Eind januari, een laat nieuwjaarsfeest. “Mij kan het eigenlijk niet veel schelen wat ze ermee doen, ik heb niets te verbergen.” Mijn gesprekspartner neemt nog een slokje koffie. Al dan niet door toeval ben ik alweer in een discussie over online privacy beland. “Maar ben je daar zeker van? Is het echt zo dat je niets te verbergen hebt?” Er wordt bevestigend geknikt. “Mag ik jouw gsm even?” vraag ik terwijl ik mijn hand uitsteek. “Ik zou graag even je sms’jes doorlezen.” “Waarom?” wordt er ongemakkelijk schuifelend gevraagd. “Heb je iets te verbergen dan?” Stilte.
Natuurlijk: kritiek geven is eenvoudig. Zeker in een artikeltje waar mijn tafelgenoot geen mogelijkheid tot respons heeft. Om eerlijk te zijn weet ik zelf het antwoord op mijn eigen vraag ook niet. Heb ik iets te verbergen? Iets wat ik niet zou willen delen zelfs al mocht het mijn overheid helpen zich beter te kunnen beschermen tegen ‘staatsvijanden’, zelfs al kan deze overheid me garanderen dat geen mens het ooit zal lezen en alles via algoritmen wordt geanalyseerd, zelfs al zal ik er zelf niets van merken? Pfff, ik weet het niet. Maar dat is, denk ik, ook niet waar online privacy in essentie over gaat.
Elk debat over privacy komt uiteindelijk neer op het onderscheid tussen veiligheid en vrijheid: wil je meer van het ene dan zal je bijna onvermijdelijk een deel van het andere moeten afstaan. Dit is allemaal oud nieuws. Maar misschien is dat nu ook precies het probleem: online privacy is vandaag zo'n invloedrijk topic geworden dat vrijwel iedereen al begint te zuchten wanneer het er opnieuw over gaat. Ja, we weten allemaal dat Facebook onze persoonlijke gegevens doorverkoopt, dat al onze privégesprekken in databanken van de Amerikaanse overheid zitten en dat de universiteit in veel lokalen in principe ons doen en laten kan registreren door de camera’s die er hangen. So what? Ik wil me dus ook meteen even verontschuldigen bij de lezers die er zo over denken. Mijn excuses, trakteer jezelf op een koekje van mij!
Het is helemaal waar: het debat over privacy is niet eenvoudig. Het roept al snel associaties op met zaken die ons te complex, te abstract en voornamelijk te saai lijken. Daarbij, wat doet het er eigenlijk nog toe? “Privacy is dead, get over it”, zou Mark Zuckerberg eens uitgeroepen hebben tijdens een speech. Stilzwijgend lijken wij het daar allemaal mee eens te zijn. Toch is ze noodzakelijk, onze privacy. Het gaat in zijn puurste vorm om de vraag naar wie wij zijn. Dat mag dan een zeer vage omschrijving lijken, maar weinig mensen zullen ontkennen dat een groot deel van wat ze doen op het internet mede bepaalt wie ze zijn. Laat mij zien welke artikels je online leest, welke YouTube-filmpjes je bekijkt, of je op een datingsite zit, of je weleens dingen downloadt en ik zal een vrij accuraat beeld hebben van wie jij bent. En zelfs als ik er zelf niets van kan maken, bestaat er nog altijd de mogelijkheid om er even een algoritme op los te laten dat al gegevens van duizenden andere mensen geanalyseerd heeft en op basis daarvan me erg precies kan zeggen wie jij bent, of er statistisch gezien een grotere kans bestaat dat je homoseksueel bent, of je gewicht wilt verliezen, en of je ooit al eens een soa opgelopen hebt. Op het internet construeren we dus deels onze eigen identiteit. Cru gesteld maakt wat we op het internet doen ons ook tot wie we zijn, of we dat nu willen of niet. En dan is het gevaarlijk wanneer deze online plek een van de meest gemonitorde omgevingen ter wereld wordt. Bovendien beïnvloedt louter het feit dat we weten dat we geobserveerd worden de manier waarop we ons online gedragen, zelfs als je er zoals mijn gesprekspartner geen graten in ziet en ervan overtuigd bent dat je niets te verbergen hebt.
Talloze psychologische studies wijzen dit uit: wanneer we ons ervan bewust zijn dat een ander ons bekijkt, gedragen we ons helemaal anders dan wanneer we alleen zijn. Een recente studie van MIT laat bijvoorbeeld zien dat na de onthullingen van klokkenluider Edward Snowden het aantal keer dat zoektermen gegoogled werden waarvan we kunnen vermoeden dat de overheid liever niet heeft dat we ze opzoeken, ferm de dieperik in is gedoken. Denk aan ‘police brutality’ of ‘gay rights’. We conformeren wanneer we weten dat we in het oog gehouden worden. Ook dit is niets nieuws. Jeremy Bentham toonde dit banale sociologische feit al aan in 1791 met zijn Panopticum. Maar we lijken het vergeten te zijn. Laat dit een eerste punt zijn: je hebt wel degelijk iets te verbergen, met name je eigenheid. Net die kleine dingen die je niet zomaar aan een kennis op een of ander feestje zal zeggen – denk aan je seksuele geaardheid, het feit dat je die laatste Eurosonghit nog niet zo slecht vond of het aantal keer per week dat je je ex-lief gegoogled hebt. Misschien nog beangstigender is het besef dat je ook daadwerkelijk keurig in de pas gaat lopen wanneer je weet dat alles wat je online doet netjes geregistreerd wordt. Een vloek voor elke vorm van creativiteit en zelfexpressie! We moeten ernaar streven privacy weer bespreekbaar te maken, in zijn puurste vorm gaat het namelijk over de vraag wie we zijn. Het is te belangrijk het antwoord erop over te laten aan algoritmes.
- Log in to post comments