Haal jij de collegezaal niet altijd? Dan ben je niet alleen. Een te druk studentenleven, te veel schoolwerk of gewoon geen zin om uit bed te komen. Je kent dat wel. Het zijn allemaal uitvluchten die we regelmatig horen in de wandelgangen. Maar om hoeveel brossende studenten gaat het nu echt? En zijn videolessen de oplossing?
Om ons spijbelgedrag en onze studie-ernst in kaart te brengen, stuurden we een enquête uit. Uit alle faculteiten van onze universiteit kregen we respons: 638 bachelorstudenten gaven ons een kijkje in hun studieplanning.
genoteerde aanwezigheden
Zijn jullie nog aanwezig bij facultatieve lessen? Iets minder dan de helft van de deelnemende studenten (47%) zegt steevast alle lessen te volgen. En daarbovenop mist 16,6 procent enkel een college wanneer ze echt niet anders kunnen. Het merendeel van de bachelorstudenten zou je dus trouwe aanwezigen kunnen noemen.
Maar wie zijn die toegewijde aulabezoekers? Een verband tussen het bachelorjaar en aanwezigheid in de les vinden wij alvast niet in onze cijfers, maar Ann De Schepper, vicerector Onderwijs van Universiteit Antwerpen, vermoedt meer. “Er is alvast sprake van een verschil tussen generatiestudenten (studenten in het eerste jaar van hun studiecarrière zitten, n.v.d.r.) en studenten die verschillende jaren combineren. Bij deze laatsten is er soms sprake van overlap tussen lessen, waardoor ze niet altijd in de aula kunnen zitten. Generatiestudenten zijn frequenter aanwezig en stellen ook de meeste vragen.” De grootste afwezigen blijken de studenten die een vak overdoen. “Maar net voor hen is het wel nodig om in de les te zitten, want ze kunnen de herhaling duidelijk gebruiken.”
onwetende afwijzing?
Gelukkig bestaan er tegenwoordig videolessen, die maken dat je een gemist college kan inhalen. Toch? Net iets meer dan de helft (50,7%) van onze deelnemers heeft inderdaad al toegang tot (een aantal) weblectures, maar er zijn grote verschillen merkbaar tussen de verschillende faculteiten. Rechten en Sociale Wetenschappen nemen duidelijk het voortouw in het aanbieden van videomateriaal, de faculteiten op de buitencampussen hinken vaker achterop.
De opmerkelijke facultaire verschillen worden niet ontkend. "Als je nagaat hoeveel lessen alle faculteiten op de Stadscampus laten opnemen, dan springt bijvoorbeeld de faculteit Letteren en Wijsbegeerte eruit door haar bijna-afwezigheid in de cijfers", zegt Roel, medewerker van de Nieuwe Mediadienst. Deze (on)beschikbaarheid van webcolleges kan gelinkt worden aan het conservatisme van bepaalde faculteiten. Ook de hoop dat studenten participeren in de les, in plaats van de discussies te volgen via opnamen, speelt mee. “En hoewel al sinds 2007 lessen opgenomen kunnen worden, krijgen we nog steeds te maken met docenten die nog nooit eerder hoorden van deze mogelijkheid”, vertelt Milou de Smet, domeincoördinator leeromgeving en onderwijsinnovatie.
Maar is de essentie van studeren niet het bewijzen van het beheersen van je leerstof? De manier waarop je die kennis vergaart, maakt toch niet uit.
Hoe is dit mogelijk? Zelfs in de beleidsverklaring van rector Herman Van Goethem werd er (in één zin) het statement gemaakt dat er verder ingezet moet worden op videolessen. “We zien al een vooruitgang ten opzichte van het vroegere beleid”, moet Roel toegeven. Dat beaamt vicerector De Schepper: “Er gebeurt inderdaad elk jaar een beetje meer, we hebben dan ook geïnvesteerd in onderwijsinnovatieplannen, de zogenaamde UFOO-projecten." En jawel, elk academiejaar stijgt het aantal opgenomen lessen met veertig procent.
Dat verklaart het interfacultaire verschil natuurlijk nog niet. “Hoewel de beslissing om lessen op te nemen nog steeds bij de professoren ligt, wordt er vanuit sommige faculteiten wel op aangedrongen." Waarom gebeurt dit bij sommige faculteiten en bij andere beduidend minder? "Vooral binnen de richtingen waar een groot percentage werkstudenten ingeschreven zijn, probeert men hierop te hameren”, stelt vicerector De Schepper.
geen excuses
Op de Stadscampus zijn de videocolleges al meer ingeburgerd, op de buitencampussen is er nog werk aan de videowinkel. Waarom bewegen de verschillende campussen zich op verschillende snelheden? Het verschil ontstond na de UFOO-projecten waarmee blended learning gepromoot werd. Op de Stadscampus is daarbij vooral ingezet op de lesopnames, de faculteiten op de buitencampussen kozen vaker voor andere manieren om op blended learning in te zetten.
Dat wil niet zeggen dat er ondertussen stilgezeten wordt. Er worden nog steeds infosessies en workshops gegeven rond de videolessen voor professoren. “En dat is nodig, want zelfs proffen die zich engageren en zich inschrijven voor cursussen rond blended learning, weten soms nog te weinig van de mogelijkheden”, merkt Milou op. Ook Roel geeft toe dat er dus nog meer op ingezet kan worden: “Maar wanneer ga je dat doen? Er is nooit een geschikt moment voor docenten om wegwijs te raken. Aan het begin van het academiejaar hebben ze het te druk met het voorbereiden van hun lessen en in juni breekt de examenperiode alweer aan.”
Wanneer onze lesgevers echter besluiten om de camera te laten draaien tijdens hun les, moeten ze zelf quasi niets ondernemen. “Mij een mailtje sturen volstaat”, vertelt Roel. Via het automatische systeem start en stopt de opname zelf. Een kleine kanttekening: voorlopig kan dat enkel in de grootste aula’s en de meest recent vernieuwde lokalen.
gelijkheid van studenten
De interfacultaire verschillen wat betreft videomateriaal zorgen ervoor dat niet alle studenten beroep kunnen doen op opgenomen colleges. “Van een gelijkheid voor studenten over de hele universiteit kan je dus inderdaad niet spreken, maar de studenten binnen eenzelfde faculteit worden daarin wel gelijk behandeld”, beweert vicerector De Schepper.
Maar ook werk- en dagstudenten hebben niet altijd op dezelfde manier toegang tot videolessen. Vooral binnen de faculteit Rechten deed dit stof opwaaien. Daar zorgt een speciale regeling ervoor dat werkstudenten al vanaf het begin van het semester toegang krijgen tot de webcolleges. “Dagstudenten daarentegen worden verwacht in al de colleges aanwezig te zijn en krijgen pas toegang tot de videocolleges op 15 december (eerste semestervakken) en 15 mei (tweede semestervakken)”, licht Liesbeth Lecomte, faculteitsdirecteur Rechten, toe.
“Ik vind dit een totaal absurde regel. Het idee zou zijn dat men wil vermijden dat studenten niet meer naar de les zouden komen. Is dat nu net niet het concept van facultatieve aanwezigheid tijdens hoorcolleges?”, aldus een misnoegde deelnemer van onze enquête.
Ook al worden er weblectures online aangeboden, dan nog heeft een student drie à vier uur nodig om een college van twee uur te verwerken.
Dat argument wordt gemakkelijk weerlegd. Mevrouw Lecomte stelt immers dat uit de gebruikersstatistieken blijkt dat de opnames voornamelijk gebruikt worden gedurende de herhalings- en examenperiode en er op deze manier een uniforme regeling geldt voor al de opleidingsonderdelen.
De Nieuwe Mediadienst had gevraagd om een uniforme regeling. Ze stelde voor om alle opnames, zoals bij de andere faculteiten, open te stellen voor alle studenten. De faculteit is hier niet op ingegaan en heeft dan zelf een andere beslissing genomen.
gewonnen tijd
Is de beschikbaarheid van videolessen strikt noodzakelijk? “De video-opnames moet je bekijken als een bijkomende onderwijstool. Het is net als bij de PowerPoint, eerst was niemand voorstander en nu gebruikt iedereen het”, nuanceert Roel.
Toch mag het belang van webcolleges niet overschat worden. Tijd win je er als student alvast niet mee. “Ook al worden er weblectures online aangeboden, dan nog heeft een student drie à vier uur nodig om een college van twee uur te verwerken”, vertelt Roel. “We zien dan ook dat slechts 10 tot 15 procent van de studenten de volledige opname van een les bekijkt. Vaak zijn dat de werkstudenten, de overige studenten kijken gemiddeld 20 minuten per opname. En zo’n 20 procent van het aantal views halen we tijdens de blokperiode.”
“De meeste studenten gebruiken de opnames om hun lesnotities aan te vullen”, vult Milou aan. Dat vinden we eveneens in jullie antwoorden terug: maar liefst twee op drie zegt opnames te (zullen) gebruiken, ook al hebben ze de les bijgewoond. Desondanks vindt ook 48,3 procent van de bachelorstudenten de beschikbaarheid van zo’n webcollege een reden om een les te skippen. “Vooral de eerste- en tweedejaarsstudenten gaan niet naar de les wanneer ze weten dat de lessen online aangeboden worden”, kan Roel onze cijfers aanvullen.
leegloop aula's
Is de bezorgdheid die sommige professoren hebben omtrent een leeglopende aula dan toch op zijn plaats? Roel ziet er geen graten in: “Uiteraard vinden docenten het leuk als hun aula goed gevuld is. Maar is de essentie van studeren niet dat je bewijst dat je je leerstof beheerst? De manier waarop je die kennis vergaart, maakt toch niet uit.”
“Bovendien kan het aanbieden van videolessen ook een goede invloed hebben op de interactie tijdens de les”, vervolgt Roel. “De studenten die wegblijven wanneer er videocolleges aangeboden worden, zijn ook de studenten die anders achteraan in de les vooral op Facebook of YouTube bezig zijn. Hun afwezigheid maakt dus een positief verschil voor de stemming en interactie gedurende de colleges.”
Het gebrek aan videomateriaal wordt meermaals door studenten aangekaart. Toch blijken we de videolessen niet zo graag en veelvuldig te bingewatchen als we zelf beweren. Links en rechts wat gemiste minuutjes meepikken lijkt eerder de norm. En hoewel de grote meerderheid de les frequent bijwoont, is het nog maar de vraag hoe aandachtig de aula-uurtjes gevuld worden. Maar dat is dan weer stof voor een ander artikel.
- Log in to post comments