het laatste woord

03/05/2020
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het begrip ‘bedsermoen’.

Velen kunnen zich hier (helaas!) wel iets bij voorstellen. Je hebt een lange dag achter de rug: eerst bleef de professor maar doordraven over hoe ont-zet-tend laag het niveau van de ingediende essays was, daarna kreeg je er op je studentenjob nog een preek bovenop omdat je een telfout had gemaakt aan de kassa. Op de koop toe goot een oudje weer een portie ‘de jeugd van tegenwoordig’ over je heen toen je met het – overvolle! – openbaar vervoer terug naar huis mokte. Daar aangekomen blijkt jouw lievelingssoap niet opgenomen te zijn, maar wel een documentaire over de eendenpenis. Je denkt dat het echt niet meer erger kan, maar zoals altijd valt de laatste druppel wanneer je het niet meer verwacht: het gevreesde bedsermoen.

Wat een gezellige afsluiter moest worden van een dag om snel te vergeten, waarvoor je troostzoekend tegen je partner aankroop, draait algauw uit op een verschrikking: vond je het écht nodig om je sporen wéér achter te laten in de wc-pot? Die haren van jou die werkelijk overal te vinden zijn, lopen ook wel de spuigaten uit. En hoelang had je gedacht die beschimmelde brooddoos nog verborgen te houden? Tot hij zichzelf verteerd had? Wat dacht je wel niet?

Een ellenlange resem van kleine, vervelende berispingen passeert de revue. Je limbisch systeem treedt in werking om je fysieke waarneming te blokkeren en zo je brein voor trauma's te behoeden. Bij wijze van coping droom je weg naar de herkomst van dat geduchte woord, want zelfs een lesje etymologie is beter dan (nog maar eens) je lijst van persoonlijke tekortkomingen te moeten aanhoren. Dus je duikt gewillig in je herinneringen aan de lessen Latijn, waar je leerde dat serere ‘aaneenrijgen’ betekent, waarvan sermo werd afgeleid als woord voor ‘gesprek’. Via het Frans en het Nederlands werd dat overgenomen als ‘sermoen’. Plak hier ‘bed’ voor en je krijgt een synoniem voor ‘gordijnpreek’.

Beide beschrijven de gruwel die je op dat moment beleeft: de berisping van een vrouw die een man in het (echtelijk) bed ondergaat. Tegenwoordig zijn we misschien genderneutraler en hoeft een bed al lang niet meer echtelijk te zijn, the struggle is – and stays – real. Er rest je niet veel meer dan afwezig instemmend grommen, de stortvloed aan woorden ondergaand, waarna je je partner verzoenend een kus op het voorhoofd drukt, slaapwel wenst en je je snel omdraait. Veilig kan je je tranen de vrije loop laten gaan omwille van alle onrechtvaardigheid in de wereld. Morgen is er weer een dag.



blikopener

03/05/2020
🖋: 

Akelige sagen over oorsuizen en de martelgang der patiënten doen de ronde in de media, maar het blijft stil als je de vraag stelt over wat je nu eigenlijk moet doen als je niet telkens braaf je oordopjes in je oren hebt gestoken als je uitgaat. Noemen ze dat karma? Gelukkig bestaat er wel een antwoord op de vraag: de eerste stappen voor een behandeling zijn gezet, in de vorm van de (enger klinkende dan het in feite is) elektrische stroomtherapie. Ondertussen is haar doctoraat al afgerond, maar dr. Laure Jacquemin licht alsnog graag toe.

“Tinnitus of oorsuizen is het fenomeen waarbij een patiënt een geluid hoort dat niet aanwezig is in de omgeving”, steekt Laure van wal. Volgens het stereotype is dat geluid een pieptoon, maar het kan alles zijn, van geruis tot krekels. “Tinnitus ontstaat meestal door gehoorschade. Omdat er minder geluidsinformatie binnenkomt bij de hersenen, gaan die overcompenseren en maken ze het geluid aan dat ze missen. Vergelijk het met een fantoompijn: de hersenen missen pakweg een been en maken pijn aan waar dat ontbreekt.” Bij de meeste jongeren is die ontbrekende geluidsinformatie een hoge piep omdat hoge tonen het snelst beschadigd raken bij het uitgaan.

 

vicieuze cirkels

Van oorsuizen kan je niet genezen. Deels komt dat omdat tinnitus geen probleem op zich is, maar eerder een symptoom van een achterliggende problematiek zoals gehoorschade. “Veel patiënten die ik in het UZA zie, zijn erg gefocust op genezen en van dat geluid af zijn, maar tegen de tijd dat ik de patiënten zie, is hun tinnitus vaak al chronisch. Oorsuizen is namelijk een vicieuze cirkel: eenmaal de hersenen tinnitus kennen en het gewend zijn om het ‘gat’ op te vullen met een geluid, is het moeilijk om dat te doorbreken.” Betekent dat dan dat oorsuizen reden tot wanhopen is? Dat ook weer niet. Laure onderzocht in haar doctoraatsstudie een therapie die volgens patiënten het geluid ‘dempt’.

Elektrische stroomtherapie is een gekende therapie voor andere problemen zoals depressie. “Elektrische stroomtherapie komt neer op hersenstimulatie via elektroden. In eerder tinnitusonderzoek werden grote sponselektroden gebruikt, waardoor de stroom naar het hele brein ging. In mijn doctoraatsstudie hebben we kleinere elektroden gebruikt, waarmee we konden sturen naar waar de stroom ging. Bij tinnitus zijn er namelijk drie hersenregio’s actief: de geluidsregio maakt het geluid aan, de emotieregio is actief omdat de patiënt zich gespannen voelt en de aandachtsregio schiet in actie omdat de patiënt veel aandacht besteedt aan het geluid. Als we een van die drie regio’s stimuleren met lage elektrische stroom, maakt dat die hersenregio rustiger, waardoor de vicieuze cirkel van tinnitus doorbroken wordt.” Laures studie is nog niet de heilige graal voor een oplossing tegen oorsuizen, maar wel is het een signaal van hoop voor de chronische tinnituspatiënt.

 

chronische paniek

Moet ik me, als jonge studente, zorgen maken over tinnitus? Onder jongeren komt het zeker voor – het stereotype komt ergens vandaan – maar de groep die Laure het meeste in de praktijk ziet, zijn patiënten van veertig à vijftig jaar. Rond die tijd begint namelijk de ouderdomsslechthorendheid. En hoe minder je hoort, hoe meer dat gepiep opvalt. “Ongeveer twintig procent van de volwassenen heeft last van tinnitus, maar die komen niet allemaal terecht bij de NKO-arts (Neus-, Keel- en Oorarts, nvdr.). Gelukkig maar! Dat zouden we niet aankunnen (lacht)Het merendeel van die twintig procent kan er gelukkig goed mee omgaan. Ongeveer drie procent heeft ‘echt’ last van oorsuizen, in die mate dat ze komen aankloppen bij het ziekenhuis. Meestal heeft dat te maken met stressfactoren: tinnitus krijgt dikwijls een piek in stressperiodes.”

Tegen de tijd dat patiënten bij Laure terechtkomen, is de vicieuze cirkel vaak al opgestart. Maakt dat enig verschil? “Grofweg kunnen we twee fasen onderscheiden bij tinnitus, een acute en een chronische fase. De acute fase bevindt zich helemaal aan het begin en houdt in dat de vicieuze cirkel, die tinnitus juist chronisch maakt, zich nog niet gevormd heeft. Het is best mogelijk dat elektrische stroomtherapie patiënten in die acute fase zou kunnen genezen, maar meestal zijn we er niet op tijd bij. Zeker door de wachtlijsten is het lastig om die patiënten te bereiken. Een deel van het probleem is ook dat patiënten in die acute fase weleens in paniek schieten. Daardoor beginnen ze zich te fixeren op het geluid en monitoren ze bijvoorbeeld elke dag of het er nog is. Dat is begrijpelijk, maar dat werkt tinnitus wel in de hand.”

Dan is de vraag: hoe los je zoiets op? Voorlopig lijkt dat toekomstmuziek. “Ik denk dat het antwoord eerder in apps zal liggen. Als gezondheidswerkers in het ziekenhuis zijn wij echter niet thuis in die wereld; ingenieurs die graag willen samenwerken zijn dus érg welkom. Langs apps zouden we de patiënten in die acute fase veel sneller kunnen bereiken, helpen en geruststellen. Vooral die geruststelling is cruciaal: als mensen niet meer bang zijn, verdwijnt het oorsuizen sneller naar de achtergrond.” Toch blijft het devies: voorkomen is beter dan genezen. “Op maat gemaakte gehoorbescherming lijkt heel duur – je geeft er toch gemakkelijk 150 euro aan uit – maar zulke oordopjes gaan erg lang mee en zijn het écht waard.”



Humans of UAntwerpen

03/05/2020
🖋: 
Auteur

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zoveel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

Studeren en een eigen business runnen is geen sinecure, maar dat houdt Lauren Coppens niet tegen om haar dromen na te jagen. Lauren is masterstudente Strategische communicatie, feministe, modeliefhebster en trotse oprichtster van Femmenation, de webshop waar je als ambitieuze vrouw terechtkan voor een female suit, een kostuum voor vrouwen.

Het oprichten en runnen van een webshop was niet altijd haar droom. “Ik had vroeger een heel andere droom: fotograaf worden.” Na haar studie Humane wetenschappen besloot Lauren haar hart te volgen en koos ze voor fotografie. Dat liep anders dan verwacht. “Mijn studies en het werk dat ik als freelance fotograaf deed, zogen me helemaal leeg.” Lauren besloot daarom om te stoppen met fotografie, te focussen op self care en Communicatiewetenschappen te gaan studeren. 

"Ik ben creatief en heb veel ideeën; in mijn nieuwe opleiding kon ik die niet kwijt," vertelt Lauren. Na lang brainstormen ontstond het idee voor een kledingwebshop. “Ik ben geen modegoeroe zoals sommige influencers op Instagram", grapt Lauren. “Ik ben gewoon geïnteresseerd in mode." Lauren draagt zelf graag klassevolle, kleurrijke, niet te stijve kostuums. "Voor mannen is het gemakkelijk om zo'n kostuum te vinden, voor vrouwen ligt dat anders.” Lauren had een gat in de markt gevonden, maar ze wilde niet zomaar een webshop met kostuums oprichten. "Ik wilde een winkel met een verhaal, een meerwaarde voor mensen.”

Het verhaal van Femmenation werd geschreven, feminisme stond centraal. Feminisme heeft volgens Lauren de laatste tijd een negatievere connotatie gekregen. “Veel mensen hebben een fout beeld van wat feminisme is. Voor mij is feminisme niet dat we met blote borsten rondlopen op straat.” Voor Lauren draait het om gelijkheid en empowerment van vrouwen. Dat is de boodschap die ze met haar webshop wil uitdragen, nu en in de toekomst.

Lauren droomde ervan om een boetiek te openen in Gent of Antwerpen en later uit te breiden. Nu is dat toekomstplan iets bijgestuurd. "Na veel boeken lezen en podcasts luisteren, besloot ik bij mijn online verhaal te blijven." Ze wil online groot worden, eerst in België, daarna in Nederland en vervolgens internationaal. Dat haar dromen groot zijn, houdt Lauren niet tegen: “Je bent maar kort op deze aardbol, dus je moet iets doen wat je wijs vindt!”



over stigmata, oma Fonkel en de zoektocht naar een schedel

03/05/2020
🖋: 

Het proffenprofiel toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken, maar die ze zelf niet durven stellen. Tine Van Osselaer is professor binnen het departement Geschiedenis. Daarnaast is ze vooral actief als onderzoeker aan het Ruusbroecgenootschap aan Universiteit Antwerpen.

U werkt aan het departement Geschiedenis als docent en onderzoeker. Was dat de carrière waarvan u als kind droomde?

Eigenlijk wilde ik altijd al onderzoek voeren. Als kind leek archeologe worden me wel leuk, dus ik ben zeker binnen hetzelfde domein gebleven. Ik heb altijd vastgehouden aan mijn passie en heb er dan uiteindelijk mijn job van kunnen maken. Je moet natuurlijk ook veel geluk hebben, maar in mijn geval is het goed gekomen.

 

Wat doet u het liefst in uw vrije tijd? Staat die dan ook in teken van geschiedenis?

Niet altijd. Ik kook bijvoorbeeld graag. Ik heb nooit gedacht dat ik zo’n keukenprinses was, maar ik volg nu toch al vijf jaar les. Ik ben ermee begonnen met mijn zussen om elkaar vaker te zien. Intussen hebben we de koksopleiding achter de rug en zijn we vervolmakingscursussen aan het volgen. Elke week is het een andere keuken. Vorige week was het bijvoorbeeld de Franse keuken en hebben we bouillabaisse gemaakt. Het is nog moeilijk om te zeggen wat ‘mijn keuken’ is, daarvoor ben ik nog te veel aan het verkennen. Thuis maak ik meestal gerechten van Yotam Ottolenghi, dat gaat wat sneller.

Mijn vriendenkring bestaat toch voornamelijk uit historici, dat zegt misschien ook al veel (lacht). Uitstapjes en reizen die we samen maken, hebben hierdoor wel vaak iets met geschiedenis te maken. We hebben allemaal andere specialisaties, daarom hebben we meestal onze eigen lijstjes van bezienswaardigheden die we willen zien. Het is fijn om die te bezoeken met gelijkgezinde mensen.

 

Een moeilijke vraag voor historici: stel dat u met gelijk wie, levend of dood, een gesprek mag voeren, wie nodigt u dan uit?

Ik zou natuurlijk iedereen willen ondervragen die ik de voorbije jaren heb onderzocht. Iemand aan wie ik meteen denk, is Bertha Mrazek, een gestigmatiseerde uit Halle. Ze stond aanvankelijk bekend als Gloria, de leeuwentemster, en werd daarna een nachtclubzangeres. Dan heeft ze een carrièreswitch gemaakt en is ze profetes geworden. Op een gegeven moment heeft hij ervoor gekozen om als man door het leven te gaan. Eerst was zijn literaire alter ego George Marasco, nadien stond hij bekend als Père Jean. In zijn geval is het moeilijk om onderzoek over zijn leven te doen, want de informatie die we hierover hebben komt altijd van derden, zoals zijn volgelingen, die nog steeds actief zijn. Met hem praten zou leuk zijn.

 

U bent ook actief bij het Ruusbroecgenootschap, hoe bent u daar terechtgekomen?

Ik ben mijn opleiding gestart met klassieke oudheid, dus ik heb eerst in Gent Klassieke Filologie en Klassieke Geschiedenis gestudeerd. Dan heb ik een tijdje in Nederland meegewerkt aan een groot onderzoek over de verslaggeving over kunst en cultuur in de 20e eeuw. Dat was mijn overstap naar de nieuwste tijd, waarin ik dan in Leuven gedoctoreerd heb over religieuze geschiedenis vanuit een genderperspectief. Nadien ben ik mij aan het Ruusbroecgenootschap meer gaan verdiepen in devotie en mystici. Het project waar ik nu aan werk gaat over gestigmatiseerden. Daar schrijft ons team ook geregeld blogposts over.

 

Wat is de gekste ervaring die u al heeft meegemaakt bij uw onderzoek?

Ik heb veel atypische archiefervaringen, dus er zijn wel een aantal verhalen. Aan het archiefmateriaal op de zolder van een school in Berchem geraken was bijvoorbeeld best moeilijk. Het was archiefmateriaal over Clara Jung, een Vlaamse gestigmatiseerde. Aangezien we dankzij een krantenartikel in contact zijn gekomen met de priester die hier meer over wist, ben ik bij hen terechtgekomen. Om de mensen te overtuigen om me het materiaal te laten inkijken, moest ik twee middagen taart eten met de priester. Nicky Langley, de actrice van oma Fonkel uit Mega Mindy, is de eerste keer meegeweest omdat ze ook al een boek had geschreven over het elfde gebod. De priester had een sleutel van het archief op zolder. "Als Clara Jung wil dat je het archief ziet, zal de sleutel draaien", was de regel volgens hem. Blijkbaar waren er ook al mensen gesneuveld die het archief niet mochten zien, dus ik was zenuwachtig. In mijn geval draaide de sleutel gelukkig. Na even onderhandelen hebben we de priester zo ver gekregen dat het materiaal nu bewaard wordt in het Ruusbroecgenootschap, nadat ik het eerst heb geïnventariseerd. Je moet er als onderzoeker soms wat voor over hebben ...

Mijn bizarste ervaring moet toch wel de zoektocht naar het hoofd van Louise Lateau geweest zijn. Op het moment dat ik doorhad dat het hoofd van deze gestigmatiseerde ontvreemd was uit haar graf, heb ik er mijn persoonlijke missie van gemaakt om het terug te vinden. Wekenlang liep het ene spoor na het andere dood. Ik kon de schedel traceren tot de jaren 70, tot ik geen enkel aanknopingspunt meer had. Toen ik niet veel later in het archief zat met de man die na mij het archief zou afsluiten, zei hij: ‘Weet je wat ze nu hebben gevonden op de rommelmarkt?’ Hij stapte naar de kast vlak naast me, haalde er een soort kussensloop uit en onthulde de schedel van Louise Lateau. Omdat ik niet op verkenning wilde gaan waar ik geen toestemming had, lag het hoofd dat ik al weken aan het zoeken was gewoon vlak naast mij. Ik wilde dat ik kon zeggen dat ik het hoofd van Louise Lateau heb ontdekt, maar eigenlijk heeft het hoofd mij gevonden.



poëzie

03/05/2020
🖋: 
Auteur

Een rechthoek ligt slap

over een ronde tafel

met net niet in het midden

een amorfe vlek

 

Het laken rafelt me uit

mijn plek is kostbaar

maar ik hang echter

aan een vliedend as

 

Het tafereel dekt de lading niet

de hoeken treuren loom

over de stoelen heen

en de langste zijde

lijkt te kort

 

Ik staar me leeg op nul

Even ben ik het middel

dan verdaagt het zijnde

en vervaagt de regel

 

Matig neemt het ik mij op

en vraagt de rekening
 



de dolle mens

03/05/2020
🖋: 

Het zijn vreemde tijden voor studenten. De einzelgänger die zichzelf bewust isoleerde, wordt nu vergezeld door de sociale vlinders, gevangen net voor de lentekriebels. Eenzaamheid wordt ons voortaan opgelegd. De introvert denkt nu wel twee keer na over zijn afkeer van sociaal contact. Eigenlijk was het toch wel veel leuker om alleen te zijn toen dat nog een persoonlijke keuze was. Zelfs de eenzaat zou er haast gek van worden. Maar de gekte is een oude vriend en hij komt wanneer je hem nodig hebt. In het hoofd van de Dolle Mens ontaardt een schijnbaar doodnormale situatie in een wirwar van krankzinnigheid. De waanzin is zijn gouden geit.

Gedachtesprongen, u kent ze wel. Op weg zijn naar de les. De tijd moet dood. De fietsostrade strekt zich voor mij uit als een sierlijke zwanenhals. Waarheen ben ik dan onderweg, de bek of de cloaca – een doolhof, dat staat vast? Alleszins, wat u misschien nog niet weet, is dat een fietszadel uitermate geschikt is om te krabben waar het jeukt, maar waar handen niet heen mogen. Wees eens creatief. De gel zwicht voor de buiging die ik maak, een beetje zoals mijn fietsbanden voor de meanders van het eeuwige fietspad. Dat nu eens wiegt als de knotwilg, dan weer als de populier. Storm breekt nek. En nee, het regent niet eens. Het is geen weer van buien, dan wel van fonteinen. Euforica, is dat een woord? Ach ja, zo voelt het wel. En dat lispelde de weerman me gisteren nog toe, als een fluisterwind. Kon de weervrouw me nu maar troosten. 

Afleiding ín de les. Het enige wat ik nooit zoek, maar wel altijd vind. Mijn portefeuille is verdwenen, dus ik weet even niet meer wie ik ben. Ik hoop het antwoord te vinden onder mijn hersenschors. Specht in eigen huis. In gedachten ben ik ontsnapt aan de mono-toon, alweer huiswaarts, waar het antwoord op mijn vraag hopelijk op me wacht, als een trouwe hond. Of als diarree na een rijkelijk familiefeest. Ik ga te voet, want zo doet de boswachter het ook wanneer hij zijn perimeter nagaat. Te voet. Ik vraag me af of de loodgieter in tussentijd de leidingen al heeft vervangen. Ik doe mijn broek een beetje naar beneden, want zo zou hij het ook doen. Cultural appropriation. En zo. Mijn koningsblauwe hemd past er perfect bij. 

De les is halfweg, dat kan ik ruiken. Ik blijf erbij dat okselzweet naar shoarma ruikt. Of omgekeerd. Misschien zit het gewoon in de poriën van de student. Soms vraag ik me af of de vogels zweten van al dat gelichtekooi in de bomen en bossen. Mijn fictieve woud blaast net op tijd de mensenwalmen weg. De bomen zijn beuken, hun noten nog net onrijp deze tijd van het jaar. Ik houd van de gladde stam van de boom, van de glans die het woudlicht doorheen het bladerdek op de cortex werpt, terwijl zij de schacht beschermt. Ja, ik ben een beukenman. Ze staan zo mooi op een rij geordend, alsof ze wachten om de hemelpoorten te betreden. Maar hun wortels brengen hen maar zo ver dat hun takken de rol overnemen. Beuken in het bos. Beuken erop los. 

Mijn voordeur is van beukenhout vervaardigd. Daaraan word ik herinnerd wanneer ik de metalen deurknop stevig beetgrijp en mijn voorportaal betreed. De vloerbekleding kreunt onder mijn voeten en het rubber van mijn schoenen piept schel. Mijn kat gebruikt mijn knieën als steunpunt om dichter bij mij te kunnen zijn. Wie bezingt de rattenvanger? Ze snakt naar vlees, dat voel ik aan de opdringerigheid van haar begroeting. Maar eerst moet mijn dierlijke drang gestild, of de realiteit zou zichzelf niet overleven. Wat beter om de honger te stillen dan een goed bezoek aan het toilet? Melkwit porselein en een beklijvende stilte. Dat dempt alvast de dorst. 

Ik doe wat nodig is om de rust voor eens en voor altijd te beteugelen, te controleren. Ik ga wat ze ook wel ‘snokken’ noemen, maar dat is als sabreren zeggen tegen ontkurken. Ik ging ontkurken. Sauveer de flessenhals. Waarom heb ik in godsnaam een abonnement op een pornosite? Welnu, toen ik vijftien was, werd mij een vijfjarenplan aangeboden. U hoort het goed, een vijfjarenplan. Sinds vijf jaar ben ik trotse en hondstrouwe klant en spaar ik pornopunten. Korting op een verlenging die er uiteraard niet komt. En zo. (De karmozijnen oortjes kreeg ik er gratis bij, dat kon ik niet laten liggen.) Het is iets met melk. Veel melk. Ik denk dat de melkboeren daar tegenwoordig hun voorraad dumpen. Maar wat er zich op mijn scherm voor me afspeelt, maakt al gauw plaats voor een polsstoksprong. Mentaal meander ik richting mijn illusoire land van melk en honing.

In mijn gedachten begint zich een nieuw idee te ontwikkelen. Een geesteskind van vijf jaar pornopunten. Dat moet ik opschrijven. Zonder het te beseffen, met mijn broek op mijn enkels en nog niet ontkurkte fles in de aanslag verlaat ik mijn schuilplaats, de woonkamer in. En op het moment dat ik me aan mijn bureau daar zet, duw ik met mijn elleboog onhandig de oortjes uit het contact van mijn gsm, waarna een luide ‘AAAH’ weerklinkt. Beter had ik het niet kunnen zeggen: het masturbeeridee is geboren. 

Wanneer ik ontwaak uit mijn gemijmer, voel ik de hele aula naar me kijken. De blikken van al mijn medestudenten hebben zich gebundeld en boren zich nu in mijn rug, zij en buik tegelijkertijd. Ik voel een climax van gêne ontstaan. Andermaal spreekt de professor me aan – gepikeerd. Uit mijn hemel gerukt, stamel ik nog wat, maar voor excuses is het te laat. De situatie is overduidelijk. Ik heb zijn vraag gemist. Maar dat is het waard. 



vaginale gezondheid op de kaart

03/05/2020

Op 24 maart 2020 werd het startschot gegeven voor de zoektocht naar tweehonderd vagina’s om samen geschiedenis te schrijven. Het gloednieuwe citizenscienceproject Isala van Universiteit Antwerpen heeft het ambitieuze doel om het vrouwelijke microbioom in Vlaanderen in kaart te brengen. Professor Dr. Sarah Lebeer, doctoraatsonderzoeker Sarah Ahannach en Dr. Eline Oerlemans lichten ons voor over hoe Isala het levenslicht zag, hoe ze haar wensen groot te brengen en hoe ze haar toekomst zien. Let’s swab!

De exacte wetenschap was lange tijd een mannelijk bastion, waardoor de ogen lang gesloten bleven voor ‘vrouwelijke’ thema’s. Het grootschalig project Isala wil daar verandering in brengen door de vrouwelijke gezondheid centraal te zetten en draagt dan ook met trots de naam van de eerste Belgische vrouwelijke arts, feministe en activiste, Isala Van Diest (1842-1916). Sarah Ahannach steekt van wal over het tweevoudig doel van Isala: “Ten eerste hebben we de wetenschappelijke kant: het vaginaal microbioom is nog heel weinig onderzocht geweest, waar we langs deze weg verandering in willen brengen. Ten tweede vinden we het erg belangrijk dat we de vaginale gezondheid uit de taboesfeer halen. Er moet over gepraat kunnen worden.” Twee ambitieuze doelen dus, die nauw met elkaar verweven zijn en elkaar versterken.

let’s swab!

“Het idee voor Isala ontstond toen ik aan een ERC-project (European Research Council, nvdr.) werkte over lactobacillen. Het viel me op dat daarover eigenlijk heel weinig geweten was, waardoor ik de ambitie uitsprak om het te onderzoeken bij de vrouwen in Vlaanderen. Dat liep parallel met Sarahs doctoraat over microbiologie bij seksuele agressie, waar die lactobacillen van tel kunnen zijn”, vertelt Sarah Lebeer. Omdat het een citizenscienceproject is, moet er zéér goed over gecommuniceerd worden. Zeker bij een enigszins taboe onderwerp is dat delicaat. Daarom schakelden de vrouwen achter Isala het externe communicatiebureau Studio Maria in. Al een jaar zijn ze in dialoog met onder andere dat bureau, collega-professors gespecialiseerd in gynaecologie, huisartsgeneeskunde, communicatie en sociologie en met organisaties als Sensoa vzw en het Provinciaal Instituut voor Hygiëne. De wil om het goed aan te pakken is groot.

 

De universiteit is soms toch een beetje een ivoren toren; op deze manier kunnen we de wetenschap hopelijk dichter bij de burgers brengen.

 

“Ongeveer anderhalf jaar geleden zijn we met de voorbereidingen begonnen voor het project. Eerst was dat heel academisch werk, later vertaalden we dat naar het citizenscienceproject dat het nu is”, zegt Sarah Lebeer. “Daar komt véél logistiek werk bij kijken!” Haar naamgenoot vult aan: “Eline en ik waren naar een citizensciencedag geweest in Technopolis. In zowat elke talk werd gezegd dat we het communicatieve werk niet mochten onderschatten. En gelijk hadden ze! Nu wil ik het niet negatief brengen: zodra je bezig bent, wil je het goed doen voor iedereen die zich ervoor inzet.”

Het is niet het eerste citizenscienceproject van UAntwerpen. CurieuzeNeuzen, over de luchtkwaliteit in Vlaanderen, en Ferme Pekes, over de microbiologie na een fermentatieproces, gingen Isala voor. “Citizen science wordt vanuit de jonge academici zoals die van de Jonge Academie gestimuleerd”, vertelt Sarah Lebeer. “Het is een pak meer werk, maar het geeft veel voldoening. Langs deze weg zien we wat er leeft in de maatschappij. Meer en meer staan we stil bij hoe we mensen actief kunnen betrekken en met hen kunnen samenwerken voor de wetenschap. De universiteit is soms toch een beetje een ivoren toren; op deze manier kunnen we de wetenschap hopelijk dichter bij de burgers brengen.”

 

gezocht: tweehonderd vagina’s

Om het vrouwelijk microbioom in kaart te kunnen brengen, hebben de drie onderzoeksters dan ook vagina’s nodig, en veel. In maart 2020 werd daarom via sociale media de zoektocht gestart naar tweehonderd vrouwen die samen hun spade in de onontgonnen grond wilden zetten. In de stoutste dromen van Sarah Lebeer registreerden een kleine duizend vrouwen zich; het is immers geen vanzelfsprekend staal om te delen met onderzoekers. In werkelijkheid waren er 5528 vrouwen bereid hun benen te openen voor de wetenschap (en de daarbij horende ‘swabs’). De oproep schoot goed kuit, mede dankzij de vruchtbare tussenkomst van ambassadeur Evi Hanssen, die met haar oproep goed was voor zo’n duizend registraties. Op de inschrijvingen volgde een stortbui aan positieve reacties, tips, suggesties en persoonlijke reacties. Die reacties kwamen in de mailbox, sociale media, maar evengoed ook op straat. “Een echt kutproject!” bleek voor de verandering eens een compliment te zijn. Het verlangen naar een grondige verkenning en het in kaart brengen van wat zich onder de vrouwelijke evenaar bevindt, klonk luid. Dus let’s swab!

 

Wat wij gaan doen, komt eerder neer op een aantal willekeurige pagina’s per boek lezen.

 

Het oorspronkelijke plan om de tweehonderd uitverkorenen te selecteren op basis van vijf korte, aftastende vragen bij de registratie, in combinatie met het principe dat de snelste zwemmers meestal de buit binnenhalen, moet door het grote succes bijgeschaafd worden. Ondertussen hebben alle deelneemsters de uitgebreide vragenlijst ontvangen en zullen ze nog uitgenodigd worden om twee vaginale stalen in te leveren. Dat helpt de onderzoeksters al aan een schat aan gegevens over vrouwelijke gezondheid.

Hoewel het de natte droom van elke onderzoekster van het project is om alle deelneemsters mee te nemen naar de volgende base, moet er door de begroting van het project (voorlopig nog) geknipt worden. Beslissen welke 200 van de 5528 vrouwen de unieke Isala-kit thuis opgestuurd krijgen, is niet zomaar wat nattevingerwerk. Momenteel is er nog niet echt geweten welke vrouwelijke bevolkingsgroepen voornamelijk bereikt werden bij de eerste oproep. Op basis van de voornoemde uitgebreide enquête zal met behulp van verschillende criteria dan ook een selectie gemaakt worden om een gezonde diversiteit in de steekproef te bereiken. Statistici zullen hierbij een helpende hand bieden. De uitverkorenen zullen gevraagd worden om verschillende swabs van hun vagina, huid en speeksel gedurende verschillende fases van hun cyclus af te nemen.

 

onontgonnen terrein

Die swabs zullen Isala helpen het vaginale microbioom in kaart te brengen. Eline Oerlemans licht ons voor: “Ons hele lichaam zit vol bacteriën, dus ook de vagina. Er zijn een aantal manieren om die bacteriën te bestuderen. Traditioneel gebruik je vaak een microscoop, maar daarmee kan je niet zien welke bacteriën het zijn, enkel dát ze er zijn. Een andere manier is de bacteriën opkweken, waarmee we vervolgens testen kunnen doen om te identificeren welke bacterie het is en welke eigenschappen die heeft. Een minpunt daarbij is dat we veel bacteriën nog niet kunnen opkweken.”

Isala pakt het dan ook anders aan. Oerlemans gaat verder: “Sinds tien jaar is er een nieuwe techniek, high through-put sequencing genaamd. Elke DNA-molecule bevat alle informatie over de bacteriën, dus dankzij de genen kunnen we perfect identificeren welke bacterie het is en wat die zoal kan doen. Dat is een berg werk om voor een heel staal te doen, aangezien de technologie betrekkelijk jong is. Je kan het vergelijken met boeken lezen: als je nú pas zou kunnen lezen en je dan alle boeken die tot nu toe geschreven zijn, zou willen lezen, ben je lang bezig. Wat wij gaan doen, komt eerder neer op een aantal willekeurige pagina’s per boek lezen. Soms zullen we de 'pagina’s' lezen die ons veel vertellen, soms niet, maar op deze manier kunnen we selecteren tot we het ‘verhaal’, of dus de nodige informatie over bacteriën, kennen.”

 

Bij alle financieringsdepartementen die we zijn afgegaan, werd ons citizenscienceproject niet gekozen voor de financiering

 

Sarah Lebeer vult aan: “De lactobacillen zijn een grote groep van bacteriën die nodig zijn voor een gezond ecosysteem. De angst bestaat dat die bacteriën verdwijnen door onze huidige manier van leven. Alleen… dat weten we niet zeker. Juist omdat het vaginaal microbioom zo onbekend is, weten we niet wat normaal is voor een vagina, bijvoorbeeld hoeveel lactobacillen gemiddeld voorkomen in de vagina, en welke bacteriën nu echt van belang zijn.” Maakt dat veel uit? “Zodra we weten wat ‘normaal’ is, kunnen we op zoek gaan naar een oplossing voor de vrouwen met pakweg beduidend minder lactobacillen.” Sarah Ahannach pikt daarop in: “We weten eigenlijk niet goed wat de precieze impact is van onze moderne levensstijl. Ook daarom is Isala belangrijk: zodra we weten welk effect iemands algemene gezondheid, eetpatronen, leefomgeving, noem maar op, hebben op het vaginaal microbioom, kunnen we de vrouwen bij wie het misgaat ook hélpen.”

 

what a woman gotta do

“Door de genderdisbalans tussen mannen en vrouwen in de wetenschap is er heel weinig geweten over dat vaginaal microbioom”, merkt Sarah Ahannach op. “Daar komt de taboesfeer natuurlijk bij, maar nu het onderzoek zo breed gedragen wordt, raakt het taboe hopelijk wat doorbroken.” Het is immers duidelijk dat de vrouw in Vlaanderen om het onderwerp geeft en dat erover gesproken móét worden. Dat betekent echter niet dat het belang van het onderzoek overal (meteen) doordrong. De fondsenpoel bleef lange tijd droog. “Bij alle financieringsdepartementen die we zijn afgegaan, werd ons citizenscienceproject niet gekozen voor de financiering”, zegt Sarah Lebeer. “Dat was jammer. Natuurlijk kunnen we niet zomaar zeggen dat ze het onderzoek nutteloos vonden, maar dat het niet bovenaan de lijst staat, is zo wel duidelijk.” Eline Oerlemans pikt daarop in. “We pakken het nu eigenlijk een beetje omgekeerd aan: in plaats van eerst de financiers te overtuigen, tonen we samen met 5528 vrouwen in Vlaanderen aan dat het onderwerp wél van tel is.”

 

De Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt dat meer en meer mensen zullen sterven aan resistente bacteriën door overmatig gebruik van antibiotica.

 

Down there leeft, zoveel is duidelijk. Sarah Lebeer legt uit: “De Wereldgezondheidsorganisatie voorspelt dat meer en meer mensen zullen sterven aan resistente bacteriën door overmatig gebruik van antibiotica. In de gynaecologie en voor bevallingen worden antibiotica veel gebruikt, te veel.” Daar moeten we dus vanaf. Een breed onderzoek als Isala is daarvoor broodnodig. Sarah Lebeer gaat verder: “Idealiter kunnen we een gedetailleerde kaart maken van pakweg vijfduizend vrouwen, zodat we weten wat de meest voorkomende bacteriën zijn, welke types het zijn en welke eigenschappen die bacteriën hebben. Daarnaast hopen we een paar goede lactobacillen te isoleren, te identificeren en hun goede eigenschappen te benoemen. Dat is uiteraard nog jaren werk, maar therapeutisch gezien zou dat ontzettend veel kunnen betekenen."

V-day

De lancering van Isala en de zoektocht naar tweehonderd vrouwen opstarten in volle coronatijden leek eerst niet zo vanzelfsprekend. De geplande media-aandacht, zoals een interview met Danira Boukhriss, viel in het water en de vrees bestond dat de stalen afnemen te hard zou doen denken aan de COVID-19-testen. Uiteindelijk waagden ze toch de sprong, aangezien de focus op gezondheid en (microbiële) gezondheid ook in hun voordeel kon uitdraaien. De eerste fase in het onderzoek liep bovendien toch hoofdzakelijk digitaal en de kits zijn ondertussen al corona-proof gemaakt. De drie onderzoeksters kwamen dan ook niet van een kale reis terug; de sociale media hebben immers voor een gladde doorgang naar het bredere publiek geleid. Het startschot is nu onherroepelijk gegeven: een kleine stap voor de vrouw, maar een grote stap voor de vrouwelijke gezondheid.  

 

Een kleine stap voor de vrouw, maar een grote stap voor de vrouwelijke gezondheid. 

 

De huidige pandemie en de grote stortvloed aan reacties vragen nu de nodige flexibiliteit en rekbaarheid van het project. Een strakke tijdlijn volgen zit er voorlopig dan ook niet echt in, maar als de coronacrisis ons iets geleerd heeft, is het wel soepelheid. Lebeer, Ahannach en Oerlemans hopen in de komende maanden in ieder geval nog voldoende funding te vinden om de eerste dracht van tweehonderd Isala-kits te laten opvolgen door een nog grotere tweede. Hoe het ook uitdraait, aan het einde van de tunnel wacht voor iedere deelneemster hoe dan ook een persoonlijk overzicht van haar vaginaal microbioom. De climax van Isala is zeker nog niet bereikt, maar tenslotte is elke nieuwe dag toch een beetje V-day.



de betweter

03/05/2020
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

Tussen ons, mensen, bestaat veel variatie. De een is mager, blond en heeft blauwe ogen terwijl de ander gespierd, zwartharig en lang is. In het dierenrijk is die variatie nog groter. Zo komt een giraf met zijn lange nek zelfs niet in de buurt van de huiskat met haar zachte vacht en scherpe klauwtjes. Die variatie is er ook binnen biologische klassen, zoals de vogels. Bepaalde vogelsoorten onderscheiden zich erg van andere soorten; niet enkel vanwege hun snavel, vleugels of poten. Nee, vanwege hun piemel. De meeste vogelsoorten hebben helemaal geen penis, maar een cloaca, een klein gaatje waarlangs het zaad naar buiten moet. Dus als je dacht dat jij het zwaar had in je leven, het kan altijd nog erger. Probeer daar maar eens raak mee te schieten. Een paar soorten hebben meer geluk, waaronder de gans en de eend. De belangrijkste vraag, die je je nu natuurlijk stelt, is: "Wie heeft de grootste?"

Die wedstrijd wint de eend ongetwijfeld. De eendenpenis is zo’n tien tot dertig centimeter lang, niet slecht dus. De ene eend doet het natuurlijk wat beter dan de andere. Zo kan de penis van een Argentijnse stekelstaart 42,5 centimeter groot zijn, groter dan de vogel zelf. Daar kan jij natuurlijk niet aan tippen, hoe groot je ook geschapen bent. Voor je nu begint te bedenken hoe oneerlijk de wereld wel niet is, moet er één belangrijke kanttekening gemaakt worden. De eendenpenis is niet alleen lang, maar ook spiraalvormig. Zo'n dunne, lange, kronkelende penis, daar moet Darwin grijze haren van hebben gekregen. Want zeg nu zelf, als je nadenkt over evolutie, hoe nuttig kan zo’n ding zijn?

Het zou je wel eens kunnen verbazen. Kan jij het gaatje soms niet vinden? Dan zal de eend je zeker begrijpen. De vagina van een vrouwtjeseend is namelijk een spiraalvormige wirwar van doodlopende gangen. Dat geeft eendenvrouwtjes een verweer tegen verkrachting, wat onder deze vogels vaak voorvalt. De kronkelende vorm en de lengte van de eendenpenis komt voort uit een evolutionaire wapenwedloop. Hoe langer de penis, hoe groter de kans dat het mannetje het vrouwtje zal bevruchten. Het is het genetisch materiaal van de mannetjes met de langste penissen dat doorgegeven wordt. De eenden met een grote penis zijn met andere woorden inderdaad de fittest van de soort.

Dus, zit jij met een kleiner exemplaar? Niet getreurd! Jij verspeelt je kans om je voort te planten daardoor tenminste niet. Dat kan niet gezegd worden over eenden.



seksueel grensoverschrijdend gedrag bij studenten

03/05/2020
🖋: 

Voor veel mensen stond 2019 in teken van de strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Tijdens de stille mars tegen seksueel geweld in mei kwamen er vijftienduizend mensen op straat voor de slachtoffers. Het markeerde een hoogtepunt voor de inmiddels ietwat controversiële #MeToo. Om te polsen hoe het op dat vlak nu juist gesteld is met de studenten aan Universiteit Antwerpen, lanceerde dwars in april 2020 een enquête. Welke ideeën hebben studenten zoal rondom seksueel grensoverschrijdend gedrag? Hoeveel studenten werden hier al mee geconfronteerd? Welke rol heeft het studentenleven in het hele verhaal? En tot slot: welke hulpverlening is er en hoe doeltreffend is die?

We deden een oproep aan alle studenten aan Vlaamse hogere onderwijsinstellingen om onze enquête in te vullen. 80,5%, oftewel 458 van de 569 respondenten waren studenten aan Universiteit Antwerpen. De overige 19,5% was dusdanig versnipperd dat ze niet gebruikt werd in onze berekeningen. Onze jongste respondent was 17, de oudste 63. De grootste groep respondenten waren 19-jarigen. Bij de studenten aan UAntwerpen is er een zekere scheeftrekking qua gender. 68,8% identificeert zich als vrouw, 30,6% als man en 0,6% als andere. De faculteit Letteren en Wijsbegeerte is ook oververtegenwoordigd met 153 respondenten. De meest ondervertegenwoordigde faculteit is Toegepaste Ingenieurswetenschappen met slechts 14 respondenten. De andere faculteiten telden er allemaal tussen de 28 en de 55. Met 458 respondenten bereikten we 2,2% van onze studenten. De conclusies die uit onze enquête getrokken worden, zijn dus louter indicatief.

 

De MeToo-beweging is anno 2020 niet te omzeilen in discussies omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag. Alleen: niet iedereen is er even grote fan van. De respondenten van Bedrijfswetenschappen en Economie staan hier het negatiefst tegenover met 16,7% van de studenten die antwoordde dat ze het geen belangrijke beweging vinden. Daartegenover staan de Ontwerpwetenschappers, waar geen enkele respondent de beweging als onbelangrijk bestempelde. De respondenten die het meest neutraal tegenover de beweging staan, zijn die van Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen met 20%, gevolgd door Rechten met 19%. De respondenten die dan weer het meeste belang hechten aan de MeToo-beweging waren die van Sociale Wetenschappen. 93,3% van deze respondenten gaf aan dat ze het belangrijk vinden. Ook 91,5% van Letteren en Wijsbegeerte en 89,3% van Ontwerpwetenschappen is het daar mee eens. Sommigen geven aan geen voorstander te zijn van #MeToo omdat ze het vooral veel aanstellerij vinden, anderen geven dan weer aan zich niet gehoord te voelen. Een andere studente verduidelijkte dat #MeToo een stem geeft aan mensen die slachtoffer werden van een probleem dat nog te vaak geminimaliseerd en genormaliseerd wordt.

 

schaamte en schuld

Een aanzienlijk deel van de vrouwelijke respondenten had ooit het gevoel op het moment zelf (63,8%) of achteraf (68,5%) dat iemand hun seksuele grenzen overschreden had. 17,9% van de mannelijke respondenten heeft dat gevoel ook op het moment zelf al ervaren. Er was slechts één mannelijke respondent die dat gevoel pas achteraf ervoer. Ook één respondent met een andere genderidentiteit had dat gevoel al eens, maar door het kleine aantal respondenten X is het moeilijk om dat in cijfers om te zetten. Op het moment zelf heeft 1,9% van de vrouwelijke respondenten en 10,0% van de mannelijke respondenten al het gevoel gehad dat ze over iemands grenzen gingen. Als het gaat over dat gevoel achteraf hebben, is er wel een stijging tot respectievelijk 6,3% en 21,4%.

Over de schreef (c) Sophie Van Reeth | dwars

Velen gaven aan dat ze getuige zijn geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Meer dan een vijfde van de vrouwelijke respondenten vermeldde dat ze ooit getuige waren van aanranding, enkelen van verkrachting. Van die respondenten antwoordde 42,9% dat ze dat binnen de context van een feestje zagen gebeuren. Bij de mannelijke respondenten gaf ook 12,1% aan dat ze al getuige waren van aanranding, daarbij was er één iemand die zei dat hij ook getuige was van een verkrachting. Gelijkaardig aan het cijfer bij de vrouwelijke respondenten antwoordde 41,1% van de mannelijke respondenten dat ze dat in de context van een feestje zagen gebeuren. “Steun het slachtoffer, toon begrip” luidt het advies voor andere getuigen van een van de respondenten, maar ook komt naar voren in de antwoorden dat het belangrijk is om te erkennen dat je zelf als getuige óók slachtoffer bent.

130 vrouwen, oftewel 41,3% van de vrouwelijke respondenten, geven aan dat ze zelf al het slachtoffer werden van een aanranding. Daarbovenop twijfelt meer dan één vijfde van de vrouwelijke respondenten of ze wat ze meemaakten wel zo mogen noemen. 12 mannen, oftewel 8,6% van de mannelijke respondenten werd ook al slachtoffer, slechts 3,6% twijfelt. Als we over verkrachting spreken, werden 38 vrouwen, oftewel 12,1% van de vrouwelijke respondenten, hier slachtoffer van. Ook één man geeft aan dat hij ooit verkracht werd. Een studente die zelf slachtoffer werd, schreef: “Het is nooit jouw schuld. De schaamte die je voelt, is onterecht. Ik geloof je. Je verdiende het niet. Niemand verdient zoiets.” 

over de schreef

 

consent en biologie 

Een andere studente wees erop dat slachtoffers – waaronder zijzelf – vaak geteisterd worden door een schuldgevoel over wat hen overkomen is. Dat komt niet uit de lucht vallen. Zo vinden 15,3% van de vrouwelijke respondenten en 28,6% van de mannelijke respondenten dat het slachtoffer in zekere mate schuldig kan zijn. Van de vrouwelijke studenten die dat antwoord gaven, gaf een derde echter aan dat ze zelf slachtoffer werden van aanranding, 6,3% van verkrachting en 18,6% dat ze twijfelden hoe ze dat wat ze hebben meegemaakt zouden noemen. 5,0% van de mannelijke respondenten die dat antwoordden, werd ook zelf slachtoffer van aanranding. Daarnaast was 7,5% er zelf niet zeker over. De meningen van de studenten verschilden weinig wanneer er specifiek gevraagd werd naar bepaalde factoren. Over het algemeen waren ze iets minder vergevingsgezind voor studenten die met veel mensen kussen op feestjes dan voor mensen die zich sexy kleden. “Schuld is veel gezegd, maar je kan zelf dingen doen om de kans te verkleinen. Hetzelfde kan gezegd worden over diefstal. Als je in een slechte buurt met je juwelen of dure items pronkt, verhoog je de kans dat het gebeurt. Het is nog altijd verkeerd om die persoon dan te beroven, maar de persoon die wordt overvallen heeft er wel een zekere invloed op gehad”, duidde een student. Verschillende andere studentes omschrijven dat dan weer als victim blaming.

Over de schreef (c) Sophie Van Reeth | dwars

De studenten waren het er wel bijna allemaal over eens dat het belangrijk is om zeker te zijn van wederzijdse toestemming. De vraag effectief stellen was niet voor alle respondenten even evident, toch maakte de grote meerderheid er geen probleem van. 67,1% van de mannelijke en 91,1% van de vrouwelijke respondenten vind dat het de sfeer niet verpest om toestemming te vragen. Elf vrouwelijke respondenten schreven bij de toelichting dat ze dat net lief en respectvol of zelfs opwindend vonden. Er blijken dus geen excuses meer te zijn om de vraag niet te stellen. “Consent is sexy”, zoals een van de respondenten antwoordde.

Er gaan ook andere stemmen op. Die grijpen terug naar de biologie. 30,3% van de respondenten van de faculteit Wetenschappen gaf (als grootste groep) aan dat ze denken dat seksualiteit bij mannen bij momenten zo overweldigend kan zijn dat ze zichzelf niet meer onder controle hebben. 54,0% van de faculteit is het daar niet mee eens, de rest was neutraal. 24,2% van deze faculteit is het er ook mee eens als het over vrouwen gaat. De faculteit die er dan weer het minste in volgt is Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, wiens respondenten voor 12,2% akkoord gingen als het over mannen ging en 4,9% als het over vrouwen ging. Sommige studenten die er akkoord mee gingen, meenden wel dat het geen excuus is. Een student die niet akkoord was, verduidelijkte dan weer: "Ik heb soms ook honger, ik gebruik dat niet als excuus voor kannibalisme. Als je dat soort lusten niet kan bedwingen, zou ik aanraden om een psycholoog aan te spreken.” 

 

grenzen aan de studentikoziteit

“We mogen dan een hitsige bende zijn, maar zo ver gaan we ook weer niet”, schreef een student na de vraag of seksueel grensoverschrijdend gedrag een probleem is binnen het studentenleven. Minstens 53 respondenten gaven echter aan dat ze aangerand werden op een of meerdere feestjes. Hoewel het een belangrijke nuancering is dat er onder deze respondenten ook studenten slachtoffer werden buiten het studentenleven – bijvoorbeeld op fuiven van jeugdbewegingen – is 71,7% van de vrouwelijke respondenten het ermee eens dat grensoverschrijdend gedrag een veelvoorkomend probleem is in het studentenleven. Bijna een op tien is het daar niet mee eens, tegenover meer dan een vijfde van de mannelijke respondenten. Bij de mannelijke respondenten was er 48,6% die daar echter ook mee akkoord gaat. Slechts één op vier van de vrouwelijke respondenten vindt het studentenleven een veilige plaats als het gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag. 45,0% van de mannelijke respondenten ziet er minder graten in.

over de schreef

 

Wanneer er sprake is van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen een studentenclub, is vier op vijf respondenten het er wel over eens dat het de taak is van de praesidia om in te grijpen. Slechts 5,5% is het daar niet mee eens. Een student vond dat binnen de studentenverenigingen sensibiliseren al veel zou doen. “Ze moeten duidelijk maken aan hun leden dat het niet kan. Ze mogen grensoverschrijdend gedrag niet aanmoedigen, noch er grapjes over maken." Daaronder valt ook het geven van seksueel getinte opdrachten aan schachten. Duidelijke gedragsregels opstellen komt vaker terug als suggestie, net zoals het inplannen van een gesprek met de desbetreffende leden. “Naar mijn ervaring zijn soms de praesidiumleden zelf dader. Daarnaast zijn ze vaak te dronken om te kunnen ingrijpen”, was het antwoord van een studente. Er zijn vier studenten die soortgelijke vermelding maakten waarbij de machtsverhouding van praesiumleden tegenover hun schachten in vraag gesteld wordt. Als daar mensen met slechte bedoelingen tussen zitten, kan dat ongetwijfeld problematisch zijn in de buurt van nieuwe studenten. Schaamadjes gaan in ieder geval niet helpen – sommige mensen zien die eerder als een statussymbool dan wat anders. 

 

hulpverlening aan de universiteit

De rol van de universiteit in de ondersteuning van hun studenten staat minder ter discussie. Hilde Janssens, hoofd van de dienst Studieadvies en Studentenbegeleiding, licht de werking van de begeleiding van studenten toe: "Het STIP is de toegangspoort naar onder andere de Dienst Studieadvies en Studentenbegeleiding, waar tal van studentenbegeleiders en psychologen actief zijn om de studenten te voorzien van hulp voor tal van problemen. Studenten van UAntwerpen kunnen hier terecht voor allerlei zaken gaande van studiekeuzestress en faalangst, tot problemen tussen studenten, zoals grensoverschrijdend gedrag."

“Ik schat dat er maximaal twintig studenten per academiejaar ermee naar ons toe stappen. Het komt heel weinig voor dat studenten ons daarover aanspreken. Wat wel vaker voorkomt, is dat het ter sprake komt tijdens begeleiding.” De mensen die actief zijn bij deze dienst hebben bijna allemaal een opleiding psychotherapie achter de rug. Ze zijn dus zeker bekwaam om ook met dergelijke problemen om te gaan. Indien er nood zou zijn aan langdurige therapie – zoals voor mensen die nood hebben aan traumaverwerking – wordt er samengewerkt met Psy-net, een netwerk van externe psychologen.

 

Specifieke sensibilisering en hulpverlening zijn geen overbodige luxe.

 

De hulpverlening is er dus wel, maar er zijn nog te weinig studenten op de hoogte van de voorzieningen voor mensen die slachtoffer werden van zaken zoals aanranding of verkrachting. Toen er werd gevraagd naar het aanbod van de universiteit, vermeldde slechts 27,5% van de respondenten het STIP. De meerderheid daarvan wist echter niet met zekerheid of ze er ook met dit soort problemen terecht konden. Nog minder bekend was de daartoe bevoegde preventiedienst; slechts drie studenten toverden deze dienst uit hun mouw. Ook de facultaire ombudspersoon werd slechts door drie studenten aangehaald.

Het pad naar de juiste deur van de universiteit om als slachtoffer van grensoverschrijdend gedrag aan te kloppen lijkt tot nu toe slecht belicht. Het STIP zorgt voor een eerste aanknopingspunt voor veel studenten, maar de twee andere belangrijke diensten, de preventiedienst en de ombudsdienst, lijken voor de overgrote meerderheid compleet onbekend. Nochtans kunnen ze studenten goed op weg helpen. Er is een facultaire ombudspersoon, die dan samen met de docenten kijkt of het eventueel mogelijk is om groepen anders in te delen voor zaken zoals practica wanneer je in de les zou zitten met de dader. Uiteindelijk word je ook via de ombudspersoon doorverwezen naar het STIP voor de eerder vermelde ondersteuning, al kan het STIP je ook juist in contact brengen met alle andere diensten. De preventiedienst kan worden ingeschakeld wanneer er sprake zou zijn van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag van een docent naar een student toe. Een deontologische commissie van studenten bepaalt in extreme gevallen mee wat de sanctie is. De anonimiteit van de student wordt te allen tijde beschermd. 

 

de roep om sensibilisering

Er is nood aan meer sensibilisering omtrent grensoverschrijdend gedrag aan Universiteit Antwerpen, iets wat meer dan de helft van de respondenten beaamt. Hilde Janssens was het daar tot op een zekere hoogte mee eens, maar ze formuleerde wel de volgende bedenking: “Het blijft natuurlijk een probleem dat we veel studenten die we zouden kunnen helpen, niet bereiken. Ik denk dat het belangrijker is dat we duidelijk maken dat er een brede waaier aan ondersteuning is op onze universiteit."

 

Ongeacht of studenten slachtoffer worden van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de context van het studentenleven, is het aan de universiteit om duidelijk te zijn over wat haar bijdrage is.

 

Juist omdat de universiteit zo inclusief probeert te zijn voor allerhande problemen, verliest ze een deel van de studenten die de begeleiding nodig heeft op gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verschillende problemen hebben verschillende vormen van begeleiding nodig. Wat drempelverlagend werkt voor studiedruk en faalangst, kan bijvoorbeeld drempelverhogend werken voor iets als slachtofferschap van seksuele misdrijven. Wanneer er op dezelfde dienst op een jaar tijd hooguit tien tot twintig mensen naar hen stappen omdat ze geconfronteerd zijn met seksueel grensoverschrijdend gedrag, stelt de vraag zich in hoeverre het beter kan. Bij onze bevraging met 458 respondenten gaven 142 mensen aan dat ze het slachtoffer werden van aanranding en 39 van verkrachting. Die lijn kunnen we niet zomaar doortrekken naar de volledige studentenbevolking van UAntwerpen. Toch durven we stellen: dit is geen marginaal fenomeen. Specifieke sensibilisering en hulpverlening zijn geen overbodige luxe. Daarin zouden studentenverenigingen meer kunnen helpen door onder andere heldere regels op te stellen en een zedenmeester aan te stellen die ook als aanspreekpunt op feestjes dient. Ook de universiteit moet een lichtpunt kunnen zijn in de duisternis. Ongeacht of studenten slachtoffer worden van seksueel grensoverschrijdend gedrag binnen de context van het studentenleven, is het aan de universiteit om duidelijk te zijn over wat haar bijdrage is. Als universiteiten even competitief zouden zijn in hun aanbod aan hulpverlening én de sensibilisering als in hun poging tot het afleveren van de beste publicaties en de meest innovatieve vakken, zou de hulpverlening er niet alleen beter functioneren, maar zou dat bevorderlijk zijn voor de universitaire gemeenschap in haar geheel.

 

Als je nood hebt aan ondersteuning, kan je altijd terecht bij de mensen van het STIP en bij de facultaire ombudspersoon, zij brengen je indien nodig ook in contact met de preventiedienst. Daarnaast zijn er nog tal van andere organisaties, waaronder VAGGA en Andante. Specifiek voor seksueel grensoverschrijdend gedrag kan je terecht bij organisaties zoals PUNT. VZW.



stortvloed aan hulpvragen blijft uit

03/05/2020
🖋: 
Auteur

'Sociale uitsluiting' en 'sociale selectie' zijn termen die sinds de lockdown te pas en te onpas worden rondgestrooid op nieuwssites. UAntwerpen ondervraagt in het kader van die eenzaamheid met enquêtes naar het mentale welzijn van studenten. Tegelijkertijd wordt er gezocht naar oplossingen voor leerlingen die het hardst door de quarantaine geraakt worden. De deuren van de studentenpsychologen staan wijd open en de wifi-codes en laptops zijn beschikbaar voor studenten die er geen hebben. Opties genoeg dus. Dan is de vraag: gebruikt iedereen die, weet iedereen ervan en is het type hulpverlening door de crisis veranderd? dwars sprak met Sara Backx, studentenbegeleider en psycholoog bij het Studenteninformatiepunt (STIP), en Koenraad Keignaert, departementshoofd aan UAntwerpen, over hoe de hulpverlening verloopt tijdens de crisis.

Als het gaat om hulpverlening voor studenten, is het STIP al jaren hét centrale aanspreekpunt voor elke student die worstelt met zijn studie door persoonlijke problemen of die simpelweg hulp zoekt bij het verwerken van een cursus of het maken van een examenplanning. De studentenpsycholoog en studentenbegeleider (Backx heeft beide petten op) probeert hen daarbij zo goed mogelijk te helpen. Normaal gezien vindt dat contact hoofdzakelijk in persoon plaats. Nu dat onmogelijk is, probeert het STIP alle hulpverlening zo veel mogelijk online beschikbaar te maken. 

Het grootste voorbeeld daarbij is dat alle persoonlijke gesprekken worden vervangen door videocalls, om zo toch wat face-to-facecontact te hebben. Daarbij wordt met het voornamelijk digitaal werken telewerken ook ineens een goede optie. Dat beaamt Backx ook wanneer ze vertelt dat de meeste van haar collega's bij het STIP hun werkstation na de afkondiging van de maatregelen naar hun huis hadden verplaatst. Voor de studenten die een camera te confronterend vinden, is er ook nog een chat waarin ze kunnen praten met de medewerkers.

 

Voor de studenten die een camera te confronterend vinden, is er ook nog een chat waarin ze kunnen praten met de medewerkers.

 

De digitalisering is voor Backx zeker geen downgrade, digitaal vergaderen was voor COVID-19 nog geen gewoonte, maar nu videocalls geïmplementeerd zijn, is er ook een beter contact tussen de studentenbegeleiders en psychologen op de verschillende campussen. Digitaal vergaderen, maar ook onderlinge onlinegesprekken tussen medewerkers worden een terugkerend fenomeen als het aan Backx ligt, ook wanneer de quarantaine is afgelopen. 

 

meer of minder aanmeldingen

Terug naar de studenten. Komen we in groten getale aankloppen nu we slechts sporadisch onze leefruimte mogen ontglippen? Dat valt mee. Backx geeft aan dat er na de corona-maatregelen niet ineens een grote influx van studenten was die zich bij het STIP aanmeldden. Studenten die er al ingeschreven waren, kwamen nog altijd en vooralsnog blijft het daarbij. Aarzelen de meeste studenten om een afspraak te maken, is het STIP niet zo bekend of zijn de neveneffecten van de opsluiting gewoon niet zo ingrijpend? Dat eerste is lastig om in te schatten, maar Backx wijst erop dat de lockdown niet voor iedere student per definitie negatief is. Zo is het voor studenten met sociale angsten juist fijner om geen verplichte lessen te hebben. Tegenover hen staan dan weer de studenten die vastzitten in een vervelende thuissituatie en geen uitweg naar de universiteit hebben.

De lockdown is niet voor iedere student per definitie negatief. Zo is het voor studenten met sociale angsten juist fijner om geen verplichte lessen te hebben.

Omdat alle gesprekken online worden gevoerd en studenten niet meer fysiek langs hoeven te komen, laten niet alle studenten die regelmatig bij het STIP komen, iets van zich weten. Een online afspraak negeren is nu eenmaal gemakkelijker dan niet komen opdagen op een persoonlijke afspraak. Om te kijken of iedereen het goed maakt tijdens de quarantaine zijn ze volgens Backx dan ook begonnen met het opvolgen van studenten die een radiostilte tegenover hen hebben ingelast. Zeker op de studenten met dyslexie of doofheid, die door het ontbreken van gepaste hulpmiddelen bij de online lessen een leerachterstand kunnen oplopen, wordt goed gelet.

Naast de verandering in werkwijze voor individuele studenten zet het STIP ook in op het informeren van studenten over de genomen maatregelen tegen het virus, maar vooral op het posten van tips and tricks om zo productief mogelijk te blijven tijdens het verplicht binnen zitten. Die worden onder andere gepost op de corona-pagina op Blackboard en op de tijdens de coronacrisis opgerichte website vanuituwkot.be, die voorlopig nog niet bijzonder actief is. Daarbuiten is het STIP nog niet opgehouden met het geven van workshops om studenten te helpen leren studeren. Weliswaar via videocalls en met kleinere groepjes van vijf tot tien personen. Daarbij nuanceert Backx wel dat niet al het lesmateriaal online staat en dat soms naar creatieve oplossingen moet worden gezocht om de workshops door te laten gaan. Bij een workshop rond faalangst en uitstelgedrag wordt nu bijvoorbeeld meer huiswerk gegeven zodat efficiënter ingelicht kan worden, als iedereen zich tenminste voorbereidt. Ook wordt er tussen de workshops verwezen naar het online zelfhulpplatform www.studerenzonderblokkeren.be waar studenten zelfstandig kunnen werken aan faalangst, uitstelgedrag of een gebrek aan zelfvertrouwen.

 

back-up laptops

Het STIP lijkt zich dus vlot aangepast te hebben aan de nieuwe manier van werken. Maar hoe zit het met de studenten die geen internet of laptop hebben en daardoor onmogelijk kunnen meevolgen? In het nieuws staat hier en daar wel dat andere universiteiten oude laptops opknappen om ze aan studenten te kunnen geven, maar bij UAntwerpen werd er geen woord gerept over het laptopbeleid, afgezien van een kleine oproep op de corona-pagina op Blackboard. In een mail van de rector werd wel nog snel gezegd dat er wifi-codes beschikbaar waren voor wie geen wifi had, maar daar bleef het bij.

De capaciteit om aan een golf van aanvragen te voldoen is er simpelweg niet.

De vraag is dan ook of de optie om laptops te lenen bewust minder breed verspreid is. Koenraad Keignaert geeft aan dat dat om praktische redenen is: de voorraad aan beschikbare codes en laptops is namelijk beperkt. Die voorraad kan niet snel aangevuld worden omdat de wachttijden voor de levering van nieuwe laptops bij bedrijven als Coolblue oplopen tot vier à zes weken. Keignaert benadrukt dat het UAntwerpen niet ontbreekt aan de wil om al haar studenten te helpen, wél aan de middelen. De capaciteit om aan een golf van aanvragen te voldoen is er simpelweg niet. Daarom probeert het STIP, dat de apparatuuraanvragen verwerkt, zo selectief mogelijk te zijn met het verdelen van wat nog beschikbaar is. Daarbij krijgen studenten die helemaal geen laptop of internet hebben, prioriteit. Het aantal aanvragen voor de apparatuur valt volgens Keignaert tot nu toe overigens goed mee, de meeste studenten kunnen zich voorlopig behelpen.

Uiteindelijk kan wel worden gesteld dat de hulpverlening aan UAntwerpen zich goed heeft kunnen aanpassen aan de coronacrisis. Het STIP voert al zijn gesprekken en workshops zo goed en zo kwaad als het kan verder online uit en heeft nu, net als onze professoren, alle ruimte om te experimenteren met de online alternatieven voor hun dagelijkse werkzaamheden. De enorme toestroom aan studenten die mentaal worstelden met de lockdown kwam uiteindelijk niet. Wie al wel kwam, maar nu wegblijft, wordt onder het vaandel van solidariteit opgevolgd. Of het vaarwater zo rustig blijft, valt nog af te wachten, maar voorlopig blijft een grote golf aan de STIP-kust uit.