Dopwerkers

Werkloosheid in de haven
26/11/2006
🖋: 

Als we de krantenberichten van de voorbije maanden mogen geloven, gaat het slecht met de Antwerpse havenarbeider: de werkloosheid zou sinds 2004 verdrievoudigd zijn. Merkwaardig als je bedenkt dat de haven van Antwerpen dit jaar opnieuw met glorieuze cijfers voor de dag komt. Wij trokken naar het secretariaat van de Belgische Transportarbeidersbond (BTB) en naar het aanwervingslokaal van de havenarbeiders – beter bekend als ’t Kot – om te achterhalen hoe ernstig de problemen werkelijk zijn.

“Het is nog nooit zo schrijnend geweest”, vertrouwen BTB-afgevaardigden John Verheyen en Patrick Delrue ons toe. Weemoedig kijken ze naar de mensen die zich in groten getale verzameld hebben aan de ingang van ’t Kot. In dit aanwervingslokaal van havenarbeiders – een gigantische hal op het Eilandje – wordt al jaren Antwerpse geschiedenis geschreven. Vóór iedere shift trekt elke werknemer die niet in vast dienstverband is naar hier. Aan de zijkant loopt een brug, met links daarvan vier aparte kuilen. Rechts blijft een groot stuk hal over – de superkuil, waarin havenarbeiders ‘algemeen werk’ verzamelen. De vier andere boxen zijn voor werknemers van verschillende categorieën: de dekmannen, markeerders, chauffeurs en kuipers. Op de brug staan de ploegbazen: vanuit hun verheven positie kiezen zij uit de reikhalzende hoofden de arbeiders die ze kunnen gebruiken. Boven de uitgang van de hal hangt een groot digitaal bord. “Hierop zal straks verschijnen hoeveel aanwezigen er waren en wat het aanbod van de werkgevers was”, legt John uit. "Het ziet er niet goed uit. Binnen een halfuur worden de arbeiders aangeworven en op de brug zijn nauwelijks ploegbazen te bekennen.”

 

Een dipje

“Waar loopt het mis?” Deze vraag is een kolfje naar de hand van Eddy Verhoeven, die – na jaren dienst op het secretariaat van de BTB – de haven en haar arbeiders kent als zijn broekzak. Eddy Verhoeven: “Enkele jaren geleden verweten de werkgevers ons dat we geen degelijk contingentbeleid voerden. Dat wil zeggen dat er onvoldoende aanwervingen werden gedaan, waardoor er in periodes zoals de zomervakantie plots te weinig havenarbeiders waren. Om hier een mouw aan te passen hebben we de voorbije jaren meer mensen aangeworven. Dit aantal mag echter niet worden overschat; er zijn immers ook heel veel natuurlijke afvloeiingen: mensen die met pensioen gaan, naar een andere sector trekken enzovoort.”

 

Hoe komt het dan dat er nu toch zo veel werkloze havenarbeiders zijn?

Verhoeven: “Het vergt weinig arbeid om goederen in containers te verhandelen. Vandaar ook dat de haven met zulke mooie cijfers kan schermen: er wordt inderdaad meer verscheept in termen van tonnenmaat. Maar de trafiek van het stukgoed doet het minder goed en laat dat nu net veel arbeidsintensiever zijn. Toch zou ik ook dit willen nuanceren: de haven van Antwerpen staat sinds jaar en dag bekend als een stukgoedhaven en dat willen wij en de werkgevers zo houden: wij, omdat we zo maximaal arbeidsplaatsen kunnen behouden en creëren en zij, omdat ze de Antwerpse knowhow concurrentieel kunnen uitspelen. Maar ook het feit dat het Deurganckdok op dit ogenblik nog niet zoveel arbeidsplaatsen heeft gecreëerd als vooropgesteld, speelt een rol. Er is door verschillende belangengroepen heel wat heisa gemaakt rond dit dok, waardoor de aanleg vertraging opliep en sommige rederijen hebben afgehaakt. Maar nu zitten we nog in een beginfase: van zodra het Deurganckdok volledig operationeel is, kunnen we misschien wél rekenen op 3000 banen extra.”

 

Welke maatregelen willen jullie treffen om uit deze benarde situatie te geraken?

Verhoeven: “Laten we de zaken niet dramatiseren. De toestand is natuurlijk erg pijnlijk voor de mensen die niet aan de bak komen. In ’t Kot hoor je bittere verhalen dezer dagen. Maar ik ben ervan overtuigd dat we momenteel in een dipje zitten. In het verleden hadden we soms veel meer werklozen, tot 1000 per dag. Je mag bovendien niet vergeten dat er in totaal 7000 mensen werken in de haven, waarvan de meeste wel voortdurend werk hebben. Paniekreacties zijn uit den boze.”

 

286 aanwezigen, 18 aanwervingen

Terug naar ’t Kot. De arbeiders stromen gestaag de hal binnen en doen hun beklag bij Patrick en John. Eddy Verhoeven krijgt gelijk: hun verhalen zijn bitter. “Ik werk hier al 14 jaar en het is nog nooit zo kalm geweest”, zegt iemand. Uit andere monden hoor je instemmend gemompel. De ene heeft de afgelopen maand zes dagen gewerkt, de andere drie. “Elke dag kom ik naar hier met mijn schoofzak en bijna altijd mag ik thuis mijn boterhammen opeten, omdat er geen werk voor me is", vertelt een chauffeur met jaren ervaring.

 

“Het werk wordt uit België weggetrokken, hoe positief de regering onze economische toestand ook probeert af te schilderen”, reageert een andere arbeider. “De politiek kan hier niets aan doen, kijk maar naar wat er gebeurt bij Volkswagen Vorst: daar staan de politici ook voor voldongen feiten. Kathleen van Brempt? Die kan vooral goed met haar hoofd schudden; als ze zo doorgaat, valt dat er nog eens af. Mooie beloftes, dat wel!"

 

Wanneer we hem vragen wat zijn plannen zijn nu de zaken er zo slecht voor staan, luidt het antwoord: “Ik blijf hier en iedere dag kom ik terug; ik heb geen keuze.” Niet iedereen blijft zo gelaten: een van de chauffeurs heeft een sterk vermoeden dat vele mensen aan het wachten zijn op hun eindejaarspremie om dan met hun job als havenarbeider te kappen.

 

Om kwart voor één staan we op de brug van de ploegbazen. Patrick en John leggen uit dat de arbeiders die nu binnenstromen moeten inscannen; een werknemer die zijn kaart niet ingescand heeft, verliest het recht op een werkloosheidsuitkering. Losse arbeiders zijn dus verplicht om iedere dag naar ’t Kot terug te komen, terwijl de meerderheid weet dat er voor hem geen werk zal zijn. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de meeste mensen rechtstreeks naar een klein gebouw stromen in het midden van de hal: het kantoortje waar ze de stempel voor hun werkloosheidsuitkering krijgen. Arbeiders die al twee jaar aan het werk zijn en voldoende uren gepresteerd hebben, krijgen bovenop hun werkloosheidsuitkering nog een bijdrage van de werkgevers: de zogenaamde bestaanszekerheid. In totaal mogen zij op ongeveer 64 euro per dag rekenen. Wie echter nog niet lang genoeg in dienst is, moet zien rond te komen met 43 euro per dag. Ter vergelijking: als een arbeider kan werken, verdient hij een kleine 100 euro.

 

Op de brug staan een paar ploegbazen die een briefje geven aan de enkelingen die aan het werk mogen. De aanwervingsprocedure is snel afgerond. Een bel luidt en op het digitale bord verschijnt het pijnlijke verdict: ‘AANWEZIGEN: 286, AANBOD: 18’.

 

We vragen aan een van de gelukkige 18 hoe het komt dat hij wel aan een job is geraakt en de andere 268 arbeiders niet. “Ik heb gewoon puur geluk", antwoordt hij. “In deze harde tijden komt het erop aan dat een ploegbaas je kent en als het bedrijf van die ploegbaas dan nog eens goed draait, kan je jezelf helemaal gelukkig prijzen. Maar ik besef dat ik een van de enigen ben.”

 

Iedere dag pendelen honderden werknemers tevergeefs heen en weer. Toch denkt niemand eraan om het aanwervingssysteem te veranderen. “Het aanwervingslokaal is een burcht”, zegt Eddy Verhoeven. “Daar kan en mag niemand aan raken. De arbeiders beschouwen het als een stuk van hun cultuur.”

 

Wanneer we het aanwervingslokaal verlaten, staan de laatste arbeiders bij het kantoortje voor hun stempel. Op het digitale bord boven de uitgang prijkt in rode hoofdletters: ‘WERKLOOSHEID’.