niet zonder slag of stoot

mens sana in corpore sano
02/05/2016
🖋: 

Student en sport. Vloeken deze woorden? Nochtans leuzen genoeg om je te laten inspireren: van de gouwe ouwe ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ tot ‘zweet is slechts vet dat huilt’ of de gevleugelde woorden van Rocky Balboa: “It ain’t how hard you hit. It’s about how hard you can get hit and keep moving forward.” Neen? Weten ze je niet te raken? Te lui, te hard geleerd, te veel gefeest? Ik begrijp het en wil helpen. Daarom beoefen ik iedere maand een sport in jouw plaats.

Valavond. De zon is half achter de horizon verdwenen en kleurt in haar teloorgang de hemel donkerroze. Dit wonderbaarlijke atmosferische schouwspel wordt brutaal verscheurd door de aanwezigheid van een rijzig middeleeuws kasteel, dat in het midden van het braakliggende terrein zijn grijze torens naar de hemel uitstrekt. Als een onvergeeflijke fout van een aspirant-schilder scheurt de donkere vlek het kleurrijke canvas in twee.

 

De burcht gonst van de energie. Ruiters en ridders, uitgedoste edellieden en knappe jonkvrouwen, maar vooral een heleboel knechten, bruingeblakerd door het dagelijkse noeste veldwerk onder een genadeloos brandende zon, lopen heen en weer door de verschillende gangen die het kasteel rijk is. Trompetgeschal schettert door het luchtruim en schrikt een zwerm duiven op die reeds was neergestreken in de kruinen van het verderop gelegen loofbos. Een rood-witte vlag wordt gehesen. De reden voor de ongebruikelijke bedrijvigheid op dit late uur is even verbijsterend als de uitvoering zelf: het nakende duel tussen de heer van het kasteel en een muitende ridder.

 

Gefrustreerd door de beperkte kansen die het feodale systeem hem biedt en als aanklacht tegen de uitbuiting van de klassen onder hem, heeft de progressieve ridder zich tegen zijn broodheer gekeerd. Die laatste wil het geschil koelbloedig oplossen door zich te wenden tot het traditionele steekspel. Zo lost de heer al jaar en dag de problemen met zijn personeel op. De jonge ridder, koen en onbezonnen, stemt in en begeeft zich op de bewuste avond naar het binnenplein van het kasteel.

 

Op het moment dat de heer en de ridder oog in oog staan, hangt er een allesomvattende stilte in het kasteel. Slechts het geknetter van de vlammen in de toortsen is hoorbaar: het zwakke licht tovert het plein om in een schaduwrijke arena. De ridder chargeert. Zwaarden kletteren. Behendig weert de heer de drieste aanvallen van de jongeling af en verwerft al snel de controle over het gevecht. Met een slinkse zwaai raakt hij de ridder op de knie, waardoor die laatste neerstuikt en zijn zwaard verliest. Iedere ridder, knecht, edelman en -vrouw weet wat dit betekent en houdt zich klaar voor het drama dat zich ieder moment kan voltrekken. Smekend om zijn leven werpt de jongeman zich aan de voeten van de heer, enkele schietgebedjes prevelend. Maar de meedogenloze meester moet er niet van weten: zonder verpinken heft hij zijn zwaard en laat het staal met een rotvaart naar beneden suizen.

 

Met een bovenzinnelijke kracht katapulteert de zwaardslag van de heer dit verhaal naar de 21ste-eeuwse werkelijkheid. De lucht durft nog steeds even roze kleuren als toen, maar wordt niet langer door kasteeltorens beklad: heden ten dage hebben veel hogere en lelijkere wolkenkrabbers die taak op zich genomen. Paard en kar hebben plaatsgemaakt voor tuffende automobielen en het toeval wil dat ik me er in zo een bevind, op weg naar de sporthal van Kapellen.

 

Nu lijkt het sportcomplex van Kapellen in het licht van de geschiedenis niet meteen de meest interessante vertelruimte. Maar niets is minder waar. Het moderne gebouw bevat namelijk een zaal waar hedendaagse ridders de degens kruisen. Even gracieus als hun middeleeuwse voorgangers bewegen ze soepel heen en weer, met als enige doel elkaar tactisch af te troeven en vliegensvlug te treffen. Op een lange, uitgerolde loper staan ze dreigend tegenover elkaar. Maliënkolder en helm behoren niet meer tot de standaarduitrusting, maar hebben plaatsgemaakt voor katoenen beschermkledij en een masker. Om het leven of de dood wordt niet langer gestreden, wel om kostbare punten en nog veel belangrijker: de eer.

 

Terwijl hij me van het nodige materiaal voorziet, doet schermleraar Eric de rijke geschiedenis van het schermen uit de doeken. Hij hamert erop dat schermen een gevechtsport is die gestreden wordt met drie verschillende wapens: een degen, een sabel en een floret. Prompt legt hij de drie strijdtuigen voor me neer en overloopt hun sterke en zwakke punten. De floret weet me met zijn licht gewicht en fijne lemmet te overtuigen en eenmaal ik me in m’n pak heb gehesen, is het tijd om aan de slag te gaan.

 

Schermen is als een heftige discussie. De ene heethoofd werpt een argument op, vaak in de vorm van een flitse stoot, wacht vervolgens tot de andere de aanval pareert en met een tegenargument komt. Met deze filosofie in het achterhoofd strek ik m’n arm in de richting van Erics borstkas opdat ik hem met de floret zou kunnen treffen. De eerste keren laat de meesterschermer zich gewillig raken, maar dan draait hij zijn wapen in een defensieve hoek, zodat hij het me onmogelijk maakt hem te benaderen. Vervolgens tikt hij met een beheerste maar geweldige kracht het staal van zijn floret tegen het uiteinde en tevens zwaktste gedeelte van mijn floret, waardoor mijn arm wegvliegt en hij me vol op de borst kan treffen. Een repliek van jewelste, die ik niet onbestraft wil laten. Met gebogen knieën schuifel ik naar voren en achteren, plaats een steek richting Erics middenrif en beantwoordt zijn verdediging met een nieuwe charge. Even lijkt het of ik de schermleraar aan het wankelen kan brengen.

 

Mijn hoogmoed wordt echter zwaar afgestraft. Eric laat me alle hoeken van de loper zien en treft me uiteindelijk met wat in schermtermen de ‘Coup d’Arc’ genoemd wordt: een valse slag op de knie. Ik stuik neer. Eric torent over me heen en ik krimp in elkaar, de genadeslag afwachtende. Maar in plaats van een dodelijke floret schieten twee hulpzame handen naar beneden, die me vastgrijpen onder m’n armen en me weer overeind zetten. Nadat hij zich uitdrukkelijk verontschuldigd heeft, geeft de schermleraar me een officiële groet met zijn wapen. Het teken dat de initiatie erop zit. Vervolgens stuurt hij me met een enthousiast gevoel, maar lichtjes pijnlijke knie de nacht in. Dat laatste weet me echter niet te boeien: ik prijs me simpelweg gelukkig dat het 2016 en niet 1016 is.

 

 

Wil je ook een poging ondernemen om meesterschermer Eric af te troeven? Surf dan naar de website van schermvereniging Omnisword voor meer informatie.