11/04/2016
🖋: 
Auteur

Zolang de mens bestaat zijn er mannen én vrouwen geweest. Zolang de mens al als mens op aarde rondwandelt, houden zij zich graag bezig met het vertellen van een verhaaltje of twee. Ondanks de kleine meerderheid aan vrouwen op aarde lijken vrouwelijke auteurs soms een bedreigde diersoort in de wereld van de Literatuur met een grote L.

In de koffiebar annex boekenwinkel waar ik mijn centen verdien en simultaan mijn literaire hartje op kan halen, staan prachtige boeken geschreven door mannen, én vrouwen. Waaronder klassiekers van Virginia Woolf en het recente bestsellerdebuut van Lize Spit. Toch hadden de meeste mensen die wij in het kader van Internationale Vrouwendag (8 maart) naar hun favoriete boek van een vrouwelijke auteur vroegen het toch even moeilijk om op een naam te komen.

 

Een boek van een vrouw? Het clichĂ© wil dat vrouwelijke schrijvers vooral trashy doktersromannetjes produceren of licht verteerbare chicklit die meegaat in de vakantiekoffer. Het meer serieuze werk van vrouwelijke hand zou dan wel vooral over familiedrama’s gaan en wordt meestal voorzien van een bloemige cover die ingelijst ook niet zou misstaan in de wachtkamer van je tandarts. Wie aan de grote literaire werken denkt, ziet nou eenmaal eerder een parade aan mannelijke auteurs voorbij wandelen.

 

De oplossing? Wie die dag een boek van een vrouwelijke auteur kocht kreeg een gratis koffie. Een druppel op een gloeiende plaat misschien, maar er zijn gelukkig meer initiatieven die deze onterechte gendergap in de wereld van de literatuur graag gedicht zien. De Anna Bijns Prijs en de Opzij Literatuuprijs bijvoorbeeld. Met die speciale aandacht zou je bijna gaan denken dat vrouwen niet in het reguliere literaire prijzencircuit mee mogen dingen.

 

Niks is minder waar. Meerdere vrouwen zijn al eens genomineerd geweest voor de grote literaire prijzen. Er zijn zelfs al vrouwen die effectief de AKO literatuurprijs of P.C. Hooft-prijs wonnen. De eerste Libris literatuurprijs was voor Frida Vogels, helaas was zij ook meteen de laatste vrouw die deze onderscheiding in ontvangst mocht nemen. De Gouden Boekenuil, voorheen Gouden Uil, heeft echter vooralsnog enkel een onderscheiding aan vrouwen uitgedeeld in de categorie jeugdliteratuur.

 

Alles bij elkaar opgeteld ziet het er alweer wat minder glorieus uit voor de vrouw in de literatuur. Wie advocaat van de duivel wil spelen, kan het argument opvoeren dat die meerderheid van mannen die al die prijzen thuis in de kast hebben staan nou eenmaal betere boeken hebben geschreven. Maar in tegenstelling tot de officiële juryprijs van de Gouden Boekenuil, verkoos de publieksjury al meerdere malen een vrouwelijke schrijver. Als de lezers de weg naar deze boeken vinden kunnen ze het blijkbaar dus wel degelijk smaken.

 

Een aparte prijs voor vrouwen lijkt dan zo’n gek idee nog niet. Blijkbaar hebben de meeste lezers nog een steuntje in de rug nodig om de vrouwelijke auteurs te vinden. Want in de wereld waar de meeste mensen hun boeken bij de Fnac kopen en de kookboeken de bestsellerlijsten in stand houden, kan een prijs veel betekenen voor de auteurs in kwestie. Een geldprijs, maar ook en vooral aandacht voor het werk en een kans op een nieuw en uitdijend publiek.

 

Gelukkig ligt niet alles in de handen van officiĂ«le jury’s die beslissen wie een gĂȘnant groot stuk bordkarton met een sierlijke cijfers mee naar huis mag nemen. De lezer van vandaag zoekt op verschillende manieren nieuw voer om zijn literaire honger te stillen. Websites als Goodreads verbinden lezers met elkaar aan de hand van ratings, reviews, suggesties gebaseerd op eerdere keuzes, lijstjes en leesgroepen. Zo kan je deelnemen aan de groep 500 Great Books by Women als de vraag naar je favoriete vrouwelijke schrijver je ook een black-out bezorgt. Niemand minder dan actrice Ă©n VN-ambassadrice voor gelijke rechten tussen man vrouw, Emma Watson, heeft ook een leesclub op Goodreads. Our shared shelf is een online boekenclub over feminisme. En ja, ook mannen mogen meedoen, graag zelfs.

 

Geen fan van het internet en heb je liever zoveel mogelijk contact met andere levende wezens? De ouderwetse leesclub is alweer enige tijd in opmars. Eerlijk is eerlijk, echt weg zijn ze nooit geweest, want ja het zijn vooral de vrouwen die in groepsverband zijn blijven lezen. Terwijl Watson in april Caitlin Moran's How to be a Woman leest en bespreekt met de rest van de wereld, doet de leesgroep feminisme van de Groene Waterman dat op 27 april in het klein in ons eigen Antwerpen. Naast het langetermijn-engagement van een leesclub zijn er ook eenmalige evenementen die aandacht aan de schrijvende vrouw besteden. Zoals Bibliotheek Permeke dat de viering van haar tienjarig bestaan afsloot met een boekenbal en de Nacht van de vrouwelijke stem. Een programma vol met vrouwen die schrijven, dichten en voordragen. Maar liefst 32 vrouwen konden het publiek beroeren met krachtige en zachte stem. Om maar te zeggen, zelfs in eigen land en taalgebied zijn er genoeg vrouwen het woord en de pen machtig.

 

Mijn favoriete boek door een vrouw geschreven? Maak er maar alvast boeken van! 10 favorieten in willekeurige volgorde:

 

  • Americanah
    – Chimamanda Ngozi Adichie
  • The Handmaid's Tale
    – Margaret Atwood
  • Slaap!
    – Annelies Verbeke
  • Einde en begin (Verzamelde gedichten)
    – Wislawa Szymborska
  • Fun Home
    – Allison Bechdel

 

  • 100% Chemie
    – Doeschka Meijsing
  • Man Walks into a Room
    – Nicole Krauss
  • Bezoek aan haar man
    – Lydia Davis
  • Blinde gedichten
    – Delphine Lecompte
  • White Teeth
    – Zadie Smith


de dwarsdoorsnede
11/04/2016
🖋: 

Brussels vurige nachtleven lijkt wat geblust na de situaties van de afgelopen weken. Maar vanavond in het Koninklijk Circus wordt er gedanst. En hoe. Voor de entree tracht een louche figuur tickets te verpatsen voor een concert dat binnen het uur uitverkocht was, maar ik ben erbij. Bij het binnenkomen word ik gescheiden van mijn vriend en ingedeeld in een rij. Met mijn armen en benen gespreid en mijn tas binnenstebuiten schuifel ik naar binnen.

Per stap die ik zet stijgt de temperatuur. Mijn keel is kurkdroog en mijn oksels klam. Met enige tegenzin betaal ik drie euro voor een Maes Raedler, maar de slappe smaak gaat snel aan me voorbij wanneer ik de opening naar de zaal zie.

 

Tweeduizend mensen gehuld in duisternis met uitzondering van één man. Één spot gericht op hem en zijn hoogtechnologisch speelgoed. Shed speelt vanavond als voorprogramma van Moderat.

 

We nemen plaats op bioscoopachtige klapstoelen. Al snel heb ik last van mijn voeten, die ik niet stil kan houden. En ja hoor, daar gaan mijn schouders, mee op de maat.

 

Shed staat sterk in zijn schoenen en kent zijn apparatuur goed genoeg om knappe klanken om te toveren tot een gaaf geheel. Tussen de nummers houdt hij steeds een korte pauze, niet lang genoeg om het publiek te laten applaudisseren maar lang genoeg om de sfeer te breken. Een beetje sneu, maar door zijn vernieuwende geluid vergeef ik het hem. Droog steekt hij zijn hand in de lucht en zonder iets te zeggen stapt hij van het podium.

 

Haastig struinen we de zaal rond. Wagen we ons tussen het zwetende volk op het middenplein of verstoppen we ons achter de meute tegen de muren. We verkiezen de gulden middenweg en staan op de trappen tussen enthousiaste veertigers. Plots klinkt er trommelvliesonvriendelijk geschreeuw, geklap en gefluit.

 

 

Het driekoppige Duitse collectief zet stevig ‘Ghostmother’ van hun nieuwe album ‘III’ in. Sascha Ring, beter bekend als Apparat heeft Gernot Bronsert en Sebastian Szary van Modeselektor aan zijn zijde. Samen vormen ze Moderat.

 

De visuals zijn waarlijk fabelachtig. Net boven het hoofd van Apparat vormt zich een zonne-eclips. De gasslierten van de zonnecorona omarmen zijn gedaante en laten geen ziel in de zaal onaangedaan. De beelden op het kolossale scherm volgen elke ritmewisseling nauwgezet.

 

De nummers van hun derde album worden ingenieus aan elkaar geregen. De bas knalt recht door alles en iedereen in de zaal heen. Mijn organen worden heen en weer geklotst. Mijn hartslagen volgen hun beats en elke cel in mijn lichaam trilt vreugdevol op en neer.

 

 

 

 

Mijn ogen sluiten en ik geef me over. Overspoeld door het geweld, kan ik mijn lijf niet meer zeggen hoe te bewegen, maar heeft de muziek de macht over mijn ledematen.

 

 

Enkele klassiekers mochten niet ontbreken; Rusty Nails werd vergezeld door de begeesterende videoclip en uiteindelijk werd Bad Kingdom  als eerste toegift gespeeld.

 

 

 

Om toch even te muggenziften, hoefden ze niet tot twee keer toe te doen alsof ze het voor gezien hielden, om dan vervolgens nog een paar nummers te brengen. Speel toch gewoon twee uur aan een stuk zonder iedereen een schorre stem te bezorgen. Want mijn stembanden hebben het zwaar te verduren gehad, net zoals iedere spier in mijn lichaam.

 

Wauw, wederkerig kippenvel.

 



de dwarsdoorsnede
10/04/2016
🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze week duikt redacteur Robbe in het laatste boek van Luc De Vos: Paddenkoppenland.

Studeren. Van mijn leven niet. Ik raakte al helemaal in de war van die vraagstukken waarin een trein in Brussel vertrek tegen honderd kilometer per uur terwijl er ook een vertrekt in Gent tegen tachtig kilometer per uur, en dan de vraag waar en wanneer ze elkaar tegenkomen. Met een bovenmenselijke inspanning slaagde ik erin meer dan de helft van die vragen correct te beantwoorden, meestal tot mijn eigen verbazing. De andere jongens in de klas begonnen er zelfs niet aan en behaalden stuk voor stuk het mooie ronde cijfer nul. Wij leefden in het jaar 1973. Ik was gestopt met mij zorgen te maken. Dit systeem liep op zijn laatste benen, het was een grap van de geschiedenis waarin ik bij toeval was beland.

 

 

 

Enkele weken geleden schreef ik over het literaire debuut van mijn persoonlijke held Luc De Vos. Deze week neem ik Paddenkoppenland onder de loep. Zijn zesde en jammer genoeg laatste roman. Zelf beschouwde De Vos dit als zijn belangrijkste werk op moment van uitgave. Dat valt naar mijn mening perfect te begrijpen, aangezien je sterk voelt dat hij veel meer geëvolueerd is als (roman)schrijver. Zijn eerste boek, Het woord bij de daad, was meer een samenraapsel van kortverhalen en columns. Paddenkoppenland is dit allerminst.

In dit verhaal volgen we Ronny De Keyzer. We duiken Ronny’s leven binnen op de eerste autoloze zondag van 1973. Ronny is op dat moment een kleine jongen die in een armzalig dorpje opgroeit in de schaduw van de Gentse industrie. Ronny is een dromer en is er vast van overtuigd dat hem niet dezelfde toekomst te wachten staat als de andere dorpsbewoners, de 'Paddenkoppen' zoals hij ze noemt. Zijn familie en vrienden zijn allemaal simpele mensen die hard werken en niet te veel dromen. De kleine De Keyzer wordt dan ook vaak als een zonderling beschouwd die niet echt ergens bijhoort. Hijzelf heeft die paddenkop niet en hoopt ooit een rockster te worden. Ronny blijft verder dromen en wachten tot zijn moment komt, want zelf iets ondernemen is zinloos volgens hem.

Voor hij het weet wordt de kleine Ronny volwassen. Pech achtervolgt hem en het eindeloze wachten blijft bij wachten. Muziek wordt in zijn leven naar de achtergrond verdrongen en zijn tijdelijke kantoorbaantje wordt algauw een vaste job. In zijn vrije tijd zit hij thuis boeken te lezen en sloten bier te drinken. Ook wanneer hij gaat samenwonen en kinderen krijgt, lijkt het wel alsof alles op automatische piloot gebeurt. Wanneer zijn leven in een definitieve plooi lijkt te vallen, komt hij alsnog succes en de liefde tegen.

 

 

Luc De Vos creĂ«ert in Paddenkoppenland zijn compleetste en meest innemende personage. Wat mij betreft heeft Ronny De Keyzer vele gelijkenissen met Luc De Vos zelf. Een Vlaamse boerenzoon uit de buurt van Gent die zijn lot wil overstijgen door het in de muziekwereld te maken. Tegelijk wordt de luie, domme, simpele mens een spiegel voorgehouden. Ook de romantische kant van de Vlaamse Paddenkoppen wordt door De Vos in zijn kenmerkende, poĂ«tische stijl beschreven. Er wordt gelachen met de simpele mens die zijn levensloop aanvaardt en ondergaat, maar ook de dromers worden met beide voeten op de grond gebracht en geconfronteerd met de harde realiteit van het dagelijkse leven. Paddenkoppenland leest als een trein, is bij momenten hilarisch en soms ook enorm ontroerend. Voor mij een van de beste boeken in jaren.



editoriaal
09/04/2016

Na de paasvakantie start traditioneel de aanloop naar de examens. In de bibliotheek waren al enkele ijverige studenten druk in de weer, maar nu wordt het menens voor zij die nog ontkennen, zoals ondergetekenden die procrastineren in de vorm van een nieuw dwarsnummer! Misschien moeten we proberen om onze aandacht beter bij onze studie te houden. Gelukkig brengt de universiteit raad (pagina 8). Toch is vluchten soms een betere optie.

Althans, dat leken enkele staatshoofden en zakenlui te denken: om de belastingen te ontvluchten belegden zij via een advocatenkantoor in Panama. Wij beschikken nog niet over het kapitaal om in hun voetsporen te treden, maar we kunnen wel eens proberen op andere manieren de werkelijkheid te ontlopen. Zo vroegen we onze columnist zijn oude PlayStation van onder het stof te halen: games zullen wel soelaas bieden, toch (pagina 12)?

 

Dat is echter niet altijd zo, want gemakkelijk is het wegleggen van die spelletjes niet, zo concluderen wij na het lezen van pagina 20. Zelfs al lukt het om de videospelletjes op te bergen, ontsnappen doe je niet: de politieagenten, paracommando’s en terroristen uit de videospelletjes lijken de gamewereld te zijn ontglipt en dolen nu in onze steden rond. Laat ons alstublieft met rust (pagina 24)!

 

Het verkiezingsnieuws laat ons alvast niet met rust. Het is al de tweede keer dat we jullie hier lastigvallen met zulke ‘banaliteiten’, maar daar ontkom je nu eenmaal niet aan op het einde van het academiejaar. Dit keer gaat het niet om een nieuwe rector, maar stemmen jullie op je nieuwe vertegenwoordigers. Dat deze verkiezingen ook belangrijk zijn zag je eerder al op onze website verschijnen, maar lees je nu ook op papier (pagina 14).

 

Zet je op een bankje in de zon, in een mooi park. De wereld is zo slecht nog niet: per slot van rekening heb je de nieuwe dwars in handen.



dwars brengt raad
07/04/2016
🖋: 

Vanaf elf april is het zover: tot zeventien april zijn het studentenraadsverkiezingen. Alle studenten krijgen de kans om hun vertegenwoordigers voor het komende jaar aan te wijzen. Het is iets heel anders dan de kiesweek, maar het is minstens even belangrijk. Toch lijken veel studenten zich het belang ervan niet te realiseren. dwars sprak met AnaĂŻs Walraven, voorzitter van de Studentenraad, om ons geheugen op te frissen.

Hoe belangrijk is studentenvertegenwoordiging voor een universiteit?

"Studentenvertegenwoordiging is eigenlijk het kloppende hart van een universiteit, die constant in verandering is. Studenten vormen samen immers de grootste groep binnen UAntwerpen, maar zijn over het algemeen slechts vijf jaar aanwezig in de academische wereld. Toch is hun stem uitermate belangrijk in onze instelling. Zonder hun input kan onze universiteit immers niet doelgericht vernieuwen en innoveren om de meest studentikoze universiteit te blijven. Studentenvertegenwoordigers, ook wel stuvers genoemd bundelen de meerstemmigheid van onze studentengeleding tot een sterke stem met enorme draagkracht binnen én buiten UAntwerpen. Dit om de belangen van onze studenten overal te verdedigen, de nodige zaken te verwezenlijken en zodanig een betere studentenomgeving te creëren. Onze stuvers proberen dit altijd op een constructieve manier aan te pakken met het personeel."

 

"Het is tevens belangrijk om op te merken dat zij dit niet enkel defensief doen zoals vele studenten lijken te denken. Natuurlijk zijn we er voor jullie wanneer er een probleem dient opgelost te worden, zoals nog onlangs de Mekano bij de faculteit Ontwerpwetenschappen, late examenroosters bij de Specifieke Lerarenopleiding of meer studieruimte op het niveau van ASRA (Associatie Studentenraad Antwerpen: UAntwerpen, KdG, AP & HZS). Vaak is het werk van een stuver eerder proactief doordat zij zelf met ideeĂ«n en verbeteringen op de proppen dienen te komen nog vooraleer studenten dit voor mogelijk hadden gehouden of enige hinder ondervonden. Dit is eigenlijke de belangrijkste taak van een stuver, maar deze ontwikkelingen gebeuren altijd achter de schermen tijdens de vele raadszittingen en blijven daar helaas meestal. Denk maar aan probleemloze curriculumhervormingen, verschuivingen in de vakinhoud en werkvormen of meer aandacht voor specifieke voedingspatronen in onze Komida’s, enzovoorts. Aan deze zaken hebben meerdere stuvers waarschijnlijk heel lang gewerkt, maar de grotere studentenpopulatie weet dit meestal niet."

 

"Om zulke zaken meer naar buiten te brengen, onze studenten beter te informeren over het reilen en zeilen van onze operatie én natuurlijk om tevens meer input van studenten te verkrijgen, opteerde het bureau van de Studentenraad (of dagelijks bestuur) er dit academiejaar voor om de Facebookpagina www.facebook.com/sruantwerpen nieuw leven in te blazen. Via dat medium proberen we iedere dag de studenten één of twee keer iets mee te delen over waar we mee bezig zijn of wat eraan komt. We hopen eveneens dat meer studenten hierdoor geneigd zullen zijn om zelf hun zegje te komen doen tijdens een studentenoverleg of als stuver tijdens een raadszitting van een onderwijscommissie, faculteitsraad of een Algemene Vergadering van de Studentenraad zelf."

 

AnaĂŻs Walraven, voorzitster van de Studentenraad
(
© Quinten Verlinden)

 

 

Wat zijn de belangrijkste vernieuwingen die er volgend jaar aankomen?

"Wel, een eerste belangrijke verandering is eigenlijk dat we volgend jaar niet langer werken met integrerende mandaten. Deze zitjes werden gecreĂ«erd om de inkantelende studentengeledingen een aparte stem te geven in de Sstuvo- en Studentenraad, maar deze inkanteling is al enige jaren achter de rug en we zien hen ook niet langer als ‘die integrerende richtingen’. Zij zijn ondertussen up to speed en weten onze officiĂ«le kanalen en verkiezingswegen steeds beter te vinden. Daarom gaan zij vanaf volgend jaar helemaal op in de gewone studentenvertegenwoordiging. Bovendien hebben we een goede relatie met hun oude (prĂ©-UAntwerpen) Ă©n nieuwe stuvers en zien we onze hernieuwde samenwerking volledig zitten. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld samengewerkt aan de dossiers omtrent Conservatie-Restauratie, de Mekano en Monumenten- & Landschapszorg."

 

"We zijn ook druk bezig met het verkrijgen van een bestuursjaar. Dit document stelt deze stuvers in staat om dertig studiepunten door te schuiven naar het volgende academiejaar. In Nederland hebben stuvers dit al, maar in Vlaanderen zou het een uniek gegeven zijn. Wij zien een bestuursjaar als een extra faciliteit voor stuvers die zich dagdagelijks inzetten voor hun medestudenten. Die enkelingen die van studentenvertegenwoordiging eigenlijk hun day time job gemaakt hebben en bijna werkstudenten zijn, zeg maar. Hieronder verstaan we het bureau van de Studentenraad en de negen facultaire stuvers, die de eerste hulplijn zijn voor alle stuvers van hun faculteit. Omdat deze vijftien stuvers zich eigenlijk compleet in hun mandaat moeten gooien en hun studies hier vaak onder lijden, hebben we geopteerd voor een bestuursjaar als ondersteuning bij hun iets langere studieloopbaan. Dit is echter geen verplichting. Het is een mogelijkheid, maar geen must."

 

"Zo geeft UAntwerpen via het diplomasupplement aan dat deze stuvers zich ontzettend hard hebben ingezet voor hun medestudenten, sociaal engagement toonden en tevens heel wat extra competenties verworven hebben tijdens de uitvoering van hun mandaat. Bovendien laat onze instelling zo blijken dat het begrijpelijk is om misschien een halfjaartje langer over je studies te doen, wanneer je jezelf zo hard inzet voor je medestudenten. De Onderwijsraad heeft dit bestuursjaar ondertussen al goedgekeurd, maar nu moet het nog goedgekeurd worden door de Raad van Bestuur van UAntwerpen. Een dossier legt dus altijd een hele lange weg af vooraleer het werkelijkheid wordt."

 

"Dit lijkt misschien wat overdreven wanneer een student dit hoort, maar ik kan je verzekeren dat wanneer je op een hoog niveau stuver bent, je eigenlijk geleefd wordt. Ik heb als voorzitter van de Studentenraad heel wat dagen geklopt waarop ik begon te vergaderen om acht uur ‘s morgens in het Agora CafĂ© en pas om middernacht klaar was met mijn laatste meeting. Bovendien moet je altijd en overal bereikbaar zijn. Zo werd ik tijdens de examenperiode in januari herhaaldelijk wakker gebeld door panikerende studenten die vergeten waren zich in te schrijven voor een examenmoment of doodgewoon hun lokaal voor het examen van die volgende ochtend niet online vonden. Ook je studietijd wordt hierdoor danig teruggeschroefd. Als er iemand een probleem heeft en je dringend opbelt, maakt het voor die student in kwestie immers niet uit of je nu net wou werken aan je thesis. Die mensen zijn over het algemeen verward of boos en hebben dan een oplossing nodig. Niet twee dagen later 
 Dus dan pak je zo snel mogelijk je boeltje in de bib en rep je jezelf ernaartoe. Op dat moment help je die studenten gewoon en ben je blij dat je een verschil hebt kunnen maken en een glimlach op iemands gezicht kon toveren, maar het weegt ook wel zwaar door. Gelukkig weet mijn vriend hoe graag ik dit doe en heeft hij ondertussen ook al leren koken!" (lacht)

 

 

Waarom is het belangrijk dat studenten stemmen tijdens de studentenvertegenwoordigingsverkiezingen?

"Dat is eigenlijk zowat de belangrijkste beslissing die ze maken dat academiejaar – naast hun eigenlijke studiekeuze dan – op het vlak van hun betrokkenheid bij UAntwerpen. Zij moeten immers kiezen wie hen gaat vertegenwoordigen tijdens het komende academiejaar. Kies je voor iemand die al jaren stuver is, iemand die er dolgraag aan wil beginnen, iemand die denkt één specifiek probleem snel te kunnen oplossen, iemand die alom bekend is in het uitgaansleven, iemand die eerder een vakbondsman of -vrouw is, iemand die het altijd eens is met de professoren of gewoon voor een goede vriend(in)? Dit is geen gemakkelijke keuze."

 

"Studenten denken vaak dat het niet uitmaakt wie ze kiezen als stuver, omdat deze studenten gewoonweg naar vergaderingen gaan en dit vaak werk is waarvan studenten weinig afweten. Toch is het voor de studenten uitermate belangrijk om een stuver te kiezen die bij hen past. Je hebt iemand nodig die stevig in zijn of haar schoenen staat, die niet bang is om de studentenmening te verkondigen terwijl men tezelfdertijd altijd constructief moet zijn en een compromis moet beogen. Iemand die altijd energiek klaar staat voor zijn of haar medestudenten met groot enthousiasme en gewiekste geest. Het belangrijkste blijft echter nog altijd de aanspreekbaarheid. Je wil een stuver hebben die praat met iedereen en 24/7 bereikbaar is. Iemand die niet aarzelt om zijn of haar eigen ding opzij te schuiven en jullie problemen de volledige prioriteit te geven. Iemand die er zelf ook heel wat voldoening en plezier uithaalt. Zo iemand is niet makkelijk te vinden, maar ik ben er zeker van dat we samen die witte raven wel opsporen tijdens de stuververkiezing."

 

 

Hoe gaat het stemmen voor studentenvertegenwoordigers precies in zijn werk?

"Er wordt verwacht dat je eerst de motivaties van alle kandidaten leest (op onze Facebookpagina, in het Unifac-postje of in de ASK-snelkrant), waarna je kan klikken op onze poster die bovenaan jouw Blackboard-startscherm prijkt of de link op onze Facebookpagina. Zo word je doorverwezen naar het eigenlijke stemformulier. Daar kan je jouw vertrouwen geven aan onze kandidaten. Je kan natuurlijk ook gewoonweg naar onze stemhokjes komen en daar een praatje slaan met de stuvers in spé."

 

 

Waarom is het belangrijk dat studenten ook op de campussen kunnen stemmen in plaats van enkel online?

"Ook dit jaar staan we op heel wat campussen met onze stemhokjes. We hebben gemerkt dat dit toch beter werkt dan enkel online stemmen. Zo hebben heel wat studenten vaak geen laptop bij en kunnen ze ‘s middags lekker makkelijk samen met hun vrienden stemmen in die stemhokjes. Als we als stuverteam zelf op de campus aanwezig zijn, komen mensen ook direct met ideeĂ«n en opmerkingen naar ons toe. Dat is ieder jaar al zo gebleken. Bovendien kunnen we die studenten dan in een keer overtuigen om de oplossing mee te helpen door te stemmen. Natuurlijk zijn er ook altijd heel wat studenten die de kandidaten daar graag eens ontmoeten om dan pas nadien geĂŻnformeerd hun stem uit te brengen."

 

"Vanaf dit jaar krijgen stemmers echter ook een beloning. De eerste honderd studenten die passeren bij onze stemhokjes elke middag krijgen immers een lekker stuk taart. Maandag gooien we de motivaties van de stuvers in spé online en vanaf dinsdag zijn we elke dag op een andere campus te vinden met onze stemhokjes en heel wat lekkers, want ja hoor er is een breed taartenaanbod." (lacht)

 

 

Als studenten één ding zeker niet mogen vergeten over deze verkiezingen of de studentenraad – behalve dan dat we moeten stemmen – wat zou dat dan zijn?

"Dat studentenvertegenwoordigers heel wat werk verrichten achter de schermen en dat zij 24/7 bezig zijn voor hun medestudenten zodat jullie zonder (al te veel) zorgen kunnen studeren aan een studentikoze universiteit waar de studentenstem hoog in het vaandel gedragen wordt. Vergeet dan ook niet dat een stuver vaak maanden of zelfs jaren werkt aan een dossier voordat dit af is. Soms laten goede en doordachte oplossingen nu eenmaal langer op zich wachten, maar geen nood. Er wordt in de coulissen immers heel hard gewerkt aan onze ideale studentenomgeving."

 

 

Meer info vind je in de 'Stuverbrochure 2016'.

 



wanneer het spel een obsessie wordt
06/04/2016
🖋: 

“Een spel met een hoge verslavingsfactor.” Je leest het wel vaker in gamereviews. Maar hoe verslavend zijn games nu echt? En bestaat er eigenlijk wel zoiets als een gameverslaving? Het antwoord: we weten het nog niet. Momenteel is er een debat aan de gang of gameverslaving in de DSM-5 moet worden opgenomen als verslaving of dat het geklasseerd moet worden als obsessive-compulsive disorder. Wat we wel weten is dat heel wat jongeren problemen hebben om hun gamegedrag onder controle te houden. Dat zegt Tom Evenpoel van de Vereniging Alcohol en Drugs (VAD).

"We krijgen zo'n honderdtal oproepen per jaar in verband met gamen. In zeker opzicht zou je dat veel kunnen noemen omdat je toch niet meteen verwacht dat mensen aan de drugslijn denken wanneer ze vragen hebben over gamen", zegt Tom Evenpoel. Drie vierde van de oproepen komen van bezorgde ouders. We merkten dat er veel vraag is naar meer informatie over gamen, vooral van ouders die vaak in het ongewisse blijven. De gamers zelf die we aan de lijn krijgen vertonen soms wel tekens van verslaving, maar wij nemen die term niet graag in de mond. Dat gaat dan over zaken als meer en langer gamen dan ze zelf van plan waren, moeite hebben om te stoppen, andere aspecten van het leven die verwaarloosd worden enzovoort."

 

geen plezier meer buiten het spel

Wanneer gamegedrag zo uit de hand loopt dat het je hele leven in beslag neemt, kan dat ten koste gaan van je studies. Louis is 26 jaar en begon in het laatste jaar van de basisschool de MMORPG (massively multiplayer online roll-playing game) Dark Age of Camelot te spelen. Toen hij naar de unief ging, liep zijn gamegedrag uit de hand. Hij ging al snel niet meer naar de lessen en bleef thuis om te gamen. Omwille van zijn verslaving maakte Louis zijn studies nooit af. In de vijf jaren dat hij studeerde aan de universiteit, slaagde hij er niet in een diploma te behalen. “Op het ergst gamede ik tussen de zes à acht uur per dag. Eigen aan de games die ik speelde, is dat je heel de tijd beloningen krijgt waardoor je brein voortdurend gestimuleerd wordt. Studeren was in vergelijking erg traag, saai en weinig belonend. Ik begon mijn studies te verwaarlozen en dat leverde slechte cijfers op. Dat zorgde voor heel wat schuldgevoelens. Ik was voortdurend aan het liegen, tegen mijn ouders en tegen mezelf.”

 

“In veel gevallen creĂ«ren ouders meer problemen dan ze verhelpen. Ze beschouwen games vaak als negatief of nutteloos, terwijl dat net de enige toevlucht is van hun kind. Een gameverslaving tast je eigenwaarde aan. De echte wereld wordt alsmaar minder aantrekkelijk, dus zoek je zingeving in die virtuele wereld waar je zo geborgen bent. Na een tijd vond ik enkel nog plezier in het spel zelf. Door mijn gameverslaving was ik vergeten te investeren in mezelf en vergooide ik mijn kansen op een toekomst. Mijn leeftijdsgenoten staken me in gestaag tempo voorbij en de interimjobs die ik deed waren deprimerend en uitzichtloos. Ik was bleek, had een slechte conditie en kwam amper buiten. Aan een lief geraakte ik niet. Toen ik werd afgewezen door een meisje dat ik echt zag zitten, stelde ik me de vraag: zou ik met mezelf willen samenzijn? Het antwoord was nee. Ik had niks te bieden.”

 

“Toen heb ik beslist om te stoppen met gamen. Het moeilijkste is om na een verslaving terug plezier te vinden buiten het spel. Ik ben terug beginnen leren, sporten, werken en heb zo mezelf terug leren kennen. Ik heb veel inspiratie gehaald uit meditatie, iets waar ik vroeger eerder lacherig over deed. Dit heeft me echt geholpen om terug in het moment te leven, zonder onbewust in mijn hoofd voortdurend naar de gamewereld uit te kijken.”

 

casual gamen lukt niet meer

Louis is nu al drie jaar gestopt met gamen. Soms speelt hij nog wel FIFA met vrienden, maar van MMORPG’s blijft hij weg. “Casual gamen doe ik niet meer", zegt Louis, "na drie jaar voel ik geen verleiding meer, maar aanvankelijk maak je de kans om te hervallen voor jezelf te groot als je terug casual gaat spelen."

 

Ook S. uit Antwerpen kent dat probleem. “Toen ik mijn vierde middelbaar moest bissen begon ik erg veel World of Warcraft te spelen. Ik was goed en bouwde al snel een zekere reputatie op in het spel. Op schooldagen speelde ik tot zeven uur per dag en in de weekends zat ik non-stop achter mijn pc. Tijdens de zomervakantie ging ik zo erg op in het spel dat ik zonder het te beseffen een doorligwonde had gekregen van mijn kapotte bureaustoel, waarvan de rugleuning beschadigd was. Ik heb het litteken nog steeds. Ik heb toen redelijk snel beseft dat mijn gamegedrag problematisch was en ben daarna geminderd en uiteindelijk gestopt. Ik weet van mezelf heel goed dat ik nooit meer met een MMORPG mag beginnen. Als je zo goed bent geweest als ik, dan kan je dat competitiebeest in jezelf niet meer bedwingen en dreig je weer in het spel gezogen te worden.”

 

“De hardnekkigheid van zo’n gameverslaving kan je eigenlijk goed vergelijken met een rookverslaving”, zegt Mark Frederickx, stafmedewerker bij het psychiatrisch centrum Broeders Alexianen in Tienen. Frederickx werkte lang met alcohol- en drugsverslaafden, maar specialiseert zich sinds zo’n tien jaar ook in problematisch gamegedrag en internetgebruik, iets waar hij steeds vaker mee geconfronteerd werd. “Wanneer je heel erg vaak iets doet waar je genot van krijgt, zoals in mijn geval roken, dan worden die prikkels ergens in je hersenen als een bestandje op je harde schijf opgeslagen. Dat bestandje raakt na verloop van tijd misschien wel ondergesneeuwd en in onbruik, maar wordt nooit verwijderd. Wanneer je diezelfde prikkels later, nadat je gestopt bent, terug activeert, komt al die opgeslagen informatie terug vrij en zit je al snel weer aan je vroegere gebruik.”

 

De Amerikaanse psychologe Maressa Orzack ging ooit zover om te suggereren dat videogames net als pakjes sigaretten moesten worden voorzien met een waarschuwende boodschap over het risico op verslaving. Volgens Orzack zouden spelontwikkelaars zoals Blizzard, ontwikkelaar van o.a. World of Warcraft, hun producten bewust verslavend maken om geld te verdienen. Maar dat games even verslavend zijn als sigaretten wil Frederickx niet gezegd hebben. "Negentig procent van de gamende jongeren ontwikkelt geen problematisch gamegedrag. Van de groep die het wel doet, is nog een kleiner deel werkelijk verslaafd. Bij roken daarentegen is het risico op verslaving veel hoger. Uit mijn eigen ervaring blijkt bovendien dat diegene die vatbaar zijn om echt verslaafd te worden aan games, meestal ook te kampen met andere psychische aandoeningen zoals ADD of autisme.”

 

hoeveel is te veel?

Maar vanaf wanneer beschouwen we gamen dan als problematisch? Hoeveel uur per dag mogen we met andere woorden gamen vooraleer we het risico lopen om verslaafd te worden? Volgens Frederickx hangt dat steeds af van de omstandigheden. “Bij sommige patiĂ«nten kan dat drie uur zijn, bij andere heb ik dan weer liever dat ze helemaal niet meer gamen en sommigen mogen van mij gerust tien uur per dag gamen zonder dat ik mij daar zorgen over maak. Wat vooral belangrijk is, is wat je naast het gamen nog allemaal doet. Ga je nog naar school? Werk je? Spreek je buiten je online vrienden nog af met vrienden IRL (in real life, nvdr.)? Zolang je buiten je gamegedrag nog op een gezonde manier in het leven staat en er niet helemaal door in beslag genomen bent, dan zit het waarschijnlijk nog wel goed.”

 

Wie uiteindelijk juist de ernst van de situatie bepaalt, blijft een moeilijke kwestie. De gamer in kwestie, de ouders en de geraadpleegde specialist zouden in de ideale wereld steeds op dezelfde lijn zitten, maar in realiteit nemen zij vaak erg uiteenlopende posities in. Wanneer ouders zich zorgen maken en hun kind ontkent dat er een probleem is, moet Frederickx als specialist in de eerste plaats de rol van bemiddelaar op zich nemen. “Meestal krijg ik ouders over de vloer die zich zorgen maken om hun kind. In sommige gevallen is het meteen duidelijk wanneer er een probleem is. Soms gaat het kind bijvoorbeeld niet meer naar school of wordt de persoonlijke hygiĂ«ne verwaarloosd 
 De ergste gevallen wassen en voeden zich niet meer degelijk en plassen bijvoorbeeld achter hun bureau in een fles. Ik heb zelfs iemand begeleid die het gewoon in zijn broek deed zodat hij maar niet hoefde stoppen met gamen."

 

niet afkicken maar praten

Toch is het voor Frederickx niet gemakkelijk om rechtstreeks contact te leggen met jongeren met problematisch gamegedrag. Vaak verloopt zijn werk via tussenpersonen, in de meeste gevallen via de ouders. De drempel om bij hem aan te kloppen is groot, en het helpt natuurlijk niet dat hij werkt vanuit een psychiatrische kliniek. De psychiatrisering van problematisch gamegedrag is dan ook terecht controversieel. Toen in 2006 de mediagenieke Keith Bakker in Nederland een afkickkliniek voor gameverslaafden opstartte deed dat heel wat stof op waaien in de media. Een programma van vier weken dat je zou met je verslaving zou helpen. Kostprijs: 500 euro per dag. De kliniek is ondertussen al weer even gesloten en Bakker zelf zit in de gevangenis wegens seksueel misbruik van patiënten.

 

“Kijk, als ik veel geld wil verdienen dan richt ik morgen ook een afkickkliniek op voor gameverslaafden ergens op een eiland in de Bahama’s. Ik zoek de juiste sponsors en maak een opname erg duur zodat de gegoede klasse meteen overtuigd is. Maar daar geloof ik niet in. Pas op, er bestaan knappe en goed uitgewerkte programma’s die werken met opname, maar in het geval van Keith Bakker waren de meeste van zijn patiĂ«nten na een paar maanden toch weer in hun oude gewoontes hervallen. Ik geloof meer in dialoog en een goede begeleiding van de ouders. Volgens mij kan er nog veel meer gebeuren op preventief vlak, zoals ouders sensibiliseren om steeds afspraken te maken met hun kind over gamen.”

 

"Vaak is de relatie met de ouders al grondig verzuurd wanneer ze bij mij terecht komen, zelfs tot op het punt dat er gewoon niet meer gecommuniceerd wordt. Ouders zijn meestal de enigen die dicht genoeg bij iemand met een gameverslaving staan om werkelijk een verschil te maken. Alle studies wijzen erop dat jongeren willen praten over games. Belangrijk is dat ouders interesse tonen in de hobby van hun kind. Wanneer een kind na het gamen uit zijn kamer komt, wordt daar aan tafel nauwelijks over gesproken. Eigenlijk moeten ouders net zo geïnteresseerd zijn als wanneer hun kind terugkomt van bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd: ‘Hoe was de match? Heb je goed gespeeld?’ Wanneer ouders terug met hun kind praten is het de bedoeling om ze te laten onderhandelen met elkaar. Dat gaat in het begin over kleine zaken: afspraken over samen eten, beloven om naar school te gaan 
 Later kunnen dan ook afspraken worden gemaakt over wanneer en hoe lang er gegamed mag worden.”

 

“Ik vraag nooit van mijn patiĂ«nten om volledig te stoppen met gamen. Getouwtrek met computers en het uitschakelen van de elektriciteit leidt enkel tot agressie en een verdere verzuring van de relaties. Dat maak ik ook altijd meteen duidelijk aan ouders die tot bij mij komen. Op die manier probeer ik vanaf het begin een vertrouwensband op te bouwen met mijn patiĂ«nten. In de mate van het mogelijke laat ik hen tijdens mijn sessies ook hun laptop meebrengen zodat ze hier kunnen gamen terwijl ik met hen praat. Eigenlijk ga ik dan met hen een soort joint venture aan. Ik ben zestig jaar en begeef me op het vlak van games vaak op onbekend terrein. Ik stel hen veel vragen over games en stel daar dan op mijn beurt mijn ervaring als verslavingsdeskundige tegenover.”

 

niet doemdenken

“Momenteel is gameverslaving een probleem dat zich wat in de marge bevindt omdat het zich vooral situeert bij schoolgaande jeugd en daarom niet echt erkend wordt als een maatschappelijk probleem. Ik verwacht dat dat binnenkort zal veranderen wanneer mensen in toenemende mate geconfronteerd zullen worden met problematisch game-gedrag op het werk. Dat het probleem de komende jaren zal toenemen is voor Frederickx vanzelfsprekend. “De gaming-industrie is op dit punt groter dan de film- en de muziekindustrie tezamen. Het is logisch dat er dus ook meer problemen zullen komen met gameverslaving. Of dat de verantwoordelijkheid is van de spelontwikkelaars, daar ga ik mij niet over uitspreken.”

 

Toch is Frederickx geen doemdenker: “Voor mij is gamification vooral een positief verhaal. We vinden steeds meer manieren om creatief te werken met games en daar leren we ontzettend veel van. Daarbij zijn games ook gewoon erg knap en mooi. Persoonlijk vind ik bijvoorbeeld Grand Theft Auto een prachtig gemaakt spel. Er is maar een kleine minderheid die effectief in de problemen komt door het spelen van games. De meesten die problematisch veel gamen in hun jeugd groeien eruit wanneer ze op zoek gaan naar een lief, werk en een eigen woonst. Maar dat wil niet zeggen dat we de minderheid die een verslaving ontwikkelt zomaar mogen verwaarlozen. Al bij al ben ik er van overtuigd dat we met dat probleem zullen leren omgaan. Tegenwoordig wordt er al veel meer onderzoek naar gedaan dan toen ik begon. Het probleem zal toenemen, maar onze kennis erover ook.”

 

 

Bang dat je verslaafd bent? Surf naar www.druglijn.be/drugs-abc/gamen/risicos om te testen of je risico loopt op een verslaving of bel 078 15 10 20 voor een gesprek.

 

Wil je stoppen met gamen maar ondervind je problemen? Louis probeert met zijn website www.winreallife.com als lifecoach ook andere mensen te helpen om hun gameverslaving te overwinnen.



mens sana in corpore sano
05/04/2016
🖋: 

Student en sport. Vloeken deze woorden? Nochtans leuzen genoeg om je te laten inspireren: van de gouwe ouwe ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ tot ‘zweet is slechts vet dat huilt’ of de gevleugelde woorden van Rocky Balboa: “It ain’t how hard you hit. It’s about how hard you can get hit and keep moving forward.” Neen? Weten ze je niet te raken? Te lui, te hard geleerd, te veel gefeest? Ik begrijp het en wil helpen. Daarom beoefen ik iedere maand een sport in jouw plaats.

De scharnieren van de zolderluik kraken. Op die manier maken ze duidelijk dat ze al jaren in een toestand van rust verkeren en liever in die positie waren gebleven. Doof voor hun waarschuwingskreten trek ik het houten gevaarte naar beneden en baan me via de zoldertrap een weg naar omhoog. Boven is het muf, donker en koud. De zolder is een vijandige omgeving. Een plaats waar nooit iemand hoeft te komen tenzij het echt moet. Gesitueerd in de nok van het huis, ver weg van de bruisende woonkamer, de geurende keuken en het chaotische washok. Een plaats om dingen op te bergen, te verstoppen en te vergeten. De plaats waar ik me nu bevind.

 

Al snel sta ik oog in oog met het voorwerp dat me naar deze plek van onheil heeft gebracht. Een oude kwelduivel is het. Een verdrongen demon. Een ontzagwekkend kwaad dat me jarenlang in de ban heeft gehad en me nu onverschrokken vanop het onderste rek van een obsoleet meubelstuk zit aan te staren. Bedekt onder een dikke laag stof maar nog even grijs als toen ik hem er jaren geleden achterliet. Rechthoekig van vorm als een hoogtechnologische brooddoos gevuld met draden, tandwielen en andere machinerie. De poorten van de geheugenkaarten lijken op neusgaten, de start- en openknop op twee onheilspellende ogen. Voorzichtig neem ik het beest vast. Het stof dringt tot diep in mijn poriĂ«n, prikt genadeloos en laat donkere sporen na op mijn vingertoppen. De irriterende voorbode van een onuitwisbare fout. Maar dit alles gaat aan me voorbij. Onwetend en onverstoord als een blinde doofstomme daal ik de zoldertrap af. Zorgeloos fluitend, hoewel ik de doos van Pandora in mijn handen heb geklemd. Welkom terug in mijn leven,  PlayStation.

 

“EĂ©n spelletje nog. Het allerlaatste. Ik beloof het!” Ik moet lachen wanneer ik terugdenk aan de smeekbeden die ik mijn ouders toewierp in de hoop dat ze me nog wat langer in m’n spelwereld zouden laten vertoeven. Aan de talloze stralende zomerdagen die ik liever binnen doorbracht, gekluisterd aan het televisiescherm. Slaap, hygiĂ«ne, sociaal contact? Wat had ik daar aan? Gamen moest ik. Gamen zou ik. Gamen deed ik.

 

Hoe heb ik me ooit zo kunnen laten meeslepen door dit onbeduidend stukje technologie? En nu, nu ik de PlayStation opnieuw aansluit op onze oude tv, leg ik uit doodse verveling de controller na een kwartiertje neer en druk zonder schroom het toestel uit. Ik vind er niks aan. Zorgeloos fluitend vertrek ik naar de les, terwijl het onschuldig stuk vergane glorie op de salontafel achterblijft.

 

De theatervormige aula gonst van energie. Geroezemoes echoot door de zaal terwijl de professor een onophoudelijke woordenstroom uitkraamt. Pennen klikken en papieren ritselen. Peinzende blikken verraden knetterende breinen. Alles lijkt normaal. Alles lijkt zoals het hoort. En daar zit ik. Het lukt me geen moment de aandacht bij de les te houden. Ik laat mijn hoofd in m’n handpalm rusten en staar doelloos naar buiten. Langzaam voel ik mezelf wegglijden in een onrustige droom, maar tegensputteren kan ik niet.

 

Plotsklaps word ik gewekt. Een onbekende man grijpt me bij de schouders en schudt me door elkaar. Vervolgens schreeuwt hij iets onverstaanbaars en drukt een machinegeweer in m’n handen. Rondom mij ontploffen granaten en ik zit tot kniehoogte in het slijk. Verschrikt kijk ik rond. Waar is de aula gebleven? Wanneer de man de angst in mijn ogen gewaarwordt, lacht hij en zegt sussend: “Geen nood Stijn, je hebt nog drie levens.” Drie levens? Wat bedoelt hij daarmee? Voor ik hem om uitleg kan vragen, ontploft er een granaat op een boogscheut van ons twee en wordt alles zwart.

 

Opnieuw word ik met een schok wakker. Een blitse bolide scheurt door verlaten straten terwijl een zee van rood-blauwe zwaailichten aan zijn bumper kleeft. Achter het stuur zit dezelfde man die me net op het slagveld vergezelde. In de leren zetel naast hem zit ik, ineengedoken van schrik omdat ik ervan overtuigd ben dat we tegen deze snelheid eerder vroeg dan laat uit het raam gekatapulteerd zullen worden. Maar behendig bestuurt mijn mysterieuze metgezel deze doodskist op wielen langs alle obstakels en neemt zo steeds meer afstand van de loeiende sirenes en flikkerende zwaailichten. Dan draait de man zich naar mij, de voet nog steeds vol op het gaspedaal, en zegt: “Eindelijk ben je terug. Je hebt wel je tijd genomen.” Terug? Ben ik hier dan eerder geweest? Ik wil vragen wat hij juist bedoelt, maar plots rijdt een van de kudde losgekomen combi een zijstraat uit en pats! Alles wordt zwart.

 

Een derde maal ontwaak ik. Ik bevind me in de aula waarin ik daarnet les had, maar dit keer lijkt hij volledig verlaten. De professor staat stilzwijgend op het podium. Ik steek mijn hand op om te vragen wat hier gaande is, maar alvorens ik iets kan zeggen onderbreekt de professor me en begint luidkeels archaĂŻsche spreuken te declameren. Vervolgens haalt hij vanonder zijn bureau een staf boven en richt die op mij. Verbaasd kijk ik hem aan. Dan herken ik hem. Het is de man van het slagveld, de man in de auto. Ik sta recht en loop naar hem toe, maar net voor ik hem kan bereiken verschijnt aan het uiteinde van zijn staf een felle lichtbol en vervolgens een flits. Alles wordt zwart.

 

Het is donker buiten. Ik zit thuis op de bank. De PlayStation staat op de salontafel en in m’n hand ligt een controller. Uit het scherm van de televisie schijnt een zacht, wit licht. Op het beeld lees ik twee woorden en grinnik zachtjes. Game over.



achter de schermen
04/04/2016
🖋: 

‘De politie, uw vriend’, moeten ze bij Lokale Politie Antwerpen en Stad Antwerpen gedacht hebben toen ze ons op 2 september 2015 voorstelden aan de Campusagent. De Campusagent, zegt u? Sinds september is hij de contactpersoon voor studenten die met al hun vragen terecht kunnen op zijn nieuwe Twitteraccount. Wij wilden weten met wat voor vragen dan precies. Oh, en waar zijn fameuze bijnaam ‘marsepeinen reus’ vandaan komt. dwars ging praten met Joris Brijs, de enige echte Campusagent.

Intimiderend. Dat is de eerste gedachte die in mij opkomt wanneer ik voor de Oudaan sta. Een enorm betonnen gebouw, dat dreigend boven je uittorent. Ik ben enkel gewapend met mijn lange lijst vragen, maar krijg het gevoel dat ik een zware misdaad heb begaan.

 

De Campusagent blijkt gelukkig helemaal niet intimiderend, ondanks zijn baard en zijn lengte van twee meter. Hij wacht me op in een kantoor op de twaalfde verdieping, met een uitgestrekt panorama over de stad achter zich en een brede glimlach op zijn gezicht. Ik vuur meteen mijn lange lijst vragen op hem af, voor een keer niet via Twitter maar in levende lijve. 

 

 

Hoe is de Campusagent ontstaan?

“Er is sinds 2000 een Studentenflik in Leuven, en in 1995 was er zelfs al een in Hasselt, toen nog met de Rijkswacht. Sinds 2014 is er ook een Studentenagent in Geel. Die hebben hun bureel of spreekuur op de campus zelf, maar in Antwerpen is dat met al de verschillende campussen natuurlijk een pak moeilijker.”

 

“Het idee van de Twitteraccount is ontstaan uit een bestuursakkoord van Lokale Politie Antwerpen. Men wilde onderzoeken hoe de politie sociale media kan gebruiken voor betere communicatie. De Antwerpse politie had al langer een eigen Twitteraccount, maar toen kwam het voorstel om een apart account te maken voor contact met studenten.”

 

“En dan moesten we nog een naam verzinnen. ‘Campus’ maakt meteen duidelijk waarover het gaat: het wijst op de studenten, maar ook op de buurt en bewoners rond de Stadscampus. Het woord ‘agent’ kent natuurlijk ook iedereen. Eigenlijk ben ik geen agent, maar inspecteur. Dat is een andere rang. Maar ‘inspecteur’, dat klinkt zo onderzoeksachtig. Dus hebben we het maar op ‘agent’ gehouden.”

 

 

Hoe ben je Campusagent geworden?

“Ik was al wijkinspecteur in de Antwerpse binnenstad, waar de studentenbuurt deel van uitmaakt. Sinds 2006 voorzien we extra toezicht in die buurt. Vroeger vooral op donderdagavonden, omdat dat de drukste studentenavond was, maar de laatste jaren bijna alle dagen van de week. Het is dus gestart als een onderdeel van de wijkwerking, en ik was binnen het wijkteam verantwoordelijk voor de studentenbuurt. In 2015 hebben ze daar dan een naam opgeplakt.”

 

“Ik sta in voor alles wat met studenten te maken heeft. Studentenfeestjes, horeca in de buurt en dergelijke. Ik zit ook bij het Antwerps Studentenoverleg en heb mee de huidige doop- en feestcharters opgesteld. Je komt mij onder andere tegen op de jaarlijkse workshops voor nieuwe praesidia waar ik uitleg geef over die charters. Verder werk ik vaak samen met GATE15. We ondersteunen elkaars campagnes.”

 

“Het helpt wel dat ik zelf actief ben geweest in het studentenleven. Voor ik bij de politie ging, heb ik hotelschool gevolgd en daarna Hotelmanagement aan de AP Hogeschool, toen nog Hogeschool van de Provincie Antwerpen. Daar heb ik in een praesidium gezeten. Ik ben quaestor geweest, praeses, mentor voor het leven, peter en bierkoning. Ik heb thuis dus wel wat van die lintjes liggen. En ik weet er genoeg over, ze moeten mij dus niks proberen wijsmaken, die studenten.”

 

“Het was handig dat ik in het begin nog veel studenten kende. Ik was toen nog niet lang weg uit het studentenleven en ging zelf nog wel eens naar een cantus of TD. De week erna stond ik dan in uniform bij diezelfde studenten om te zeggen dat ze teveel lawaai maakten, en dat werd echt goed ontvangen. ‘Ah ja mannen, dat is de Joris, we kennen dieje, misschien moeten we toch efkes stiller zijn’ was het dan altijd. Of ‘Ah maar gij zijt diejen ene!’ En dan gaven ze mij gelijk. Dat is de laatste jaren wel veel minder geworden. Maar daar ga jij nu verandering in brengen, hĂ©.” Hij glimlacht nog eens breed.

de Campusagent (© Natasja Van Looveren | dwars)

 

Wat zijn de grappigste dingen die je als Campusagent al hebt meegemaakt?

“Er gebeuren heel veel grappige dingen. Maar als je erover nadenkt is dat politioneel gezien vaak helemaal niet grappig. Zo lagen er eens zandzakjes bij een werf en ’s nachts hadden studenten die allemaal leeggegoten en van het zand een soort fort gemaakt. Keigrappig eigenlijk en goed gedaan, maar ja, dat mag gewoon niet, dat is beschadiging van andermans goederen. En dan komt heel dat politioneel verhaal. Dus we moeten natuurlijk zeggen dat dat niet mag.” Zijn toon wordt serieus. “Eigenlijk is dat niet grappig, hĂ©.” Maar lang houdt hij het niet vol, daar is die glimlach alweer.

 

“In de latere uurtjes gaan studenten vaak met ons in discussie. Regelmatig van die zelfverzekerde rechtenstudenten die denken dat ze alles weten over strafrecht. ‘Ik ben wel zat, maar jullie kunnen mij niks doen’ en dan komen er hele wetgevingen naar boven. Maar er bestaat wel zoiets als bestuurlijke aanhouding. Dat betekent dat als iemand voor overlast zorgt of dronken op straat loopt, wij die persoon mogen aanhouden. Daar hebben ze dan nog nooit van gehoord en dan valt heel hun argumentatie in elkaar. Dat is ook grappig.”

 

“We merken de laatste jaren dat de student heel verbaal wordt. Niet agressief, maar heel mondig. Toen ik nog student was en wij de politie zagen aankomen, dan zeiden wij gewoon ‘Ja, meneer’ en ‘Nee, meneer’ en dachten we enkel ‘hoe rapper die weg zijn, hoe beter.’ En dan deden we weer verder zoals we bezig waren. Terwijl nu veel studenten in discussie gaan. Ik snap dat niet goed.”

 

Als wij komen zeggen dat er teveel lawaai is, dan volgt er altijd een hele argumentatie. ‘Maar meneer, het is zo’n schoon weer buiten’ of ‘Maar wij mogen binnen niet roken’, terwijl dat niet nodig is. Als de muziek wat stiller wordt gezet en iedereen efkes naar binnen gaat, dan is dat in orde.”

 

“Ik zeg niet dat je klakkeloos alles moet overnemen wat we zeggen, maar even logisch nadenken zou al veel oplossen. Als de politie zegt dat je teveel lawaai maakt en je bent wat stiller, dan komt dat goed, dan hoef je niet te discussiĂ«ren. Dat zorgt bij veel van mijn collega’s voor frustraties. Ze verliezen hun geduld dan wel eens en daarna hoor je dan ‘de politie was weer onvriendelijk’. Maar meestal komt dat wel ergens vandaan, hĂ©. Dat is wel een tip die ik wil meegeven aan de studenten: eerst denken en dan doen. Stel jezelf de vraag: ‘als ik dit doe, is dat dan een goei idee?’, en is het antwoord daarop ‘nee’, awel, doe het dan ook niet.”

 

 

Zijn er dan veel klachten over overlast?

“Ja, heel veel klachten. Het is de laatste jaren op bepaalde pleinen ook veel erger geworden. Op de Stadswaag is de overlast veel groter geworden, op de Ossenmarkt is het dan weer veel minder en op het Frans Halsplein is het helemaal weg. Hoe komt dat? Er gaan café’s weg, maar de studenten blijven. Er komen zelfs steeds meer studenten bij. Die beginnen zich dan te concentreren op bepaalde plaatsen, zoals op de Stadswaag. Dan is meer overlast gewoon onvermijdelijk. Het zou ideaal zijn als er weer meer studentencafé’s bijkwamen, dan wordt dat lawaai meer verspreid.”

 

Er komen ook overal nieuwe appartementen bij in de buurt. Hebben die mensen ongelijk om hier te komen wonen? “Natuurlijk niet, maar je hebt wel avonden dat het hier heel druk kan zijn. Dat moeten ze ook begrijpen. En omgekeerd zouden studenten zich wel meer mogen inleven in de buurtbewoners. Heel tof om in een gemengde buurt te wonen, maar als je vroeg moet opstaan om te gaan werken en er staat om drie uur nog iemand voor je deur te brullen, is dat niet leuk. Studenten denken te vaak dat ze alleen zijn, maar dat is niet zo.”

 

“Er zijn wel vormen van overlast die verminderd zijn. Het wildplassen is bijna helemaal verdwenen. Een jaar of vijf geleden konden we makkelijk vijftig wildplassers per avond op heterdaad betrappen. Sinds er meer politie in de straten rondloopt is dat veel minder, als we er nu nog een hebben op een maand is het al veel. Luid roepen en overgeven tegen gevels is bijvoorbeeld ook achteruit gegaan. Gelukkig maar.”

 

 

En zijn er nog andere dingen veranderd nu er meer blauw op straat te zien is?

“We merken de grootste verschillen bij het wildplassen en ook bij vuilbakske stamp, al blijft dat jammer genoeg nog steeds populair. De aanwezigheid van de politie heeft blijkbaar wel een langdurig effect. We zetten vooral aan het begin van het academiejaar meer agenten in in de studentenbuurt, om iedereen bewust te maken van onze aanwezigheid en dat blijft toch wel effect hebben tijdens het jaar. Niet dat wij veel PV’s moeten schrijven of gasboetes, door onze aanwezigheid daalt al die kleine overlast wel.”

 

“Er lopen de laatste tijd ook veel minder rare figuren rond op straat. Ik heb dat ook al van studenten zelf gehoord, dat ze vaak van die rare mensen zagen rondlopen in de buurt van een cafĂ© of terras, waarvan je duidelijk kon zien dat het geen student was, en dat daarna bleek dat er een gsm of portefeuille gestolen was. Die zullen er nog altijd wel ergens rondlopen waarschijnlijk, maar we hebben er in ieder geval al veel minder klachten over. Dat is dus ook iets goe voor de student. Maar wij zijn er ook niet tegen de studenten natuurlijk.”

 

“Als je toch een verdacht figuur ziet rondlopen, of je ziet iets gebeuren dat niet klopt, mag je trouwens altijd meteen het noodnummer 101 bellen. Veel mensen denken dat dat nummer enkel dient voor als er echt iets heel ergs is gebeurd, maar als je iets ziet gebeuren dat verdacht is, zoals een inbraak of een diefstal of wat dan ook, dan mag je daar altijd meteen naar bellen. Er wordt dan meteen een interventieteam uitgestuurd om zo snel mogelijk achter de verdachte aan te gaan. Voor minder dringende vragen kan je altijd terecht bij de twitteraccount van de Campusagent. Je gaat dan altijd snel antwoord krijgen, maar voor dringende zaken kan je beter meteen naar 101 bellen.” 

 

 

En ten slotte ... Vanwaar komt je bijnaam?

“Ah goed dat je dat vraagt. Het is al eens fout geciteerd. Mijn bijnaam is ‘marsepeinen reus’, maar in Knack noemden ze mij ‘marsepeinen ventje’. Ik ben twee meter groot, dus dat is wat vreemd. De naam komt van toen ik nog interventies deed voor ‘de 101’. Ik raakte toen vaak gekwetst door verdachten. Ze hebben mijn neus al eens gebroken, mijn elleboog is kapot en mijn knieĂ«n zijn al een paar keer overgestampt. Ik gebruikte mijn grootte vaak om te intimideren. Normaal moet je een veiligheidsafstand houden, maar mijn grootte maakt mensen kalmer en daar maakte ik dan gebruik van. Maar zo raakte ik snel gekwetst. Een kwetsbare reus, eigenlijk.”

 

Toch een beetje intimiderend dus, die Campusagent. Heldhaftig ook wel. Maar vooral heel erg vriendelijk, en ik weet nu dat ik met mijn vragen zeker bij hem terecht kan. De politie, uw vriend? Het is nog waar ook. 

 

 

Voor meer informatie:

 

  • de Blauwe Lijn: 0800 123 12 (gratis nummer voor niet-dringende meldingen)
  • voor dringende oproepen of als je iets verdachts opmerkt: 101


het laatste woord
04/04/2016
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze keer: topinamboer.

Een topinamboer, ook wel aardpeer, jeruzalemartisjok of knolzonnebloem genoemd, is een knol om u tegen te zeggen. Ja hoor, u leest het goed. Deze maand in ‘het laatste woord’ niet één, maar wel vier laatste woorden! Een mens zou voor minder de weg kwijtraken. Hoewel de aardpeer de voorbije jaren wat in onbruik raakte, is dit knobbelige knolletje tegenwoordig weer in opmars. Het is vooral populair als deel van de alomtegenwoordige campagnes om ‘vergeten groenten’ terug te brengen. Men kan zich moeilijk inbeelden hoe het komt dat een groente met vier verschillende namen vergeten wordt.

 

Topinamboer (aardpeer, jeruzalemartisjok of knolzonnebloem) kan worden klaargemaakt zoals zijn verre kozijn de aardappel. Je kan ze koken, bakken, poffen, pureren, voederen aan je knaagdieren, of gebruiken als knaldemper wanneer je een moord gaat plegen voor Don Corleone. Je kan ze ook rauw eten, bijvoorbeeld in een salade.

 

Een esthetisch bezwaar echter: bij contact met lucht en licht verkleurt het vruchtvlees van de topinamboer al snel naar een onaangename bruine tint. In dat opzicht lijkt het een beetje op de student die eindelijk op skivakantie kan vertrekken, om een week later met een heus jeruzalemartisjokkleurtje weer in de aula te zitten.

 

Hoe de topinamboer aan drie van zijn vier namen is gekomen blijft onzeker. De  enige naam waar een duidelijk verhaal aan lijkt vast te hangen is ‘jeruzalemartisjok’.  En dit komt dan nog van een verkeerde uitspraak uit het Italiaans. Zet na ‘gnocchi’ en ‘bruschetta’ ook maar ‘girasole articiocco’ op de lijst van onuitspreekbare Italiaanse voedingsmiddelen. Voor de naam ‘knolzonnebloem’ lijkt de etymologie meer voor de hand liggend. De knolzonnebloem is namelijk een knol onderaan de stengel van een grote gele bloem. De herkomst van ‘aardpeer’ is ook niet zo moeilijk te achterhalen: een knol met een hoog zetmeelgehalte, die lijkt op een aardappel wanneer je je ogen een beetje toeknijpt. Wat ‘topinamboer’ betreft, blijkt het om een verbastering te gaan van de naam van een inheemse Braziliaanse stam.

 

Hoe je het ook mag noemen, je kan er niet omheen: dit knolletje lijkt op een drolletje.  



microscoop op wetenschap
04/04/2016
🖋: 

Software die cyberpesten detecteert: het klinkt als sciencefiction, maar de verwerkelijking is nabij. Dat bewijzen professor Walter Daelemans en zijn collega’s bij CLiPS – voluit Computational Linguistics and Psycholinguistics –, het onderzoekscentrum voor computerlinguïstiek verbonden aan het departement Taalkunde van Universiteit Antwerpen. In het hoofdkwartier in de Lange Winkelstraat worden bruggen geslagen tussen taalkunde en ICT. De missie: zorgen dat computers taal begrijpen op dezelfde manier als mensen dat doen.

In tegenstelling tot mensen kunnen computers enorme hoeveelheden informatie in luttele seconden verwerken, in casu teksten. Kennis extraheren uit tekst gebeurt op drie niveaus. Het eerste is objectieve kennis, waarbij de feiten, relaties en concepten uit een relaas worden blootgelegd. Ten tweede is er sentimentanalyse, waarbij opinies uit de tekst worden gefilterd. Ten slotte verraadt een tekst allerhande informatie over de auteur zelf, die via automatische taalanalyse te detecteren valt. Op dit niveau neemt CLiPS een unieke positie in het onderzoek in. Werd een tekst geschreven door een man of een vrouw? Is die persoon intro- of extravert, jong of oud, hoogopgeleid of laaggeschoold? De profilering gebeurt op basis van datamining, waarbij gezocht wordt naar statistische verbanden binnen grote hoeveelheden informatie, om die dan toe te passen op nieuw materiaal. In dit geval gaat het over factoren als zins- en woordbouw, spelfouten, het gebruik van voornaamwoorden, ... die samenhangen met bepaalde kenmerken van de auteur.

De resultaten geven een impuls aan andere takken van het wetenschappelijk onderzoek: taalkundigen, psychologen en sociologen buigen zich met graagte over nieuwe, statistisch gefundeerde inzichten in ons taalgebruik. Buiten de academische wereld is de computerlinguĂŻstiek relevant door haar concrete toepassingen. In het forensisch onderzoek kan taalanalyse bijvoorbeeld nuttig zijn om auteurs van vermeende zelfmoordbrieven of dreigmails te ontmaskeren.

 

cyberpesten in woord en beeld

Een van de lopende projecten bij CLiPS is AMiCA, dat staat voor Automatic Monitoring for Cyberspace Applications. In samenwerking met KU Leuven en UGent wordt er gewerkt aan een systeem dat veiligheid op het internet garandeert voor jongeren op vlak van seksueel grensoverschrijdend gedrag, cyberpesten en depressie. Hierbij worden de drie niveaus van tekstanalyse gebruikt, in combinatie met beeldanalyse.

De software zoekt automatisch naar beledigingen, grensoverschrijdende voorstellen en abnormaal taalgebruik in chatgesprekken en statusupdates op sociale media. Hij inspecteert daarvoor zinnen en woorden, inclusief emoticons. Het algoritme bepaalt zelf wat relevant is en waarschuwt indien nodig de moderator. Die controleert de geselecteerde inhoud en grijpt eventueel in. Dat doet de software dus niet zelf, daarvoor staat de technologie nog niet genoeg op punt. Of dit ooit wel het geval zal zijn, is onzeker. Met gevoelige onderwerpen als cyberpesten, depressie of zelfs grooming door pedofielen moet je heel voorzichtig omspringen. Het risico bestaat dat de software faalt en een onschuldige aan de schandpaal wordt genageld of dat ouders panikeren omdat het systeem beweert dat hun dochter op het punt staat zelfmoord te plegen. De rol van de moderator – de mens achter de machine – blijft dus cruciaal.

Doel van het AMiCA-project is het aantal gevallen dat de moderator moet controleren reduceren, wat tijdswinst oplevert bij het oplossen van de problemen. Bijkomend voordeel is dat de verzamelde informatie het onderzoek naar (online) sociale netwerken vooruithelpt. In het huidige basisonderzoek worden verschillende algoritmes getest. Eind dit jaar volgt dan de integratie van de prototypes in de workflow van sociale mediaproviders.

 

‘bitch’ is al lang geen scheldwoord meer

Op basis van taalgebruik achterhaalt de computer redelijk vlot dat twaalfjarige Jana eigenlijk 45-jarige Roger is, maar cyberpesten detecteren is veel complexer. Zoeken naar scheldwoorden en beledigingen volstaat niet, want er speelt meer dan sleutelwoorden en taalkundige aspecten. De pester zal immers ook uitgescholden worden, door de bystanders van het slachtoffer. Daarnaast bepalen de likes voor bepaalde pesterijen mee de ernst van de situatie. Nog een moeilijkheid is dat sommige beledigingen geen beledigingen zijn: als een paar pubers elkaar vriendschappelijk uitschelden voor 'bitches', hoef het systeem de moderator niet te storen.

De kunst is het algoritme slim genoeg te maken zodat het niet te snel alarm slaat en toch serieuze gevallen niet laat passeren. Een cursus begrijpend lezen voor computers bestaat vooralsnog niet, maar via machine learningtechnieken verbetert de software zichzelf. Hij voert miljarden experimenten uit en onderzoekt combinaties die het petje op ons menselijke brein te boven gaan. Zo verandert een computer in een geautomatiseerde taalkundige die zelf modellen uitvindt en niet slechts ingevoerde kennis reproduceert. In de strijd tegen cyberpesten is deze artificiële intelligentie een welkome bondgenoot.