in ’t Oilsjters

het dialectdossier

24/02/2022

De Vlaamse dialecten, het is er slecht mee gesteld. Dat kunnen we concluderen door de al dan niet bejaarde dialectsprekers die klagen over het wegsijpelen van hun geliefde taaltje met de woorden “De jeugd weet tegenwoordig ook al niet meer wat een … betekent”. Maar waar en hoe leven de flarden van die volkstaaltjes nog wél? En belangrijker: wat doet een stad of regio er zelf aan om haar geliefde dialect in leven te houden? dwars neemt de merkwaardigste Vlaamse dialecten onder de loep en gaat na welke rol ze spelen in het dagelijkse leven van hun spreker. 

Elke verdwaalde Aalstenaar die de weg heeft gevonden naar dit artikel zal het wel herkennen. Je bevindt je soms per ongeluk, soms als een quasi verplicht onderdeel van het volwassen worden eens buiten de grenzen van je thuishaven en je laat – trots, want zo zijn we – vallen dat je afkomstig bent uit Aalst. Na een oplevende blik van herkenning krijg je al snel een vreselijk uitgesproken Oilsjt of ajoin (of sinds 2020 een “ah, zoals Bockie De Repper”) naar je hoofd geslingerd. Ik geef toe, tegen West-Vlamingen of Limburgers kan je vaak langer stereotiep lelijk verdergaan, maar dat komt gewoon omdat de durf voor verdere pogingen in het Aalsterse dialect vaak niet verder reikt. 

 

d’Oilsjterse les 

Jong geleerd is oud gedaan. In het geval van de juiste dialecttongval en -woordenschat is dat enorm van toepassing. Er gaat dan ook niets boven de trots van Aalsterse ouders of grootouders die voor het eerst een foutloos uitgesproken ajoin of zwette maan* uit de mond van hun nakomeling horen komen. Elke kleine Aalstenaar wordt tweetalig opgevoed: er bestaat zelfs al een reeks kinderboeken. Vzw Droi Raa Oiren bracht ondertussen al enkele kinderboekjes uit binnen de reeks ‘Men ieste woerdekes’, waarbij het vocabulaire van jonge kinderen meteen verrijkt kan worden met Aalsterse varianten binnen de thema’s 'dierenwereld' en – jawel, hoe kan het ook anders – 'carnaval'. Daarnaast zijn er de laatste jaren ook al twee werken uit de wereldliteratuur vertaald naar het Aalsters. Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry werd De Kleine Prinsj, en The Tale of Peter Rabbit van Beatrix Potter resulteerde in ’t Verozjelken van Pieken Konoin

Die laatste twee vertalingen waren het werk van Jan Louies, bekend als dé grote kenner van het Aalsterse dialect. Bij hem kan je dan ook in avondschool les volgen om het Aalsters machtig te worden. Daarnaast bracht hij ondertussen al vier uitgaves uit van den Oilsjtersen Diksjoneir. Dit woordenboek is misschien wel hét geschiktste inburgeringscadeau voor al wie ooit durft te immigreren naar de Ajuinenstad. Bovendien werd 2018 uitgeroepen tot ‘Het jaar van het Aalsterse dialect’ om te voorkomen dat de volkse taal verloren zou gaan en om een frisse wind door het dialect te laten waaien. Sindsdien worden de belangrijkste straten en pleinen ook voorzien van Aalsterse naambordjes. Het belangrijkste gebeuren in dit feestelijke jaar was de verkiezing van het mooiste dialectwoord. Hierbij namen woorden als flieramois, konker, schiefrechtoever  en appandisitslasjen  het tegen elkaar op in een heuse volksstemming. Uiteindelijk ging rezzekes er met de winst vandoor.  

 

flieramois: vleermuis 
konker: spoorwegtunnel 
schiefrechtoever: schuin tegenover 
appandisitslasjen: pantoffels die men meeneemt bij hospitalisatie 
rezzekes: eventjes 

 

Oilsjt Carnaval es oeveral 

Dat tijdens Aalst Carnaval het dialect zijn jaarlijkse hoogdagen viert, zal waarschijnlijk geen verrassing zijn, maar ook tijdens de maanden vóór het volksfeest worden de oren van vele Aalstenaars al rijkelijk gevuld met een flink potje dialectische klap. Er zijn ondertussen al twee lokale radiostations, Oilsjt Mjoezik en Ajoin Music, die ongeveer vanaf december volledig in ’t Oilsjters gaan door voortdurend carnavalsmuziek te draaien. Dan gaat het niet over de boenke boenke ophitsende schlagermuziek die je nu misschien in gedachten hebt. Integendeel. De Aalstenaars hebben ondertussen een haast oneindig arsenaal aan parodieën van eigen makelij  – vanoiges (uiteraard) – in hun eigen charmante volkstaaltje. Die variëren van minder toonvaste meezingers met hilarische teksten tot prachtige nummers waar elken Ajoin instant kiekebisj (kippevel) van krijgt. De teksten van nummers als Oilsjt, Goi Stad Van Mèn Droeimen, Ver nen Oilsjt’neer en Men Ienig Oilsjt behoren dus ook zeker tot de inburgeringscursus. Dat laatste werd trouwens gezongen door Odilon Mortier. Jawel, de fameuze cipier uit de reeks ‘de Kotmadam’ is iëne van ons. Ook de nummers die elke groep maakt om in de carnavalsstoet haar thema in te kleden, worden op deze radiozenders tot echte lokale hits gedraaid. Als kers op de taart worden de stukken muziek afgewisseld door lokale reclamespotjes en enkele terugkerende praatprogramma’s die uiteraard ook volledig in het dialect te beluisteren zijn. 

Je ziet het, de inwoners van het Londen aan de Dender en zijn inwoners zullen hun sappige volkstaaltje niet zo snel verloren laten gaan. Het is dan ook het beste middel om zijn veelzijdige identiteit ten volle te kunnen uitdrukken. Bovendien is het levensmotto van de Aalstenaar niet voor niets “Weir doeng voesj!”**. 

  

*De "zwarte man": een bijnaam voor historische Aalstenaar Dirk Martens, verwijzend naar diens standbeeld op de Grote Markt. 
**”Wij doen voort”, de iconische woorden van Aalsterse carnavalskeizer Kamiel Sergeant, die een soort strijdkreet zijn geworden voor tijdens Aalst Carnaval en andere feestelijkheden.