Een eenvoudig beeld kan plotsklaps een vergeten herinnering doen bovendrijven. Een geur activeert onze mentale memoires en ook muziek wekt het verleden weer tot leven zonder dat je er zelf erg in hebt. Omgekeerd geldt het ook: een beeld, een klank, een geur kunnen op hun beurt herinneringen creëren.
De avondwind is frisser dan gehoopt. Ik zou me kunnen omdraaien, een vluchtige gedachte, vreemd helder in de wirwar van de spiralen in mijn hoofd, maar ergens hoop ik vooral dat de bries op mijn gezicht enige orde in de chaos waait. Kan een wind dat? Misschien zijn avondwandelingen slechts een placebo tegen innerlijke hinder, maar een ander medicijn vind ik zo snel niet. En route dus.
Dit deel van de stad ken ik nauwelijks, maar verloren lopen helpt vast beter dan geconfronteerd worden met alles wat ik al eeuwen ken. De muzieknoten die me iets sneller dan eerst om de hoek lokken, kan ik niet plaatsen, maar dat gegeven houdt me al helemaal niet tegen, door een nieuwsgierigheid die me meer eigen is dan mijn eigen naam. De bron kan ik zo snel niet ontdekken, maar dan rest de vraag: maakt het uit? Ondanks onhandige stappen richting ontsnapping blijven we opgesloten en de hele wereld lijkt elke dag een tikje onbekender. De normale gang van zaken is snel vergeten.
Ik ben niet als enige nieuwsgierig naar het deuntje, de vrolijke muziek in de schemering; hier en daar zie ik een lotgenoot, al hebben de meeste voorbijgangers meer te doen dan naar een woordeloze notenstroom te luisteren. Jij niet. Denk ik. Je blijft in ieder geval staan. Alsof het de nieuwe gang van zaken is, alsof ik dit elke dag doe, steek ik mijn hand naar je uit. Mag ik deze dans?
Het is door de kilte thuis en in mijn hart dat ik de kou buiten opzoek. Vuur hoor je toch ook met vuur te bestrijden, het omgekeerde werkt net zo goed – of zelfs beter. Of past dat niet in het beeld van de ideale wereld? Dat doet er al lang niet meer toe, nu ik al weken verontrust ronddartel op een mij onbekende maat. Het leven is me nooit goedgezind geweest, maar nu ook mijn gangbare vluchtroutes afgesneden zijn, dwaal ik niet alleen doelloos rond in de stad, maar ook in mijn hoofd en hart.
Wandelen dan maar, even weg zijn. In plaats van de pijn weg te branden, laat ik haar bevriezen. Ik hielp het weer alvast een handje door mijn trui en jas thuis te laten; ik ben onmiddellijk en compleet verdoofd. Dankbaar ben ik voor de eerste keer in… het doet er niet toe. Ik vraag me af waarvoor de andere mensen op straat zijn weggevlucht. Ook dat doet er niet toe, iedereen heeft recht op haar eigen verhaal, met een eigen soundtrack. Hoewel ze me vreemd zijn, zie ik de vrolijke deuntjes in de lucht dansen op een onzichtbare toonladder.
Het is zo’n donderslag bij heldere hemel, maar dan omgekeerd (zoals wanneer je op een begrafenis een belachelijke kinderfoto van jezelf herkent en een onbeheersbare lach de droefenis doorklijft) dat mijn lichaam verder dienst weigert en ik onbewust halt houd. In mijn hoofd tintelt er iets, een oude herinnering, vluchtig, aan vervlogen tijden. Het duurt even voor ik doorheb dat de uitgestoken hand geen deel van deze verbeelding is, maar zo reëel als de vuisten die maar al te vaak op me neergeregend zijn om redenen die ik me niet meer wil herinneren. Genegenheid ben ik verleerd. En toch steek ik automatisch mijn hand uit. Ja, graag.
Kort, heel kort schiet door me heen dat ik niets over je weet, dat jij en ik vreemden zijn, de moeite zelfs niet hebben gedaan om namen uit te wisselen. Zeker in deze tijden lijkt dat toch enigszins onverantwoord. En toch, waar ik me voornamelijk zorgen om maak, is wat je van me denkt nu je me na die toch gedurfde vraag ziet stuntelen met het begin van onze dans.
Laten we het wel stellen, mijn danstalent is beroerd. De kunst om op de maat te bewegen is me vreemd; de schaamte die dat met zich meebrengt, houdt me vaker wel dan niet tegen. Alle bravoure die ik kan opbrengen, smelt als was in de zon zodra de confrontatie met mijn gebreken zichzelf op de voorgrond stelt. Grote mond, klein hartje, noemt mijn moeder dat. Maar mijn moeder zegt ook dat ik me moet onderwerpen aan de anderhalve meter en ook in dat opzicht ben ik een godvrezende heiden. Naar de muziek luister ik wel. Het is moeilijk om het lichaam van een onbekende te lezen, om te luisteren naar de woordeloze tekens van een vreemde, maar ik doe mijn best. Ik moet lachen wanneer ik de maat voor de vijfde, nee, zesde keer mis, een lach ergens tussen de opgewekte onbezonnenheid en de cynische zelfergernis in, maar als ik in je ogen op zoek ga naar een oordeel, denk ik niet dat ik dat vind. Voor mij is het dan goed. Alsof jouw mening de enige is die nog telt.
Handen wassen kan straks ook nog, eens een vriendelijke hand aannemen en met de vrolijke noten meedansen is een once in a lifetime opportunity (gewoon niet hoesten, houd ik mezelf voor). Een klein beetje normaliteit in deze losgeslagen wereld is een verademing. Liefdevol kun je het contact niet echt noemen – het is de eerste keer dat we elkaar zien, dus ‘kennen’ is nog niet eens van toepassing – maar teder is het zeker. Of toch zeker wat ik me er altijd bij voorgesteld heb, hoe ‘teder’ zou voelen. Een ervaringsdeskundige ben ik nog lang niet.
Haperend komen we op gang, maar een diesel heeft ook altijd wat meer tijd nodig en de autoritjes die daarop volgen, laten zich daar ook niet door tegenhouden. In onze stunteligheid vinden we elkaar. Het duurt even voor ik het gevoel van me kan afschudden dat ik tekortschiet wanneer ik de maat weer eens mis, maar als er twee mensen zo rebels de maat niet volgen, creëren ze er een nieuwe, die wél werkt voor ons. De lach die ontsnapt aan mijn danspartner is daar de trigger voor; wanneer onze ogen die van de ander binnendringen, weten we het ergens intuïtief. Denk ik. Onze manier is onze manier. Om een of andere reden voelt die goed, veilig, als thuiskomen. En wil ik nooit meer vertrekken.
Aan de ene kant wil ik graag weten waar de muziek vandaan komt, waar de aanvankelijke aanleiding van jij en ik haar oorsprong vond, maar aan de andere kant krijg ik het niet helemaal voor elkaar om het nog werkelijk als relevant te bestempelen. De noten lijken even natuurlijk als de grijze wolken boven ons hoofd, als het onkruid dat onverschrokken door de straatstenen groeit, als het ritme dat we in ons gezamenlijk onvermogen ontworpen hebben.
Het is misschien stom, maar het voelt toch alsof er een wij is nu. Hoe meer passen we samen zetten, hoe dapperder ik me voel. Zelfverzekerder. Al de rest vergeten – hoe romantisch ook weer! Maakte ik me daarnet nog zorgen over andere mensen? Had ik me eerder bedacht dat het idee van liefde wel een erg vervelend concept was, al was het maar omdat het een dosis complicaties met zich meebracht waarvan je nooit helemaal wist of het allemaal wel het gedoe waard was? Misschien. Mijn hoofd is leeg en mijn hart is vol en het slaat allemaal nergens op, maar het voelt alsof ik langzaamaan snap dat het meer gaat om zo af en toe iets gewoon doen en minder om het juiste doen. De muziek klimt op in een crescendo; jou draai ik om je eigen as. Eenmaal, tweemaal. En dan laat ik je los.
Zonder een aantrekkelijk perspectief op heden of toekomst had ik daarnet de deur achter me dichtgetrokken. Op dezelfde manier wilde ik de mentale kier naar mijn hersenschimmen dicht stampen – met geweld, als het maar effectief was. Onder de ondergaande zon ronddraaiend glijdt de spanning van me af en lijkt het alsof ik vlieg. Zo licht ben ik geworden. Ik leer opnieuw wat ademen en bijgevolg leven is. Zelfs te midden van een maatschappij in chaos bestaan er kleine oases van kalmte, van veiligheid, van geborgenheid.
Ik draai een tweede keer rond mijn middelpunt en voel me voor de eerste keer, door een complete onbekende, geliefd, gewaardeerd, erkend. Sommige dingen hoef je niet alleen te doen, besef ik nu. Hoe een vluchtig contact als het deze, hoe een kortstondige dans zo’n diepgaande, blijvende indruk weet na te laten. Op de dansende noten scheiden onze wegen, maar blijven we verweven. Onze handen laten elkaar los, maar de imprint blijft achter – voorgoed.
- Log in to post comments