''Ah, u gaat lopen'', zei een passerende kotgenote toen ik de deur achter mij dichtsloeg. Ietwat beduusd keek ik haar aan. ''Lopen?'', antwoordde ik. ''Je ziet toch dat ik mijn hardloopschoenen aanheb?'' Achteraf bleek dat ik hier mijn eerste les had geleerd als Nederlander in het eigenzinnige Vlaanderen.
Ik zeg bewust eigenzinnig: voor mij is lopen een synoniem voor wandelen, en wie met 'lopen' hardlopen bedoelt zoekt toch beter een nieuwe fitnesscoach. Tegelijkertijd ben ik met mijn dwarse taalgedrag toch net zo eigenzinnig. ''Mijn uitspraak is toch juist'', denk ik vastberaden, terwijl mijn Antwerpse vrienden geen idee zullen hebben wat ik juist bedoel.
Laten we de misverstanden eens en voorgoed uit de weg ruimen. Het boek van de verwarring resoluut sluiten, om vervolgens weer met een schone lei te kunnen beginnen. Let wel: in Holland (ik bedoel, Nederland) kan die lei in theorie ook gewoon vies zijn. Het is slechts een uitdrukking.
Toen ik met mijn studie in Antwerpen begon, liep ik al snel tegen een aantal verrassingen aan. Iedere medewerker van de universiteit was hier ineens een academicus. Een titel was kennelijk niet nodig. Cursussen die studenten slecht bevielen werden omgedoopt tot 'buisvak'. Hierdoor werd het zelfs mogelijk om door een prof 'gebuisd' te worden. Mijn associaties liepen sterk uiteen. Ik bedacht me dat we in Nederland nog geen term hebben voor een werkstudent die het beroep van loodgieter leert. Mijn andere gedachte was minder beschaafd – laat ik het daar gewoon bij houden.
Toch valt niet ieder woord zo rauw op het Hollandse dak. Als iets of iemand bij ons zot is draait de psychiatrie overuren, en zalig word je met een beetje geluk alleen nog maar verklaard. Er zit een aandoenlijke parallel in het woord 'kuis'. Als je bij ons zegt dat een gelovige een kuis leven leidt, bedoel je meestal ook dat hij of zij een brave geheelonthouder is. Dat scheelt weer, want een Vlaams kuisen van de vloer is dan niet nodig. Zodra mijn huisbaas zegt dat de vloer proper is, noem ik hem brandschoon. We begonnen met een schone lei, we eindigen met een schone vloer.
Hoop is er dus alleszins. Mijn eerste anekdote was relatief onschuldig, het kan altijd erger. Denk je als Nederlander het volgende in: je wilt bij het krieken van de dag een stuk gaan hardlopen. Je pakt een beker, drinkt wat water en spoed je nog snel even naar het toilet. Beneden staat je hardloopmaatje ongeduldig te wachten. ''Waar bleef je zo lang'', zegt hij als je eindelijk arriveert. ''Ik moest poepen'', antwoord je met een blik vol onschuld. Meewarig kijkt je Antwerpse vriend je aan. ''Poepen?'' ''Ja, poepen'', zeg je. ''Dat doe je toch altijd op het toilet?'' Â
- Log in to post comments