Sinds dit semester kunnen de masterstudenten Taal- en Letterkunde in het vak creatief schrijven hun innerlijke Jeroen Brouwers voeden. De docent is auteur Tom Naegels, bekend van zijn roman Los en zijn columns in De Standaard. dwars had met Naegels een uitgebreid onderhoud over het nieuwe opleidingsonderdeel, maar ook over de invloed van sociale media op het maatschappelijke debat. “De internetbubbel bestaat niet. Het feit dat er continu ruzie wordt gemaakt op sociale media is het ultieme bewijs dat mensen met verschillende meningen met elkaar in contact komen.”
In het vak creatief schrijven zullen studenten een verhalend essay schrijven. Naegels preciseert meteen dat het niet over een wetenschappelijk essay gaat: “Zulk essay vertrekt niet vanaf nul, maar baseert zich op het onderzoek dat je hebt verricht. Het verhalende essay is een mooie combinatie van het literaire en het esthetische enerzijds en de werkelijkheid anderzijds.”
Nu we weten waarover we spreken: wat zijn de doelstellingen van het vak?
Het is de bedoeling om met het essay als voorbeeld technieken aan te leren om een langere tekst vanuit het niets te schrijven. Het concrete essay zelf is niet het enige doel. Het proces is minstens even belangrijk. De studenten gaan continu met zichzelf in debat. Wat is mijn mening eigenlijk? Al schrijvend zullen ze zichzelf bijsturen, zichzelf bevragen en onderzoek doen. Klopt mijn initiële stelling? Zijn de argumenten die ik heb afdoende? Heb ik er iets over te vertellen? En waarom wil ik dat per se zelf vertellen en wacht ik niet op iemand anders die er meer over weet? Ik hoop dat proces bij de studenten aan te zwengelen.
Het concrete essay zelf is niet het enige doel. Het proces is minstens even belangrijk.
Waarom is een vak creatief schrijven zinvol in een opleiding Literatuurwetenschappen?
Ik zou het een beetje gek vinden om vier jaar lang literatuur van buitenaf te bestuderen en een bekwame lezer te worden, maar dan nooit zelf te schrijven. Een literaire tekst produceren is een heel andere tekstbenadering dan andermans tekst bekijken. Het lijkt me dus logisch om studenten ook zelf te laten schrijven.
Bart Van Loo, bekend van bestseller De Bourgondiërs, joeg een niet klein aantal academici op de kast met zijn opinie getiteld ‘Wat als academici leesbare boeken konden schrijven?’. Van Loo liet optekenen dat er binnen de universiteit een verlangen is naar vrijer schrijven, maar dat dat door het systeem niet wordt gestimuleerd: “Een universiteit zou een vrijplaats moeten zijn waar intelligentie en creativiteit elkaar gretig omhelzen, maar vandaag wordt het kruim van onze intelligentsia gedwongen om in een hoog tempo taaie artikels te publiceren die bijna niemand leest.”
Moeten academici beter hun best doen om leesbare publicaties af te leveren?
Er zijn voorbeelden genoeg van academici die populariserende boeken kunnen schrijven. Ik ben nu zelf een geschiedenisboek aan het schrijven over België als migratieland. Daarvoor doe ik vaak beroep op het werk van academici. Uiteraard merk ik dat de manier waarop zij hun kennis naar buiten brengen een drempel vormt voor een breed publiek. Academici schrijven nu eenmaal voor elkaar; ze dragen bij aan een corpus van kennis dat in eerste instantie bedoeld is voor andere academici die daar op hun beurt mee aan de slag kunnen. En dan is iets als methodologie belangrijk. Wetenschappelijk schrijven is in feite gebaseerd op een wantrouwen: wat heb je gedaan om zeker te zijn dat wat je me nu vertelt waar is? En dus moet je bijzonder veel aandacht besteden aan de wijze van onderzoek.
En een gewone auteur die mikt op een breed leespubliek heeft daar geen last van.
Inderdaad. Die zegt: “Vertrouw mij nu maar, ik ga het gewoon vertellen en zal ervoor zorgen dat het aangenaam is om te lezen.” Dat is een fundamenteel andere insteek. Het is ook niet per se noodzakelijk dat wetenschappers al hun teksten voor een breed publiek schrijven. Er is een wisselwerking nodig tussen enerzijds academici die de kennis vergaren en anderzijds populaire auteurs die voor een stuk parasiteren op dat wetenschappelijke werk, dat op een vlotte manier navertellen en alle credits krijgen – ook al zetten ze een uitgebreide bibliografie achteraan hun werk. Dat zal ook zo zijn met mijn volgende boek. Alle eer en roem zal voor mezelf zijn en ik zal genereus in mijn bibliografie vermelden welke historici mij allemaal hebben geholpen. (lacht)
Er is een wisselwerking nodig tussen enerzijds academici die de kennis vergaren en anderzijds populaire auteurs die dat wetenschappelijke werk op een vlotte manier navertellen.
Als je dagelijks bezig bent met detaillistisch onderzoek, kan ik me voorstellen dat het onbegrijpelijk is hoe bruut journalisten en populaire geschiedschrijvers met dat materiaal omgaan. En dat het voor die journalisten en schrijvers die vooral bezig zijn met het begrijpelijk vertalen van dat werk onbegrijpelijk is hoe academici jarenlang kunnen doorbomen over de kleinste pietluttigheden. Een spanningsveld dat mijns inziens onoplosbaar is.
Je zou ook kunnen opperen dat het net heel interessant is voor universiteiten dat academici zich vol overgave in het publieke debat gooien.
Er zijn voldoende academici die zich mengen in het publieke debat. Het blijft natuurlijk een extra taak waar je zin in moet hebben. Ik heb de indruk dat universiteiten maar al te graag hebben dat hun professoren in de kranten en op televisie komen. Dat speelt ook een rol in de concurrentiestrijd tussen universiteiten. Het is een publieke rol die minder tijd vergt dan het schrijven van een boek. Al is het vanuit pr-perspectief ook interessant dat academici een populair boek schrijven. Maar in welke tijd moet je dat doen? Je moet lesgeven, wetenschappelijk onderzoek doen en zeker in het begin van je carrière een berg papers schrijven om je aanstelling te verzekeren.
Tom Naegels was in een redelijk recent verleden vijf jaar lang ombudsman bij De Standaard. En dus begonnen we spontaan vragen te stellen over media en actualiteit. Zoals: moet een programma als pakweg De Zevende Dag antivaxers een stem geven?
Ik vind dat op zich geen goed idee. Je ziet opnieuw een spanningsveld dat goed te vergelijken valt met het debat rond racisme. In welke mate moet een publiek medium als de VRT een forum bieden aan een breed scala aan opinies? Het lijkt een open deur. Laat zoveel mogelijk meningen aan bod komen, laat die meningen met elkaar botsen en er komt wel een consensus uit. Maar wat als al die meningen een effect hebben op de samenleving? Zo kan het aan bod laten komen van racistische opinies als effect hebben dat meer mensen die meningen zullen delen.
Op een bepaald moment hebben de grote Vlaamse media besloten om verregaand te stoppen met racisten een forum te geven. Het gebeurt zelden dat je echt racistische meningen op de televisie ziet of in de krant leest. Dezelfde denktrant zou je kunnen opbouwen rond het coronavaccin en corona in het algemeen. Je kunt zeggen: laat die meningen bestaan. Maar dan is er de collateral damage dat er meer mensen gaan twijfelen.
Wat mij fascineert, is dat attitudes die normaliter worden gestimuleerd, zoals kritisch denken en twijfelen aan wat figuren met autoriteit vertellen, in deze omstandigheden een kwalijk effect hebben. "Ik twijfel" is op zich een normaal statement, maar heeft als implicatie dat het steeds moeilijker wordt om voldoende mensen gevaccineerd te krijgen. Moet je die twijfel dan nog eens versterken door het debat te laten woeden? Al zeg ik dat alles met veel slagen om de arm. Aan de andere kant kan het de twijfel versterken bij mensen die zich al niet gehoord voelen.
Een woord dat vroeg of laat moet vallen, en ook dit interview ontsnapt er niet aan, is polarisatie. Mogen we voetstoots aannemen dat het debat meer gepolariseerd is dan vroeger?
Neem nu België ten tijde van de verzuiling. Dat is bij uitstek een voorbeeld van polarisering. Voor alles moest je een kamp kiezen. Ziekenhuizen, scholen, mutualiteiten … noem maar op. Alleen bestonden er toen geen sociale media waar katholieken, liberalen en socialisten met elkaar in debat gingen. Dat zou een permanente botsing van wereldbeelden hebben veroorzaakt.
De samenleving is even gepolariseerd als vroeger. Polarisatie uit zich op een andere manier.
De jaren zestig en zeventig waren een periode met terreuraanslagen in heel Europa vanuit zowel extreemrechtse als extreemlinkse hoek. Je mag echt niet onderschatten hoe gespannen de sfeer destijds was en hoe wantrouwig mensen tegen elkaar stonden. Nog eens dertig jaar terug in de tijd stonden het fascisme en het communisme sterk: een tijd vol blinde polarisatie waarin groepen en partijen zelfs de hele democratie afwezen en kozen voor een totalitaire samenleving waarbij moord op grote delen van de eigen bevolking werd goedgepraat. Dus nee, ik denk niet dat de samenleving meer gepolariseerd is dan vroeger, wel dat de polarisatie zich op een andere manier uit.
Leven we dan niet allemaal in onze eigen fijne internetbubbel?
Dat denk ik net niet. Het feit dat er continu ruzie wordt gemaakt op sociale media is het ultieme bewijs dat mensen met verschillende meningen met elkaar in contact komen. Anders zou je op sociale media kunnen switchen tussen de linkse en de rechtse bubbel waarbinnen mensen elkaar alleen maar bloemetjes toewerpen. Dat is niet zo. Mensen zitten voortdurend op elkaars kap. Ik zou zelfs zeggen dat er vandaag meer wordt gedebatteerd dan vroeger.
Waartoe leidt al dat debatteren?
Ik heb het altijd een vrij utopische gedachte gevonden dat debatteren tot meer begrip leidt tussen mensen met verschillende standpunten. Dat twee mensen aan het eind van een debat zeggen: nu begrijp ik beter waar jouw mening vandaan komt. Misschien dat twee mensen na een lang gesprek wat toenadering vinden, maar meer dan een tijdelijk effect bewerkstelligen bij enkele individuen doe je niet. Meningen zijn niet de optelsom van de gesprekken die je hebt gehad. Wel zijn ze het resultaat van omgevingsfactoren zoals je opvoeding, je vrienden, je persoonlijkheid … We moeten accepteren dat een samenleving bestaat uit een optelsom van verschillende visies en ideologieën die met elkaar ruziën als je ze met elkaar in contact brengt.
In elk zichzelf respecterend medium – op dwars na – duikt er heden ten dage een factcheckrubriek op. Hebben factchecks überhaupt zin?
Het is geen probleem dat je een leuke en leerzame rubriek beoogt die je als krant de kans geeft om iets uit te leggen. Het is een zinloze onderneming als de rubriek in het leven is geroepen om foutieve ideeën en alternatieve feiten uit het debat te halen.
dwars wordt ook verslonden door niet-taal- en letterkundigen met mogelijk schrijfambities. Een formidabele schrijftip voor hen?
Accepteer dat het moeilijk is en dat het heel lang duurt. Dat je lang moet blijven schrijven aan dezelfde tekst. En dat je je ambities ver genoeg in de tijd moet projecteren – je moet niet op je 22ste al een baanbrekende roman willen publiceren en op je 25ste een eerste literaire prijs binnenslepen. Probeer die belangrijke schrijver rond je vijftigste te zijn. Ik heb al vaak mensen met schrijftalent zien afhaken omdat ze ontmoedigd raken en te veel te snel willen. En tot slot: zoek manieren om die ambitie te combineren met een normaal leven waarin je geld kunt verdienen en een gezinsleven kunt uitbouwen. De totale focus op het schrijven is vaak contraproductief.
- Log in to post comments