Bierman

29/03/2021
🖋: 

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit! 

De oplettende bierliefhebber zal wel gemerkt hebben dat er tegenwoordig een ontmoedigend groot aantal unieke biertitels op de markt is. Het aantal bieren is de afgelopen jaren zelfs dusdanig gegroeid dat het fenomeen door sommige geleerden als illustratie wordt gebruikt bij de uitdijing van het heelal. Teneinde deze metafoor wat verder uit te rekken is Bierman zo vrij om hieraan nog wat boosaardig toe te voegen dat er veel boeiende zaken terug te vinden zijn in het universum, maar dat de meeste sterren uiteindelijk toch ook maar gewoon rode dwergen zijn. En dus zijn die rode bollen die wat verloren rondzweven in de ijle leegte van het heelal eigenlijk de Craft breweries van het universum: plaatsen waar zware elementen worden gemaakt die daarna snel uit elkaar vallen zoals uranium, tripel hop of imperial stout.  

Voor sommigen is al dat biergeweld evenwel nog niet genoeg. Meer en meer brouwerijen experimenteren tegenwoordig met het distilleren van hun bieren, waarbij ze meestal voor een op hout gerijpte variant kiezen. Het is een open deur intrappen, maar bij dit proces gaat het erom dat het ethanol kookt op 78 graden en dus sneller verdampt dan de rest van het bier. Samen met de esters die de smaak bevatten, kan deze bierwolk opgevangen worden en (mits het in acht nemen van een veiligheidsmarge om het schadelijke methanol te verwijderen, dus zeker niet thuis proberen), neerslaan als een bierlikeur.  

Voorlopig zijn de straten nog onveilig omdat het spook van corona door de wereld waart en dus geeft Bierman nog een tip voor wie koste wat kost thuis met bier aan de slag wil gaan en het beu is om altijd weer stoofvlees te maken: aangezien niet enkel het kookpunt maar ook het smeltpunt van ethanol lager ligt dan dat van water (-114 graden), is het ook mogelijk om van een bier likeur te maken door het te bevriezen en vervolgens bij het ontdooien de alcohol en bijhorende esters te laten uitlekken. Zware, smaakvolle bieren zijn daarvoor goed geschikt, maar omdat deze gewoonte vooral in Nederland en Duitsland ontstond voor het veredelen van seizoensgebonden bockbieren, krijgen de bieren die hieruit ontstaan tot vandaag het label 'Eisbock'. Een gewone diepvriezer zou krachtig genoeg moeten zijn om likeur tot 15% te maken van zowat elk bier. Bij hogere alcoholpercentages bevriest de vloeistof niet meer volledig wat een erg droevige aanblik biedt en ook volstrekt nutteloos is. Bij het afgieten is het de regel om ongeveer een derde van het bier over te houden. Aangezien het eindresultaat een hoger alcoholpercentage heeft dan het origineel, is het belangrijk om er met mate van te genieten en zeker ook eens de vergelijking te maken met het originele bier om te zien of er bepaalde smaken versterkt of verzwakt uitkomen. Het is Bierman overigens volstrekt onduidelijk of er met dit procedé nationale accijns-, slijterij- of andere wetten overtreden worden. Gelieve dus eerst advies in te winnen bij een advocaat of een abonnement te nemen op het staatsblad en in geen geval de wet te overtreden.  

De wat meer wetenschappelijk gevormde lezer zal natuurlijk al opgemerkt hebben dat het bij dat alles gaat om het manipuleren van aggregatietoestanden. Naast vaste stof, vloeistof en gas, bestaan er natuurlijk nog twee andere aggregatiestoestanden die nog heel wat onontdekte mogelijkheden bieden: plasma en bose-einsteincondensaat. Voor insiders in de bierwereld is het alvast overduidelijk dat de zogenaamde ontwikkeling van koude kernfusiereactoren niet als doel heeft om de wereld van schone energie te voorzien, maar om nieuwe methodes te vinden om Rochefort 10 te veredelen. Het is heel opmerkelijk dat zo veel mensen in deze tijden de vreemdste complottheorieën aanhangen, maar deze eenvoudige waarheid niet onder ogen willen zien. Tot hen kan Bierman alleen maar zeggen: Wake up and follow the Beer! 



over creatief schrijven, media en polarisering

29/03/2021
🖋: 

Sinds dit semester kunnen de masterstudenten Taal- en Letterkunde in het vak creatief schrijven hun innerlijke Jeroen Brouwers voeden. De docent is auteur Tom Naegels, bekend van zijn roman Los en zijn columns in De Standaard. dwars had met Naegels een uitgebreid onderhoud over het nieuwe opleidingsonderdeel, maar ook over de invloed van sociale media op het maatschappelijke debat. “De internetbubbel bestaat niet. Het feit dat er continu ruzie wordt gemaakt op sociale media is het ultieme bewijs dat mensen met verschillende meningen met elkaar in contact komen.” 

In het vak creatief schrijven zullen studenten een verhalend essay schrijven. Naegels preciseert meteen dat het niet over een wetenschappelijk essay gaat: “Zulk essay vertrekt niet vanaf nul, maar baseert zich op het onderzoek dat je hebt verricht. Het verhalende essay is een mooie combinatie van het literaire en het esthetische enerzijds en de werkelijkheid anderzijds.” 

Nu we weten waarover we spreken: wat zijn de doelstellingen van het vak? 

Het is de bedoeling om met het essay als voorbeeld technieken aan te leren om een langere tekst vanuit het niets te schrijven. Het concrete essay zelf is niet het enige doel. Het proces is minstens even belangrijk. De studenten gaan continu met zichzelf in debat. Wat is mijn mening eigenlijk? Al schrijvend zullen ze zichzelf bijsturen, zichzelf bevragen en onderzoek doen. Klopt mijn initiële stelling? Zijn de argumenten die ik heb afdoende? Heb ik er iets over te vertellen? En waarom wil ik dat per se zelf vertellen en wacht ik niet op iemand anders die er meer over weet? Ik hoop dat proces bij de studenten aan te zwengelen. 

Het concrete essay zelf is niet het enige doel. Het proces is minstens even belangrijk. 

Waarom is een vak creatief schrijven zinvol in een opleiding Literatuurwetenschappen? 

Ik zou het een beetje gek vinden om vier jaar lang literatuur van buitenaf te bestuderen en een bekwame lezer te worden, maar dan nooit zelf te schrijven. Een literaire tekst produceren is een heel andere tekstbenadering dan andermans tekst bekijken. Het lijkt me dus logisch om studenten ook zelf te laten schrijven. 

Bart Van Loo, bekend van bestseller De Bourgondiërs, joeg een niet klein aantal academici op de kast met zijn opinie getiteld ‘Wat als academici leesbare boeken konden schrijven?’. Van Loo liet optekenen dat er binnen de universiteit een verlangen is naar vrijer schrijven, maar dat dat door het systeem niet wordt gestimuleerd: “Een universiteit zou een vrijplaats moeten zijn waar intelligentie en creativiteit elkaar gretig omhelzen, maar vandaag wordt het kruim van onze intelligentsia gedwongen om in een hoog tempo taaie artikels te publiceren die bijna niemand leest.” 

Moeten academici beter hun best doen om leesbare publicaties af te leveren?  

Er zijn voorbeelden genoeg van academici die populariserende boeken kunnen schrijven. Ik ben nu zelf een geschiedenisboek aan het schrijven over België als migratieland. Daarvoor doe ik vaak beroep op het werk van academici. Uiteraard merk ik dat de manier waarop zij hun kennis naar buiten brengen een drempel vormt voor een breed publiek. Academici schrijven nu eenmaal voor elkaar; ze dragen bij aan een corpus van kennis dat in eerste instantie bedoeld is voor andere academici die daar op hun beurt mee aan de slag kunnen. En dan is iets als methodologie belangrijk. Wetenschappelijk schrijven is in feite gebaseerd op een wantrouwen: wat heb je gedaan om zeker te zijn dat wat je me nu vertelt waar is? En dus moet je bijzonder veel aandacht besteden aan de wijze van onderzoek. 

En een gewone auteur die mikt op een breed leespubliek heeft daar geen last van. 

Inderdaad. Die zegt: “Vertrouw mij nu maar, ik ga het gewoon vertellen en zal ervoor zorgen dat het aangenaam is om te lezen.” Dat is een fundamenteel andere insteek. Het is ook niet per se noodzakelijk dat wetenschappers al hun teksten voor een breed publiek schrijven. Er is een wisselwerking nodig tussen enerzijds academici die de kennis vergaren en anderzijds populaire auteurs die voor een stuk parasiteren op dat wetenschappelijke werk, dat op een vlotte manier navertellen en alle credits krijgen – ook al zetten ze een uitgebreide bibliografie achteraan hun werk. Dat zal ook zo zijn met mijn volgende boek. Alle eer en roem zal voor mezelf zijn en ik zal genereus in mijn bibliografie vermelden welke historici mij allemaal hebben geholpen. (lacht) 

Er is een wisselwerking nodig tussen enerzijds academici die de kennis vergaren en anderzijds populaire auteurs die dat wetenschappelijke werk op een vlotte manier navertellen.

Als je dagelijks bezig bent met detaillistisch onderzoek, kan ik me voorstellen dat het onbegrijpelijk is hoe bruut journalisten en populaire geschiedschrijvers met dat materiaal omgaan. En dat het voor die journalisten en schrijvers die vooral bezig zijn met het begrijpelijk vertalen van dat werk onbegrijpelijk is hoe academici jarenlang kunnen doorbomen over de kleinste pietluttigheden. Een spanningsveld dat mijns inziens onoplosbaar is. 

Je zou ook kunnen opperen dat het net heel interessant is voor universiteiten dat academici zich vol overgave in het publieke debat gooien. 

Er zijn voldoende academici die zich mengen in het publieke debat. Het blijft natuurlijk een extra taak waar je zin in moet hebben. Ik heb de indruk dat universiteiten maar al te graag hebben dat hun professoren in de kranten en op televisie komen. Dat speelt ook een rol in de concurrentiestrijd tussen universiteiten. Het is een publieke rol die minder tijd vergt dan het schrijven van een boek. Al is het vanuit pr-perspectief ook interessant dat academici een populair boek schrijven. Maar in welke tijd moet je dat doen? Je moet lesgeven, wetenschappelijk onderzoek doen en zeker in het begin van je carrière een berg papers schrijven om je aanstelling te verzekeren.  

Tom Naegels was in een redelijk recent verleden vijf jaar lang ombudsman bij De Standaard. En dus begonnen we spontaan vragen te stellen over media en actualiteit. Zoals: moet een programma als pakweg De Zevende Dag antivaxers een stem geven?  

Ik vind dat op zich geen goed idee. Je ziet opnieuw een spanningsveld dat goed te vergelijken valt met het debat rond racisme. In welke mate moet een publiek medium als de VRT een forum bieden aan een breed scala aan opinies? Het lijkt een open deur. Laat zoveel mogelijk meningen aan bod komen, laat die meningen met elkaar botsen en er komt wel een consensus uit. Maar wat als al die meningen een effect hebben op de samenleving? Zo kan het aan bod laten komen van racistische opinies als effect hebben dat meer mensen die meningen zullen delen.  

Op een bepaald moment hebben de grote Vlaamse media besloten om verregaand te stoppen met racisten een forum te geven. Het gebeurt zelden dat je echt racistische meningen op de televisie ziet of in de krant leest. Dezelfde denktrant zou je kunnen opbouwen rond het coronavaccin en corona in het algemeen. Je kunt zeggen: laat die meningen bestaan. Maar dan is er de collateral damage dat er meer mensen gaan twijfelen.   

Wat mij fascineert, is dat attitudes die normaliter worden gestimuleerd, zoals kritisch denken en twijfelen aan wat figuren met autoriteit vertellen, in deze omstandigheden een kwalijk effect hebben. "Ik twijfel" is op zich een normaal statement, maar heeft als implicatie dat het steeds moeilijker wordt om voldoende mensen gevaccineerd te krijgen. Moet je die twijfel dan nog eens versterken door het debat te laten woeden? Al zeg ik dat alles met veel slagen om de arm. Aan de andere kant kan het de twijfel versterken bij mensen die zich al niet gehoord voelen. 

Een woord dat vroeg of laat moet vallen, en ook dit interview ontsnapt er niet aan, is polarisatie. Mogen we voetstoots aannemen dat het debat meer gepolariseerd is dan vroeger? 

Neem nu België ten tijde van de verzuiling. Dat is bij uitstek een voorbeeld van polarisering. Voor alles moest je een kamp kiezen. Ziekenhuizen, scholen, mutualiteiten … noem maar op. Alleen bestonden er toen geen sociale media waar katholieken, liberalen en socialisten met elkaar in debat gingen. Dat zou een permanente botsing van wereldbeelden hebben veroorzaakt.  

De samenleving is even gepolariseerd als vroeger. Polarisatie uit zich op een andere manier.

De jaren zestig en zeventig waren een periode met terreuraanslagen in heel Europa vanuit zowel extreemrechtse als extreemlinkse hoek. Je mag echt niet onderschatten hoe gespannen de sfeer destijds was en hoe wantrouwig mensen tegen elkaar stonden. Nog eens dertig jaar terug in de tijd stonden het fascisme en het communisme sterk: een tijd vol blinde polarisatie waarin groepen en partijen zelfs de hele democratie afwezen en kozen voor een totalitaire samenleving waarbij moord op grote delen van de eigen bevolking werd goedgepraat. Dus nee, ik denk niet dat de samenleving meer gepolariseerd is dan vroeger, wel dat de polarisatie zich op een andere manier uit.  

Leven we dan niet allemaal in onze eigen fijne internetbubbel? 

Dat denk ik net niet. Het feit dat er continu ruzie wordt gemaakt op sociale media is het ultieme bewijs dat mensen met verschillende meningen met elkaar in contact komen. Anders zou je op sociale media kunnen switchen tussen de linkse en de rechtse bubbel waarbinnen mensen elkaar alleen maar bloemetjes toewerpen. Dat is niet zo. Mensen zitten voortdurend op elkaars kap. Ik zou zelfs zeggen dat er vandaag meer wordt gedebatteerd dan vroeger. 

Waartoe leidt al dat debatteren? 

Ik heb het altijd een vrij utopische gedachte gevonden dat debatteren tot meer begrip leidt tussen mensen met verschillende standpunten. Dat twee mensen aan het eind van een debat zeggen: nu begrijp ik beter waar jouw mening vandaan komt. Misschien dat twee mensen na een lang gesprek wat toenadering vinden, maar meer dan een tijdelijk effect bewerkstelligen bij enkele individuen doe je niet. Meningen zijn niet de optelsom van de gesprekken die je hebt gehad. Wel zijn ze het resultaat van omgevingsfactoren zoals je opvoeding, je vrienden, je persoonlijkheid … We moeten accepteren dat een samenleving bestaat uit een optelsom van verschillende visies en ideologieën die met elkaar ruziën als je ze met elkaar in contact brengt.  

In elk zichzelf respecterend medium – op dwars na – duikt er heden ten dage een factcheckrubriek op. Hebben factchecks überhaupt zin?  

Het is geen probleem dat je een leuke en leerzame rubriek beoogt die je als krant de kans geeft om iets uit te leggen. Het is een zinloze onderneming als de rubriek in het leven is geroepen om foutieve ideeën en alternatieve feiten uit het debat te halen. 

dwars wordt ook verslonden door niet-taal- en letterkundigen met mogelijk schrijfambities. Een formidabele schrijftip voor hen?  

Accepteer dat het moeilijk is en dat het heel lang duurt. Dat je lang moet blijven schrijven aan dezelfde tekst. En dat je je ambities ver genoeg in de tijd moet projecteren – je moet niet op je 22ste al een baanbrekende roman willen publiceren en op je 25ste een eerste literaire prijs binnenslepen. Probeer die belangrijke schrijver rond je vijftigste te zijn. Ik heb al vaak mensen met schrijftalent zien afhaken omdat ze ontmoedigd raken en te veel te snel willen. En tot slot: zoek manieren om die ambitie te combineren met een normaal leven waarin je geld kunt verdienen en een gezinsleven kunt uitbouwen. De totale focus op het schrijven is vaak contraproductief.  



de dwarsdoorsnede

28/03/2021
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer: de Nederlandse versie van Temptation Island: Love or Leave

Soms ligt iets zo voor de hand dat je het aanvankelijk over het hoofd ziet; dat was deze keer niet anders. Die eerste weken waarna we verwacht hadden onze vrijheid te herwinnen waren verstreken en het idee dat het een zomer zoals anders zou worden bleek eveneens een fata morgana te zijn. Het moet rond dat punt zijn geweest dat de volgende gedachte bij me naar binnen drong: in deze omstandigheden is het opnemen van een nieuw seizoen Temptation Island net zoals likken aan deurklinken: not done

 

het verlangen 

Geen hete, hersenloze vrijdagavonden na een zware week om met andermans miserie te lachen in plaats van te wenen om die van jezelf, niet opnieuw zelfvertrouwen tanken wat je eigen intelligentie betreft – snapt ge? – geen eindeloze nabesprekingen en niet meer “Smeerlap!” roepen naar de tv. Ook niet meer met vrienden gokjes wagen op wie het zou halen en wie niet, of je verbazen over hoe snel het plan je vriendin na afloop ten huwelijk te vragen kan omslaan in het leven willen delen met je nieuwe vlam — die je slechts enkele dagen kent, details! — om je oude leventje met veel liefde daarvoor in de fik te steken – dat is nog eens ’n kampvuur! Op echte liefde kleeft immers geen houdbaarheidsdatum. Mijn dierbare vrienden en teerbeminde familie kan ik wel een jaar missen, maar een jaar niets van dat soort staaltjes hoogstaande televisie? Het was de druppel. Niks gunnen ze je nog, NIKS! 

Soms komt de redding uit onverwachtse hoek, of beter gezegd: van over de landsgrens. Wat ons Belgenlandje niet wist klaar te spelen, konden onze Noorderburen wel. Uitdagende tijden of niet, de enige, echte ultieme relatietest is en blijft *fluistert hijgend* Temptatiooon. Deze keer geen mix van Belgische en Nederlandse koppels, maar uitsluitend de laatste. Bovendien zijn de vrijgezellen er in de Nederlandse versie ook niet alleen op uit om hartjes te breken, maar zijn het stuk voor stuk singles die zelf ook de ‘connectie’ willen aangaan en ‘de ware liefde’ trachten te vinden bij een van de wreed uit elkaar gerukte koppels. Dat laatste kan je zeer letterlijk nemen, als je op de traantjes mag afgaan die al in de eerste aflevering vloeiden. Ooit was ik naïef en onbezonnen en zette ik mijn eergevoel in tijdens een weddenschap onder vrienden op de eerste tranen bij aflevering drie – een gewaagde keuze, wisten ze me te vertellen. Ondertussen zijn mijn ogen door de confronterende ervaringen geopend en weet ik wel beter: het afscheid is tragisch, traumatiserend en komt bovendien – wat dacht je nu zelf, het is niet dat je op voorhand weet wat er gaat gebeuren – compleet onverwacht.  

 

het voorspel 

Dit jaar zijn er bovendien een paar nieuwe elementen die wat extra olie op het vuur moeten gooien: elk lid van het koppel krijgt ook een fotokadertje, waarin op eender welk moment onder dramatisch geloei een foto van hun partner kan verschijnen. Wanneer dat gebeurt, is de ontvanger ook geheel toevallig altijd net in zijn of haar kamer, maar heeft die godzijdank de tegenwoordigheid van geest om eerst de andere mannen en vrouwen op te trommelen – logische reflex, toch? – om dan met veel opgebouwde spanning samen de foto te bekijken. Omdat het recept voor de nodige portie dramatiek een extra ingrediënt verlangt, is dat nog niet de grootste climax. Boven ieder bed hangt ook een hartje — je moet het de makers nageven, origineel zijn ze! — dat aanschiet wanneer hun partner in de andere villa ‘een diepere connectie met iemand’ aangaat. De pijn die dit teweegbrengt, wordt dan ook poëtisch uitgedrukt: “Mijn hartje brandt! MIJN HARTJE BRANDT!”  

Love or Leave is bovendien ook zeer letterlijk te nemen: in plaats van dat er eindeloos nieuwe singles aan de harem worden toegevoegd, wordt degene met wie ze de minste connectie hebben na een korte eilandraad weggestuurd. Gelukkig geven ze die arme drommel nog een hartverwarmende boodschap mee: “De keuze is unaniem gemaakt.”  

 

de daad 

Voor wie de vele veranderingen overweldigend overkomen, wees gerust: een goed en tijdloos concept wordt zelden fundamenteel veranderd. De locatie is het zonnige Italië, maar gedurende de veertien dagen waarin ze gescheiden van hun partner zijn, krijgen de deelnemers de kans om aan zelfontwikkeling te doen en antwoorden op hun vragen te vinden. Hiervoor bedanken ze hun reisgezellen Monica Geuze en Kaj Gorgels veelvuldig en beleefd. Ze beseffen immers dat het enkel en alleen ten gunste van hen gebeurt. Altruïsme heeft in heel dit programma duidelijk de bovenhand op goedkope uitlach-tv. 

Wie de vorige jaren net zo trouw heeft gevolgd als de koppels zouden moeten zijn, zal bovendien steeds dezelfde ingrediënten zien terugkomen: de ingetogen blondine die meer bezig is zich afzijdig te houden van de groep wegens het grote gemis van haar vriendje, het koppel dat al meermaals scheve schaatsen heeft gereden, de losbandige man die vanaf aflevering een al verloren blijkt te zijn, maar ook: de man die totaal respectloos over zijn vriendin praat, dit jaar zeer vernieuwend in een sterk, eeuwenoud paternalistisch jasje getrokken: “Ik heb haar kunnen helpen volwassenen te worden en dat doet ze heel mooi en heel goed.” Iemand heeft duidelijk de memo gemist dat je niet over je levenspartner spreekt alsof ze je kind is en dat openingszinnen als “ik denk wel dat ik jullie verliefd op mij kan maken” en “ik zou jou kunnen onderhouden” niet echt van een evenwichtige visie op een relatie uitgaan. Dat zijn interesse dan ook steevast naar de jongste single in de groep uitgaat, omdat zij toch nog echt goed te kneden is — je hoeft er geen doorwinterde feministe voor te zijn om er de kriebels van te krijgen. Gelukkig is hij als man wel bijzonder intellectueel ontwikkeld: “Ik wil zóveel neuken, ik wil van alles proeven, ik wil de hele tafel proeven, ik wil de honderd aantikken!” Je kunt het als vrouw daar toch niet niet warm van krijgen! 

 

de spijt 

De bittere nasmaak komt echter al snel, maar spijt komt altijd te laat, zowel voor de deelnemers als de kijkers thuis.  “It’s very easy to be cynical about love”, zegt Daniel Radcliffe in de romcom What If, maar als ik naar Temptation kijk, denk ik: ik heb gelijk.  

Elke aflevering is vooral meer van hetzelfde. Het voorspel is lang, ietwat eentonig, om vaker wel dan niet te eindigen in een anticlimax — een beetje zoals dit artikel dus, maar hé, je bent toch maar tot hier geraakt!. Een seconde later verlang ik alweer naar mijn volgende shot geestdodende tv. De verleiding van de verleiding is nu eenmaal te groot. 



open brief

22/03/2021

De moord in Beveren heeft een vloedgolf aan regenboogvlaggen en ondersteunende reacties over ons land doen spoelen. Hoewel het gerecht haar werk nog moet doen, blijft dat een krachtig en noodzakelijk signaal. Voor eens en voor altijd moet het duidelijk zijn dat homofoob geweld in onze samenleving geen plaats heeft, ontolereerbaar is en daadkrachtig afgestraft moet worden. Ook UAntwerpen hing een regenboogvlag op om haar steun te betuigen. Op zich een mooi signaal. Het is alleen jammer dat ze er niet veel later niet in slaagde volhardend op te treden tegen een staaltje homofobie binnen de eigen universiteitsmuren.  

“De Universiteit Antwerpen staat voor actief pluralisme. Dat betekent dat meningen die binnen de wettelijke grenzen blijven, een erkende studentenvereniging niet ten kwade kunnen worden geduid.” (19 maart, 2021). 

“Dat is ook zo voor meningen die, zoals in dit geval, door velen als kwetsend worden ervaren en die de universiteit als organisatie bepaald niet deelt. De Universiteit Antwerpen behoort trots tot de organisaties die de regenboogvlag heeft uitgehangen.” (19 maart, 2021) 

Daarmee reageerde UAntwerpen, nadat ze meermaals getagd was in enkele tweets over de homofobe uitspraken van KVHV Antwerpen. Dat reageerde dan weer op de reactie van bisschop Bonny, die publiekelijk zijn excuses aanbood nadat het Vaticaan zijn standpunt dat homoseksualiteit een zonde is, herbevestigde. KVHV Antwerpen voelde daarop de noodzaak om met de wereld te delen dat het “plaatsvervangende schaamte” voor de bisschop voelde, dat een huwelijk alleen tussen man en vrouw kan bestaan, en rechtvaardigde die stelling met de frase “De Kerk omarmt de zondaars, maar nooit de zonde. Dat is katholiek.” 

De universiteit haalde vervolgens het schild van ‘actief pluralisme’ boven, om zo te verantwoorden waarom de studentenvereniging in kwestie nog erkend wordt. Homofobie binnen ‘actief pluralisme’ plaatsen — en het daarbij letterlijk als ‘een mening’ afdoen — gaat niet alleen voorbij aan het leed van een hele gemeenschap, maar opent bovendien de deur naar een gevaarlijk gedachtegoed. De cijfers in eigen land liegen er niet om: op dinsdag 9 maart berichtte De Redactie nog dat maar liefst een vijfde van de jonge mannelijke bevolking tégen gelijke rechten voor holebi’s is. Een deel van die jongeren wandelt binnen enkele jaren de aula’s van UAntwerpen binnen, ze zullen stemmen en misschien de nieuwe leiders van morgen worden. Hoezo heb je als universiteit dan geen enkele verantwoordelijkheid in het uitdragen van enkele basiswaarden? Ze zou immers het kritisch denken en het in vraag stellen van discrimerend gedachtegoed moeten stimuleren. 

Als UAntwerpen haar schild van ‘actief pluralisme’ wil bovenhalen, kunnen wij ‘actief pluralisme’ ook omvormen tot een stormram. Op de website lezen we immers dat de universiteit “inhoudelijke positionering aanmoedigt”, aangezien actief pluralisme de morele gevoeligheid van passief pluralisme deelt: “het kan nooit verantwoord zijn mensen uit te sluiten, van hun vrijheid te beroven of in hun integriteit aan te tasten omwille van hun levensbeschouwelijke ideeën.” Bovendien geeft ze zelf aan dat actief pluralisme er juist vanuit gaat dat “strikte neutraliteit niet overal recht doet aan het intrinsieke belang van levensbeschouwelijke ideeën”. 

Hoezo rechtvaardigt die definitie het buitensluiten en het als minderwaardig bestempelen van een hele bevolkingsgroep door KVHV? En hoezo kan je dan zonder meer van de LGBT*-gemeenschap verwachten dat ze tolerant is tegenover die intolerantie, zonder dat die zelfs expliciet werd afgekeurd door UAntwerpen? Respect moet van beide kanten komen en respect begint bij het erkennen van gelijkwaardigheid. UAntwerpen kan haar schild dus maar beter laten zakken. 

Wat ons het meest stoort aan de tweets van UAntwerpen, is het absolute gebrek aan een duidelijke afwijzing van het gedachtegoed van KVHV. Bijzonder zwak is het om enkel te stellen dat de universiteit die 'mening' “bepaald niet deelt”. Een publiek signaal, zoals een regenboogvlag ophangen, betekent niets als je er niet in slaagt die waarden ook in de praktijk om te zetten. Als de universiteit het niet aandurft om KVHV te schorsen of op een andere manier te bestraffen, moet ze op z’n minst de ballen hebben om de verwerpelijke homofobe uitspraken harder af te wijzen.  

Homofobie wegzetten als louter ‘een mening’ is bovendien incorrect. Het is een goedkope manier om je verantwoordelijkheid te ontwijken, maar het gedogen van dergelijke uitlatingen maakt je evengoed aansprakelijk aan de toenemende anti-LGTB*-gevoelens in onze huidige samenleving. Homofobie is geen mening en dat zal het ook nooit zijn. Het is een pure en ongegronde haat tegen een groep van de bevolking, net zoals bijvoorbeeld racisme en misogynie.  

We hadden meer verwacht, gehoopt. Eén van ons had in 2018 de kans om met rector Herman Van Goethem en enkele LGBT*-studenten een rondetafelgesprek te voeren. Rector Van Goethem is nog steeds de ambassadeur van Trotse Ouders (een organisatie opgericht door ouders van LGBT*-kinderen, n.v.d.r.) en hij kwam vertellen over de coming-out van zijn zoon. Ook weer een krachtig signaal dat opnieuw teniet wordt gedaan door de uitermate zwakke reactie van zijn universiteit. Daarom zijn we niet alleen kwaad, wij zijn ook bijzonder teleurgesteld. Het had beter moeten zijn. 

We kijken uit naar een veel sterker signaal van rector Van Goethem. Dat is hij niet alleen zijn universiteit verschuldigd, maar ook Trotse Ouders en alle LGBT*-studenten en -personeelsleden, zodat deze zich kunnen blijven ontwikkelen in een omgeving die veilig is en iedereen als gelijke beschouwt. Dat is uiteindelijk toch de maatschappelijke functie van een universiteit. In dit specifieke geval heeft UAntwerpen grandioos gefaald. 

We richten ons dan ook tot de universiteit en tot rector Van Goethem: doe het beter! Verberg jullie niet achter het schild van ‘actief pluralisme’. Kom harder op tegen uitspraken van haat. Jullie hebben gefaald, zet het weer recht. Breng de kleuren terug in de regenboog. Jullie zijn het ons verschuldigd. 



kunst op de campus

21/03/2021
🖋: 

Soms kan kunst bevreemdend werken. Meer dan eens kunnen we ons afvragen wat een kunstwerk nu eigenlijk is, wat het moet voorstellen en of het zelfs kunst is. Welk verhaal moeten we erin lezen? De campussen van UAntwerpen staan vol kunstwerken, maar of er veel studenten zijn die ze goed bekijken, valt te betwijfelen. dwars vliegt er echter in en belooft je dat vijf minuten eerder opstaan om de pareltjes op de universiteit toch eens goed te bekijken, helemaal de moeite waard is.   

De studentenpopulatie schreef met haar allerlaatste krachten nog een brief ter attendering van het concept van mentaal welzijn en bezweek vervolgens onder de druk. En toen! Toen redde Herman Van Goethem elke student hoogstpersoonlijk, kus van de schoolmeester incluis, door het spel Corona Combat te lanceren. Om de tijd mee te doden tot de vaccins naar hartenlust uitgedeeld worden, zo redeneerde onze alma mater. Corona Combat verblijdde de studentikoze dagen en zo konden we er collectief nog een paar maandjes tegen. Dank u, UAntwerpen. En al helemaal bedankt voor het complementaire kunstwerk – dat maakt mijn kunsthart toch net iets gelukkiger. 

Corona Combat is een Space Invaders-lookalike: een 2D-spel waar de experts van UAntwerpen, Herman Goossens, Pierre Van Damme en Erika Vlieghe als jouw karakter dienen en je bewegende, geïnfecteerde cellen moet vernietigen. Kan een cel te veel aan je arendsogen ontsnappen, dan eindigt het spel. Om de ernst van de zaak nog maar even in de verf te zetten. Waar het spel het warm water niet opnieuw uitvindt, is Corona Combat een geslaagde arcade game met een stevige retrotoets. Een fijne toevoeging aan de pandemie: de universiteit die, op haar manier, iets luchtigs voor de student probeert te doen. Ik kan mezelf geen rasechte gamer noemen, moet ik eerlijk bekennen, maar ach, zelfs ik krijg mezelf zo ver om een celletje hier en daar te (kunnen) vernietigen. Meer verbonden met mijn medestudenten voel ik me niet door me te wagen aan een potje, maar een heilzaam medicament voor de verloren tijd tussen twee lesblokken is het wel.  

 

gestileerde afleiding 

Ter ere van dit ersatzvaccin toverde de Antwerpse graffitikunstenaar Rise One, in burgerlijke context bekend als Yvon Tordoir, op de verschillende campussen enkele muurschilderingen tevoorschijn. Rise One is een street artist die de Antwerpse straten al vaker opgefleurd heeft met zijn kleurrijke en sterk gestileerde werken. Zo verscheen zijn creatief oog al in de tuin van Bibliotheek Permeke, in de Zomerfabriek en in het Museum Plantin-Moretus. Nu komt hij piepen op de muren van de Agora, waar hij in vergrote pixels de studenten van ‘t Stad eraan herinnert dat het spel klaar staat om ons nieuwe knuffelcontact te worden. 

De felle kleuren van Rise Ones muurtekeningen vallen op tegen de grijze stenen van het Agoragebouw van de Stadscampus, een sprankeltje speelse vrolijkheid in de betonoceaan van Antwerpen. Het sluit aan bij de doelstelling van Corona Combat: het vaccin eerder tot bij de studenten brengen zal het niet kunnen doen, maar de aandacht afleiden van het blubberige coronagevoel kan het wél. De tekening grijpt de blik — juist door moedwillig anders te zijn dan haar omgeving — en moedigt een lachje aan. Is het niet een pak moeilijker om je eigen miserie al te serieus te nemen als je een gepixelde Herman Goossens je zin laat doen? Nog enige controle te midden van een noodtoestand, een houvast in tijden waar het beslissingsproces zo vaak aan je voorbijgaat. 

 

vervlogen vrolijkheid 

De karikaturale lijnen lenen zich tot een eighties-gevoel. Op die manier zet het muurkunstwerk zich in voor de nostalgie, de heimwee naar tijden van weleer. Dat zorgt voor een zeker contrast met de haast voor zich sprekende vrolijkheid van het kleurenpalet en het spel zelf. De Corona-Combatgraffiti is dubbel: het werk is zo opgewekt, zo vol enthousiasme en leven, maar tegelijkertijd omdat het heil zoekt in een vervlogen tijd, het goede humeur ontleend aan een andere eeuw. Misschien willen de jaren tachtig hun gevoel van hoop niet terug, misschien mogen we het wel houden, maar toch, het besef dat we het schijnbaar niet uit onszelf kunnen halen, smaakt wrang. Wat aan ons maakt ons zo bitter dat we het zoet niet kunnen vinden? Ik haal me alle beloften van een tweede roaring twenties voor de geest en moet een schampere lach binnenhouden. Zo snel komen we dus terug op de opflakkeringen van hoop. 

Is dat iets waarover ik wil nadenken op dit moment? Het zijn zulke bittere gedachten, verzuurd door maanden aan slecht nieuws en de angst voor uitzichtloosheid, en dat donkere oord wil ik niet bezoeken. Misschien moet ik in het spel duikelen, een kijkje nemen in een alternatieve wereld waarin het virus op afstand houden net wat eenvoudiger blijkt dan in dit dagelijkse leven. De maatregelen klonken altijd best eenvoudig om me aan te houden, maar ondanks de oefening van het afgelopen jaar is het allemaal net wat heikeler gebleken dan aanvankelijk gehoopt. Iets met eenzaamheid, iets met me een onbewoond eiland voelen, losgekoppeld van andere mensen die ik telkenmale zo sterk nodig blijk te hebben. Corona Combat moest een verbindende factor zijn in deze coronacrisis, een van de pogingen van UAntwerpen om die bijkomende coronakwaaltjes tegen te gaan, en op zich, het mag er wel wezen. Het is een vluchtroute, nietwaar? Een universum waarin ik wel iets van grip op een globale crisis heb, iets kan doen met enig effect. Dus ik duik in de muur, blijf een tel langer staan. Het zijn die seconden van kleur die de optelsom op het einde van de dag maken. 

 



doorbraken

14/03/2021
🖋: 

Alle studenten kunnen vanaf volgend academiejaar het vak open brieven schrijven volgen aan UAntwerpen. “We willen tegemoetkomen aan de noden van de studenten”, klinkt het daar.  

In een persbericht licht de universiteit het gloednieuwe vak toe: “De open brief is onder studenten het laatste jaar bijzonder populair geworden. UAntwerpen is een dynamische universiteit die meegaat met haar tijd. Een universiteit die stilstaat, verliest studenten. En een universiteit zonder studenten is een dode universiteit. Studenten snakken ernaar om open brieven te schrijven. We kunnen dit signaal niet zomaar naast ons neerleggen.” 

Opmerkelijk is dat UAntwerpen de eerste universiteit ter wereld is die een volledig vak aan het schrijven van open brieven wijdt. “Alle facetten van een open brief schrijven komen aan bod: van retorische vaardigheden om medeleven op te wekken tot waardig omgaan met verwaarlozing.” 

“En natuurlijk de onderwerpkeuze. De docenten van het vak zullen de studenten begeleiden om een geschikt onderwerp te vinden voor de open brief die ze als eindopdracht moeten schrijven en in een medium naar keuze publiceren. Benieuwd naar wat al die onderwerpen zullen zijn.”  

Toch is niet iedereen even gelukkig. Enkele studenten vinden dat de universiteit zich beter zou engageren om het gebrek aan perspectief aan te pakken en het mentaal welzijn onder studenten op te krikken. Die grieven uitten ze in een open brief.  

Universiteit Antwerpen reageerde hierop met een kort statement: “We verbinden geen daden aan deze hartenkreet. Zo zie je maar dat het niet gemakkelijk is om een open brief te schrijven die effect heeft. Het is het bewijs dat het vak, in tegenstelling tot wat de auteurs beweren, van groot nut is.” 

Praktisch: het vak open brieven schrijven telt vier studiepunten en wordt volledig online gedoceerd.   



maakt UAntwerpen schoon schip?

07/03/2021
🖋: 
Auteur

Een jaar geleden lanceerde het 8 maart Comité haar poetsvrouwencampagne. Het comité dankt haar naam aan de Internationale Vrouwendag. Ze klaagden de structurele onderwaardering van poetspersoneel, in hoofdzaak vrouwelijk, aan. Een jaar vol corona en bijkomende werkdruk later ontslaat schoonmaakbedrijf ISS al haar werknemers die op UAntwerpen poetsen om hun een nieuw contract aan te bieden met aanzienlijk minder werkuren. Alle voltijdse werknemers moeten minimum vijf uren inleveren, ook deeltijdse werknemers zien hun aantal uren dalen. De reden achter de krimp is het nieuwe raamcontract dat de universiteit afsloot met ISS: de schoonmaak van haar gebouwen moet kostefficiënter. 

Omdat ik weer zo nodig mijn schoolwerk moet ontwijken ontstof ik mijn denkbeeldige dwarsnotitieboekje en zoek ik naar hoe de nieuwe aanbesteding een massaontslag tot gevolg kan hebben. Ik stuit hierbij onvermijdelijk op Elio Berardocco, hoofd van de aankoopdienst UAntwerpen. Hij vertelt me dat het nieuwe contract er komt na de verplichte vierjaarlijkse herziening van publieke aanbestedingen: “Aangezien UAntwerpen werkt met overheidssubsidies is ze onderworpen aan de wetgeving op overheidsopdrachten, wat onder meer inhoudt dat ze de aanbesteding opnieuw op een transparante manier op de markt moet brengen.” Ik vraag Elio of de verandering in aanpak iets te maken heeft met Hudicor, een consultancybedrijf waarmee UAntwerpen samenwerkt. 

“Hudicor heeft onze dienst doorgelicht en staat ons in meerdere dossiers bij. Ze zijn zeker niet om deze specifieke aanbesteding ingeroepen.” De consultancy gaf de aankoopdienst slechts raad in wat UAntwerpen zelf al wilde doen. Een van hun aanbevelingen was kijken bij de buren: “Voorafgaand hebben we een benchmarkoefening gehouden, waaruit bleek dat onze schoonmaakkost per vierkante meter hoger lag dan bij andere universiteiten en hogescholen. We hebben met die nieuwe benchmark bepaalde verwachtingen gestuurd naar bedrijven. Daarbij zijn ook systemen ingebouwd om de uitwassen van de sector uit beeld te houden: van hen die zich aanmelden hebben we eerst een aantal cowboys geschrapt. Daarna hebben we op voorhand met de betrouwbaardere firma’s samengezeten om bepaalde technische aspecten te bespreken om vervolgens de concurrentie maximaal te laten spelen.” 

 

efficiëntie als doel 

Het is dus niet zo dat UAntwerpen geen enkele maatregel heeft genomen om de mensen die de lokalen proper houden te beschermen. Zo sloot de universiteit bedrijven uit die in het verleden al werden veroordeeld uitgesloten. Toch valt op dat Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen slechts voor vijf percent meetelde in de beslissing over de aanbesteding en dat die verantwoording vooral ging over milieu, niet over personeelskwesties. “We kunnen ons moeilijk bemoeien met het personeelsbeleid van ISS”, verduidelijkt Elio. “We hebben bij elke potentiële firma vooraf bezorgdheid geuit over de werknemers. ISS heeft zich in zijn offerte duidelijk geëngageerd om de overgang zo te organiseren dat de schoonmakers er niet op achteruit gaan. We rekenen erop dat ze die belofte nakomen. Ons personeel is gehecht aan de mensen die hier al jaren komen poetsen, maar dat die mensen zich nu in opzeg bevinden en uren verliezen, is een beetje eigen aan de sector. Ik wil trouwens benadrukken dat de uurlonen voldoen aan de eisen van de ABSU (Algemene Belgische Schoonmaak Unie) en dat ISS zeker niet de goedkoopste was; we zijn niet meegegaan in een race to the bottom. We hebben bewust voor de beste prijs-kwaliteitsverhouding gekozen.” 

Dat verhaal kom ik opnieuw tegen bij Dirk Van den Steen, Verantwoordelijke pers en offertes bij ISS: “ISS heeft de voorbije acht jaar enthousiast samengewerkt met Universiteit Antwerpen en we zijn zeker blij dat we dat opnieuw mogen doen. Wij hebben echter geen invloed op de beslissing om deze keer aan te besteden met een resultaatsovereenkomst in plaats van met een contract met opgelegde werkuren. Dat hebben we ook al bij andere klanten zoals Stad Antwerpen ervaren.” Volgens Dirk was die beslissing in elk geval positief voor ISS omdat er naast de prijs (45% van de score) ook andere gunningscriteria in rekening werden gebracht met betrekking zoals de kwaliteitsgarantie (30%) en de innovatie (20%). “Dat we het contract opnieuw hebben gewonnen, is omdat we niet alleen de beste prijs-kwaliteitverhouding konden aanbieden, maar ook omdat we dat konden doen met de beste garanties”, besluit Dirk.  

 

Ons personeel is gehecht aan de mensen die hier al jaren komen poetsen, maar dat die mensen zich nu in opzeg bevinden en uren verliezen, is een beetje eigen aan de sector.

 

Die garanties hadden een groot gewicht in de onderhandelingen. De Regional Operations Manager van ISS die het contract met UAntwerpen opvolgt, is Liesbeth Janssens: “Het is vooral samen met de universiteit nadenken hoe het efficiënter kan. Zo zal er niet langer in elk kantoor de vuilbak zijn die geledigd moet worden, maar wordt het afval verzameld op afvaleilanden. Er zal vanaf volgend jaar ook dynamischer omgegaan worden met de werkuren in functie van de academische kalender en het gebruik van de lokalen.” Dat komt ook de werkdruk ten goede, aldus ISS. “Schoonloopmatten zullen het vuil buiten de gebouwen houden, bijkomende investeringen in machines maken het werk lichter. UAntwerpen stelt ook strenge eisen als het aankomt op milieu, daarmee zijn we evengoed bezig. We zetten in op probiotische producten die ook aangenamer zijn voor het poetspersoneel. Daarnaast kijken we met de universiteit naar andere gezamenlijke initiatieven zoals een clean desk policy.” 

Een andere bron van efficiëntie wordt benoemd met Lean Six Sigma, kort door de bocht is dat managerjargon voor ‘alle beetjes helpen’. ISS rekent dat ze elk jaar nog eens 1% efficiënter kunnen werken doordat hun werknemers op een natuurlijke manier creatieve oplossingen zoeken om het nog beter te doen. “We hebben niet meer de jongste generatie in huis, wat twee zaken betekent: enerzijds moeten we tegemoetkomen aan de verzuchting dat het werk soms fysiek zwaar is en anderzijds hebben we mensen nodig die dankzij bijscholing hun schouders onder vernieuwing kunnen zetten”, vertelt Liesbeth. “We proberen het personeel te laten meedenken in die processen, zij zijn het die de knowhow hebben op de werkvloer. Dat is ook voordelig voor ons: als bedrijf bieden we graag doorgroeimogelijkheden aan mensen die de competenties hebben.” 

 

efficiëntie als middel 

Dat er zoveel beter kan, wekt het vermoeden dat de regeling van de voorbije jaren de spreekwoordelijke kat in een zak was. Elio geeft dat toe: “We spenderen eigenlijk al jaren te veel aan schoonmaak. Dat was een bewuste keuze, net met het oog op het bredere sociale beleid van de universiteit. In het verleden werkten we op basis van een aantal uren dat per gebouw door ons werd vooropgesteld; een leverancier moest dan zijn uurprijs doorgeven en op die manier werd de totaalprijs bekomen. Die uren dateren nog van de tijd dat we het kuispersoneel in eigen beheer hadden. Nu zijn dat er nog slechts enkelen.” Deze keer, onder druk van de besparingen die het hoger onderwijs treffen, heeft de aankoopdienst het dossier anders aangepakt. Ze hebben alle informatie die leveranciers nodig hadden gegeven zoals de te reinigen lokalen, de soorten vloeren, de oppervlaktes. Daarna vroegen ze hun op hoeveel uren ze dat konden schoonmaken. Ze mochten daarbij ook gebruikmaken van schoonmaakmethodes en -toestellen om de efficiëntie te verhogen. “Dat resulteerde in een offerte die 18% goedkoper was dan wat we voorheen betaalden. Zo blijft de schoonmaak ook in de toekomst betaalbaar, zelfs als de universiteit opnieuw uitbreidt.” 

Dat ISS goedkoper wordt, is voor het grootste deel te danken aan het feit dat ISS minder werkuren nodig zal hebben voor de schoonmaak. De vermindering van die uren verdeelt ISS onder haar schoonmaakpersoneel. Steven Janssens is Operations Director Cleaning bij ISS: “Dat we onze werknemers massaal moeten ontslaan, is een gevolg van wettelijke bepalingen. Je mag als werkgever niet zomaar snoeien in uren van je werknemers. Het enige wat je kan doen als je zo'n gezamenlijke inspanning wil bereiken, is iedereen ontslaan en een aan de nieuwe realiteit aangepast contract geven. Iedereen krijgt een nieuw contract aangeboden; als werknemers dan vanuit zichzelf zeggen dat het voor hen niet meer hoeft, zijn ze natuurlijk vrij om te vertrekken.” 

 

Dat we onze werknemers massaal moeten ontslaan, is een gevolg van wettelijke bepalingen.

 

“We hebben als wereldspeler een bepaalde standaard te houden: zowel als bedrijf dat goed en efficiënt werk levert maar ook als werkgever. Voor het personeel dat uren verliest, zoeken we een oplossing bij andere klanten in de buurt van hun woonplaats, in de mate dat we daar vacatures hebben. We beseffen dat dat niet altijd optimaal is, zeker als personeel afhankelijk is van openbaar vervoer, maar we zoeken wel degelijk naar oplossingen voor wie opnieuw meer uren wil presteren, bij de Universiteit Antwerpen of bij een andere klant.” De ene Janssens staat de andere bij: “Vanuit het Sociaal Fonds voor Schoonmaak- en Ontsmettingsondernemingen (SFSOO) is er een bijpassing voorzien in geval van loonverlies vanwege vermindering van uren”, vertelt Liesbeth. “De duurtijd van die compensatie staat in verhouding tot de anciënniteit en kan oplopen tot maximaal één jaar.” 

 

precariteit als norm 

ISS bekijkt dat massaontslag blijkbaar niet als echte ontslagen. Zo werd de wet-Renault (vernoemd naar het collectief ontslag van meer dan drieduizend werknemers bij de Renaultfabriek van Vilvoorde in 1997, n.v.d.r.) niet gerespecteerd. Die wet stelt onder meer dat er inspraak van personeelsvertegenwoordigers vereist is, dat ze vragen mogen stellen en dat ze tegenvoorstellen mogen doen. Daarbovenop moet het bedrijf deze vragen en voorstellen beantwoorden respectievelijk onderzoeken. De vakbonden zijn daar uiteraard niet mals over. Inge Gielis van ACV: “We betreuren het ten zeerste dat we niet betrokken zijn geweest. Uiteindelijk zal het poetspersoneel moeten uitvoeren wat momenteel vooral theoretisch opgebouwd is.” Dat de vertegenwoordigers niet betrokken werden, staat in scherp contrast met de bottom-upbenadering waar ISS prat op gaat. “Het personeel is helemaal niet zo optimistisch als ISS, ze vrezen dat ze harder zullen moeten doorwerken om dezelfde kwaliteit te garanderen. Wij vrezen op onze beurt dat de werknemers gelijk hebben, of zeker zullen krijgen vanaf de opheffing van de coronamaatregelen.” 

Inge heeft daarbij ook nog een boel twijfels over de rooskleurigheid waarmee ISS over de oplossingen praat: “Op papier is het mooi dat werknemers om meer uren kunnen vragen, maar in de praktijk krijgt niet iedereen van die honderd mensen een extra werf. Zelfs als je het feit dat vele werven gesloten zijn met corona wegdenkt, is het nog steeds zo dat er op weinig plekken overdag gepoetst wordt.” De extra uren zouden dan ’s avonds opgenomen moeten worden, iets wat niet altijd haalbaar is voor de relatief grootste groep onder kuispersoneel: moeders met jonge kinderen. “Daaronder zijn er ook alleenstaanden, die eens zo hard worden getroffen”, weet Inge.  

 

Op papier is het mooi dat werknemers om meer uren kunnen vragen, maar in de praktijk krijgt niet iedereen van die honderd mensen een extra werf.

 

Het zijn niet de enige bedenkingen van de vakbondsmedewerkster: “Het klopt dat het personeel compensaties krijgt van het SFSOO, maar dat draagt niet bij tot het pensioen. Dat is sowieso al een zwakke plek voor kuispersoneel dat vaak deeltijds werkt. Die compensatie komt trouwens uit de sociale zekerheid, dus in plaats van dat er bijgedragen wordt door bijdragen op werk, komt er geld uit de staatskas. Wat de universiteit bespaart moet de overheid voor een stuk dus opnieuw ophoesten. Die besparing is trouwens best aan de magere kant; er wordt 0,2% bespaard van de 4% van het vooropgestelde streefcijfer. De besparing die UAntwerpen hiermee maakt, is beperkt ten opzichte van de gevolgen voor het poetspersoneel.” 

 

en gebrek aan waardering 

Inge kijkt dus zeker niet alleen naar werkgever ISS, maar vooral ook naar de opdrachtgever, onze teerbeminde universiteit. “Zowel ISS als UAntwerpen weet goed genoeg dat er geen 18% minder werk is door een paar vuilbakken en wat matten. Het hoger onderwijs verdient meer financiering, daar heb ik zelf nog mee actie voor gevoerd. Maar de afweging tussen precaire contracten enerzijds en onderzoek en onderwijs anderzijds, is problematisch.” De vakbonden roepen universitair personeel en studenten dan ook op om in actie te komen tegen het nieuwe contract. En niet zonder resultaat. Sinds er een artikel in Het Laatste Nieuws verscheen over het nieuwe contract hebben enkele studentenverenigingen al bevestigd dat ze een petitie opstarten. Ook het 8 maart Comité staat opnieuw in de steigers.

Samira Azabar en Dominique Kiekens zijn als leden van het 8 maart Comité nauw betrokken geweest bij de vorige poetsvrouwactie. Samira: “Zorgarbeid, voornamelijk door vrouwen bewerkstelligd, blijft structureel ondergewaardeerd. Het is makkelijk om dat op de sector te steken, terwijl het net de outsourcing zelf is die deze problemen met zich meebrengt.” Dominique vult aan: "Ik vind de uitdrukking dat het eigen is aan de sector problematisch. We vinden het helemaal niet normaal dat vooral vrouwen en mensen van kleur met het zwaard van Damocles boven het hoofd werken."

Ook Ben Van Duppen vindt dat de universiteit haar maatschapppelijke en sociale rol niet opneemt. Hij is postdoctoraal navorser en zetelt in de Raad van Bestuur ter vertegenwoordiging van de onderzoeks- en onderwijsassistenten: “Er is toch een discrepantie te merken wanneer UAntwerpen haar jaarboek rond armoede presenteert en Peter De Meyer (woordvoerder van UAntwerpen, n.v.d.r.) in Het Laatste Nieuws de besparingsoperatie van diezelfde universiteit verdedigt. Terwijl we experten in huis hebben die specifiek het outsourcing-model aanklagen als medeoorzaak van structurele armoede, kiest de universiteit ervoor om volgens dat model te werk te gaan.”

 

Terwijl we experten in huis hebben die specifiek het outsourcing-model aanklagen als medeoorzaak van structurele armoede, kiest de universiteit ervoor om volgens dat model te werk te gaan.

 

Ik hoorde al dat UAntwerpen koos voor ISS dankzij haar reputatie als eerlijke werkgever in een markt waar veel gesjoemeld wordt, maar de werknemers zijn niet even lovend. Buitenlandse vestigingen werden wél veroordeeld en ook in België worden problemen gesignaleerd. Zo worden overuren creatief gespreid, opdat ISS kan vermijden om ze als overuren te moeten uitbetalen. Ervoor kiezen om de overuren niet te draaien is dan weer geen optie. De werknemers ervaren ze dwingend, niet alleen door de precariteit, maar ook omdat weigering ervan wordt afgestraft met dreigbrieven die de personeelsleden als werkonwillend omschrijven. Wanneer iemand wegvalt door ziekte, moet ander personeel die shift opvangen binnen hun eigen taken. Dat is zwaar, maar gaat nog net onder de huidige uurregeling. Met minder uren worden zulke overnames onmogelijk.

Inge: “Ik ben zelf niet op de hoogte van zulke zaken, want daar zouden we als vakbond snel op springen. Maar het is wel zo dat, aangezien een deel van het poetspersoneel Nederlands niet als moedertaal heeft, zulke situaties niet altijd tot bij ons komen. Mensen kennen hun rechten vaak niet, het is ook moeilijk om iedereen te mobiliseren. Naast de taalkloof zijn vele mensen bang dat ze geen nieuw contract zullen krijgen als ze te moeilijk doen.” ISS erkent dat de communicatie soms moeilijk verloopt en wijst erop dat er afgelopen tijd veel infosessies geweest zijn waarbij syndicale vertegenwoordiging aanwezig was. De beschuldigingen rond overuren ontkent het bedrijf formeel. “Bij ISS word je vergoed voor elk uur dat je presteert volgens het CAO 121. In de nieuwe contracten zullen vervangingen trouwens anders ingevuld worden”, aldus Dirk. 

 

als structureel resultaat 

Ik heb ondertussen genoeg materiaal om zelf Peter De Meyer te confronteren met de zaak. De woordvoerder van UAntwerpen staat me geduldig te woord: “De vaste kosten voor personeel en infrastructuur stijgen, maar aangezien de Vlaamse overheid al meermaals een indexsprong heeft toegepast op de financiering van het hoger onderwijs, stijgt de toelage niet evenredig. Dan moet je keuzes maken. UAntwerpen kan zich niet inmengen met het personeelsbeleid van ISS, maar het is een geregistreerd bedrijf dat ook aan wettelijke bepalingen moet voldoen. Als zij grove fouten maken in de manier waarop ze hun personeel behandelen, zullen we hen daarvoor op de vingers tikken. We hebben helemaal niet gevraagd aan ISS om de prijs te verlagen en al zeker niet om te knippen in de uren van hun personeel.”

 

Het lijkt dus alsof UAntwerpen en ISS zich achter elkaar verschuilen als het gaat om sociale verantwoordelijkheid. 

 

Dat de universiteit niet expliciet vroeg om de prijs te verlagen lijkt me toch een wankel argument. De benchmarkoefening van de aankoopdienst maakte duidelijk dat het beter moest; als je zichtbaar maakt dat 45% van de uiteindelijke score bij de aanbestedingsprocedure rekening houdt met de prijs, valt een daling daarvan te verwachten. ISS communiceerde intern naar de vakbonden dat de universiteit een duidelijk signaal had gegeven dat het efficiënter moest. Het lijkt dus alsof UAntwerpen en ISS zich achter elkaar verschuilen als het gaat om sociale verantwoordelijkheid. 

Tegen dat narratief verweert Peter zich harder: “We hebben in het midden van corona besloten om al het poetspersoneel aan het werk te houden, ondanks dat er weinig poetswerk was en we het personeel op economische werkloosheid konden zetten. Datzelfde hebben we ook gedaan met ons eigen personeel van de catering; die mensen we hebben ingezet als stewards tijdens de examens. Ik hoor bij de critici geen alternatief. We kunnen dat nu doen op het poetscontract of binnen enkele jaren op onderwijs of onderzoek. Dat zijn toch de kerntaken van de universiteit?” 

Samira reageert op die verdediging: “De universiteit voert die taken toch niet uit in vuile lokalen? Als corona iets scherp heeft gesteld is het dat sanitair werk ook een kerntaak is. Zonder het poetspersoneel is onderwijs en onderzoek onmogelijk.” Ben beaamt dat: “Als je meegaat in het discours van kerntaken, zal er altijd wel een argument gevonden worden waarom er te veel geld gaat naar schoonmaakpersoneel. Wat we moeten bestrijden is dat het simpelweg gaat om een gebrek aan middelen: het is een keuze, volgens mij een ideologische. De universiteit kan wel degelijk andere keuzes maken. Eigenlijk zouden zulke beslissingen op de Raad van Bestuur moeten komen. Dat gebeurt nu niet.” 

 

Het is een keuze, volgens mij een ideologische. De universiteit kan er wel degelijk andere maken.

 

Ik vraag hun beiden wat hun concrete actieplan zal zijn. Ben heeft duidelijke prioriteiten: “De hoofdinzet is het terugdraaien van dit contract en ervoor zorgen dat het kuispersoneel die uren terugkrijgt. In UGent, waar ISS ook het schoonmaakcontract in handen heeft, zijn er evengoed acties van studenten en personeel geweest. Uiteindelijk is er een compromis gesloten waarbij sociale clausules zijn opgenomen in het outsourcingcontract. Dat kan een eerste stap zijn.” Samira legt de nadruk op het structurele probleem. “Het probleem stelt zich zeker niet alleen bij onze universiteit, ook andere instellingen zoals UGent en VUB treffen met hun besparingen de meest kwetsbaren, terwijl wij daar net tegenin moeten gaan! Als we dat structurele probleem willen aanpakken, moeten we organiseren op de lange termijn en het outsourcen zelf in vraag stellen. Ondertussen is het een zaak van sensibiliseren.” 

 

van naïeve oplossingen

Ben hoopt dat daarna een discussie ten gronde gevoerd wordt over het insourcing- en outsourcingmodel. We hebben daarvoor experten op de universiteit. “Mijn grootste kritiek is de manier waarop de universiteit zichzelf profileert. Praten over (kans)armoede en je dan als instelling omdraaien en zeggen dat een deel van het personeel niet onder de barema’s valt omdat ze niet onder het exacte statuut vallen, is problematisch. Ik voel dat veel medewerkers net solidair zijn met onze collega’s van de schoonmaak.” Ook hier zitten Ben en Samira op dezelfde golflengte. “Dat het om personeel van ISS gaat en niet van UAntwerpen is een non-issue, het gegeven dat ze op de universiteit werken maakt hen tot onze collega’s”, haakt Samira in. “Dat was de bron van de poetsvrouwencampagne die het 8 maart Comité vorig jaar opzette; vele collega’s zijn verontwaardigd dat ook onze werkvloer een plek is waar dat gebrek aan waardering in elk aspect van dat werk meegedragen wordt.” 

“Hoe komt het dat wij als kenniswerkers zo gepamperd worden, terwijl de sanitaire werkers, die alles laten draaien, steeds onderworpen worden aan de logica van de markt?" vraagt Samira ten slotte. Het resoneert met mijn intuïtie: ik kan mij niet inbeelden dat het loon van een mijn professoren eventjes op pauze zou gezet worden omdat ze naar een andere campus trekken voor een vergadering. 

 

Hoe komt het dat wij als kenniswerkers zo gepamperd worden, terwijl de sanitaire werkers, die alles laten draaien, steeds onderworpen worden aan de logica van de markt?

 

De besparingsoperatie treft uiteindelijk dezelfde mensen waarvoor het 8 maart Comité vorig jaar nog opkwam. Dat ISS het heeft gewonnen van een flink aantal andere bedrijven, toont dat UAntwerpen vertrouwen heeft dat het schoonmaakbedrijf de vooropgestelde efficiëntie kan boeken. Dat vertrouwen komt voor anderen evenwel niet zo gratuit. Je hoeft geen doorgewinterde marxist te zijn om te bedenken dat het ook een efficiëntie is om de omstandigheden van het werk zo te maken dat je werknemers harder moeten werken, en dat die efficiëntie vroeg of laat de overhand zal nemen. 

Of dat nu opgaat of niet, onze universiteit is duidelijk niet tegen het principe. Telkens wanneer cijfers of kerntaken ter sprake komen, wordt daarbij een stilzwijgende premisse bekrachtigd: sanitair personeel is slechts een middel tot een bepaald doel. Hebben we als universiteitsgemeenschap niet net de taak om zulke aannames aan de oppervlakte te brengen en werkelijk te onderzoeken in plaats van onszelf op de borst te slaan dat we het nog steeds beter doen dan anderen? Als wij dat niet doen, wie dan wel? Dat soort uitgangspunt is in zekere zin naïef, maar de vraag blijft of de beloofde 18% efficiëntie zonder extra werkdruk niet de werkelijke naïviteit blootlegt. Het is makkelijk alles in cijfers te gieten als elke misrekening uiteindelijk op de rug van het poetspersoneel terechtkomt. 



Bierman

07/03/2021
🖋: 

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit! 

 

De afgelopen decennia hebben in ons klein bierland talloze kloosters en abdijen de deuren moeten sluiten. De secularisatie zal daar zeker iets mee te maken hebben, maar als verklaring lopen dat soort toogtermen toch meestal even hard vast als George R.R. Martin in zijn Game of Thrones. Voor ieders gemoedrust zal Bierman het er maar op houden dat de dwingende eis voor elke jongere in onze maatschappij om zichzelf ten volle te realiseren grotendeels de weg afsluit naar een leven in gemeenschap en broederlijke of zusterlijke verbondenheid. Het oude woord van Paulus "Met Christus ben ik gekruisigd. Ik leef niet meer maar Christus leeft in mij." (Gal 2, 20) lijkt onbegrijpelijk gebrabbel in de oren van de moderne mens, terwijl die hoogdringend naar zichzelf op zoek is op de meest onbereikbare plaatsen. 

Dat alles overigens maar om te zeggen dat ook de Achelse Kluis, een telg uit de familie van cisterciënzers van de strikte observantie, sinds dit jaar geen paters meer telt en er daar dus officieel geen Authentic Trappist Product meer mag worden gebrouwen. Het Achelse bier, dat eigenlijk nog maar twee decennia bestaat, blijft verder ongewijzigd op de markt onder supervisie van de abdij van Westmalle. De vraag is dus of het verdwijnen van het label een groot gemis zal zijn, los van een kleine krimp in de internationale export. 

Maar niet getreurd! Van nature zijn paters geen pessimistische mensen en dus werden bij het schielijk overlijden van de Achelse Kluis geen grafredes gehouden of doodsprentjes gedrukt. Vertrouwend op de Geest, een immer uitstromende bron van genade, zet de gemeenschap van Trappisten haar gang door de geschiedenis onverstoord verder. Het is ongetwijfeld met die ingesteldheid dat de Abbaye Notre-Dame de Saint-Remy in Rochefort recent een heel nieuw bier onder de doopvont hield: de Rochefort Triple Extra. Officieel gaat het om een oud recept uit 1920 dat opnieuw op de markt wordt gebracht, maar Bierman heeft geleerd dat elk bier een verhaal moet hebben, dus mag ook dit nieuwe bier van hem gerust een aura van degelijkheid en ambacht meekrijgen van bij zijn geboorte. Belangrijker is dat ze daarmee in Rochefort voor het eerst in een eeuw weer een blond bier brouwen en dat mag – voor wie de plakkerige donkerbruine gerstewijnen van de abdij een beetje kent – best een opmerkelijke prestatie genoemd worden. Het bier zelf heeft 8,1% alcohol, een mooie, bijna pastelgele (wat gesluierde) kleur en dankzij een gulle gift van kruiden en sinaasappelschil een uitgesproken citrussmaak en afdronk.  

De Triple Extra is daarmee een aangenaam en zomers bier geworden dat de bijzondere verdienste heeft dat het een herkenbare smoel heeft in het leger aan tripels dat momenteel al op de markt is. Wat overigens niet wegneemt dat het bier in de hiërarchie van de abdij eigenlijk dichter bij een alcoholisch glas appelsiensap zit dan bij de Rochefort 12 (maar slechts weinig bieren blijven overeind naast dat monumentale bier). Bierman kijkt er alvast naar uit om straks, wanneer het tijdgewricht is gekanteld, een grote slok schuimende Triple Extra te nemen op een zonovergoten terras te midden van zijn vrienden en studenten. Zelfrealisatie kent vele vormen en de meeste daarvan zijn dicht bij huis.  



editoriaal

07/03/2021
🖋: 

Tijdens de lesvrije week een slordige maand geleden was ik helemaal uit mijn lood geslagen. Ik voelde me zowaar slechter dan tijdens de eraan voorafgaande examenperiode. De deontologische bevrijding bracht mij geen geniet omdat ze ook mijn intensieve routine een halt toebracht. Al goed word ik alweer bij de hand gehouden door een monotoon tweede semester dat op verschillende manieren een spiegelbeeld zal zijn van het eerste.

We zijn aan alles gewend geraakt, denk ik, vrees ik. Gewoonte is de veiligheid die het ongezonde overstemt. Maar goed, voor onze ongezondheid en ons ongeluk is nu eindelijk een beetje aandacht, opgeëist door ons studenten zelf in de vele opiniestukken die vandaag voorafgaan. Toch lijkt het niet alsof er snel een vinger zal geraakt worden aan dit nieuwe equilibrium.

Iedereen zal langzaamaan moeten leren hoe het was als tevoren – gelukkig zijn – om dan misschien de stap buiten de habituele demarcatielijn te wagen. Of moet het wel weer worden zoals weleer? Wat er ook van zij, de greep der gewoonte zal haar afdruk nog wel even laten zien in onze hals. We kunnen alleen maar hopen dat we de twenties van deze eeuw tijdig kunnen muilkorven.  

Ook dwars is een gewoontedier, al heten de hare ‘rubrieken’ in de volksmond. Tussen het ludieke en het wetenschappelijke in doen wij simpelweg wat we altijd doen. Het geeft me vaak zin om met de grofste staalborstel die ik vind tekeer te gaan in wat me meest vertrouwd is. Ik krijg soms het gevoel dat mijn leven uiteenvalt in rubrieken, maar ik ben niet moedig genoeg om er nieuwe te bedenken. Al zijn onze rubrieken zo slecht nog niet. Denk ik. Hoop ik.



Humans of UAntwerpen

07/03/2021
🖋: 
Auteur

Kunstenaar of topsporter, bejaarde of ondernemer, geen enkele soort ontspringt de dans. Je wordt op een dag wakker met de intense drang om je aan Universiteit Antwerpen in te schrijven. Het gevolg: zo veel vreemde vogels dat het uitzonderlijk wordt om normaal te zijn. Elke maand zetten wij een bijzondere student in de kijker.

Het eerste wat hij tegen me zei was: “Ik denk dat ik afstam van een familie zwevers." Zijn naam is Thomas Delrue. Ik liet het een paar seconden bezinken: tegelijkertijd besefte ik dat ik zijn achternaam al twee en een half jaar fout uitsprak. Onlangs plukte ik hem van de straat om hem te ondervragen over zijn recente toneelstuk MIDAS en of alles wat hij hier aanraakt in goud zou veranderen. Ik hoopte van niet, aangezien je in de titel al leest dat dat niet glorieus afliep voor de onfortuinlijke koning Midas. De mythe was de kerninspiratie voor Thomas’ toneelstuk. Eerder schreef Thomas samen met een vriend, Wout Van Den Eede, de gelijknamige dichtbundel Midas. Het idee was om het daarbij te laten, maar voor de lol verzonnen ze er maar een toneelstuk rond, omdat de bundel anders niet in aanmerking kwam om als theatervoorstelling opgevoerd te worden. En dat wilden ze. 

De avond daarvoor werd gevuld met zijn stem, maar ik vertelde Thomas de dag zelf natuurlijk dat ik zijn stuk al eeuwen geleden aandachtig bekeken had. En hoe dat in realiteit reuze meeviel, maar dat het eigenlijk pas gisteravond was. Het stuk was mooi. En hij vond het niet erg. Ik vertelde hem dat hij een gezicht had om radio mee te maken. Het was een flauw grapje dat nog flauwer werd toen hij het niet onmiddellijk begreep, en hij hierna verder bazelde over hoe iedereen zei dat hij een radiostem had. 

Na een half uurtje babbelen over zijn chaotische studietraject – hoe we daar dan ook bij uitkwamen – zei ik: “Dus: je hebt een toneelstuk geschreven, let’s cut to that. Koffie?” Thomas vertelde het kernidee van Silenus en koning Midas: “Silenus zuipt heel veel, er wordt gezegd dat de mens een onuitputtelijke bron van wijsheid is als hij gedronken heeft, dus eigenlijk is hij altijd dronken. Het verhaal begon vijf jaar geleden toen Wout en ik op de Chiro zaten. Hij ging Taal- en Letterkunde studeren en ik was verloren." Na vele lange avonden vol filosoferen, klagen en dichten, kwam Wout op een dag af met Midas en Silenus, over hoe het een schande is dat de mens zich schuldig maakt aan geboorte en dat niet geboren worden het beste is wat je als mens kan doen. Wanneer je helaas dan toch geboren wordt, kan je best zo snel mogelijk sterven. Dat was Silenus' waarheid. “Met die cynische gedachte zijn we beginnen schrijven aan Midas, waar eerst enorm veel slechte gedichten in stonden." Hij zei daarna nog iets in de aard van “Of ja, slecht …" Ik bespeurde spijt in zijn ogen omdat hij zijn eigen schrijverijen zonet slecht had genoemd. Ze waren niet slecht.  

Omdat ik me de avond voordien prima had voorbereid, wist ik precies wat koning Midas zo onfortuinlijk maakte en wat Silenus’ rol was. De sater Silenus maakte de fout — althans, het is maar hoe je het bekijkt — om van een rivier te drinken waarvan het water in wijn was veranderd. Midas schoot hem te hulp omdat de sater niet meer kon rechtstaan. Als beloning bracht Dionysos, de god van de wijn zelve, zijn grootste wens in vervulling. Midas’ gulzige wens was dat alles wat hij aanraakte in goud zou veranderen, waardoor hij rijk werd maar tegelijk verhongerde.  

Het toneelstuk, via een livestream opgevoerd op een poëzieavond in Puurs-Sint-Amands, is een mix van de Midas-gedichten en een omhelzende theatertekst. “We konden moeilijk gewoon daar staan en shit voorlezen. Dat is enorm saai, dus we hebben er een verhaal rond gebouwd. We hebben geprobeerd van Midas een soort Elckerlyc te maken, een figuur die toe te passen valt op ieder van ons. Midas zit in een bos en verzamelt rotte bladeren om ze daarna te verbranden. Dat kan je zien als de mens die gewoon geld verdient en het dan gedachteloos uitgeeft. Midas begint stilaan na te denken: ‘Bon, is dit het dan?’.” Die bewustwording voelt als de echo van een belangrijk keerpunt in Thomas’ leven, waarna hij dacht: "Bon, ik ga een dichtbundel schrijven” en dan vijf jaar zoet was. Om verder te gaan in het verhaal: later komt Midas Silenus tegen. Die legt zijn waarheid uit over wat de zin van het leven is: niets. Midas wordt uitgenodigd om naar de stad te komen, waar hij merkt dat iedereen in dezelfde zinloze cyclus gevangen is. Of om het in Thomas’ woorden te zeggen: “Hij komt in aanraking met die zwerver. Dan denkt hij van: 'Oeh, is dit het? Fok. Iedereen is hier eigenlijk ook helemaal gefokt'." Die cynische gedachte verandert gelukkig wanneer Midas een familie ontmoet die wél gelukkig lijkt en er een andere roeping ontwaakt. “De familie staat symbool voor onze vriendengroep, dat op zich maakt het leven waard te leven. Dat is het punt van het verhaal." Eveneens de kern van Thomas’ eigen poëtische geluk. 

De theatertekst is een reis langs alle gaten in de weg, die uiteindelijk stopt in het hart van het schone. Voor hem betekent dat ‘mooi’, voor mij eerder comme il faut. Beide kunnen doorgaan voor de waarheid. Zijn zoete versjes zijn te vinden onder @versvandaal op Instagram. Door een klein geluk in een groot ongeluk kan MIDAS oneindig herbekeken worden, dus meer valt er helaas niet over te verklappen. Behalve dat het mooi is. Dames en heren, dit was dan Thomas Delrue.