik vandaag schrijf en alles slecht is buiten één zin, dan kan ik alles weggooien en morgen nog eens kijken naar die ene zin en verder gaan. Als ik dan zou uitstellen en maar één dag zou overhouden om een gedicht af te werken, dan zal ik waarschijnlijk iets moeten inleveren waarover ik eigenlijk niet tevreden ben.
Mijn methodiek ligt redelijk vast. De eerste dag probeer ik gewoon nonsens te schrijven en alles wat in mijn gedachten zit op papier te schrijven, wetende dat 90% waarschijnlijk onbruikbaar is. Vanaf het punt dat ik – om het zo te zeggen – het afval heb gesorteerd, begin ik bij de goede zinnetjes en probeer ik daarop verder te bouwen. Tot nu toe heeft die techniek altijd goed gewerkt!
Het thema naar je toetrekken is ook belangrijk. Krijg je een thema dat heel breed is? Ga dan op zoek naar de punten waarover jij iets specifieks kan vertellen. Ik maak even de vergelijking met rapmuziek, waarin je goede en slechte rappers hebt. Een goede rapper spreekt vanuit een eigen verhaal, dingen die die echt heeft meegemaakt. Een slechte rapper is een student aan Universiteit Antwerpen die doet alsof die van de straat is, met alle bitches en zo. Dat is niet authentiek, het is slechts een persona dat je speelt en dat niet klopt.
Heb je nog een boodschap voor startende studenten?
Durf op je bek gaan en daarna opkrabbelen en rechtstaan. Af en toe een dikke bult op je gezicht hebben, dat moet kunnen.
- Log in to post comments