editoriaal
20/10/2007
🖋: 
Auteur

Eind september schreven tien coryfeeën van de Universiteit Antwerpen – waaronder Chris Van de Wyngaert, Christine Van Broeckhoven en vice-rectoren Bea Cantillon en Joke Denekens – een open brief om het glazen plafond aan onze instelling aan de kaak te stellen. Het gebrek aan vrouwen in de hogere regionen van de universiteit is nijpend, zo stelden ze vast, en ze riepen elk personeelslid op om zijn of haar verantwoordelijkheid te nemen. De brief – “Onze universiteit, (g)een mannenbastion?” – werd gepubliceerd in 'Inbox', het personeelsblad van de UA, en in verschillende nationale kranten. Noemenswaardige reactie bleef echter uit. Hebben de tien briefschrijfsters onnodig inkt laten vloeien over een probleem uit een ver patriarchaal verleden?

Allesbehalve, zo blijkt uit het Gelijkekansenrapport van de VLIR uit 2005. Aan vrouwelijke assistenten is er aan de Vlaamse universiteiten blijkbaar geen gebrek. Het genderschoentje begint echter te wringen zodra je hogerop klimt op de academische ladder: slechts 15 procent van het Zelfstandig Academisch Personeel (ZAP) is vrouwelijk. En hoe hoger de functie, hoe minder vrouwen, zoals treffend wordt weergegeven in de bijgevoegde grafiek. Overigens niet vaak vermeld, maar minstens even frappant: ook bij het Administratief en Technisch Personeel (ATP) zijn vrouwen ruim vertegenwoordigd in de lagere echelons, terwijl hogere functies haast voor 100 procent door mannen worden ingevuld.

 

De universiteit stelt zichzelf als missie om vrouwen voldoende kansen te geven: in haar Basisnota Academische Structuur schuift de UA als één van de basisprincipes naar voren dat niet meer dan twee derde van de leden van een orgaan mogen behoren tot hetzelfde geslacht. Zonder een beleidsplan met concrete maatregelen en tijdslimieten blijft deze doelstelling echter niets meer dan een mooie luchtspiegeling.

 

Om te beginnen kan het alvast geen kwaad om het probleem van genderongelijkheid aan de UA ernstig te nemen. Als tien gewoon hoogleraren deze ongelijkheid aankaarten, laten we hen dan ook gepast gehoor geven.



De nieuwe Masters
20/10/2007
🖋: 
Auteur

In maart dit jaar maakte een trotse UA via een persbericht enkele nieuwe Masters bekend. Deze bieden de studenten veel meer keuze dan de vroegere licenties want elke faculteit heeft nu, aldus de UA, naast de Masters die in het verlengde van de Bachelors liggen, ook ruimere en minder voor de hand liggende keuzemogelijkheden. Een overzicht.

Faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen

In de Master Farmaceutische Wetenschappen kan je kiezen tussen de klassieke afstudeerrichting Apotheker, de Master in de Farmaceutische Zorg en een Master in Geneesmiddelenontwikkeling (met onder andere de afstudeerrichting Biofarmaceutische Wetenschappen).
De Master in Biochemie en Biotechnologie stelt drie doelstellingen centraal: onderzoek, onderwijs en ondernemerschap. De cluster ‘Ondernemerschap’ bereidt studenten voor op een functie in een bedrijf of overheidsinstelling en wordt interfacultair georganiseerd. Dit betekent concreet dat de docenten uit verschillende faculteiten komen: uit de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen, de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen, en de faculteit Wetenschappen. Gastdocenten uit de betrokken sectoren zullen de studenten dan weer wegwijs maken in de organisatie van – en communicatie in – een bedrijf.
De Master Biomedische Wetenschappen heeft vijf mogelijke afstudeerrichtingen: Klinisch Wetenschappelijk onderzoek, Tropische Biomedische Wetenschappen, Neuroscience, Moleculaire en Cellulaire Biomedische Wetenschappen en Biomedische Wetenschappen met als opties Onderzoek, Onderzoek en Onderwijs, Onderzoek en Ondernemerschap.

 

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Als vanouds sluiten de Masters Geschiedenis, Wijsbegeerte en Taal- en Letterkunde rechtstreeks aan op de betrokken Bachelors, met voor die laatste Duits, Engels, Frans, Italiaans, Nederlands of Spaans als mogelijke afstudeerrichtingen.
In de meer specifieke wetenschapsdomeinen heb je vanaf nu echter ook de keuze tussen drie nieuwe, en als we de UA geloven zelfs vérnieuwende Masters: Literatuur van de Moderniteit, Taalkunde en Theater- en Filmwetenschap.
Verder biedt de faculteit Letteren en Wijsbegeerte in samenwerking met de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen de interfacultaire Master Meertalige Professionele Communicatie aan.

 

Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen

Studenten kunnen hier kiezen tussen acht verschillende Masters, waarvan er vijf rechtstreeks aansluiten op de Bacheloropleidingen: de Master Sociologie; de Master Sociaal-Economische Wetenschappen in samenwerking met de faculteit TEW; de opleiding Communicatiewetenschappen die met Strategische Communicatie en Mediacultuur voor een Masterprogramma met twee afstudeerrichtingen opteert; de Master Politieke Communicatie die op de interactie tussen het publiek, de massamedia en de politiek focust en de Master Internationale Politiek die rond twee disciplines van de politieke wetenschappen is opgebouwd: internationale betrekkingen en Europese Unie Studies.
Verbreding is mogelijk met de Master Filmstudies en Visuele Cultuur, die uniek is in het Vlaamse onderwijslandschap; de Master Sociaal Werk, in samenwerking met twee hogescholen van onze associatie en de eenjarige Master in de Milieuwetenschap, die milieugeneralisten opleidt.

 

Faculteit Rechten

Uit de domeinen van het burgerlijk recht, het fiscaal recht, internationaal en Europees recht, ondernemingsrecht en publiek recht, rechtshandhaving en sociaal recht, kan de student zelf een opleidingspakket samenstellen. Een algemene of meer gespecialiseerde opleiding is daarbij uiteraard mogelijk.
Uniek in Vlaanderen is de stage die samen met een thesis de Masterproef vormt. De student kiest zelf de sector waarvan hij de werksfeer wil proeven en heeft daarbij de keuze uit de advocatuur, het parket of de magistratuur, maar ook uit adviserende of leidinggevende functies in de bedrijfswereld, bij de overheid, bij internationale organisaties, de sociale sector of de non-profitsector.

 

Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen

De Universiteit Antwerpen is met de nieuwe Master in Economic Policy de eerste Vlaamse universiteit die een volledig Engelstalige initiële Masteropleiding in de Economie aanbiedt. Engelstalig, want deze opleiding wil een antwoord zijn op de tendens tot internationalisering en de toenemende mobiliteit van studenten uit binnen- en buitenland die daarmee gepaard gaat.
Doel van deze Master is het kunnen analyseren en vormgeven van het economische beleid van ondernemingen en overheden in een internationaliserende samenleving.
Ook de Masters Cultuurmanagement en Organisatiebeleid zijn nieuw. Die laatste werd specifiek ingericht voor studenten die na een schakelprogramma nog een academische opleiding in management en communicatie van profit – en non- profitinstellingen beogen.
Daarnaast zal de Master Handelsingenieur de technologische vorming vanaf nu combineren met een traject bedrijfskunde of economisch beleid om de brugfunctie van de handelsingenieur in het sociaaleconomisch leven uit te breiden.
De traditionele masteropleidingen in de faculteit TEW blijven Economie, Bedrijfskunde en Handelsingenieur.

 

Faculteit Wetenschappen

Naast een afstudeerrichting, kunnen alle studenten Wetenschappen tussen drie beroepsopties kiezen: Onderwijs (lerarenopleiding), Onderzoek (voorbereiding op een doctoraat) of Ondernemerschap (een voorbereiding op het bedrijfsleven).
De Master Fysica kent vanaf nu – naast Subatomaire Fysica – een aantal nieuwe specialisatiemodules: Nanofysica en Vastestoffysica, Medische Fysica en Moleculaire Biofysica.
De drie afstudeerrichtingen van de Master in de Biologie weerspiegelen de pijlers van het onderzoek van het departement: Cel- en Systeembiologie, Evolutie- en Gedragsbiologie, Ecologie en Milieu.
In de Master Chemie wordt er samengewerkt met verschillende chemische bedrijven en komt de industriële chemie uitgebreid aan bod.
De Master in de Informatica kent dan weer specialisaties in wetenschappelijke toepassingen met Computationele Informatica en in de basisaspecten van de informatica: computernetwerken en gedistribueerde systemen, databases, software engineering.
In de Master Wiskunde kan je voor de specialisatie fundamentele wiskunde of de specialisaties financiële wiskunde en didactiek van de wiskunde kiezen.
Verder coördineert het Interfacultair Instituut voor Milieukunde de opleiding Master in de Milieuwetenschap, die openstaat voor bachelors (en masters) van verschillende studiedomeinen.

 

Faculteit Geneeskunde

Aangezien de studie Geneeskunde over minimaal zeven jaar loopt, zijn er dit jaar voor deze opleiding nog geen Masters te kiezen.
Wel was er op de Masterbeurs van 14 maart al een infosessie over de Master Verpleeg- en Vroedkunde, die de academische scholing van Bachelors in de Verpleegkunde of Vroedkunde voor ogen heeft.

 

 

bron: “Voor het eerst een master kiezen”, 08/03/’07



Het leven zoals het is: musicalzanger in Les Misérables
20/10/2007
🖋: 
Auteur

Hij was Dracula, The Phantom of the Opera, Valjean (zowel in Antwerpen als in Londen), Jekyll én Hyde, maar nog steeds heeft deze man geen last van identiteitsstoornissen. Momenteel staat Hans Peter Janssens stevig in zijn schoenen als de slechterik Javert uit 'Les Misérables' in het Londense Queen’s Theatre, nadat hij daar jaren eerder het record vestigde als langst spelende Jean “the good guy” Valjean.

Acht voorstellingen per week, wat een tempo. Kan je je nog inleven in Javert of wordt het een sleur?

Hans Peter Janssens Hier is dat tempo doodnormaal. Mocht er sleur op komen, dan zou ik ermee moeten stoppen. Ik probeer alles zoveel mogelijk voor de eerste keer te beleven. Acteren is reageren op en luisteren naar wat een ander zegt. Als je iets zingt of zegt, is het niet alleen de bedoeling dat je zingt alsof het de eerste keer is dat je de woorden uit, maar ook alsof het de eerste keer is dat je die woorden hoort. Het wordt pas een sleur als je geen inspanning meer doet om je in te leven. Als ik merk dat iets gebeurd is zonder dat ik het zelf volledig besefte, dan zit ik erg verveeld met mezelf.

 

Ben je nog zenuwachtig voor een optreden?

Janssens Zenuwachtig niet. Ik voel wel de adrenaline, die geeft je de nodige energie om zo’n voorstelling te doen. Als de muziek begint is dat voor mij gewoon een klik. Er kunnen alleen zenuwen bij te pas komen als er speciale voorstellingen zijn waarbij er bepaalde mensen in de zaal zitten.

 

Wie bijvoorbeeld?

Janssens Vorig jaar vierden we de 21ste verjaardag van de productie en vorige maand de 9000ste voorstelling. Dan weet je dat Mackintosh (de producer, WC) of mensen van de oorspronkelijke cast in de zaal zitten en dat geeft een extra kick. Echt zenuwachtig ben ik gelukkig niet. Er zijn mensen die verkrampen, maar dat wil nog niet zeggen dat je minder goed bent. Iemand als Judi Dench is het prototype van stage fright en hoe ouder ze wordt, hoe erger blijkbaar. Ik heb haar bezig gezien, ze vergaat altijd van de zenuwen. Je moet haar echt het podium opduwen.

 

Javert vs. Valjean 'Les Misérables' gaat over Valjean, een man die na negentien jaar gevangenisstraf weer een leven tracht op te bouwen, en politiecommisaris Javert die hem blijft achtervolgen. Op de achtergrond speelt zich de Franse Revolutie af. Javert is als tegenpool van Valjean dus de slechterik in Les Misérables. Beschouw je hem zelf ook zo?

Janssens Javert is gewoon iemand die heel gedisciplineerd gelooft in de wet. Dat maakt van hem geen slechterik, misschien hooguit een beroepsidioot (lacht). Door zijn principes pleegt hij uiteindelijk zelfmoord; hij kan nu eenmaal niet leven in de wereld van iemand die een beetje het tegendeel bewijst. Javert kan die stap niet zetten terwijl Valjean die stap wel gezet heeft.

 

Welke rol speel je het liefst van de twee?

Janssens Dat hangt af van mijn gemoedstoestand. Ik heb mij altijd goed gevoeld in donkere karakters als Javert en the Phantom, maar Valjean heb ik ook heel graag gespeeld. Ik zou misschien wel nog eens 'Bring Him Home' van Valjean willen zingen, maar ik voel me prima als Javert omdat die rol goed in mijn stem zit.

 

Javert staat niet zo vaak op de planken als Valjean. Wat doe je tijdens de momenten dat je niet op het podium staat?

Janssens Een boekske lezen in mijn kleedkamer of zoiets (lacht).

 

Je zit niet in de coulissen mee te volgen?

Janssens Mocht ik dat elke dag doen dan zou ik toch emotioneel diep in de put zitten. De intercom (kijkt naar een geluidsbox aan het plafond) zet ik nooit af, dan kan ik op mijn gemak even iets lezen, een koffietje drinken of een babbeltje doen. Ik vind het sowieso altijd belangrijk om te weten waar we zitten.

 

Als het kriebelt moet je zingen Het ritme van een musicalartiest is helemaal anders. Hoe ziet jouw gemiddelde dag eruit?

Janssens Doordat je ’s avonds werkt, moet je tegen acht uur op het hoogtepunt van je energie staan en daarom moet je alles een beetje verleggen. Ik ga niet vóór drie uur slapen en sta dan ook gemiddeld rond elf uur op. Zingen is eigenlijk een heel fysieke bezigheid. Ik zeg niet dat het een sport is, maar het scheelt niet veel. Na zo’n voorstelling kan je trouwens niet direct slapen omdat je de adrenaline hebt opgebouwd. Ik ken niemand die dan meteen in zijn bed kan kruipen. Pas op, ik heb altijd liever ’s nachts geleefd, dan word ik pas goed wakker.

 

Je bent 45 jaar geworden. Gaan er nu deuren open doordat je stem verandert of moet je beginnen opletten?

Janssens Ja, dat begint te tellen (lacht). Als bariton zit ik nu eigenlijk in mijn kracht dus ik moet zeker niet oppassen. Er zijn zelfs dingen die ik – gelukkig – nog niet kan omdat ik er te jong voor ben, maar dat is dan meer in de klassieke wereld. In de musical heb je wel sneller gedaan want er zijn meer rollen voor jongere gasten en meisjes. De interessante rollen komen pas wanneer je ouder bent.

 

Zijn er idolen waar je naar opkijkt of die je eens graag zou ontmoeten?

Janssens Neen, ik heb dat nooit gehad (lacht). Ik was niet iemand die in zijn jeugd posters op zijn muur had hangen van die of die persoon. Je vindt natuurlijk wel bepaalde dingen goed en moest bij manier van spreken Domingo naar onze show komen zien, zou ik er wel een babbel mee willen doen.

 

Heb je nog bepaalde dromen ?

Janssens Ik moet zeggen dat ik eigenlijk redelijk goed zit waar ik ben (lacht). Wat mij betreft is de West End samen met Broadway de top. De West End heeft voor mij zelfs meer betekenis. Er zijn veel mensen die zeggen dat ze naar Broadway willen, maar ik denk niet dat ik graag in New York zou wonen. Voor mij is dat geen betrachting. Ik zou misschien wel graag eens een creatie op West End willen kunnen maken. Ik denk dat iedereen in ons vak dat heeft. Maar het maakt eigenlijk niet uit waar; een nieuwe productie helpen opstarten en daar creatieve inbreng in hebben is ons doel. En mocht dat hier op de West End kunnen met een serieuze rol, dat zou het mannetje wel zijn.



Het gaat niet goed met het onderwijs volgens Frank Furedi
19/10/2007
🖋: 
Auteur

Wat willen wij van de universiteit? Probeer op die vraag maar eens een antwoord te vinden. De Britse (onderwijs)socioloog Frank Furedi doet hier een poging toe in zijn boek 'Waar zijn de intellectuelen?' Zijn mening over de rol van de universiteit heeft echter heel wat kwaad bloed gezet in het academische wereldje.

De furieuze Furedi trekt immers fel van leer tegen zowat alles waar de universiteit voor staat. Het docentenkorps deugt niet en studenten zijn bovenal hopeloze gevallen, om het boek even kort samen te vatten. Deze controversiële visie op onderwijs is voldoende reden voor dwars om Furedi eens bij de lurven te vatten. Een intellectueel debat leverde die ontmoeting niet op, wel onderstaand interview.

 

Wat gaat er mis in het onderwijs, professor Furedi?

Frank Furedi Kennis komt in dienst van de markt te staan, en dat is niet goed. Jongeren worden meer en meer aangemoedigd een cynische houding aan te nemen tegenover ideeën, ze moeten pragmatischer optreden en leren instrumenteel omgaan met kennis. Ik begrijp heus dat iemand naar de universiteit gaat met het oog op een fantastische job. Zolang je uiteindelijk maar beseft wat precies de bedoeling is van je aanwezigheid op de universiteit: het leren. Het is niet alsof je naar de winkel gaat om iets te kopen. Dat noem ik in mijn boek de McDonaldisering van de universiteit; studenten zijn klanten en kennis wordt een product.

 

Meten studenten zich bewust die vermeende consumentenmentaliteit aan?

Furedi Ik merk dat er grofweg drie groepen bestaan op universiteiten. Er is een relatief grote groep, zo’n 25% van de studenten, die niet goed weet wat ze op de universiteit komen doen. Ze zijn daar enkel omdat ze verteld werden naar de universiteit te gaan. Voor hen is het gewoon een verlenging van de middelbare schooltijd. Aanzienlijk minder studenten, zo’n 5 tot 10%, zijn echt geïnteresseerd in wat ze doen. Ze laten zich inspireren door idealisme en nemen zichzelf echt serieus als potentiële intellectuelen. En dan rest er nog de massa: op een goede dag worden deze mensen uitgedaagd door de leerstof. Op een slechte dag worden ze dan weer afgestoten.

 

Waarom is er maar zo’n klein aantal studenten echt geïnteresseerd?

Furedi Daarvoor moet je teruggaan tot het moment waarop kinderen voor het eerst naar school gingen. Vanaf dan worden kinderen opgeleid om geen zwaarwichtige oordelen te vellen. Ze worden verteld dat kennis niet belangrijk is, voor hun eigen goed. Het pragmatisch leren wordt aangemoedigd. Slagen voor een examen is wat telt, en dat diploma halen is het allerbelangrijkste. Een voorbeeldje: op veel scholen wordt literatuur onderwezen. Niet slecht, maar is het niet beter kinderen een liefde voor boeken bij te brengen? Die trend van instrumentele kennis aanmoedigen, begint dus op heel jonge leeftijd en laat zich dan voelen op de universiteit.

 

De schuld ligt dus niet bij de universiteiten maar bij lagere- en kleuterscholen?

Furedi Het is de maatschappij die ons deze erg enge visie van het pragmatische leren opdringt.

 

Verdomming

U wijdt een hoofdstuk van uw boek aan "verdomming". Wat moeten we ons bij die term voorstellen?

Furedi Er komen heel veel nieuwe studenten op de universiteit. Een groot deel van die groep is niet meer in staat de gesofisticeerde dingen te doen die een kleine elite in het verleden wel kon. In plaats van die grote groep tot een fatsoenlijk niveau op te leiden, gaan we het niveau van onderwijs naar beneden halen. Dat bedoel ik met die “verdomming". Concreet betekent dit dat er in bepaalde vakken geen theorie meer gedoceerd wordt omdat mensen er problemen mee hebben. Dat maakt het natuurlijk wel moeilijk om bijvoorbeeld sociologische theorieën te begrijpen. Ook is er het aspect van wat heet social engineering. De maatschappij worstelt met de vraag hoe om te gaan met mensen met sociale problemen of lagere competenties. De oplossing is blijkbaar om ze te laten studeren en dan een papiertje te geven, een diploma, om zo hun positie in de maatschappij te versterken.

 

Onderwijs is toch het middel bij uitstek om mensen met lagere competenties aansluiting te doen vinden met die moderne maatschappij?

Furedi Doordat meer en meer mensen een diploma willen, worden de normen om dat diploma te halen lager gelegd. Het onderwijs wordt gedevalueerd. Er studeren nu meer mensen af dan vroeger, maar hetzelfde niveau wordt niet meer gehaald. Diploma’s die nu uitgereikt worden, representeren niet meer bepaalde kwaliteiten en geven je zo niet de job die je wilt. Een dergelijk diploma krijgen is simpelweg oneerlijk.

 

Dat is een wel erg provocatieve stelling.

Furedi Ik geloof nochtans in de democratisering van het onderwijs. Hoe meer mensen onderwijs krijgen, hoe beter. Maar we mogen het niveau niet uit het oog verliezen. Je gaat nu naar de universiteit, maar krijg je wel de opleiding die je verdient?

 

Wat suggereert u als oplossing?

Furedi We moeten een cultuur creëren die waarde geeft aan ideeën.

 

Dat klinkt nogal abstract.

Furedi Ik geef even een historisch voorbeeldje: zo’n honderd jaar geleden was de universiteit enkel voor de elite weggelegd. Heel wat arbeiders werden autodidact, ook al waren ze maar tot hun dertiende naar school geweest. In Wales leerden mijnwerkers ’s avonds Spaans of verdiepten ze zich in politieke economie. En in Glasgow gingen duizenden mensen naar sessies waar Das Kapital van Marx besproken werd. Mensen wilden toen bij een zekere intellectuele elite horen. En nu moeten we jongeren bijna al naar de universiteit slepen, gewoon omdat dat iets is dat je moét doen. We moeten de bestaande cultuur uitdagen. Eens die cultuur uitgedaagd, kunnen we veel doen.

 

Samengevat: als je nu iets wilt bereiken in het leven, dan kun je best autodidact worden?

Furedi Ik heb wat kennissen met kinderen die naar de universiteit willen. Die vragen aan mij: “Frank, naar welke universiteit moet mijn kind om een goede opleiding te krijgen?” Dan antwoord ik door te vragen of het wel een goed idee is om ze naar de universiteit te sturen. Misschien kunnen ze beter de wereld intrekken om daar iets te leren. Er zijn andere manieren om je intellectueel te ontwikkelen, daarvoor hoef je niet per se naar de universiteit.

 

Infantilisering

In uw boek betoogt u dat universiteiten studenten bewust als kinderen behandelen.

Furedi Dat noem ik de infantilisering van het hoger onderwijs. Discussies op niveau worden maar al te vaak uit de weg gegaan vanuit de aanname dat de gemiddelde mens te dom is om met een complex idee om te gaan. Op mijn universiteit willen ze bijvoorbeeld essays vervangen door ja/nee- en goed/fout-vragen. Geen slecht idee mochten de studenten zes à zeven jaar oud zijn. Maar van twintigers mag je toch wel wat meer verwachten. Veel zaken zijn niet goed of fout, maar zijn ambigu en voor interpretatie vatbaar.

 

Een stelling: deze generatie, de Einsteingeneratie, is niet zo eenzijdig ontwikkeld als uw prototypische intellectueel, maar springt veel veelzijdiger om met informatie en gaat zelf onderzoeken en ontdekken.

Furedi Ik hoop dat dat een foute stelling is. Wanneer er naar die zogenaamde Einsteingeneratie wordt gerefereerd, lijkt het mij vooral te gaan over de toegang tot kennis, niet over de kennis zelf. Bepaalde vaardigheden vereisen een zekere vorm van kennis. Zo moet je weten hoe iets te interpreteren vooraleer je kunt communiceren. Je moet leren kritisch om te gaan met iets wat je ervaart. Als je aan iets betekenis wil geven, moet er een verband zijn met bepaalde ideeën. Die ideeën zijn uiteraard pure kennis, en berusten niet op vaardigheden.

 

Maar is uw soort intellectueel geen achterhaald concept in deze maatschappij?

Furedi Honger hebben naar ideeën blijft uiterst relevant.

 

Deelt iedereen uw opvatting hieromtrent?

Furedi Veel collega’s zijn het met me eens. Zijzelf claimen echter dat ze er niets over kunnen zeggen. Dat is onzin. Je kunt met veel wegkomen. Maar er is een drang om te conformeren. Vaak wordt er hoogstens wat gepalaverd op de achtergrond. Het is zoals in die Supermanstripverhalen: wanneer sommige academici voor me staan zijn ze Superman en kunnen ze de wereld aan. Terug naar hun werkvloer veranderen ze in die saaie journalist Clark Kent.

 

Uw visie is wel enorm provocatief. Denkt u niet dat dat mensen afstoot?

Furedi Veel mensen vinden mijn ideeën controversieel. Toch vind ik heel wat gehoor. Ik voel mezelf dan ook helemaal niet geïsoleerd of in een hoek gedrukt. Er bestaat weldegelijk een draagvlak om tegen de gangbare normen in te gaan. Maar we leven in conservatieve tijden: het conformisme is erg machtig en mensen staan afwijzend tegenover alternatieven. Ze zijn bang neergesabeld te worden als ze eens buiten de lijntjes kleuren. Er is een gebrek aan intellectueel zelfvertrouwen. Neem nu iets als vrijheid van meningsuiting. Er wordt maar al te vaak verteld dat je iets niet kan zeggen. Veel academici conformeren zich daar naar. Het is toch belangrijk dat academici een bepaalde stelling kunnen innemen, ook al gaat die tegen de gangbare normen in. Ik vind het ronduit beledigend wanneer mensen je vertellen voorzichtig te zijn met wat je zegt. Het is net cruciaal iets te kunnen zeggen, ook voor studenten.

 

Ook voor studenten?

Furedi Ben je vertrouwd met het concept "academisch pesten"? Toen ik begon met lesgeven, een hele poos geleden, probeerde ik altijd een dialoog aan te gaan met mijn studenten. Ik gooide een probleem in de groep en vroeg: "Wat denk je ervan?" Zo oefende ik druk uit op studenten. Vandaag wordt dat gezien als een zeer destructieve pedagogische methode. De pedagogische methodes die nu gebruikt worden op de universiteit, lijken zo overgenomen te zijn van de kleuterschool. Lesgevers kunnen hun studenten niet meer confronteren uit angst hen te beledigen of te vernederen. Een dergelijke redenering vertrekt vanuit de premisse dat je tegenover kinderen staat, en niet tegenover jongvolwassenen.

 

Uiteindelijk bevat uw boek een bijzonder positieve boodschap: u lijkt vertrouwen te hebben in de jeugd.

Furedi Er zit een enorm potentieel in de jeugd, maar om iets te verwezenlijken is het noodzakelijk ons opnieuw te oriënteren, een andere houding aan te nemen tegenover de toekomst. Mensen willen serieus genomen worden, zeker als ze jong zijn. De drang om te experimenteren, die energie, de wil aan de toekomst te timmeren, jongeren hebben dat. Ik wil een groter geloof in de menselijke mogelijkheden. Mensen moeten geloven in mensen. Anders gebeurt er niets nuttig. Als iedereen alles als nutteloos omschrijft, wat maakt het dan nog de moeite waard?

 

 

Met dank aan Het Andere Boek



19/10/2007
🖋: 

November belooft een moeilijke maand te worden. De culturele agenda verwacht u namelijk op vele plaatsen tegelijkertijd. Laat dat vooral geen excuus zijn en stijg, tussen de vallende bladeren, boven uzelf uit. Enjoy the show!

Heel de maand door in deSingel: Hitchcock & Pauhof (voor al wie van zowel film als architectuur houdt: maak hier kennis met de ingenieuze decors van de meester van de suspense. Gratis)

 

1-3/11 Monty: de Roovers, ‘Joe’s Ark’ (wachtend op het einde der tijden stelt Joe zich enkele fundamentele vragen, naar een tekst van Dennis Potter)

 

3/11 Roma: BLING BLING

 

9/11 Roma: Flip Kowlier en Tom Pintens (dubbelconcert van de songsmeden, herlees onze interviews met Flip Kowlier en Tom Pintens)

 

9-10/11 Rataplan: Union Suspecte, ‘We People’ (dit heterogene gezelschap scheerde reeds hoge toppen met ‘De leeuw van Vlaanderen’ en ‘Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen')

 

10/11 Zuiderpershuis: Nass El Ghiwane (de ‘Rolling Stones van Afrika’ volgens Martin Scorcese, documentaire en optreden van de Marokkaanse groep)

 

14 en 16/11 Lotto Arena: Bloc Party en The Kaiser Chiefs (de jongste jaren worden we nog eens overspoeld door zo’n goede, oude British Invasion, de exponenten van deze golf passeren vandaag in Antwerpen)

 

14-17/11 Bourla: Wayne Traub, ‘N.Q.Z.C.’ (het slotstuk van Traubs Arkiologie-project: eigenzinnig, polyfoon en vernieuwend theater)

 

16/11 Petrol: Black Uhuru en The Abyssinians (legendarische reggae, from the roots to the Grammy’s)

 

21/11 Film: Ridley Scott, ‘American Gangster’ (omwille van de titel, de setting – Harlem in de seventies – en de cast: Denzel Washington, Russell Crowe, RZA); Francis Ford Coppola, ‘Youth without Youth’ (omdat het Coppola’s eerste film is sinds ‘The Rainmaker’ uit 1997 en omdat u een mysterieuze liefdesgeschiedenis gezellig met uw lief kan gaan zien)

 

22/11 Trix: Minus The Bear (catchy indierock die het ontdekken waard is)

 

30/11 Arenbergschouwburg: Behoud de begeerte- Geletterde Mensen, Dimitri Verhulst (treed binnen in het universum van de jonge god der Vlaamse letteren)

 

BLING BLING

Hiphoppers dragen diamanten. Dat stelde het Diamantmuseum vast en het organiseerde meteen een tentoonstelling (tot 31 december) omtrent de hiphopcultuur en de ‘bling bling’ die als statussymbool wordt gedragen. De Roma neemt ons nog wat dieper mee in de wereld waar beats, breakdance en freestyle, maar ook misdaad, drugs, gangs en andere show-off de plak zwaaien. Op 3 november rappen Jerboa en zijn flow u plat. VK TekNar voegt beeld bij het woord. Later deze maand worden vier documentaires getoond: ‘Bellek’ gaat over Marokkaanse hiphop in de medina. ‘Dutchtouch’ volgt het wereldje in Amsterdam, Rotterdam en helemaal terug naar de New Yorkse bakermat. ‘Tsotsi’ is het Oscar-winnende verhaal van een diefje uit Zuid-Afrika dat door omstandigheden voor een baby moet zorgen. In ‘Rize’ ten slotte maken we kennis met krumping, een knotsgekke dansstijl die vanuit the hood – South Central LA – de wereld verovert.



De Snor van de Maand
19/10/2007
🖋: 
Auteur

Elke maand looft dwars een snor uit aan wie zich succesvol de actualiteit in wist te werken. Wij nemen het op voor mensen die het soms wat hard te verduren krijgen maar toch het hart op de juiste plaats hebben. Zo’n mensen verdienen het warme, gezellige thuisgevoel van een heuse snor. Een gevoel dat zij verder kunnen dragen, naar andere harten, tot heel de wereld blij behaard is. Dan zal B-H-V een lachertje zijn, komt Goed Bestuur op de koffie bij de bingoclub en zullen de koontjes van blonde kindertjes rood glimmen.

Deze maand gaat de snor naar iemand met een internationale reputatie op het gebied van peacekeeping: Erik Prince, de CEO van Blackwater. “Blackwat?” hoor ik u al in koor denken en daar slaat u de bal mooi mis, beste lezer. Blackwater is een artisanaal bedrijfje dat in opdracht van George W. Bush jr. de orde in Irak helpt handhaven. Het staat in voor de bewaking van mensen die wel eens het gevaar lopen door een of andere gekke sjiiet de kop ingeslagen te worden. Tussendoor houdt Blackwater zich onledig met klusjes die te moeilijk zijn voor echte militairen. De troepen vol testosteron rijden met de jongeheer vooruit elk gevaar de weg af. Na de uren wordt er al eens wat liefde aan veertienjarige Iraakse dochters geschonken, en wie neemt dat de jongens van het huurlingenleger kwalijk met moeder de vrouw zo ver weg? Even onterecht zou het zijn om kritiek te leveren op het plundergedrag van Blackwater: tenslotte krijgen de heren maar een schamele duizend dollar per dag. Daar kan je in Bagdad niet eens mee op café.

 

Helemaal te dol werd het afgelopen maand, toen de verzamelde pers en een rits politici eisten dat Blackwater sito presto uit Irak zou vertrekken. Aanleiding was het neerkogelen van zeventien kei gevaarlijke burgers die – als ze niet gewoon aan het wandelen of autorijden waren geweest – vast wel een snood plan hadden. Dan vraag je natuurlijk om een kleine behandeling met meneer repeteergeweer. Iraakse mannen op straat eten je rauw, dat is bekend. Over de vrouwen wil ik het zelfs niet hebben.

 

Het is niet meer dan het recht van de sterkste: richt een bloedbad aan voordat iemand anders er aan denkt dat te doen. Zo werkt de natuur ook, en die is tenslotte door een dieu horlogier in elkaar gepuzzeld. Blackwater is sterk, en heeft het recht dus aan zijn kant. Erik Prince heeft er trouwens genoeg voor betaald tijdens de verkiezingscampagne van Bush, die andere peacekeeper.

 

Erik Prince krijgt de snor van de maand in deze moeilijke tijd waarin zijn bedrijf soms wat schuin bekeken wordt. Omdat hij een lans breekt in menig lastig kind en de wereld bevrijdt van potentiële terroristen (dat zijn die kerels van het Zinloos Geweld). Zo kunnen u en ik gerust slapen, wetende dat er een leger waakt over de wereld. Een leger dat niet terugdeinst en de confrontatie met de menselijkheid zelf durft aangaan. Erik Prince krijgt de snor omdat hij dwars leerde wat moed is.



Vernieuwend armoede-onderzoek aan de UA
19/10/2007

“Een op de acht Belgen is arm”, zo kopten de kranten onlangs naar aanleiding van een congrespaper gepresenteerd op de universiteit van Rotterdam door Caroline Dewilde en Peter Raeymaeckers, beiden verbonden aan de onderzoeksgroep Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASes) van de Universiteit Antwerpen. Niet zozeer de gemeten armoedecijfers waren nieuws, wel de methode die de sociologen hanteerden en hun definiëring van armoede als multiaspectueel fenomeen. Voor hun onderzoek keken Dewilde en Raeymaeckers niet enkel naar het inkomen, maar bepaalden ze ook in hoeverre iemand moeite heeft met de betaling van zijn hypotheek, telefoonrekeningen, gezondheidskosten, boetes of nieuwe aankopen.

Het onderzoek biedt daarmee een alternatief voor de klassieke, statistische methode die de armoedegrens op zestig procent van het mediale inkomen bepaalt. Wie onder die armoedegrens valt – concreet betekent dit voor 2005 een inkomen lager dan 882 euro voor een alleenstaande – wordt in principe als arm beschouwd. "Armoede bestuderen met het inkomen als enige maatstaf is echter zowel inhoudelijk als praktisch gezien problematisch”, stelt Raeymaeckers. Armoede is immers meer dan inkomen alleen. De sociologen pleiten dan ook voor een nieuwe aanpak van het fenomeen armoede want “dé arme bestaat niet,” merkt Raeymaeckers op: “Als men armoede op basis van het inkomen meet, gaat men uit van het bestaan van een homogene groep armen. Elke situatie van armoede is echter verschillend van mens tot mens, want het probleem kan zich manifesteren op uiteenlopende gebieden.”

 

De ongelukkige vier

In het onderzoek staan daarom vier armoededomeinen centraal. Het bouwt daarmee voort op het doctoraat van Caroline Dewilde, dat een onderscheid maakte tussen huisvestingsdeprivatie, financiële stress (het al dan niet kunnen betalen van rekeningen), beperkte financiële middelen en omgevingsfactoren (kwaliteit van de woonomgeving). Ongeveer 5275 Belgische huishoudens werden onderzocht op deprivatie met vragen als ‘Hebt u uw gasrekening in de laatste twaalf maanden kunnen betalen?’ De cijfers waren niet mals: twaalf procent van de Belgen blijkt te maken te hebben met armoede; zes procent in Vlaanderen, achttien in Wallonië en liefst achtentwintig procent in Brussel.

Het onderzoek wees uit dat vooral een gebrek aan financiële middelen een belangrijk armoededomein is. “Twee derde van de armen blijkt over een gebrek aan middelen te beschikken om tot de aankoop over te gaan van een auto, een TV, een wasmachine of uitgaven van meer dan 750 euro”, aldus Raeymaeckers. Verder bracht de studie verschillen in kaart in het domein 'omgevingsproblemen' tussen de Vlaamse arme huishoudens enerzijds en de Waalse en Brusselse anderzijds. Vooral gezinnen van de laatste groep bleken een grotere kans te vertonen op een gebrekkige netheid en bereikbaarheid van de buurt.

 

Armoede is meer dan inkomen alleen.

 

Opmerkelijk is dat inkomen en deprivatie geen logisch verband hebben. Wie arm wordt bevonden volgens de klassieke methode blijkt niet noodzakelijk gedepriveerd, en omgekeerd. Een punt van kritiek op de klassieke methode is dan ook de onvolledigheid van het gemeten inkomen: deze maat houdt geen rekening met componenten als spaargeld, schenkingen en leningen. Verdere bedenkingen omtrent de inkomensgebonden maat betreffen het feit dat het inkomen niet als enige de levensstandaard van een huishouden bepaalt. “Ook diploma’s, sociale vaardigheden en eigendom zijn mogelijke determinanten”, merkt Raeymaeckers op. “Bovendien wordt het armoederisico in grote mate bepaald door sociale zekerheidsuitkeringen, allerhande subsidies en contextuele factoren als regionale prijsverschillen.”

 

Risicogroepen

De gezinsstructuur blijkt een erg grote impact op deprivatie te hebben. Eenoudergezinnen lopen het grootste risico om arm te zijn op de vier eerder genoemde domeinen, maar ook huishoudens waarvan het gezinshoofd chronisch ziek, werkloos of laaggeschoold is, vormen risicogroepen. Het verschil in armoede tussen Wallonië en Vlaanderen is volgens de sociologen niet louter te wijten aan het feit dat er meer risicogezinnen in Wallonië zouden wonen. Een Waal heeft – los van het feit of hij al dan niet tot een bepaalde risicogroep behoort – sowieso meer kans op armoede dan een Vlaming. Wellicht is de specifieke arbeidsmarkt één van de oorzaken voor het grote aantal – en de geringe kansen van – werklozen in Wallonië, maar Raeymaeckers wijst ook de verschillende economische evoluties die Vlaanderen en Wallonië doormaakten als een mogelijke verklaring aan. Verder onderzoek naar de oorzaken van de armoedeverschillen in België is in elk geval vereist.

Wat de mobiliteit uit armoede betreft, leggen beide sociologen een belangrijke taak bij de overheid: “De kansen om uit de armoede te geraken, hangen af van het armoedebeleid en niet van het individu zelf”, aldus Raeymaeckers. Daarbij is een beleid louter gericht op activering niet genoeg. De resultaten tonen aan dat mensen ook ‘arm’ kunnen zijn op basis van hun gezinssituatie, los van het feit of ze een job hebben of niet.

 

De resultaten in een notendop

Het onderzoek van Dewilde en Raeymaeckers toonde aan dat armoede in de eerste plaats begrepen moet worden als een multiaspectueel fenomeen: er zijn verschillende domeinen waarop men arm kan zijn en elk van die domeinen vraagt een andere aanpak. Bovendien wees hun studie op het bestaan van risicogroepen – eenoudergezinnen in het bijzonder – die speciale aandacht van het beleid vereisen. Een belangrijke verdienste van het onderzoek is dat het een alternatief bood voor de klassieke methode die armoede op basis van het inkomen berekent en dat deze studie op die manier een (door het beleid) efficiëntere benadering van de armoedeproblematiek mogelijk maakt.

 

 

Het artikel zal eind december gepubliceerd worden in het Jaarboek van Armoede en Sociale Uitsluiting 2007. De congrespaper kan je opvragen bij de auteurs: peter.raeymaeckers@ua.ac.be of caroline.dewilde@ua.ac.be.



19/10/2007
🖋: 

Tijdens zijn toespraak op de officiële opening van het academiejaar van de Universiteit Gent pleitte rector Paul Van Cauwenberge voor het vak lichamelijke opvoeding. Het zou vanaf volgend jaar een keuzevak worden voor alle studenten van de UGent. Aan onze universiteit is er nog geen sprake van een keuzevak lichamelijke opvoeding. Maar sportfaciliteiten zijn er wel. En veel!

Uit een recente internetenquête is gebleken dat leerlingen op lagere en secundaire scholen te weinig sport beoefenen. Er wordt gevreesd dat dit ook voor studenten in het hoger onderwijs het geval is. Sport is belangrijk, het is goed voor de conditie en de gezondheid. Zo blijkt ook dat mensen die meer lichaamsbeweging hebben minder ongezond gaan leven. Wie wil sporten op de UA moet zich eerst en vooral een sportsticker aanschaffen. Deze sportsticker kost elke student en elk personeelslid 15 euro, waarvan minstens 12,5 euro wordt terugbetaald door de erkende mutualiteiten. Deze sticker verleent je dan toegang tot alle sportfaciliteiten op de universiteit.

 

Op de verschillende campussen van de UA zijn er sportcomplexen. Voor de Stadscampus is er een sporthal die aan de Agora grenst en zich bevindt op de hoek van de Grote Kauwenberg en de Vekestraat. Op Campus Middelheim kan je terecht in de Healthcity in de Middelheimlaan 1 en voor Campus Drie Eiken begeef je je best naar de Azua bij Fort VI. De UA heeft ook twee fitness-centra. Je kan fitnessen in de Healthcity en in Het Eiland in de Zeevaartstraat 10 (vlakbij de Stadscampus).

 

Op de Stadscampus kan je aan badminton, basketbal, volleybal, zaalvoetbal, (tafel)tennis, en vrije sporten doen. Populair zijn Taebolessen die doorgaan op dinsdag van 19u tot 20u en de BBBlessen die daarop volgen, maar ook de streetdance op donderdag van 18u tot 19u. Op Campus Middelheim is er de mogelijkheid om te badmintonnen, squashen, (tafel)tennissen, volleyballen, basketballen, zaalvoetballen. En op vrijdag van 20u tot 22u en zondag van 19u tot 21u kan je er Kendo gaan beoefenen. Voor ploegsporten, tennis, hockey, floorball en turnen moet je op campus Drie Eiken zijn. Op sommige dagen hoef je voor deze sporten op de verschillende campussen niet te reserveren, op andere dagen wel. Dit check je dan best eerst via de website.

 

De UA is duidelijk een sportieve universiteit. Zo blijkt ook dat de UA sinds 2004 de administratie en de organistatie leidt van de International Federation for Interuniversity Sport. Deze organisatie brengt jaarlijks de wereldkampioenschappen voetbal, zaalvoetbal, volleybal en basketbal tot een goed einde. Sport in overvloed, dus haal die sport-outfit boven en trainen maar!



Eigen gelijk eerst
19/10/2007
🖋: 
Auteur extern
Cas Mudde en Wilfried Vandaele

Het aandeel van het Engels aan universiteiten groeit aanzienlijk, meer in de Master- dan in de Bachelorcyclus en meer in Nederland dan in Vlaanderen. Het Vlaamse decreet staat toe dat tien procent van de Bachelorcolleges in een andere taal wordt gegeven, op voorwaarde dat de student desgewenst in het Nederlands examen kan afleggen. Voor de Masters geeft het decreet geen percentage op. De Universiteit Antwerpen wijdt in haar Gedragscode een uitvoerige passage aan het belang van het Nederlands, al pleiten sommigen voor meer internationalisering.

English? Yes, maar met mate!

De vraag of er in het Engels mag worden gedoceerd aan Vlaamse universiteiten is wat mij betreft geen politieke of zelfs ideologische, maar een praktische dan wel logische. Vlaanderen heeft zich ingeschreven in het Bologna-akkoord en de kern daarvan is internationale mobiliteit. Deze is onmogelijk zonder een zekere taalflexibiliteit.

Tegenover de schromelijk overdreven "taalbarrière" staan belangrijke voordelen: slechts door Engelstalige vakken(pakketten) aan te bieden kunnen universiteiten sterke partners voor uitwisselingsprojecten vinden, met name in Groot-Brittannië en de VS. Al gaat een kleine groep UA-studenten op uitwisseling, de thuisblijvers profiteren ook. Engelstalige vakken leiden namelijk tot “internationalisering thuis”: Vlaamse studenten kunnen hier wennen aan een Engelstalige onderwijsomgeving – waardoor ze hopelijk meer zullen kiezen voor een vervolgopleiding in het buitenland – en daarbij profiteren van de actieve input van studenten uit andere landen en culturen. Tot slot maken Engelstalige vakken het mogelijk om buitenlandse docenten aan te werven, wat de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek soms sterk doet stijgen.

Betekent dit dat we toemoeten naar “Nederlandse toestanden” waarin de meerderheid van het universitair onderwijs Engelstalig is? Nee! Ik vind dat een land een basisopleiding in haar eigen taal moet aanbieden. Concreet betekent dit voor mij dat je de opleidingen tot en met de BA in het Nederlands moet kunnen volgen, en daarbinnen een beperkt vakkenpakket in het Engels mag worden aangeboden.

Wat niet meer tot de basisopleiding hoort, moet minder strikt geregulariseerd worden. De vrijheid van instructietaal is essentieel voor het overleven in een steeds dynamischere (onderwijs)wereld. Want als de Vlaamse studenten ooit echt mobiel worden, en de Vlaamse overheid rigide blijft vasthouden aan haar huidige bekrompen taalpolitiek (dit geldt overigens ook voor de UA zelf), dan zullen de Masterprogramma’s snel gereduceerd worden tot kleine, matige en sterk homogene schoolklasjes.

 

Cas Mudde is hoofddocent aan het Departement Politieke Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen.

 

Diversiteit niet ten koste van het Nederlands

Aangezien de Commissie zelf nog geen standpunt heeft ingenomen over de resultaten van het recente onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het CVN, kan ik enkel mijn persoonlijke mening geven. In mijn ogen is de waargenomen groei van het Engels (vooral in Nederland) alarmerend.

Ik ben voor het behoud van het Nederlands als volwaardige taal, dit wil zeggen een taal die wordt gebruikt in alle domeinen van de samenleving en van het menselijke handelen, dus ook in de wetenschapsbeoefening en het onderwijs op elk niveau. Anders verliest het Nederlands aan status, wat slecht is voor haar ontplooiingskansen en dus slecht voor de diversiteit.

We gaan ervan uit – en alle beleids- en opiniemakers doen dat blijkbaar – dat verscheidenheid, “diversiteit” is het hippe woord, een rijkdom is. Helaas lijken sommigen te vinden dat die diversiteit enkel belangrijk is als het om andere talen en culturen gaat, niet om de onze. Vlaanderen heeft altijd al moeten vechten voor de positie van het Nederlands in het maatschappelijke leven. Dit in tegenstelling tot Nederland, waar – mede door een traditie van internationaal gericht zijn – het Nederlands sneller terrein verliest dan bij ons. Dat betekent nog niet dat wij dezelfde weg moeten inslaan.

Ik heb er geen enkel probleem mee dat in de Master na Master volop Engels wordt gebruikt. In de Bachelors en Masters echter moet het Nederlands de eerste taal blijven. Uitzonderingen kunnen gastcolleges van buitenlandse professoren zijn of bepaalde specifieke colleges die studenten internationaal oriënteren. Wel moeten alle cursussen in het Nederlands beschikbaar zijn.

Begrijp me niet verkeerd: ik ben een groot voorstander van internationalisering en van het Engels als lingua franca. Maar daarom hoef je de moedertaal niet los te laten.

 

Wilfried Vandaele is algemeen secretaris van het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CVN).



Archeologie in Antwerpen
18/10/2007
🖋: 

Zand, keien, wat zwerfafval en een leegte temidden van gebouwen is het eerste dat opvalt in de Bogaardestraat, een zijstraat van de Kammenstraat. De hekken die de leegte omringen nodigen ook niet uit om verder te kijken. En toch, voor de oplettende voorbijganger kan er zowaar een andere wereld open gaan. Een wereld van het verleden, want het gaat hier om een archeologische opgraving in het centrum van Antwerpen.

Het zal de duiven van de Bogaardestraat niet uit hun slaap houden, maar archeologen kunnen hun geluk niet op. Zij hebben immers de restanten van een huizenblok uit de zestiende eeuw kunnen blootleggen. De huizen werden eerder al afgebroken, maar de kelders ervan bleven bestaan en laten vandaag een doolhof van muren zien: rode bakstenen en zand bepalen het kleurbeeld. In één van de vroegere kelders (nu een rechthoekige ruimte zonder dak) is echter een witte betonnen muur te zien. Vreemd, want de mensen uit de zestiende eeuw kenden geen beton zoals dat nu gebruikt wordt. Ze konden mortel maken, een voorloper van het tegenwoordige beton, maar dat ziet er niet hetzelfde uit. Het blijkt hier toch te gaan om modern beton, aangebracht in de twintigste eeuw op de ongeveer vierhondervijftig jaar oude muur. De kelders zijn wel in de zestiende eeuw gebouwd, maar hebben tot in de jaren 1970 dienst gedaan als opslagruimte. Moderne bewoners van de huizen boven de kelders hebben ermee gedaan wat ze wilden, bijvoorbeeld een laagje beton ertegen gezet.

 

Op de opgravingssite zijn verschillende putten te zien. In één daarvan vonden archeologen botten van een konijn, een vogel en visgraten. Dat wijst erop dat het in vroegere tijden waarschijnlijk een afvalput is geweest. Een andere plaats diende volgens de archeologen als beerput. Het is niet zo’n fris verhaal, maar wel interessant: door de inhoud van de oude beerput te onderzoeken kunnen deskundigen meer te weten komen over de eetgewoontes van de inwoners uit vorige eeuwen.

 

Naast een huizenblok is er ook een pottenbakkerij geweest, denkt de afdeling archeologie van Antwerpen. Die zou gesitueerd zijn in de Schoytestraat, die haaks ligt op de Bogaardestraat. In de zestiende eeuw trok de bloei van Antwerpen ambachtslieden aan en ontstond de productie van majolica, een soort luxe aardewerk. Deze kunstvorm komt oorspronkelijk uit de landen rond de Middellandse Zee en is te herkennen aan het gebruik van veel verschillende kleuren.

 

Op een andere plaats in het centrum zijn ook restanten van vroeger leven gevonden. Zo kwamen er overblijfselen van een minderbroederklooster aan het licht naast de Academie voor Schone Kunsten in de Mutsaardstraat. Een rechthoekige site van ongeveer tien bij vijftien meter vol aarde spreekt niet direct tot de verbeelding; een graafmachine, veel lawaai en een handvol werkmannen wekken de indruk van een gewone bouwwerf. Niets is minder waar: archeologen stuitten hier op drinkbekers en glasscherven uit de zestiende eeuw en op oude muren van een vijftiende-eeuws klooster.

 

Een paar straten verder op het Falconplein en in de Falconrui – waarschijnlijk de oudste van de drie genoemde sites – zijn deze zomer ook vondsten gedaan. Onder het nog bijna stroperige asfalt en de nieuwe kasseien op het Falconplein bevinden zich funderingen en muren van een nonnenklooster. Dit liet de edelman Falco de Lampagne bouwen in de veertiende eeuw. Onderzoekers haalden hier onder andere sieraden, een haarspeld, glaswerk, drinkbekers, een raamkozijn met glas in lood en een beeldje van een madonna met kind boven. Opletten bij de volgende bouwwerf is dus de boodschap!