Antwerpse alumni diplomatie richten e-magazine op
11/11/2015
🖋: 

Afgelopen zomer deed een gloednieuw Engelstalig e-magazine over internationale betrekkingen zijn intrede op het wereldwijde web. Gemaakt door alumni en studenten van Universiteit Antwerpen, moet International Perspective een platform worden voor jongeren om hun opinies, kennis en ervaringen over internationale politiek te delen met elkaar en met de wereld. "Een toe te juichen initiatief", zo vindt Dirk De Bièvre, voorzitter van de opleidingscommissie van Internationale Betrekkingen en Diplomatie aan Universiteit Antwerpen. "Het vormen van analyses en meningen en het neerschrijven daarvan is exact wat een universiteit studenten bij wil brengen. Als studenten die vaardigheden dan nog eens uit zichzelf verder willen ontwikkelen na en naast hun opleiding, dan kunnen wij als proffen fier vaststellen dat de vonk is overgeslagen."

Jorn Vennekens is één van de oprichters van International Perspective (IP) en is sinds september afgestudeerd als master in de internationale betrekkingen en diplomatie aan Universiteit Antwerpen. Samen met enkele medestudenten kwam hij op het idee om een onlinemagazine op te richten waarin afgestudeerde en afstuderende studenten hun analyses en opinies kwijt konden over internationale betrekkingen. “Het idee ontstond toen we met vier maten op café zaten”, vertelt Jorn. “Tussen pot en pint hebben we toen de ambitie uitgesproken om een soort blog te beginnen over internationale betrekkingen. Al snel is dat plan op de middellange termijn geschoven door de grote werkdruk van onze opleiding, maar deze zomer zijn we serieus aan de slag gegaan met het concept en zo is IP ontstaan.”

 

De drie I's van IP

“Zelf heb ik tijdens mijn studie Internationale Betrekkingen ontdekt waar mijn passie ligt. Door wat ik heb geleerd in die opleiding werd het erg frustrerend om te zien hoe mainstream media zich in hun verslaggeving over IS laten leiden door sensatiezucht in plaats van door degelijk journalistiek onderzoek. Met IP hopen wij vanuit onze academische achtergrond complexere betogen te voeren op een gedegen manier om zo ook de waan van de dag wat te overstijgen.”

 

“IP heeft drie centrale doelstellingen: inspireren, informeren en interesseren”, vertelt Jorn. “We noemen ze de drie I’s van International Perspective. We geloven dat de bagage die wij als studenten hebben opgebouwd, waardevol is voor het debat: we willen in de eerste plaats informeren. Daarnaast willen we studenten en jongeren ook inspireren om meer te praten over internationale betrekkingen, liefst door met elkaar in dialoog te gaan. We zijn actief op Facebook en we treden daar graag in discussie over onze artikels. Tenslotte heeft IP ook de ambitie om potentiële werkgevers te interesseren door ze te tonen wat we in ons mars hebben.”

 

Naast allerhande artikels over internationale betrekkingen, wil IP met haar website ook de zoektocht naar een stageplaats faciliteren. Het is tegenwoordig niet eenvoudig om een goede stageplek in de internationale betrekkingen te vinden waar je van kan bijleren én voor wordt betaald. “Het is de bedoeling dat we vanaf volgend jaar op IP allerlei informatie samenbrengen over stages, vacatures en nuttige opleidingen over verschillende steden heen”, aldus Jorn. “Het is nog steeds moeilijk om hierover gecentraliseerde informatie te vinden, ondanks de inspanningen van proffen zoals David Criekemans. Zelf loop ik nu stage aan de Belgische ambassade in Tel Aviv, een geweldige ervaring!”

 

UA doet zijn duit in het zakje

De oprichters van IP geloven dat er nood is aan een forum waar jongeren met een mening over internationale politiek gehoord kunnen worden. Professor Tom Sauer van Universiteit Antwerpen onderschrijft het belang van zo’n forum: “Het is voor pas afgestudeerden niet altijd makkelijk om opiniestukken gepubliceerd te krijgen in dagbladen, laat staan wetenschappelijke tijdschriftartikels te publiceren. Dit forum biedt een alternatief, een eerste opstapje naar meer. Het is daarnaast ook een manier om hun masterproef, waar ze toch veel tijd hebben ingestoken, aan een groter publiek kenbaar te maken.”

 

Jorn Vennekens

Jorn Vennekens

 

De onderwijsraad van Internationale Betrekkingen en Diplomatie heeft dan ook besloten om het project van International Perspective financieel te steunen. “Natuurlijk gaan wij zo’n initiatief ondersteunen!”, roept professor Dirk De Bièvre me enthousiast toe. “Het schrijven aanmoedigen is immers enorm waardevol. Standpunten en redeneringen systematisch neerschreven is een kwestie van oefening. Durven fouten maken en erover in discussie gaan is de basis van het leren denken. Dat horen wij als universiteit te doen.”

 

Maar vinden proffen tussen het lezen en schrijven van al die A1-tijdschriften door ook nog de tijd om een kijkje te nemen in het e-magazine van IP? Dirk De Bièvre: “Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik nog geen artikel heb kunnen lezen. Ter mijner verdediging, ik was afgelopen jaar op sabbatical en het begin van het academiejaar vergt altijd verspreide aandacht. Maar ik ga er hoe dan ook binnenkort één lezen!” Tom Sauer is wel lezer van het eerste uur: “Ja, ik heb er al gelezen. De kwaliteit was behoorlijk goed, al ging ik inhoudelijk niet altijd akkoord. Maar dat laatste hoeft natuurlijk niet.”

 

Valkuilen

Ondanks al de enthousiaste reacties en de steun van de universiteit beseft Jorn dat er ook valkuilen liggen voor het prille project. "De grootste uitdaging zal er voor IP in bestaan om mensen te blijven vinden die zich vrijwillig willen engageren." Omdat ze voornamelijk werken met jonge mensen die net zijn afgestudeerd of op het punt staan af te studeren, ligt het bovendien niet voor de hand medewerkers te vinden die ook nog eens een engagement willen aangaan dat langer duurt dan een jaar. Twintigers hebben het altijd te druk en wie net een eerste job heeft gevonden, wil zich natuurlijk het liefst volledig daaraan toewijden. Professor De Bièvre erkent dit: "Dat is inderdaad een eerste drempel waar ze over moeten, maar het loont zeker om mee te werken aan een e-magazine als IP. Ik ben ervan overtuigd dat potentiële werkgevers zoiets erg op prijs stellen."

 

Hoe dan ook is International Perspective een belangwekkend initiatief. Voorlopig is het het enige volwaardige magazine in Vlaanderen speciaal voor alumni van Internationale Betrekkingen en Diplomatie, iets om fier op te zijn. Toch blijft het lezerspubliek hopelijk niet beperkt tot deze selecte groep studenten, want ondanks het nog schaarse aantal publicaties bewijst IP nu al over een breed scala aan topics te beschikken. Zo leidt een bezoekje aan hun site niet alleen naar artikels over de kwestie Assad en de crisis in Ecuador, je vindt er ook een stuk over de geopolitieke gevolgen van onze consumptie van smartphones en een analyse over de manier waarop het internationaal drugsbeleid ongelijkheid tussen staten in de hand werkt. Studenten hoeven dus zeker geen opleiding diplomatie te volgen om hun oneindige dorst naar kennis te gaan laven op www.internationalperspective.be!



over zijn passie voor schrijven, zijn gezin en K3 zoekt K3...
11/11/2015
🖋: 

De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken; wat zijn/haar docent zoal op zijn brood smeert bijvoorbeeld. Prof. dr. Herman Van Goethem, hoogleraar aan het departement Rechten en Geschiedenis, wordt deze maand bestookt met vragen.

U heeft als student de studierichting Rechten met een opleiding Geschiedenis gecombineerd. Vanwaar kwam deze stevige beslissing?

Ik deed Rechten graag, maar Geschiedenis nog zoveel liever. De studierichting Rechten was ik reeds begonnen. Om mijn beide interesses te kunnen uitbouwen moest ik dus het andere er dan maar bijdoen. Het was voortvarend, en het lukte nog ook. Een semestersysteem zoals dat nu voorkomt bestond toen nog niet. Bijgevolg deed ik in juni dus de examens Rechten en in september waren die van Geschiedenis aan de beurt. ‘Zot gestudeerd’ was ik nog net niet, maar ik hield er wel nachtmerries aan examenperiodes aan over. Die zijn me nog vele jaren lang blijven achtervolgen.

 

Wat is het favoriete boek uit uw kindertijd?

Als kind van zowat twaalf jaar was ik heel diep onder de indruk van Hector Malot, Alleen op de wereld. Ik zie dat boek nog zo voor mij.

 

Wat is voor u het meest boeiende vak voor u om te onderwijzen? 

‘Politieke en Institutionele geschiedenis van België’ sluit helemaal aan bij mijn onderzoek en is ook een vak dat de studenten erg boeit. Zij leren wat zich vandaag afspeelt te begrijpen vanuit de geschiedenis. Dit vak is ook een leerschool in politiek, politieke strategie en beleid. Ik heb ook altijd de stille hoop dat mijn cursus studenten later op het pad zal zetten van beleidsvorming, vanuit een inzicht in de maakbaarheid van de samenleving.

 

U werkt momenteel als conservator voor Kazerne Dossin in Mechelen en u bent ook bezig met een onderzoek naar de collaboratie van de Vlaming tijdens de Tweede Wereldoorlog… Heeft deze periode nog wel geheimen voor u?

Oh ja! Ik blijf nog steeds bijleren en andere perspectieven ontdekken. Ik schraap nog veel meer op teksten die ik al zolang ken, zie zoveel meer. Op dit moment werk ik ook aan een boek Antwerpen 1942, waarin vele nieuwe inzichten over de Tweede Wereldoorlog in een bezette stad aan bod komen.

 

Neemt u vaak een selfie?

Dit is niet echt mijn wereld, maar kijk, jullie vroegen om een foto. Hier dus een selfie.

Een lichte spanning om de mond omdat ik denk ‘is dat het knopje?’

 

Met welke historische figuur zou u eens graag een bad willen delen? 

Ik verkies toch de douche. Maar samen met Winston Churchill misschien? Nee, laat het dan liever een dame zijn! Ik denk dan bijvoorbeeld aan Madame de Sévigné, om van gedachten te wisselen over de 17de eeuw. In eer en deugd, uiteraard. Eerlijk gezegd zou ik liever aan tafel zitten voor een fijn en gezellig diner. En dan ga ik toch voor Churchill.

 

Nu Sinterklaas weer in het land is, welk standpunt neemt u in binnen de discussie rond Zwarte Piet?

Ik ben het er over eens dat dat vandaag echt niet meer kan. Er leeft nu namelijk een aanvoelen in die zin waar men niet langer onderuit kan. Maar vooral het fenomeen van de contestatie zelf vind ik enorm interessant. Het zegt ons iets over de wereld van vroeger en die van nu.

 

Wat is uw favoriete drankje?

Ik drink graag rode wijn en heb ook het voordeel geen wijnkenner te zijn. De zeldzame fles die naar kurk smaakt haal ik er wel meteen uit.

 

Hoe ziet een (rustige) zondag eruit voor iemand met zo’n enorm drukke agenda als uzelf?

Lang slapen, ontbijt met ‘pistolets’ en koffie, de krant en een fijne uitstap. Dan wel liefst een stad of een tentoonstelling. Ik ben niet echt een natuurmens. Op zondag is er ook vaak gezinsreünie. Dat is voor mij altijd wel een topmoment.

 

Als u bij een artiest of artiestengroep mee op het podium zou mogen gaan… Bij wie zou dat dan zijn?

Graag een tweeakter met Josse De Pauw (Vlaams acteur, filmregisseur en theatermaker). Ik ga in elk geval voor toneel. Het woord, niets dan het woord.

 

Bent u een echte familiemens?

Oh ja! Ik ben al heel lang gelukkig getrouwd (ik heb mijn vrouw aan de haak geslagen op de unief en ik geef soms colleges in het lokaal waar wij naast elkaar zaten). Samen hebben we vier kinderen die het allemaal goed stellen. My home is my castle, daar behoud ik het evenwicht dat we allemaal nodig hebben. Met de voeten op de grond.

 

Wat is uw guilty pleasure?

K3 zoekt K3, en nog meer van dat. Heel soms! Maar enkel om in gezinsverband te kijken want dan wordt het gegarandeerd een vrolijke avond. Ik bleef wel steeds de zes finalisten met elkaar verwarren en had het ook steeds over de ‘proclamatie’ van K3. Na al die jaren hoort dat er dan weer bij zeker?

 

Wat is uw allergrootste fobie?

Een fobie heb ik niet echt, maar ik heb wel veel passies. De belang- rijkste is wellicht: schrijven. Woord en tekst, dat drijft me. Ik ben ook een gepassioneerd verzamelaar: oude foto’s, gravures van Antwerpen enzovoort. Als ik eens een tijd niet schrijf dan begin ik weer te verzamelen. Het zal wel verband houden.

 

Last but not least, met de auto of op de fiets?

Ik gebruik zo min mogelijk de auto, kom altijd naar de universiteit per fiets. 

 

Met dank aan geliefd professor Herman Van Goethem!



de dwarsdoorsnede
10/11/2015
🖋: 

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat ermee langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. In een nostalgische bui en vastberaden de veroordelende blikken achter zich te laten, trok redactrice Natasja naar Ay Ramon! van Stijn Coninx en Hugo Matthysen.

Sinterklaas hangt aan een schoorsteen (still uit Ay Ramon!)Een van de grootste voordelen aan redacteur zijn, is ongetwijfeld dat je ongegeneerd naar die laatste nieuwe kinderfilm kan gaan kijken – “Ik moet hierover een recensie schrijven, mevrouw” – zonder eerst nog ergens een klein neefje te moeten opscharrelen bij wijze van excuus. Al is nostalgie in het geval van de nieuwe én eerste Vlaamse Sinterklaasfilm wel voldoende reden voor een cinemabezoek. Als grote fan van Dag Sinterklaas wilde ik een film met de échte Sint en Piet in de hoofdrollen absoluut niet missen, en met de huidige discussie rond de kleur van Zwarte Piet zou het ook op politiek vlak nog interessant kunnen worden. De trailer zag er alvast veelbelovend uit.

 

Eenmaal in de zaal – het notitieboekje ostentatief op mijn schoot, toch nog eens voor de duidelijkheid – bleek ik inderdaad enkel omringd door enthousiaste min-tienjarigen en meegesleurde ouders. Gelukkig zorgde de film meteen voor de juiste sfeer, ondanks het weinig spectaculaire begin. Niemand had ooit eerder het kasteel in Spanje en de binnenkant van de stoomboot te zien gekregen, en dat was ook al spannend op zich. En er werden nog meer goedbewaarde geheimen blootgegeven.

 

 

Zwarte Piet had namelijk een 'groot probleem': zijn pot zwarte verf was nergens te bespeuren. Hij biechtte op aan Sinterklaas dat hij daarmee al jaren zijn gezicht een donkerdere tint gaf, omdat de roet van de schoorstenen niet zwart genoeg kleurde. Gelukkig maakte het de Goedheiligman helemaal niet uit welke kleur het gezicht van zijn beste vriend had, en kon het bonte gezelschap eindelijk naar België vertrekken. In nog geen minuut tijd was zo de hele politieke Zwarte Pietendiscussie van tafel geveegd. Een geniale en vooral heel simpele overgang van het traditionele personage naar een nieuwe, aan de huidige maatschappij aangepaste Zwarte Piet. Benieuwd welke reacties nog zullen volgen. Of, in de woorden van scenarist Hugo Matthysen, of er weer “om het zacht uit te drukken bezorgd zal worden gereageerd op Facebook en aanverwante riolen”.

 

Na dit politiek correcte intermezzo vertrekt iedereen op weg naar België. Sinterklaas, Zwarte Piet, de meid Conchita en de twee kapiteins met de stoomboot. Paardenverzorger en charmezanger Ramon Iglesias die gaat met Slechtweervandaag over land, zodat het paard niet zeeziek zou worden. Het verhaal is simpel: Ramon wordt achtervolgd door Tikkelotje, een onuitstaanbaar gillend meisje dat hem ontvoert en in haar theater wil laten optreden. De rest van het bonte gezelschap gaat naar hem op zoek, maar ook zij lopen een voor een in de val. Uiteraard is Sinterklaas uiteindelijk de grote held van het verhaal, die er met behulp van een alleenstaande moeder, een paar mandarijntjes als beloning en een beetje magie in slaagt iedereen weer te bevrijden. En met wat freudiaanse inspiratie, want aan de hand van de brieven die iedereen hem ooit heeft geschreven kan hij achterhalen wie er stouter was dan de andere kindjes.

 

 

Sinterklaas moet zonder Slechtweervandaag het dak op (still uit Ay Ramon!)

Sinterklaas bedwingt de Antwerpse daken noodgedwongen zonder Slechtweervandaag

 

 

Gelukkig maken de kleurrijke personages de zwakke verhaallijn wel meer dan goed. De casting is fantastisch met Lucas Van den Eynde als de verwarde professor, die zijn bord opeet in plaats van zijn boterham met kaas, Warre Borgmans als bevriend kapitein die houten benen uitdeelt, Tom Van Dyck en Adriaan Van den Hoof als stuntelige kapiteins van de stoomboot, en uiteraard Jan Decleir en Frans Van Der Aa als de echte Sint en Piet zoals wij die kennen. Het is wel vooral Pieter Embrechts die met zijn Spaanse tongval en aanstekelijke liedjes de show steelt als de vrolijke zanger Ramon. De andere hoogtepunten van de film: de kinderlijke maar mooie special effects, de geniale liedjesteksten en dialogen van Matthysen – “Lief paard, wat gaan we doen met uw pony? Een middenstreep of een zijstreep?” – en de kleine gastrol van Bart Peeters mét de rode sjaal en Paddingtonjas uit Dag Sinterklaas.

 

Als je op zoek bent naar spannende actie en een goede plot, kom je voor Ay Ramon! beter niet uit je zetel. Wie gewoon zin heeft in vrolijk entertainment, aanstekelijke muziek en een vleugje nostalgie, is gelukkig wel aan het juiste adres. Geen alibi? Misschien is je kleine neefje verrassen op een cinemabezoekje toch geen slecht idee...

 

 

 



mens sana in corpore sano
10/11/2015
🖋: 

Student en sport. Vloeken deze woorden? Nochtans leuzen genoeg om je te laten inspireren: van de gouwe ouwe ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ tot ‘zweet is slechts vet dat huilt’ of de gevleugelde woorden van Rocky Balboa: “It ain’t how hard you hit. It’s about how hard you can get hit and keep moving forward.” Neen? Weten ze je niet te raken? Te lui, te hard geleerd, te veel gefeest? Ik begrijp het en wil helpen. Daarom beoefen ik iedere maand een sport in jouw plaats. En laat dat stereotiepe potje voetbal of tennis maar varen; ik volg de mindset ‘hoe gekker hoe beter’. Deze maand de magische sport zwerkbal.

Dat ik nooit in de voetsporen van Harry Potter zal treden, weet ik wel zeker. Woon ik in Groot-Brittanië? Nope. Draag ik een markant litteken in de vorm van een bliksemschicht op mijn voorhoofd? Nuh-uh. Leven mijn ouders nog? Gelukkig wel. Zou ik, als ik in een treinstation met mijn bagage tegen een pilaar zou rijden, uitkomen op perron 9 ¾? Hoogst onwaarschijnlijk. Neen, de trip naar Zweinstein zit er voor mij niet in.

 

Dat betekent niet dat ik ga zitten kniezen voor de opening van de schoorsteen, wachtend tot een uil binnen vliegt met de verlossende uitnodiging in zijn snavel geklemd. Neen, tijd voor actie. Ik google ‘Harry Potter in real life’ en ontdek talloze filmpjes en blogs van fans met dezelfde aspiraties als ondergetekende. Al snel valt mijn oog op de perfecte tovenaarsbezigheid die niet alleen de magie van het Harry Potter-universum omvat, maar ook aansluit bij de column die ik schrijf: zwerkbal.

 

Fans hebben de magische sport namelijk naar de wereld van de dreuzels vertaald. Mijn zoektocht op Google levert de volgende informatie op: tovenaars op zwevende bezems ruimen plaats voor iets minder magische jongelui die rondlopen met een pvc-buis tussen de benen. Drie schamele hoepels aan weerszijden van het veld dienen als doelen en trefballen vervangen de zogenaamde Beukers. De Gouden Snaai tenslotte is geen bal maar een neutrale speler gehuld in een gele outfit, die een tennisbal aan zijn broek heeft hangen. Magisch of niet, het kan me geen zier schelen. Mijn nieuwsgierigheid is dermate aangewakkerd dat ik in allerijl een mailtje stuur naar de voorzitter van een zwerkbalploeg gevestigd in een stadsdistrict van Antwerpen. Mijn verzoek is simpel: kan ik een avondje komen zwerkballen?

 

Dagenlang wacht ik op antwoord. De refreshknop van mijn mailbox schreeuwt om rust. Maar ik zal niet stoppen voordat de buit binnen is. Ik zal geen genade tonen voordat ik zwerkbal. Radeloos geworden en bezwijkend onder de stress, kijk ik een derde maal de acht films achter elkaar. Weken, maanden, het lijken wel jaren die verstrijken. Dan, op een ogenschijnlijk ordinaire namiddag, twee dagen nadat ik mijn verzoek heb verzonden, verschijnt de verlossende respons van de voorzitter in mijn inbox. Het antwoord is affirmatief: ik mag mee zwerkballen. Als ik een Griek was geweest, had ik ter plaatse de sirtaki gedanst en vijf borden stukgesmeten. Maar ik ben echter een nuchtere Belg, die doet zoals iedere Belg zou doen in een situatie van intens geluk: eens lekker gaan eten. Het kan eraf.

 

De zwerkbaltraining gaat door op een zaterdagavond. Donderdag heb ik alles al klaarliggen. Sportkleren? Check. Schoenen die tegen modder kunnen? Check. Pvc-buis? Check. Ik ben er klaar voor. Niets staat me in de weg om te zwerkballen. Niets staat me in de weg om mijn droom te verwezenlijken.

 

De volgende dag is pikzwart. Depressie. Armoe. Ik zit in zak en as. De voorzitter heeft me net laten weten dat de training van zaterdag niet doorgaat. De ploeg doet namelijk mee aan het Belgisch kampioenschap zwerkbal. Ik ben met stomheid geslagen. Dat er voor deze sport kampioenschappen bestaan, heeft allesweter Google me niet verteld. Ditmaal gooi ik effectief vijf borden stuk.

 

Een hele tijd laat ik het zwerkbal links liggen. Ik kan de sport niet horen, zien of ruiken. Vrede op aarde? Niet met de zwerkballers. Belgisch kampioenschap, wat denken ze wel? Flauwekul. Overal zal ik haat spuien over deze belachelijke Harry Potter-bezigheid. Wanneer er over zwerkbal gelachen wordt, zal ik het hardst lachen en het luidst. Want wie wil er nu zwerkballen? Welke halvegare, welke idioot heeft de interesse, zou uit eigen wil, zou er alles voor doen om ...

 

Ik meen het niet. Wat ik hiervoor over zwerkbal geuit heb strookt niet met hoe ik werkelijk over de sport denk. Is het fair dat ik mijn frustraties uit tegenover de zwerkbalspelers? Helemaal niet. Ook zij jagen hun dromen na en wie ben ik om hun dat kwalijk te nemen? Een driftig studentje dat zijn artikel niet afkrijgt? Ik denk het wel. Wanneer ik op zondagmorgen de facebookpagina van de zwerkbalploeg in kwestie open en zie dat een van hun teams daadwerkelijk Belgisch kampioen is geworden, ben ik zelfs oprecht gelukkig. Al mag ik dan voor altijd een dreuzel blijven.



over Nello & Patrasche, Rubens en Westmalle
10/11/2015
🖋: 

U krijgt ze allemaal wel eens, mails die een uitnodiging voor een evenement bevatten waarbij je niet goed weet wat precies dit evenement eventueel met uw persoontje kan linken. Ik krijg ze ook. Ze zijn vaak het lot beschoren de spam-map te gaan bevolken. Dit gebeurt nogal eens met mails afkomstig van de pastorale dienst. De katholiek in mij is niet bepaald vurig aanwezig of ambitieus en verder heb ik jammer genoeg de gewoonte die mails nogal snel richting de prullenbak te slepen. Na de onwijs interessante avondlijke uiteenzetting rond het thema voluntourism (lees er alles over in dwars 98), nam ik me voor om voortaan de mails van de dienst vaker onder de loep te nemen.

nocturne in de kathedraalDe eerstvolgende mail van de pastorale dienst had als onderwerp “Nocturne in de kathedraal”. Chauvinistisch als ik ben, werd na mijn nieuwsgierigheid ook mijn aandacht gewekt door het woord 'kathedraal'. De poster in bijlage versterkte dit effect nog eens. Daarop stond namelijk een tekening van de moeder aller kerken in het avondduister te pronken. Prachtig gebouw, die Onze-Lieve-Vrouwe-Kathedraal. Ook wel bekend als het mooiste gebouw in Antwerpen. Eveneens gekend als de enige Vlaamse toren mooier dan het belfort van Brugge. Brugge, u overigens welbekend als de mooiste stad van Vlaanderen, na Antwerpen welteverstaan. U ziet het, geen toevalligheden hier, de cirkel is rond. En alsof dat allemaal niet genoeg was om mij te overtuigen de bestanden in deze mail verder te exploreren, stond enigszins centraal in het inleidende tekstje de term Westmalle en in die vloeibare vorm wil ik het woord Gods al eens graag tot mij nemen. In opdracht van dwars (lees: als excuus om Westmalle te gaan consumeren) zakte ik dus af naar de wijsvinger van Antwerpen. Bleek dit weer eens een goede beslissing. Ieder van ons kent de 123-meter hoge toren en de omlijsting van de kathedraal, met het ijsbolletje in het midden op het dak. Maar wie is er al daadwerkelijk binnen geweest? Ongelooflijke meesterwerken hangen hier ter uwer beschikking, uiteraard van Pieter Paul Rubens, maar wist je ook dat er sinds kort een Jan Fabre staat te glimmen?

 

 

Er was een vrij breed programma voorzien voor de nocturne. De kathedraal werd immers maar enkele uurtjes opengesteld voor ons. Last-minute werd het programma zelfs tweetalig aangeboden, een uitgestoken hand naar de talrijke Erasmusstudenten die afgezakt waren naar de kathedraal. Wat er dan op het programma stond? Rondleidingen, het praatcafé met de Westmalle-begeleiding, de vertoning van Nello en Patrasche en een optreden van het Amahoro-koor. Verder was er natuurlijk ook plaats voorzien voor bezinning in de stilteplek. Voor wie de namen Nello en Patrasche geen belletje doen rinkelen, check zeker eens A dog of Flanders (1871). Het verhaal over de arme jongen en zijn trouwe viervoeter is in Japan uitgegroeid tot een waar cultverhaal over barmhartigheid.

 

de hongerigen spijzen

Bij binnenkomst trakteerden Gert Van Langendonck en de zijnen ons op zelfgemaakte soep met brood, een lekker warme vitaminebom die uiterst welkom was in dit stilaan barre weer. De gulle gift stond in lijn met het thema 'barmhartigheid' dat de rode draad vormde doorheen de nocturne. Ik startte met de rondleiding langs de werken en symbolen van de kerk. De priester die de toer gaf, was een van de meest begeesterde sprekers die ik ooit voor mij had. Je hebt van die sprekers die je aandacht zonder verpozen weten vast te houden. Hun vurige passie zorgt ervoor dat een thema zo gebracht wordt dat zelfs de meest gedesinteresseerde persoon zich in hun stem verliest. Hij was tevens gewoonweg hilarisch. “Rechts voor ons bevindt zich de hel, het is er vrij warm, oh en kijk, die man verbrandt terwijl een slang hem in het kruis bijt, het is er denk ik niet leuk.” Ik geloof u op uw woord eerwaarde. Leerrijk was hij ook. Het is fijn iets te weten te komen over kleine anekdotes die een leuke zwier aan de dingen geven. Het woord 'clochard' bijvoorbeeld, waarmee een zwerver wel eens wordt aangeduid of dat je gebruikt om de draak te steken met je hipster-vriend die er wat onsmakelijk uitziet in zijn aardappelzak-outfit. We kwamen te weten dat het woord verbonden is met de kathedraal, meer bepaald met de klokken ervan. Vreemdelingen waren in Middeleeuws Antwerpen namelijk welkom tot 18 uur. Dan weerklonken de klokken en moesten alle klok-charlatans de binnenstad verlaten. Dat verbasterde uiteindelijk tot het woord 'clochard'.

 

Rechts van ons bevindt zich de hel, het is er vrij warm

 

De zeven werken van barmhartigheid zijn een ander voorbeeld. De naakten kleden, de dorstige laven, de hongerigen spijzen, de gevangen en de zieken bezoeken en de vreemden verwelkomen. Dat zijn de echte werken van barmhartigheid. Het blijken er maar zes te zijn en dat is niet zo’n fijn katholiek getalletje, men prefereert drieën en zevens. Daarom hebben ze er dus nog maar de doden begraven bijgeknald om een leuker getalletje te bekomen. Rare jongens die katholieken, rare jongens.

De zondaars onder ons die hun hemel willen verdienen kregen wel nog een serieus hart onder de riem gestoken toen de toer halt hield bij een houten kunstwerk met 18 heiligen erop afgebeeld. Wat deze heiligen gemeenschappelijk hadden, was dat hun attest van goed gedrag en zeden op zacht gezegd een aantal keren geweigerd was voor ze het bij hun cv mochten steken. Amusant als hij was, wilde onze gids weinig persoonlijke details over hen kwijt. “Misschien was deze hier een rovershoofdman die zijn vader heeft vermoord, maar ik zeg niks bindend.” Op zich pittig stout, maar de badass heeft toch zijn aureooltje gekregen. Boodschap van het kunstwerk is dat uw teller voor het laatste oordeel begint vanaf uw bekering en berouw. Het kalf is dus nog niet verdronken, hoera!

 

de dorstige laven

Naast een rondleiding was er ook het praatcafé rond barmhartigheid, waar de loslippigheid en de openheid van geest bespoedigd werden door smaakvolle trappist uit Westmalle. Het motief van de talrijke opkomst van de Erasmusstudenten zal zich hoogstwaarschijnlijk ergens tussen cultuur en bierproeven gevestigd hebben. Het was best grappig om vast te stellen dat ik telkens naar het Engels moest overschakelen als ik een willekeurig iemand aansprak. Het vragende kopje van de aangesprokene zei genoeg. De kathedraal was wederom een plek van verzameling, net zoals in de goede oude tijden. Maar het was ook best jammer om te zien dat de 'inheemse' opkomst eerder miniem was. Nochtans is een bezoek aan de kathedraal echt de moeite waard. Met of zonder nocturne. Puur voor het gebouw en de kunst erin zelf.

 

Ik zou namelijk nog uitleg moeten verschaffen over hoe het er aan toe ging in het praatcafé, maar daarvoor moet ik me verontschuldigen. Nadat ik aan een Westmalle tripel ben geraakt, ben ik vrijwel direct terug de kathedraal binnen gekuierd. Gewoon om er in te verdwalen. Dat is misschien nog de grootste aanrader. Nodig jezelf eens uit om erin te verdwalen. Kom totaal onvoorbereid in aanraking met De kruisafneming van Rubens. Zonder gids, zonder boekje. Gewoon kijken. Gewoon bewonderen. Om de avond af te sluiten was er nog het koor van Amahoro. Er is geen betere plek om een koor op te stellen dan in een gotische kathedraal: de akoestiek is er geweldig en het zorgt elke keer weer voor een kippenvelmomentje. Maar meer moet daarover ook niet gezegd worden. Na nog een laatste blik op het drieluik verlaat ik de kathedraal met een voldaan gevoel. Bijna voldaan; misschien toch nog één trippeltje ...



de dwarsligger
08/11/2015
🖋: 

De homo sapiens studentus of dwarsligger in de volksmond, is een bijzondere soort. Naast de kenmerkende activiteit van studeren, staan de exemplaren van dit ras vooral bekend als genieters van het (nacht)leven. Maar hebben zij ook andere geheimen prijs te geven? dwars zoekt het uit in hun natuurlijke habitat, het kot.  

Terwijl mijn kotgenootje het Kanaal is overgestoken om een half jaar in Lancaster te vertoeven, maakte ik kennis met zijn tijdelijke Duitse vervangster: Kristine Landt. Na twee maanden leek het me tijd voor een beknopt interview. Want zo werkt vriendschap. Toch?

 

wereldreiziger

We zitten op haar bed, omringd door dertig jassen. Een uit de hand gelopen kotfeestje. Haar hele groep Erasmusvrienden uitnodigen voor een glaasje glühwein blijkt een gezellige, maar chaotische uitwerking te hebben. Tussen de jassen door zijn foto’s en herinneringen aan reizen te zien. De lampjes aan haar bed zijn altijd mee verhuisd, waar ze ook woonde. Nieuw-Zeeland, Indonesië, Amerika; ze is er overal geweest. En wat is er hierna nog speciaal aan een stad als Antwerpen? De haven. De vrienden die op visite zijn geweest, nam ze steevast mee naar het MAS. Het vreemdste wat ze hier dan al heeft meegemaakt zijn zeker de dopen van studentenclubs. In Duitsland heeft ze dat nog nooit gezien, “it creeped me out”.

 

huismus

Wat ze mist in Antwerpen is het contact met Vlaamse studenten. Ze spreekt een aardig woordje Nederlands, maar krijgt weinig kans om te oefenen. Als ze Nederlands tegen mensen praat, antwoorden ze meestal in het Engels. Ook jammer: Belgische studenten hebben vaak een vaste groep vrienden en maken zelden contact met de Erasmusstudenten. In haar lessen Geneeskunde zit ze dus altijd naast uitwisselingsstudenten, die niet zo geïnteresseerd zijn in Nederlands leren als zij. Met haar keuze om in het centrum te komen wonen, is ze wel heel blij. De stad leren kennen is veel lastiger als je bij de buitencampus woont. Helaas kent ze de stad nog niet zo goed. Na het bezoek aan het MAS is de rondleiding met haar vrienden één grote improvisatie. Of ze sinds ze op kot zit andere gewoontes heeft dan thuis? Ja, ze studeert op bed en ’s avonds wanneer ze klaar is om te gaan slapen, tanden gepoetst en al, sluipt ze soms even naar de koelkast. Als ik haar vraag wat het moeilijkste is aan hier op kot zitten, antwoordt ze “ewaupq”. Ewaupq? Dat is ons wifi-wachtwoord dat we zo vaak moeten ingeven dat we er gek van worden. “Mijn favoriete woord”, zegt ze regelmatig sarcastisch.



pottenkijkers
08/11/2015
🖋: 

Haal je 'fat pants' uit de kast en dij uit met dwars in deze online vreet- en zuiprubriek voor mensen die het nét even anders doen. Mensen die houden van empirisch experimenteren, eetbaar exploreren en extravagant exposeren met een beperkt budget doch calorierijke fantasie. Als je bitch wil chillen, is het geen probleem, dan ga ik erheen, ik kom niet alleen, want ik heb kaas en peper, ik heb kaas en peper.

Dit gerecht uit Rome geeft perfect de drukke levensstijl van de Romein weer: het is simpel en snel. Voor de pasta “cacio e pepe” heb je slechts drie ingrediënten en vijftien minuten tijd nodig, perfect voor het einde van de maand wanneer je blut bent en al die deadlines opeens samenkomen.

 

Als het op de kaas aankomt lijkt het misschien gemakkelijk om naar een zakje voorgemalen poederparmezaan te grijpen, maar probeer aan de verleiding te weerstaan. Als je de kaas in een blok koopt en hem pas raspt wanneer je hem nodig hebt, gaat de kaas niet alleen langer mee, je bent er ook zeker van dat je geen gezouten zagemeel op je pasta strooit!

 

Ingrediënten voor Pasta Cacio e Pepe

2 normale porties (of 1 portie om middernacht nadat je die paper hebt ingediend)

  • zo’n 200 gr. pasta
  • twee goede handenvol geraspte Pecorino Romano of Parmigiano Reggiano
  • veel versgemalen zwarte peper, naargelang hoe heet je het wil
  • een snuifje zout

 

Kook de pasta in gezouten water tot deze net niet gaar is (zo’n twee minuten korter dan aangegeven op het pakje). Rasp de kaas op een bord en voeg er de versgemalen peper bij.

 

Schep de pasta uit het water en in een koude kom zonder ze te laten uitlekken; je hebt het water dat in de pasta hangt nodig om een romige saus te maken. Gooi dan de kaas en de peper bij de pasta, en roer er op los. Als de saus te droog lijkt, voeg er dan wat van het pastawater bij dat nog in de pot zit. Blijf roeren tot de kaas smelt!

 

Wanneer de kaas gesmolten is en de pasta omhuld is met een romige saus ben je klaar om te eten! Rasp er nog wat kaas over, en bestrooi het gerust met nog wat peper voor een extra kick.

 

Echt Italiaans comfort in een kom!



de Antwerpse Snorrenclub

08/11/2015
🖋: 

Movember – of No-shave November, zoals het ook wordt genoemd – geeft ons de kans om het gure weer en de naderende blok even te vergeten. Een maand lang worden gladgeschoren kaken en bovenlippen weer de krullende snorren en woeste houthakkersbaarden waar menig vrouw voor in zwijm valt. Het is echter niet zo gemakkelijk als het lijkt om de wangen en/of bovenlip te herbebossen. dwars begrijpt dit en wil steun en toeverlaat zijn voor alle mannen die zich in november eens willen laten gaan. Hiervoor zochten we hulp bij de professionals: de Antwerpse Snorrenclub.

Een dinsdagavond, half negen. Het regent pijpenstelen, maar binnen in de Konincklijke Snor, een goed bruin café aan het MAS, gaat een belangrijke vergadering van start. Het is de bestuursvergadering van de Antwerpse Snorrenclub en rond de tafel zitten zes mannen, besnord en bebierbuikt, allen met een sappig Antwaarps accent. Zij geven dwars alle tips en tricks die de beginnende snor zou moeten helpen de verleiding van het scheerschuim te weerstaan, alsook advies voor zij die snorren écht serieus nemen.

 

on alle manne, ne goeie raad

De eerste tip is misschien een beetje wiedes, maar wel belangrijk: let it grow. In die veertien haartjes op je bovenlip ga je geen majestueuze krullen kunnen leggen. Bovendien kan je niet voorspellen hoe je snor gaat groeien en evolueren gezien gezichtshaar zich helemaal anders gedraagt dan hoofdhaar. Na wat gegiechel geven de Snorren toe dat gezichtshaar meer lijkt op lichaamshaar dat zich wat zuidelijker bevindt.

 

De voorzitter van de Snorrenclub, Ronnie Vermeulen, zegt zich niet meer te kunnen herinneren wanneer hij voor het laatst zijn snor of baard heeft geschoren. Hijzelf heeft zijn gezichtshaar gestijld volgens de regels van de kunst: een sik, kunstig naar voren gekruld en een volle snor met de punten recht naar opzij wijzend. Een mooi voorbeeld van de musketiersnor, dus.

 

De musketiersnor is slechts een van de negentien categorieën waarin de ambitieuze besnorde kan meedoen in het Wereldkampioenschap Snorren en Baarden (ja hoor). Dit evenement vindt elke twee jaar plaats, soms in de Verenigde Staten, soms in Europa, maar tot op heden nog niet in Afrika of Azië. Het hele gebeuren begon als een wedstrijd in het noorden van Duitsland, en de Europeanen hebben dan ook lang aan de wereldtop gestaan als het op snorren en baarden aankomt. De VS is echter aan een overtuigende opmars bezig, met verschillende gouden medailles en perfecte scores tijdens de laatste wereldkampioenschappen. Een jaartal om alvast te onthouden: 2019. Dan komt namelijk het WK Snorren en Baarden naar Antwerpen!

 

Op het Wereldkampioenschap zijn de categorieën opgesplitst in snorren, partiële baarden en volle baarden, en afgelijnd door strikte criteria. Voor de snorren bijvoorbeeld, mag geen enkel haar van meer dan anderhalve centimeter naast de mond gebruikt worden, want dan telt het als partiële baard. Haal je meetlatje er al maar bij.

 

Naast de musketiersnor is er nog de Dali-snor, waarbij de punten naar boven moeten wijzen, maar niet voorbij de wenkbrauwen mogen komen qua hoogte. De Hongaarse snor – groot, borstelig en breed – is een andere populaire keuze, alsook de Fu Manchu-snor, eigenlijk een partiële baard, waarbij de punten van de snor recht naar beneden hangen, in de stijl van een zekere oude Kung Fu meester uit een zekere Tarantino-film. Wenkbrauwen die eruit zien alsof ze elk moment kunnen gaan vliegen zijn niet inbegrepen in deze stijl.

 

typen snorren (© dwars - Anouk Buelens-Terryn)

 

den iene zê dit en den andere zê dat

De regels zijn echter niet altijd zo streng. In de categorieën ‘Moustache’ of ‘Full Beard Freestyle’ mag er wel eens gek gedaan worden. Wanneer gevraagd wordt naar de meest indrukwekkende snor die de Antwerpse Snorren ooit al gezien hebben, wordt het even stil. “Het is enorm moeilijk om er een te kiezen.” Dan vertelt voorzitter Ronnie dat toen het WK Snorren en Baarden in Alaska plaatsvond, één van hun collega’s uit Amerika zijn baard net zo had gevlochten dat deze op een sneeuwschoen leek. Toen het WK de volgende keer plaatsvond in Trondheim, toverde een heerschap uit Duitsland zijn baard om in een slee, inclusief rendier. Nog een ander voorbeeld was dat van een man wiens snor zeventig (!) centimeter langs elke kant uitstak. Deze harige heer moest dan ook zijwaarts door de deuropening gaan.

 

Een belangrijke regel voor wie professioneel wil gaan: voor het stijlen van de baard of snor mag je scheren, knippen, krullen, en gel, haarlak of suikerwater gebruiken – “Smaakt nog lekker ook”, aldus een van de Snorren rond de tafel. Echter, onder geen beding mogen er versterkingen binnen de baard of snor aangebracht worden. Laat de tandenstokers, extensions en ijzerdraad dus maar thuis.

 

Helemaal not done zijn uiteraard de Heil-snorretjes en snor of baard mag ook niet onnatuurlijk gekleurd zijn, een droevige zaak voor de hipsters onder ons. Eventuele grijze haren mogen uiteraard wel gecamoufleerd worden indien de besnorde dit wenst, maar niet met blauw, paars of groen. Verkleedkledij is toegelaten met als doel het gezichtshaar nog meer in de verf te zetten – bij wijze van spreken dan. Ronnie waarschuwt echter dat voor het kostuum geen punten gegeven kunnen worden, maar voegt er wel aan toe dat een mooi totaalbeeld natuurlijk een betere indruk maakt op de jury.

 

wilde als vent deur ’t leve gaon

Voor de leden van de Snorrenclub zelf zijn de regels minder streng. Om lid te worden volstaat het om een snor te hebben en ‘snor’ wordt gedefinieerd als ‘beharing van de bovenlip’. Size doesn’t matter, al gaat er natuurlijk wel enig beraad vooraf aan de toelating tot de Antwerpse Snorrenclub. De Snorrenclub heeft dan ook een eigen ‘Snorrenmeester’ die de aspirant-snor moet goedkeuren alvorens deze echt lid wordt. De criteria zijn strikt geheim, maar volgens de raad van bestuur moet een snor uiteraard wel echt zijn.

 

Dit roept natuurlijk de vraag naar gendergelijkheid op: wat als een vrouw een echte snor laat staan? Volgens de logica zou deze vrouw dan zonder probleem lid moeten kunnen worden van een snorrenclub, toch? Zo gemakkelijk is het echter niet volgens de bestuursleden. De snor is en blijft iets door en door mannelijks. Een besnorde vrouw, hoe perfect de snor ook, blijft een buitenstaander in het snorrengebeuren volgens de Antwerpse Snorrenclub. Ook het voorbeeld van Eurosong-winnares Conchita Wurst hielp niet om de zaak op te klaren. “Onder al die make-up en rokken is dat toch nog altijd ne vent, zene.”

 

dwars vroeg zich na zo’n uitspraak af wie de snor dan allemaal mag aanraken, laat staan bijwerken. De meeste onder de aanwezige Snorren gaven toe dat hun vrouw de snor wel liefkozend mag aanraken, maar dat er geen sprake van is dat zij ze zou mogen scheren, knippen, of er in enige mate iets aan zou mogen veranderen. Daarvoor is het te doen bij de barbershop of ze doen het gewoon zelf.

 

alles snor in Snoravia

De Snorrenclub heeft niet alleen een stamcafé, ze heeft zowaar een eigen land: de Onafhankelijke Republiek Snoravia. Hoewel dit schiereilandje aan de Maas geen legaal onafhankelijk land is, dient toch vermeld te worden dat de Antwerpse Snorrenclub zelf verantwoordelijk is voor het feit dat het schiereilandje nog Belgisch grondgebied is. Het ligt namelijk in de Voerstreek en was betwist gebied tussen België en Nederland. Omdat de twee landen er maar niet uitkwamen aan wie het stukje land toebehoorde, is de Antwerpse Snorrenclub heldhaftig de Belgische claim gaan verdedigen.

 

vlag en voorwerpen van Snoravia (© dwars - Fien Brees)

 

Elk jaar is er dan ook met de hele Snorrenclub – exclusief vrouwen – een heuse bedevaart naar ‘hun’ landje en in stamcafé de Konincklijke Snor pronkt trots de Snoraviaanse vlag. Deze bedevaart draait vooral om het proeven van lokale bieren en het terugplaatsen van het bordje met de vlag van Snoravia, dat op miraculeuze wijze elk jaar weer gestolen wordt. Zeg nu zelf, zoiets wil je toch in je woonkamer?

 

Om de snor extra in de kijker te zetten en media-aandacht op de Snorrenclub te vestigen, verkiest de Antwerpse Snorrenclub jaarlijks een “Snor van het Jaar”. Deze titel gaat normaal gezien naar een BVS (een bekende Vlaamse snor) of een Antwerpenaar met een schoon moestasj. Mensen als Toots Thielemans, Hugo Sigal (van Nicole en Hugo) en Marijn Devalck zijn deze eer al te beurt gevallen. Het zijn echter niet altijd mensen: ook de zeehond, stripfiguur Marcel Kiekeboe en de Antwerpse Reus Djon, die tevens de mascotte is van de Antwerpse Snorrenclub, hebben deze titel al eens gekregen.

 

 

g’hebt nog ne snor, ge blefter ne vent

De Antwerpse Snorrenclub telt 37 leden in totaal, waarvan de oudste 77 is en de jongste amper 19. Voor zover erkende snorrenclubs bestaan, is de Antwerpse zeker de grootste van Vlaanderen. Er duiken echter steeds meer facebookpagina’s op die zich ook bezighouden met snorren en baarden. Voor België is de Belgian Beard and Moustache Association de grootste, met bijna duizend leden waaronder veel leden van de Antwerpse Snorrenclub.

 

Voorzitter Ronnie Vermeulen denkt dat dit komt omdat de drempel voor sociale media lager ligt dan die voor een echte club. Op Facebook heb je immers geen of minder verplichtingen, noch sociaal noch financieel. Hij hoopt wel dat leden van deze en aanverwante groepen erover denken om ook eens in een erkende club te stappen. Dit is namelijk de enige manier om aan kampioenschappen mee te doen en alle hulp en steun wordt gewaardeerd!

 

t’is goe veurt drinke, t’is goe veurt ete

Moest je na deze wondere verhalen nog twijfels hebben over je eigen bovenlipbeharing, dan zijn hier enkele voordelen van een snor, zoals uitgelegd door professionele snorrendragers. Ten eerste (en het belangrijkste voor de student) is dat men met een substantiële snor twee keer plezier heeft van een goede pint: van elke teug blijft minstens de helft in je snor hangen voor later gebruik. Ook in het liefdesspel is het hebben van een snor blijkbaar een voordeel: het is namelijk ecologisch verantwoord, want je hebt geen batterijen nodig. Volgens de snorren wordt dit aspect enkel beter met ouderdom, want een beetje extra gebibber daarbeneden is altijd wel fijn.

 

Heb je interesse om je aan te sluiten bij de Antwerpse Snorrenclub? Ze zijn elke eerste donderdag van de maand te vinden in café de Konincklijke Snor, Adriaan Brouwerstraat 33.

 

Weetje: tussentitels (buiten Snoravia) zijn overgenomen van het Snorrenlied, het officiële clublied van de Antwerpse Snorrenclub.

 

 


dossier onderwijssecretariaat
08/11/2015
🖋: 

Wanneer je eindelijk het middelbaar mag verlaten en je aan die langverwachte studententijd mag beginnen, krijg je ook te maken met nieuwe regels en codes van de universiteit. Zo is er het leerkrediet of het ‘rugzakje’, de studievoortgangsbewaking en de examenroosters. Maar zelfs studenten die hun hart en brein al aan de universiteit hebben verloren, begrijpen soms niets van al die regels. dwars schiet te hulp en zocht deze zaken allemaal voor je uit. Deze maand focussen we op het leerkrediet en de studievoortgangsbewaking.

het rugzakje van de universiteit

Wanneer je je inschrijft als student aan een universiteit krijg je voor een bacheloropleiding een leerkrediet – of het zogenaamde rugzakje – van 140 studiepunten. Wanneer je je inschrijft voor een studiejaar haal je 60 studiepunten uit deze rugzak om ze in te zetten voor het komende academiejaar. Als je voor al je vakken slaagt krijg je die studiepunten als credits terug in je rugzakje.

 

De eerste 60 studiepunten die je behaalt, krijg je ook nog eens dubbel terug. Zo kunnen die punten weer ingezet worden voor het jaar nadien. Maar wanneer je niet slaagt voor enkele vakken, verlies je die studiepunten. Door omstandigheden kan het echter voorvallen dat je een jaar achter de rug hebt waarin je punten te wensen over laten. Als dit het geval is, kan het zijn dat je onder studievoortgangsbewaking valt. Wat is dit en wanneer is dit van toepassing op jou?

 

studievoortgangsbewaking

Je valt onder studievoortgangsbewaking als je in een academiejaar geen 60 procent van je studiepunten terugverdient. Dit wil dus zeggen dat je bij een volledig academiejaar van 60 studiepunten minstens 36 punten moet terugverdienen om hier niet onder te vallen. Indien dit je toch overkomt, ontvang je een mail van de universiteit waarin staat dat je in het volgende studiejaar zeker minstens 60 procent van je studiepunten moet behalen.

Wanneer dit niet het geval is, kan je inschrijving voor het jaar daarop geweigerd worden. Wie onder studievoortgangsbewaking valt, mag ook maar 45 studiepunten opnemen en mag dus geen volledig studiejaar opnemen. Wanneer je minder studiepunten wil opnemen, mag dat, maar om het kindergeld te kunnen behouden, moeten er minstens 27 studiepunten worden opgenomen. Deze regel geldt voor alle studenten die ingeschreven zijn voor een bacheloropleiding, schakel- of voorbereidingsprogramma.

 

wat nu?!

Hoewel het soms een ingewikkelde en lastige regel lijkt, is de studievoortgangsbewaking eigenlijk een soort reddingsboei die Universiteit Antwerpen je toewerpt. Sinds 2008 is het leerkredietsysteem in voegen door de Vlaamse Overheid. De universiteit laat je dus via de studievoortgangsbewaking weten dat je je studiepunten aan het opgebruiken bent, voor het effectief te laat is. Mocht je hieronder vallen is dit zeker geen schande. Ook al schaam je je misschien, hier met iemand over praten is aan te raden.

 

Er is een Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding en er is per faculteit minstens één studietrajectbegeleider. Deze personen hebben de taak om met studenten samen te zitten en te bekijken wat het beste, meest haalbare traject is voor de verderzetting van zijn of haar studieloopbaan. Ook als je te maken hebt met overmacht, persoonlijke problemen en dergelijke, aarzel dan niet om contact op te nemen met je secretariaat en studietrajectbegeleider. Het is best mogelijk dat je met een gegronde reden toch niet onder studievoortgangsbewaking valt.

 

de zesde keer?

Je hebt het misschien al regelmatig gehoord van andere studenten. Je mag maar zes keer een examen voor een vak afleggen, indien je dan nog niet geslaagd bent, krijg je geen extra kans meer om het vak af te leggen. En wanneer dat gebeurt, ben je genoodzaakt te stoppen met je bacheloropleiding. Maar dit is een mythe die we kunnen ontkrachten. In het examenreglement staat namelijk nergens dat je een vak maar zes keer mag volgen. Wij hopen jullie nu gerustgesteld te hebben, je kan indien nodig dat ene vak gewoon nog een zevende keer afleggen.

 

Tot slot willen we nog even meegeven dat de studententijd misschien wel de mooiste en leukste tijd uit je leven is, maar zorg ervoor dat je de studiepunten niet uit het oog verliest, want dat zou je wel eens zuur kunnen opbreken.

 

Over statistieken van slaagpercentages bijvoorbeeld, beschikt de Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding momenteel niet. Wel probeert ze in de toekomst deze informatie te bemachtigen en publiek te maken.

 

Volgende maand nemen we de examenroosters onder de loep.



microscoop op wetenschap
07/11/2015
🖋: 
Auteur

Transplantaties van hart, longen, nieren, beenmerg, noem maar op, tegenwoordig kan het allemaal en iedereen heeft er al wel van gehoord. Maar de stoelgangtransplantatie, ken je die ook? Deze stoelgangtransfer oftewel fecale microbiota transplantatie (FMT) klinkt misschien volledig van de pot gerukt – en dat is het natuurlijk ook – toch is het mogelijk en wordt deze therapie toegepast bij enkele delicate darmziektes.

De menselijke darm wordt bewoond door een groot aantal micro-organismen, het geheel daarvan noemt men de microbiota. Deze bestaan onder andere uit vele (goede) bacteriën die een belangrijk evenwicht in stand houden. Om jullie een idee te geven van de omvang hiervan: in ons lichaam hebben we meer dan 5 miljoen microbiële genen, terwijl we slechts over 25.000 menselijke genen beschikken. De darmmicrobiota van ieder individu zijn uniek en hangen af van een enorm scala aan invloeden waaraan we worden blootgesteld van geboorte tot volwassenheid (waaronder bijvoorbeeld ons eetpatroon).

 

Toch hebben onderzoekers drie enterotypen kunnen onderscheiden aan de hand van de mate waarin bepaalde bacteriën voorkomen. Wanneer twee mensen binnen hetzelfde enterotype worden ingedeeld, wil dat zeggen dat ze grote gelijkenissen vertonen betreffende de samenstelling van hun intestinale microbioom. Je enterotype bepaalt dus voor een deel welke bacteriën bij jou aanwezig zijn bij een evenwichtige darminhoud. Er zijn echter enkele darmziektes waarbij dit evenwicht ernstig uit balans gebracht wordt, met bijvoorbeeld onophoudelijke diarree als gevolg. Clostridium difficile is zo’n bacterie die darmklachten teweegbrengt die – zoals de naam zelf al doet vermoeden – moeilijk te verhelpen zijn. Wanneer de patiënt met een dergelijke infectie zit, zal deze een antibioticakuur krijgen. In veel gevallen volstaat dit echter niet en keert de infectie terug. Dan hangt er pas echt stront aan de knikker.

 

De antibiotica zal namelijk ook de goede bacteriën in de darm aanvallen, die gemakkelijker ten onder gaan dan de lastige Clostridiumbacterie. Zo kan het zijn dat na de antibioticakuur niet alleen de Clostridium difficile toch overleven, maar dat wel alle goede bacteriën gedood zijn, waardoor er een extreem onevenwicht ontstaat. Indien er meer dan twee ernstige of drie milde recidiven optreden, zal geopteerd worden voor een fecale transfer, waarbij de microbiota van een gezond persoon dit onevenwicht terug weten te balanceren.

 

De& fecale microbiota transplantatie klinkt heel hightech maar is in feite allesbehalve een nieuwe techniek. Reeds in de vierde eeuw van onze jaartelling werd in China door dokter Ge Hong gebruikgemaakt van stoelgang. Hij behandelde zijn patiënten door middel van een orale inname van fecale suspensie als therapie voor voedselvergiftiging en diarree.

 

Het is dus eigenlijk ‘oude wijn in nieuwe zakken’, zoals professor dokter Danny De Looze, maag-darmspecialist in het Universitair Ziekenhuis van Gent, zou zeggen. Professor dokter De Looze, bekend van het VIER-programma Topdokters, behandelt patiënten met bepaalde ziektes via de stoelgangtransplantatie. Op 5 november was hij te gast op een symposium van Universiteit Antwerpen, georganiseerd door EMSA (European Medical Students’ Association) waar wij een groot deel van de kennis voor dit artikel opdeden.

 

het transplanteren

Het komt erop neer dat de stoelgangstaal van een gezond persoon ingebracht wordt in de darmen van een zieke ontvanger. Eerst en vooral moet de donor geselecteerd worden. Meestal is dit een verwante van de patiënt, maar dat is niet noodzakelijk. De criteria zijn vrij streng aangezien niet iedereen in aanmerking komt om te doneren. De donor moet een exhaustieve vragenlijst invullen die de risico’s tot een minimum tracht te beperken. Zo is zelfs ‘Heeft u ooit betaald voor seks?’ één van de vragen, aangezien dit risicogedrag zou kunnen onthullen.

 

Er zijn uiteraard ook absolute contra-indicaties voor donatie zoals inflammatoir darmlijden, obesitas, chemotherapie en het gebruik van antibiotica gedurende de voorbije 3 maanden. Het donormateriaal moet grondig gescreend worden, een heel belangrijke stap die ervoor zorgt dat het slaagpercentage van de behandeling zeer hoog ligt bij patiënten met een Clostridiuminfectie (ongeveer 90 procent, dit is driemaal effectiever dan een antibioticakuur).

 

Wanneer de selectie en screening positief zijn en het donormateriaal dus geschikt blijkt, kunnen we overgaan tot de echte transplantatie. Onderzoek naar de vraag ‘Fresh is the best?’ is nog niet overtuigend maar over het algemeen wordt een ‘waarschijnlijk wel’ gehanteerd. De dag van de transplantatie wordt de donor dus gevraagd om zijn uitwerpselen af te staan. Deze worden gefilterd en gemengd met een fysiologische oplossing zodat een vloeibare suspensie verkregen wordt die met een spuit kan worden opgezogen.

 

De volgende stap is het inbrengen van deze cocktail in het spijsverteringsstelsel van de patiënt. Dit kan op verschillende manieren. In ongeveer 75 procent van de gevallen werkt men via een coloscopie waarbij de stoelgang rechtstreeks in het colon (dikke darm) gebracht wordt. In ongeveer 25 procent van de gevallen wordt gekozen voor een nasoduodenale inbreng waarbij het donaat via een neussonde tot in het duodenum (dunne darm) getransfereerd wordt. Een lavement is ook een optie maar dit moet dan meermaals uitgevoerd worden en het staal komt minder ver dan via een coloscopie. Ook wordt er onderzoek gedaan naar de werking van met feces gevulde capsules.

'Komt ie sjaan' (© dwars - Martijn Fraanje)

Hiervan moeten er dan over een bepaalde periode meerdere per dag ingenomen worden. Men werkt hier dus niet met verse maar met ingevroren stalen, maar aangezien nog niet duidelijk is of deze even efficiënt zijn, is de therapie met capsules niet echt courant. Capsules met stoelgang innemen klinkt voor velen waarschijnlijk ook weerzinwekkender dan het inbrengen van een fecessuspensie via coloscopie. Om dezelfde reden wordt ook vaker gekozen voor een coloscopie dan voor een neussonde.

 

Aanlokkelijk klinkt het geenszins, maar patiënten die aan een hardnekkige Clostridiuminfectie lijden staan wel open voor deze therapie. Ze hebben vaak geen andere optie meer en zien erg af van de ziekte. Het is hun laatste toevluchtsoord. De hoge slaagpercentages van FMT kunnen dan ook doorslaggevend zijn. Deze techniek is eigenlijk relatief goedkoop, pijnloos en vergt geen heldendaden zolang het donormateriaal grondig gescreend is. Bijwerkingen van ernstige graad zijn nog niet gevonden, al is er soms lichte maaglast van voorbijgaande aard en in enkele gevallen zijn koorts en rillingen opgetreden.

 

Het effect van de transplantatie is miraculeus. Patiënten die over een lange periode hebben afgezien van steeds terugkerende infecties en falende therapieën en wiens levenskwaliteit er dus sterk op achteruit is gegaan, zijn op enkele dagen tijd verlost van al hun (darm)lijden. Het donormicrobioom blijft zo’n 2 maanden in het spijsverteringsstelsel van de patiënt aanwezig, maar het effect is waarschijnlijk blijvend aangezien er in het overgrote deel van de gevallen geen volgende transfer nodig is. Een behandeling met probiotica daarentegen (lees microscoop op wetenschap in dwars 97) slaagt er niet in om zo’n blijvende verandering te induceren.

 

idealisering

Er is een opmars bezig van onderzoeken naar het microbioom in de darmen. Aangezien de stoelgangtransfer zo’n prachtige resultaten boekt bij Clostridiuminfecties, wordt er natuurlijk volop onderzocht of er nog andere darmziekten zijn die baat kunnen hebben bij deze behandeling. Tot nu toe is een Clostridiuminfectie de enige ziekte waarvan wetenschappelijke evidentie is dat ze genezen kan worden door middel van FMT. Inflammatoir darmlijden (IBD, waaronder de ziekte van Crohn), prikkelbare darmsyndroom (IBS) en obesitas zijn ziekten waarvan nog niet bewezen, maar wel waarschijnlijk, is dat ze verholpen kunnen worden met een stoelgangtransplantatie. Een belangrijk verschil tussen deze pathologieën zit in het feit dat bij een Clostridiuminfectie slechts een kiem bevochten moet worden, terwijl bij de andere ziekten een hele dierentuin aan bacteriën en andere oorzaken aan de basis liggen waardoor het een moeilijker oplosbaar probleem wordt.

 

De stoelgangtransfer is dus een heel efficiënte therapie met vele voordelen, maar er is nog steeds ruimte voor verbetering. Het blijft omslachtig om geschikte donoren te vinden, het tijdsvenster tussen donatie en transplantatie klein te houden en ook de volledige stoelganginhoud in se over te dragen. Ideaal zou zijn wanneer in de toekomst een medicament in pilvorm kan worden aangeboden dat enkel de werkzame bacteriën bevat.

 

Er is dus nog veel werk aan de winkel om de juiste bacteriestammen te isoleren die hetzelfde gunstige effect als de fecale microbiota transplantatie teweegbrengen, maar elke dag komen onderzoekers een stap dichterbij en worden er nieuwe technieken getest, in de hoop dat er in de toekomst minder toiletten versleten worden.