Wanneer u Hugo Matthysen als Clement Peerens in actie ziet, zou u het hem misschien niet meteen nageven, maar toch is hij de trotse bezitter van een universitair diploma. In 1978 studeerde hij af aan de toenmalige UFSIA als kandidaat in de Wijsbegeerte. Beroepsmatig houdt hij zich voornamelijk bezig met ‘het verzinnen van onzin’, zoals hij het zelf omschrijft, en daar schijnt de opleiding Filosofie in Antwerpen een uitstekende voorbereiding voor te zijn.
Hugo Matthysen Mijn talent voor het verkopen van onzin zat er vroeger al in, maar je kunt zeker stellen dat mijn studie Filosofie geholpen heeft. Bezig zijn met rare logica – of noem het maar onzin – moet toch altijd zo overtuigend mogelijk zijn. Je moet ervoor zorgen dat je consistent blijft binnen de absurde wereld die je schept. Zelfs al zijn de premissen waarop je steunt totaal van de pot gerukt: zolang je er consequent mee omspringt, kan het aanslaan. Deze werkwijze vind je min of meer terug in de filosofie.
Hebt u dan voor de opleiding gekozen om te leren redeneren?
Matthysen Niet echt, hoewel dat element mij uiteraard wel boeiend leek. Maar we spreken nu over de jaren ’70 en toen werd er op alle terreinen ongelooflijk gezweefd en ik wou iets, euh…
Zweverigs doen?
Matthysen Nee, integendeel. Filosofie is eigenlijk heel streng. Je wordt verplicht logisch te redeneren, los van je eigen mening of aanvoelen. Ik heb nooit spijt gehad van mijn studiekeuze; wellicht zou ik nu, 30 jaar na datum, precies hetzelfde doen.
U hebt twee jaar in Antwerpen gestudeerd en voor uw licenties bent u naar Leuven getrokken.
Matthysen Ik woonde in Antwerpen, dus was het vanzelfsprekend dat ik daar ook zou studeren, maar in die tijd kon je aan de UFSIA enkel de kandidaturen volgen. Met andere woorden, ik moest nadien wel naar Leuven gaan.
Bespeur ik daar een voorkeur voor Antwerpen?
Matthysen In Antwerpen vormden de filosofiestudenten een kleine groep. We begonnen met ongeveer zestig, maar daartussen zaten een hoop macrobioten, boeddhisten, mensen die met bomen spraken en meer van dat fraais. Veel van hen gaven op, zodat er tegen Kerstmis nog maar een vijftiental studenten overbleven, die ook allemaal de meet hebben gehaald. Die twee jaar waren echt gezellig. In Leuven daarentegen kwamen de studenten van Kortrijk, Antwerpen en Leuven allemaal tezamen, waardoor de groep plots veel groter werd. Bovendien speelde daar – veel meer dan in Antwerpen – het idee dat je van filosofie enkel je boterham kunt verdienen als je assistent wordt en dat zette natuurlijk een domper op de sfeer.
Mijn medestudenten waren een hoop macrobioten, boeddhisten, mensen die met bomen spraken en meer van dat fraais.
U kreeg indertijd aan de UFSIA les van jezuïeten. Hebt u dat gemerkt aan de manier van lesgeven?
Matthysen De jaren ’60 en ’70 waren nog stevig katholiek en zelf kwam ik ook al uit een katholieke omgeving, dus ik was wel op het een en ander voorbereid. Er werd inderdaad veel lesgegeven over Thomas van Aquino en consorten – in Leuven overigens nog meer dan in Antwerpen – maar ik vond dat juist ongelooflijk interessant. Die middeleeuwse filosofie met haar formele regels is toch – in het slechtste geval – een geweldige vorm van puzzelen, een uitstekende denksport.
Hebt u zich tijdens uw studies volledig ondergedompeld in het studentenleven?
Matthysen Een studentenleven was wat mij betreft onbestaande. Als ik op café ging, was het zeker niet in een studentencafé. Het irriteerde mij ook dat als je het waagde om tijdens de blok in Leuven een brood te gaan kopen, de mensen voor je en achter je over examens stonden te leuteren. Leuven is een studentenstad, Antwerpen is een echte stad. Als je je in mijn tijd honderd meter verwijderde van de UFSIA, hield het studentenleven op.
Dat is nu niet anders.
Matthysen Dat is dan heel hard toe te juichen.
Was u een ijverige student of rekende u op een portie geluk tijdens de examens?
Matthysen Ik was allesbehalve ijverig. In het toenmalige systeem vielen alle examens samen op het einde van het jaar na een blokperiode van vier weken en dat betekende voor mij topsport. Ik deed in de loop van het jaar bitter weinig, om dan tegen Pasen te beginnen panikeren. Toch putte ik mezelf niet volledig uit tijdens de examens: ik was verstandig genoeg om tegen tien uur ’s avonds te stoppen, want alles wat je daarna doet, ben je de dag nadien toch vergeten.
Sinds kort wordt aan de UA een Alumnus van het Jaar verkozen. U was in 2005 één van de zeven genomineerden, maar u hebt het uiteindelijk niet gehaald. Jammer?
Matthysen Nee hoor, ik vind het ideaal zo. De winnaar is een dokter die zich erg hard heeft ingezet voor aids-bestrijding (Paul Stoffels, nvdr.) en ik zou het nogal pijnlijk vinden zo iemand te moeten kloppen, terwijl mijn beroep toch maar bestaat uit Yvonne en Yvette of Jehan en Petrick spelen, hé. Ik was uiteraard erg vereerd met mijn nominatie, maar ik vraag me nog altijd af wat mijn bijzondere academische verdienste zou zijn.
Literatuurwetenschapper Geert Lernout, die u promootte bij de verkiezing van Alumnus van het Jaar, is nochtans volledig overtuigd van uw academisch talent. “Of wilt u misschien zelf een naam bedenken voor het paard van Sinterklaas?” legde hij het stempubliek voor.
Matthysen Als Geert Lernout dergelijke dingen zegt, dan durf ik daar niets tegen in te brengen!