Het ambt van de nachtelijke burgervader

De ongeziene cumul van Vitalski
28/02/2011
🖋: 

Wat een cadeau van de stad, de officiële beëdiging als Nachtburgemeester van Antwerpen. Dat viel Vital Baeken, alias Vitalski, op zijn 40ste verjaardag te beurt. En toch, we studeren al enkele jaren aan deze alma mater, maar nog nooit kwamen wij hem tegen. Nochtans waren er periodes dat eerste bus of tram halen door de gezelligheid op café een probleem was. Rechtstreeks van op de barkruk aan de toog naar het klapstoeltje in de aula, het moet al eens voorgevallen zijn. Er werd dan ook stilletjes gefluisterd dat “Vitalski het leven als nachtraaf reeds voor bekeken had gehouden”, of godbetert “die officiële titel niet meer verdiende.” Om alle criticasters lik op stuk te geven, vergezelden we Vitalski dwars doorheen nachtelijk Antwerpen.

De werknacht van Nachtburgemeester Vitalski begint om 8 uur, ’s avonds wel te verstaan. Hij treedt op in de onverwachte maar gezellige Meubelen Pluym met zijn nieuwste stuk ‘De Gelaarsde Kat’, een absurd verhaal in drie delen die hij consequent ‘helften’ noemt. Vooraan giechelen twee pre-pubers voortdurend. “Ze hebben mijn eerste helft helemaal verknald”, foetert hij achteraf. Het stuk zou perfect passen in het VARA-programma ‘Ga eens naar bed met een cabaretier’. Het motief van zijn theaterstuk is een doordrukje van Vitalski's leven. “Als ik chance heb, is het alleen maar om direct daarna 10.000 keer gedesillusioneerd achter te blijven.” Of dat blijkt toch uit zijn pas verschenen autobiografie ‘Ik slaap als een croissant’.

 

Burgemeesters schudden handjes

Na de voorstelling drummen de vrouwen elkaar voorbij aan een tafeltje dat dienst doet als geïmproviseerd winkeltje. In vaktijdschriften zoals Dag Allemaal en Story wordt Vitalski versleten als een vrouwenzot. Dat zal dan wel, maar de vrouwen laten zich de aandacht welgevallen. Hij zuigt de vrouwelijke aandacht werkelijk aan. In het café aan de meubelzaak, dat een aangename foyer is, doet hij zijn ronde tussen het publiek, terwijl hij voortdurend foto’s maakt om dan straks op zijn weblog te plaatsen. Netwerken, handjes schudden, het hoort bij het metier van Nachtburgemeester. Aan twee meisjes van 40 vraagt hij of “ze geen overbesekst koppel zijn”, want ze zijn nu in het bezit van het op één na laatst beschikbare ‘De Stiefmoeders Nadia en Sandrine’. Dat is een boek van Vitalski dat hij omschrijft als ‘een pornografische nachtmerrie’ en dat rijkelijk geïllustreerd werd door zijn broer en compagnon de route Serge. Waarop beide vrouwen ietwat blozend antwoorden dat ze “gewoon vriendinnen zijn.” Na zijn ronde kruipt hij tussen zijn familie die en masse naar de voorstelling is komen kijken. Het doet hem duidelijk deugd om onder hen te zijn. Middernacht nadert en Vitalski neemt verontschuldigend afscheid: “de plicht roept.”

 

Het gaat van de meubelzaak naar een openingsfeestje in het Reuzehuis op de Turnhoutsebaan. Het regent dat het een lieve lust is, je verwacht ieder moment dat Gene Kelly vanachter een lataarnpaal met plezier in een plas springt. Vitalski, die in zijn jeugd aan volksdansen deed, laat zich echter niet inspireren. Met zijn lange jas als een aristocratische cape over de schouders, beent hij snel naar de voordeur. Vitalski wordt binnen verwelkomd als was hij de Messias in hoogsteigen persoon: hij wordt gekust, omhelsd, de hand geschud en poseert voor foto’s. Zo moet Jezus' intrede in Jeruzalem er ook hebben uitgezien. Het optreden van de band F.L.U.T. van de door Vitalski geniaal gevonden Harry Heirmans heeft hij jammerlijk gemist. Harry is een artefact uit de Antwerpse culturele scene voor connaisseurs. Op aandringen van Vitalski speelt Harry toch enkele tonen op zijn zelfgemaakte muziekmachine. Het zou niet de laatste keer zijn dat Vitalski zijn officiële titel gebruikt om iets gedaan te krijgen. Beneden proberen enkele dronken en uiterst vreemde snuiters de aandacht van Vitalski te trekken. Hij aanschouwt het allemaal met een bedenkelijke blik. Aan de bar staat Irene van Vliet, de 83-jarige Benidorm Bastard waarmee Vitalski in 1998 bij wijze van stunt in het huwelijksbootje stapte. Wat enkele jaren later ridderlijk door Arnon Grunberg werd nagedaan. “Ik kan niet lang blijven”, zegt hij haar. Dit was duidelijk niet meer dan een beleefdheidsbezoekje. “Geschifte bende daarbinnen”, herademt hij als we het pand verlaten.

 

Drs. Nachtburgemeester

Op café heeft Vitalski afgesproken met Milla Fonteyne. Ze studeerde rond de eeuwwisseling Filosofie aan UFSIA en debuteerde in 2009 met de roman ‘Bekentenissen van een minnares’. “Een leuk boekje, maar geen literatuur. Het is lectuur; de Flair waarin je dan iets langer kan bladeren”, analyseert hij Milla’s werk. Ze leerden elkaar per sms kennen. Een gemeenschappelijke kennis vertrouwde Vitalski toe dat zij, als lezer van zijn krantenkolom, “Vitalski maar een omhooggevallen, arrogante kwal vond.” Waarop Vitalski Milla spontaan een bericht stuurde. Niet alleen Milla studeerde aan UFSIA, begin jaren 90 maakte Vitalski er het mooie weer op het departement Germaanse Talen. “Wij zaten met een waanzinnige generatie. Bij mij in de les zaten Tom Lenaerts, Tom Waes, Wim Helsen en Harold Polis, uitgever bij Manteau, en schrijver Jeroen Olyslaegers.” Op jonge leeftijd werd Vitalski veelvuldig gepubliceerd in de ter ziele gegane Swja (tot 2007 het literaire studentenblad van Germaanse Talen, nvdr.). In zijn autobiografie schrijft hij daarover: “die gedichten stonden daar ferm te glinsteren tussen, mag gezegd, het voorts eerder premature gebeuzel van mijn medestudenten.” In die tijd was Harold Polis notoir redactielid van Sjwa. “Hij was een echte fan van mijn werk, daarom verwachtte ik dat hij mij zou publiceren bij Manteau, jammer”, zegt Vitalski. Hoewel de nachtelijke burgervader in zijn studietijd vooral bezig was met studeren, produceren en consumeren van literatuur, was hij ook te vinden op td’s. “De thé dansants van Skald (studentenvereniging van Germaanse, fuseerde in 2004 met Mistral tot Lingua, nvdr.) waren echt wel toffe feestjes. Op die van Wikings daarentegen bleven we liever weg. Nomen est omen, Wikingers zijn barbaren.” Nadat hij met grote onderscheiding zijn diploma behaalde, vatte hij een doctoraat Amerikaanse Letterkunde aan. “Dat was vooral een dekmantel voor mijn schoonmoeder. Voor haar leek het dat ik serieus bezig was. Ik kon wel eens professor worden.” Doctor in de Letterkunde werd hij niet, maar dat is nooit de bedoeling geweest. “Zo blijkt dat ik niet die dommerik ben, waarvoor ik word versleten”, zegt hij.

 

Boek versus vrouw

Vitalski heeft alweer zijn titel gebruikt om in het midden van de nacht ergens binnen te vallen. Vooraleer Vitalski zijn auto uit de parking rijdt, is Milla al lichtjes panisch uit zijn wagen gesprongen. “Ik rijd wel met de mijne”, drukt ze Vitalski op het hart. Vitalski belt aan bij Georges, een hoogbejaarde maar nog kwieke man die zijn boekenverzameling van de hand doet. In een typisch Antwerps rijhuis wordt Vitalski de trap opgeleid door de heer des huizes. ‘Een figuur’ zoals men dat noemt: een dikke witte baard, grote bril, bretellen die zijn blauwe werkbroek omhoog houden en met dat alles een flanellen houthakkershemd. Op de eerste verdieping is een kamer volgestouwd met dozen vol boeken. Hierin kan Vitalski een van zijn passies ten volle beleven: boeken zoeken om te verzamelen.

 

Na een halfuurtje houdt Milla het voor bekeken. Ze is zeker met voorbedachtheid in haar eigen auto naar hier gereden. Bij haar afscheid probeert Vitalski nog gauw een zoen te stelen. Milla weet zijn lippen nog net te ontwijken. Die vakbladen hebben dan toch gelijk. “Story of my life: ik verlies vrouwen omwille van boeken.” Toch laat Vitalski het niet aan zijn hart komen. Hij ploegt voort, doos per doos. Boeken worden opzij gelegd, ‘The Old Man and the Sea’, “die had ik nog niet.” Vreemd voor iemand die Engels heeft gestudeerd. De boeken die hij meeneemt, moet hij tenminste willen lezen, ook al zal hij dat niet noodzakelijk doen. “Ik wil me omringen met mooie dingen. Boeken zijn op dat vlak zoals vrouwen, ik wil ook meer vrouwen mee naar huis nemen dan ik zou kunnen neuken.” Nog één doos maakt hij Georges duidelijk. Hij wil die ene schat nog vinden, en dan … “jackpot!”: een Playboy uit 1984. “Vintage porno, dat is mijn ding”, grijnst hij. Na zowat de halve kamer te hebben doorzocht, vertrekt hij. Op weg naar buiten graait hij nog snel door wat boeken.

 

Diploma voor het fin-de-siècle

Op weg naar café De Kroon wordt een verkeerde keuze van baanvak aan een rood licht in een verlate stad eenvoudig gecorrigeerd. “Het nachtleven is vaak eenzaam en mensen komen niet meer naar buiten”, flapt Vitalski eruit terwijl hij het manoeuvre uitvoert, “Daarom dat ik me er niet meer met bezighoud.” Hij beschouwt de officiële beëdiging dan ook als een diploma. “Als een student zijn diploma behaalt, dan stopt hij toch ook met studeren. In de jaren '90 was ik de Nachtburgemeester van Antwerpen.” Deze redenering verklaart waarom hij niet meer de noceur is van weleer. Zijn beschrijvingen van dat tijdperk doen denken aan ‘Any Way The Wind Blows’ van Tom Barman, maar dan een decennium lang. “Het leek alsof iedereen zich amuseerde. En niet zomaar maar bij wijze van statement”, schrijft hij over die periode. “Dat gevoel was er echt wel. Creatief Antwerpen was zich zeer bewust van het fin-de-sciècle. We telden echt af naar die nieuwe eeuw: ‘97, ‘98, ‘99. Iedereen was bezig geschiedenis te schrijven, niet alleen Tom Barman en zijn gevolg, maar ook Frank Focketeyn, Kompanie De Koe en vele anderen.” De naam Tom Barman valt. In zijn autobiografie portretteert Vitalski de dEUS-frontman als de startfiguur van een periode met een boeiend Antwerps nachtleven. “Tom Barman was een atoombom die boven Antwerpen werd gedropt en wij leefden 10 jaar lang in de positieve fall-out ervan”, verklaart Vitalski. Al is ook niet alles even positief. “Heel banaal misschien, maar hij ging er wel met alle wijven vandoor. En alles moest plots dwangmatig professioneel zijn met een manager en boekingskantoor. Terwijl ik tevreden was met de wijze waarop wij met Circus Bulderdrang bezig waren.” Het is in deze periode dat Vitalski het epitheton ‘Nachtburgemeester’ kreeg. “Dat heb ik niet zelf bedacht, maar het was Bart Meuleman die me zo noemde”, verduidelijkt hij. Meulenman beschreef Vitalski in de Witte Raaf als ‘De Nachtburgemeester van Antwerpen’ en zo zou hij voortaan bekend staan. De jaren 90 was niet alleen een decennium vol voorspoed. Als het niet lukte met Vitalski’s cabaretgroep Circus Bulderdrang, vroeg hij zich openlijk af waarom pakweg De Kakkewieten wel tot het establishment gingen behoren. “Jaloezie is des mensens, daarom heb ik die passages in mijn biografie geschreven. Als je bij het OCMW om geld moet gaan, dan benijd je succesvolle theatermakers.” Vitalski’s leven leest als een spannend jongensboek. Op het moment dat hij echt een paria lijkt te worden, komt er steevast een meevaller. “Het lijkt wel alsof ik twintig jaar research heb verricht om dit boek te schrijven. Want ik ben ik niet baldadig, ik deed alleen maar zo, omdat een afgeborstelde student toch geen echte schrijver kon zijn.” In ‘Ik slaap als een croissant’ zegt hij dat hij, zoals iedere goede Kempenaar, bescheiden is. Nochtans is het schrijven van een autobiografie daar bezwaarlijk een geste van. “Maar het werd een biografie over een generatie mensen in Antwerpen.”

 

De rode lampen in De Kroon lijken vanzelfsprekend één te worden met de nacht. Stamcafé is veel gezegd, maar hij frequenteert de zaak. Een niet onbelangrijk gegeven: “het zit hier vol schoon vrouwen”, roept hij uit. Terwijl hij keurend rondkijkt vraagt hij zich af of hij echt doorgebroken is. Er waren die ludieke filmpjes voor het Canvas-programma ‘De grootste Belg’, maar dat was geen doorbraak zoals enkele van zijn collegegenoten hebben gekend. Daarover citeert hij Schopenhauer: “Elke waarheid doorloopt drie stadia. Eerst wordt ze belachelijk gemaakt. Dan wordt ze hevig bestreden.

 

Tenslotte wordt ze vanzelfsprekend aangenomen. Dat is perfect toepasbaar op mijn persoon. Ik ben vanzelfsprekend geworden en ben daar best tevreden over.” Hij verlaat het “schrijverscafé bij uitstek” en kijkt naar de toren van de Sint-Willibrorduskerk, waar geen uurwerk hangt. “Dit,” zo zei hij, “was geen avond met bacchanalen, maar als je pas op dit uur van je werk naar huis gaat, dan ben je met recht en rede Nachtburgemeester.”