18/05/2016
🖋: 

dwars bestookte een resem profs met examengerelateerde vragen, opdat de student voorbereid zou zijn op hun strapatsen. In dit eerste deel komen professor Carette (Rechten), Hendriks (Farmaceutische Wetenschappen) en Knapen (Dierengeneeskundige Wetenschappen) aan het woord. Wie een examen moet afleggen bij één van deze geleerden, raden we aan volgend artikel aandachtig door te nemen, samen te vatten en bij Quickprinter uit te printen. Ofzoiets.

 

Professor Nicolas Carette

– Faculteit Rechten | Departement Rechten

  • Zakenrecht
     
  • Inleiding tot het privaatrecht
     
  • Rechtsmethodiek

 

Wat is het grappigste/gekste dat u ooit tijdens het afnemen van een examen hebt meegemaakt?

"Toen ik jaren geleden mijn allereerste mondelinge examen afnam, vroeg ik aan de groep studenten die bezig was met de voorbereiding wie als eerste het examen wenste af te leggen. Een van de studenten zei: “Moeten we niet wachten totdat professor Carette ook aanwezig is?” Toen ik repliceerde dat ik vermoedde dat die reeds aanwezig was, antwoordde de student, zonder verpinken: 'Excuseer, ik dacht dat u de assistent was.' De student was overigens gebuisd (maar niet op grond van het voorval)."

 

Heeft u een (leer)tip voor de studenten die nu over hun boeken hangen?

"Actieve kennis is vereist: begrijpen én zelf kunnen weergeven, op micro- en macroniveau. Die befaamde bommatechniek heeft al tot heel wat successen geleid!"

 

Wat zegt u tegen studenten waarvan u merkt dat ze niet voldoende gestudeerd hebben?

"Het is een opmerkelijke vaststelling dat goede studenten vaak aarzelen of ze het examen wel goed (genoeg) hebben afgelegd, terwijl studenten die het examen niet (voldoende) goed hebben afgelegd niet zelden ervan overtuigd zijn dat het examen goed (genoeg) was. Studenten die gebuisd zijn en zelfzeker vragen (eerder: meedelen): 'Het was wel voldoende zeker?', antwoord ik meestal: 'De reden waarom u denkt dat het voldoende was, is precies de reden waarom het niet voldoende was.'"

 

En tenslotte: zou u al een tipje van de sluier kunnen lichten en een examenvraag bekend kunnen maken?

"Wat is de rechtsvraag van het voor Ontleding Rechtspraak te analyseren cassatiearrest?"

 

 

 

 

Professor Dirk Hendriks

– Faculteit FBD | Departement Farmaceutische Wetenschappen

  • Medische biochemie
     
  • Fysiopathologie en ziekteleer
     
  • Klinische biologie

 

Wat is het grappigste/gekste dat u ooit tijdens het afnemen van een examen hebt meegemaakt?

"Een student vertelde dat stamcellen (in het kader van een beenmergtransplantatie) eruit zien als 'HONING', waar eigenlijk bedoeld werd dat stamcellen een 'HOMING'-mechanisme hebben (na intraveneuze toediening zoeken ze zelf hun weg naar het beenmerg)."

 

Heeft u een (leer)tip voor de studenten die nu over hun boeken hangen?

"Trachten te focussen op het begrijpen van de leerstof (bv. mechanismes van een ziekte in mijn geval) en pas daarna de details (symptomen, ...)."

 

Wat zegt u tegen studenten waarvan u merkt dat ze niet voldoende gestudeerd hebben?

"Ik vraag hoe dat komt en stel bijgevolg extra vragen uit andere delen van de cursus om te zien of ze alleen maar 'stukken' hebben geleerd."

 

En tenslotte: zou u al een tipje van de sluier kunnen lichten en een examenvraag bekend kunnen maken?

"Met welke labotesten kan je nagaan of iemand rookt?"

 

 

 

 

Professor Dries Knapen

– Faculteit FBD | Departement Dierengeneeskundige Wetenschappen

  • Inleiding tot systeembiologie
     
  • Biochemie van de huisdieren I
     
  • Biochemie van de huisdieren III
     
  • Veterinaire volksgezondheid: voedsel en milieuchemie

 

Wat is het grappigste/gekste dat u ooit tijdens het afnemen van een examen hebt meegemaakt?

"Een studente is klaar met haar schriftelijk examen en wil het komen indienen. Wanneer ze rechtstaat houdt ze haar handen verkrampt op haar buik, en ze wandelt lichtjes voorovergebogen, en laten we zeggen op een nogal ongebruikelijke en opvallende manier, door de aula - het lijkt wel alsof ze last heeft van vreselijke buikkrampen (zo kijkt ze overigens ook). Wanneer ze haar examenbladen wil afgeven moet ze natuurlijk haar handen van haar buik halen en haar armen strekken: op dat moment valt een hele stapel spiekbriefjes van onder haar trui op de grond. Er was later weinig discussie over de vaststelling van fraude ..."

 

Heeft u een (leer)tip voor de studenten die nu over hun boeken hangen?

"Laat je mama je spiekbriefjes vastnaaien in je trui, in plaats van ze er losjes in te steken. Liefst wel aan de binnenkant, en bijvoorbeeld ook niet met rood garen als je een witte trui hebt. Succes zit in de details!"

 

Wat zegt u tegen studenten waarvan u merkt dat ze niet voldoende gestudeerd hebben?

"Ik heb ooit les gehad van een prof die tijdens het mondeling examen steevast het zinnetje 'See you in September' uit volle borst uitriep als hij vond dat je niet voldoende gestudeerd had (met name als je het verschil niet kende tussen een scalair en een vectorieel product, ook al had je de rest van je examen volledig juist). Vervolgens liep je met het schaamrood op de wangen, en nagekeken door zowel de prof als je medestudenten die nog aan hun examen zaten te werken, richting uitgang. Tijdens zijn afscheidsles, vlak voor zijn pensionering, bleek deze prof in essentie een lieve en begripvolle man te zijn, bijna een grootvaderfiguur. Iedereen had een heilige schrik voor deze prof, maar iedereen kende wĂ©l het verschil tussen een scalair en een vectorieel product ... De tijden zijn echter veranderd (of dat goed of slecht is laat ik in het midden), en ik betrap er mezelf zelden tot nooit op "See you in September" te roepen. Ik probeer meestal in een gesprek te achterhalen waarom een student onvoldoende gestudeerd heeft, en probeer concrete tips te geven om het de volgende keer beter te doen. Dat klinkt in het licht van de geschiedenis misschien wat melig, maar het is denk ik wel de meest constructieve aanpak."

 

En tenslotte: zou u al een tipje van de sluier kunnen lichten en een examenvraag bekend kunnen maken?

"Op het examen van het vak Biochemie van de huisdieren III stel ik een vraag die 'De Aangekondigde Vraag' heet. Zoals de naam doet vermoeden, wordt deze vraag tijdens de les aangekondigd. Dat betekent dat ik de vraag (woordelijk) dicteer, de oplossing uitvoerig bespreek, en bovendien aangeef wat de meest gemaakte fouten zijn. Ik doe dit omdat het om een essentieel stuk van de cursus gaat, dat nodig is om alle andere hoofdstukken aan elkaar te koppelen. Ik probeer er dus voor te zorgen dat dit stuk van de cursus zeker gekend is. De keerzijde van de medaille is dat er twee punten per fout, hoe klein ook, afgetrokken worden. De vraag wordt gequoteerd op tien punten, dus als je drie kleine foutjes maakt ben je er al niet meer op geslaagd. De gemiddelde score op deze vraag is natuurlijk iets hoger dan op de andere examenvragen, maar het zou je verbazen hoeveel studenten er toch nog in slagen slecht tot zeer slecht te scoren. Ik ben dus heel zuinig op het gebruik van sluiers en hun tipjes, en bovendien blijkt het effect hiervan ook iets minder groot dan je zou vermoeden ..."



11/05/2016
🖋: 

Een grijze dinsdagmiddag in de koekenstad. Terwijl de werkmens werkt en de studenten studeren, wachten wij vol spanning om af te dalen in de diepste krochten van Antwerpen: de ruien. Gewapend met een tablet mogen we op pad; de interactieve wandeling verenigt eeuwenoude geschiedenis met de nieuwste technologie.

In het Ruihuis krijgen we een paar regenlaarzen aangereikt, een zaklamp, de tablet en een soort onesie die ons moet beschermen tegen vuil. De opwindbare zaklamp behoeft wat uitleg: we moeten ons strikt aan de voorgeschreven ‘tien keer zachtjes heen en weer draaien’ houden, anders is het ding binnen de korste keren stuk. Uiteindelijk komen vooral de gekleurde lichten in het gangenstelstel en de lamp van onze begeleider van pas. Die laatste braakt een lichtstraal uit die van de zon zelf zou kunnen komen, een verschil van dag en nacht met onze eigen zaklamp.

 

wat ruist daar door het water

Een muffe geur nestelt zich in onze neusgaten, om er het volgende anderhalf uur te blijven. Ook onze ogen moeten wennen aan de vreemde omgeving: na een paar minuten dringt pas door dat de gang waarin we ons bevinden niet volledig cirkelvormig is, maar dat de weerspiegeling van de overwelving in het stilstaande water ons dit voorliegt.

 

Na een korte boottocht richting Schelde gaan we echt op pad. De begeleider, die de ruien op z’n duimpje kent en naar eigen zeggen sommige stukken zelfs achterstevoren kan lopen, maant ons aan tot voorzichtigheid. Door het volledige gangenstelsel heen loopt namelijk een verraderlijke geul die niet altijd zichtbaar is. We nemen zijn raad ter harte, blijven braaf aan de zijkant en lopen in een stilzwijgende polonaise achter elkaar aan.

 

Van tijd tot tijd houdt de begeleider stil, zodat wij naar een woordje uitleg kunnen luisteren. Dat krijgen we van Pieter Embrechts, die ons vanop de tablet toespreekt. In de verschillende filmpjes bevindt hij zich steeds pal boven onze hoofden, meters hoger op de straat.

 

We leren over hoe de brouwers een rol speelden in de geschiedenis van de ruien, over de overkapping en over de verluchtingsschouwen. Collega-redacteur Maxene en ik trekken onze kap verder over onze hoofden wanneer Embrechts in een van de filmpjes gezelschap krijgt van een gigantisch ogende spin, die bij nader inzien slechts een centimeter groot is. En banger van ons dan wij van haar, zoals het fabeltje gaat.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Kunst met de K van kak

Van de ratten zijn we een stuk minder bang, ze zijn dan ook met veel minder dan we dachten. Zij zijn het die zorgen voor een beetje cultuur in de ondergrondse gangen. Schimmelcultuur weliswaar: op hun uitwerpselen groeien lange witte schimmelpluimen die van ver een kunstig schilderij lijken. Zeer arty-farty.

 

De Suikerrui, Kaasrui en Minderbroedersrui passeren de revue, maar de wandeling gaat ook langs de minder bekende ruien. Daarvan is de JezuĂŻetenrui veruit het interessantste: onder de Carolus Borromeuskerk wanen we ons in een Indiana Jonesfilm als we de doorgang naar de cryptes van de kerk zien. Door de modder ploeteren we voort. Modder ja, want in tegenstelling tot wat velen denken zijn de ruien geen riolen (meer). Al zit er nog wel een luchtje aan, daar kan de tablet als nieuwste snufje niets aan veranderen.



in da club
11/05/2016
🖋: 

De student kent een druk bestaan. Nog niet volledig bekomen van de avond voordien, ontwaakt hij op het onmenselijke middaguur. Terwijl hij zijn ontbijtgranen doorspoelt met een halve liter Cara Pils, leert hij de laatste strofe van het Io vivat uit zijn hoofd. Het volgen van de lessen staat vandaag niet op het programma, zijn vertrouwde clubje wel. dwars neemt een kijkje bij verscheidene studentenverenigingen in Antwerpen en gaat daarbij ook de meest buitenissige genootschappen niet uit de weg. Ditmaal snuiven we de sfeer op bij Óðinn, de herenclub van Wilrijk.

Toegegeven, het vaak bejubelde studentenleven is niet altijd even glamoureus als we zelf zouden willen. We drinken verschaald bier uit plastic bekers en al hossend en morsend zingen we mee met Jimmy Frey op de beslijkte vloeren van onze favoriete studentencafĂ©s. Verfijnd is anders. Doch, ook voor studenten mag het ‘wel eens iets meer zijn’. Dat vindt ook Óðinn, de herenvereniging van het Wilrijks studentenleven. Als gentlemen’s club proberen zij het gevoel van distinctie te evoceren dat bij traditionele studentenverenigingen ontbreekt.

 

Gebrand op wat meer glamour in mijn leven besluit ik deel te nemen aan een Óðinn-activiteit. Via Facebook contacteer ik iemand van het praesidium. Of ik eens op één van hun activiteiten kan langskomen namens dwars, de Lounge Night misschien? Het mag, maar er wordt me wel nog op het hart gedrukt dat ik de dresscode dien te respecteren: een hemd, een vest en een clubdas. Die laatste mag enkel worden gedragen door volwaardige leden.

 

de konijnenpijp

Op de avond van de Lounge Night beklaag ik me mijn wat te grote vest. Onderweg koop ik in de rapte nog een doosje sigaren. Ik las namelijk in hun clublied dat “voor Óðinn's werkelijke leden, [...] whisky, stropdas en sigaar [zijn]”. Het kan de integratie alleen maar bevorderen, denk ik bij mezelf. Het feestje vindt plaats in de Konijnenpijp in Wilrijk, het leegstaande fort IV waar zowat alle TD’s van de buitencampussen worden georganiseerd.

 

Ik kom aan in het slapende dorpje Wilrijk en begeef me, langs de velden waar het plebs van de lokale voetbalploeg training heeft, naar een pad dat via een klein park uitgeeft op Fort IV, aka de Konijnenpijp. Een toepasselijke locatie, merk ik al snel. Het gewelfde plafond en de afbuigende gang hebben een zekere grandeur en bieden zo de ideale setting voor de stijlvolle Lounge Night van dit mysterieuze genootschap. Er zijn wat zetels en staantafels neergezet en links is er een grote toog.

 

Terwijl ik drankbonnetjes koop, word ik hartelijk begroet door de praeses van Óðinn, Bruno Beels. Een stoere blonde kerel met een kort verzorgd baardje. Zijn pak is onberispelijk en hij draagt een zwarte das met het teken van Óðinn op. “De gewone leden dragen grijze clubdassen. Schachten dragen er bruine en prosenioren hebben een zwarte”, vertelt hij me.

 

Ik merk dat er bier wordt geschonken in elegante tulpglazen en besluit samen met Bruno een pint te gaan halen. Ik heb mijn bonnetjes reeds in de aanslag, maar Bruno maakt een gebaar dat ik ze terug moet wegstoppen. “Het gratis vat is nog aan, en dat zal nog wel even duren”, grijnst hij. Een beetje wantrouwig neem ik snel een grote teug van mijn bier. Ik heb genoeg ervaring met gratis vaten op studentenfeestjes om te weten dat zulke geneugten maar van korte duur zijn.

 

vat van fortuin

Ik laat mijn blik nog eens door de ruimte dwalen. Het valt op dat dit een ongebruikelijk gezelschap is voor een doordeweeks studentenfeestje. De mannen zijn stuk voor stuk in hemd en vest en de vrouwen dragen galakleedjes. De gemiddelde leeftijd moet ergens boven de 21 liggen, bedenk ik me. Ik vervoeg me bij een groepje dat er gezellig uitziet en maak kennis. Een alumnus die me vertelt dat hij uitvinder van beroep is, vertelt me wat meer over Óðinn. “Het houdt een beetje het midden tussen een studentenvereniging en een alumni-club. Óðinn organiseert ook vaak activiteiten op vrijdag en zaterdag zodat ook mensen die al werken kunnen komen. Dat ze sowieso ook mikken op al wat oudere studenten maakt het ook gemakkelijker voor alumni om aansluiting te vinden.”

 

De uitvinder en zijn vrienden hebben een gezellige babbel dus haal ik nog een pint. Ervan overtuigd dat het gratis bier nu wel niet meer zal vloeien, haal ik opnieuw mijn bonnetjes boven. Tevergeefs zo blijkt, want ondertussen is er al een nieuw vat aangesloten. Ik uit mijn verwondering bij de rest, maar die reageren allerminst verbaasd. “Óðinn moet zowat de club zijn die het minste winst haalt uit zijn activiteiten”, vertelt Timo me. “Er worden massaal veel vaten weggegeven en uiteindelijk spreken we maar een select publiek aan. Óðinn wordt dan ook voornamelijk gefinancierd door giften en donaties. Dit vat werd bijvoorbeeld gedoneerd door de winnaars van het Vat van Fortuin.”

 

Het vat van wat? Het Vat van Fortuin is een wedstrijd die Óðinn elk jaar organiseert waarbij het praesidium ergens in Vlaanderen een vat begraaft dat de deelnemers vervolgens moeten opsporen. Door wekelijks in teams allerhande raadsels op te lossen kunnen ze foto’s kopen die een clue bevatten over de locatie van het vat. Een studentikoze schattenjacht dus.

 

óðinn en hera

Ik laat de uitvinders en de schattenjagers even voor wat ze zijn en ga een praatje maken met enkele mooi opgemaakte dames. Ze blijken haast allemaal lid te zijn van Hera, de vrouwenvereniging voor studenten van de buitencampussen. Lissa en Xenia vertellen me dat Hera en Óðinn soms ook samen activiteiten organiseren. Bovendien kom ik te weten dat er doorheen de jaren al heel wat kruisbestuiving heeft plaats gevonden tussen de mannen- en de vrouwenvereniging van de buitencampus. “Vooral in de vorige praesidia was haast iedereen wel eens met elkaar naar huis geweest”, lachen ze.

 

Of ze het onrechtvaardig vinden dat Óðinn enkel mannelijke leden toelaat? “Nee, dat is een beetje het concept hĂ©?” zegt Lissa. “In Hera zitten trouwens ook enkel vrouwelijke leden. Ik kom wel liever naar activiteiten van Óðinn want daar kan je je als vrouw eens opmaken. Dat is op de buitencampus anders niet zo evident, als je met hakken op een TD aankomt word je al gauw scheef bekeken.” Ook Xenia ziet er geen graten in: “Ik vind het niet seksistisch of oneerlijk, maar ik vind het wel jammer omdat de manier waarop Óðinn zijn leden rekruteert me wel aanspreekt. Vooraleer je in het praesidium kan worden opgenomen, moet je al ervaring hebben gehad in een andere studentenvereniging. Zo weet je meteen dat je met capabele mensen zit. Ik zit niet in een praesidium, maar als er een club zou bestaan met een gelijkaardige manier van werken waar vrouwen wel lid konden worden, dan zou ik het waarschijnlijk wel doen. Maar die zijn er niet helaas. In Hera bijvoorbeeld wordt iedereen toegelaten en bovendien: zo’n groep vrouwen onder elkaar, dat wordt me wat te bitsig!”

 

Het wordt ondertussen al laat en ik bedenk me plots dat ik nog steeds geen whisky heb gedronken of een sigaar heb gerookt. Vastberaden om niet naar huis te keren vooraleer ik dit ritueel heb voltooid, ga ik naarstig op zoek naar enkele heren die me willen vergezellen. Al snel blijkt dat niet alle heren van Wilrijk roker zijn. Ik word voorgesteld aan Jan, één van de oprichters van Óðinn. Hij wijst beleefd mijn sigaar af, maar ik maak van de gelegenheid gebruik om een prangende vraag te stellen. Vanwaar de naam Óðinn? “Dat is simpel”, zegt Jan, “Hera bestond al, en wij wouden ook een mannenvereniging oprichten. Maar het mocht niet zomaar weer een studentenvereniging worden, we wouden bijzonder zijn – vandaar ook het concept van een gentlemen’s club. Aangezien de meeste clubs zich baseren op de Griekse mythologie, dachten wij origineel uit de hoek te komen door te verwijzen naar de Noorse mythologie, die doorgaans toch ook geassocieerd wordt met mannelijkheid.”

 

whisky and cigars

Na een tijdje vind ik dan toch een partner in crime die met me naar buiten wil komen voor een sigaar en een whisky. De whisky drink ik in tegenstelling tot het bier uit een plastic bekertje en mijn sigaren die ik onderweg in de nachtwinkel kocht, hebben maar weinig smaak. Een kleine reality check, maar ik laat me niet uit het lood slaan en blijf in mijn rol. Als een heuse heer praat ik mee over snooker en experimenteel theater. Ik ondervraag mijn gezelschap voorzichtig over het beperkt assortiment aan whisky. “Normaal zijn ze wat minder zuinig met sterke drank, maar ze moeten dan ook besparen nu, hĂ©â€, zegt hij, “volgend jaar is het immers een lustrumjaar, Óðinn zal dan 10 jaar bestaan en dat zal gevierd worden!”

 

Terwijl we buiten staan te roken, zien we hoe er twee jongens in T-shirt naar binnen komen gestruind. Ze worden door iedereen verontwaardigd gadegeslagen en al na enkele minuten zien we ze weer vertrekken. "Wie de dresscode niet respecteert, wordt gevraagd om te vertrekken", verzekerd mijn gesprekspartner me. Ik knik, kijk op mijn horloge en zie dat het ook voor mij tijd is om door te gaan. Zoals het een gentleman betaamt, neem ik keurig afscheid van iedereen die me vanavond gezelschap hield. Wegens de gratis drank heb ik de 10 euro aan bonnetjes die ik bij mijn aankomst had aangeschaft niet kunnen opmaken. Met een zwierige buiging geef ik ze aan een dochter van Hera die net was binnengekomen. Dat gentlemen gedoe werkt verdorie aanstekelijk!



editoriaal
08/05/2016
🖋: 

Je kent het wel, dat spel van weleer waarin je in een rondje loopt en de muziek onverwacht stopgezet wordt. Wie zich dan niet snel van een zitje verzekert, verliest en ligt eruit. Annemie Turtelboom was te traag. Ook Jo Cornu en Marc Coucke verloren de stoelendans. Iets strijdlustiger is Jonas Van Audenaerde, doctoraatsstudent aan de Universiteit Antwerpen. Die bindt in zijn onderzoek succesvol de strijd aan met pancreaskanker (pagina 22).

Auteur Lize Spit verzekert zich met Het smelt vanzelfsprekend van een zitje. Deze ferme madam en covergirl toonde ons het abc van schrijven, talent Ă©n charme (pagina 3). Ook Donald Trump weet als geen ander het spel te spelen: hij werd de Republikeinse favoriet voor het presidentschap, niet te geloven! Zijn we binnenkort niet ‘gejost’ maar ‘getrumped’? Wij draaien de muziek alvast een ritme hoger.

 

En is het eigenlijk gejost of gejosd? Geen van de twee, zo leert de Dikke Van Dale! Tijd om terug achter je boeken te kruipen en Ă©chte kennis op te doen. Want met het aanbreken van de maand mei werd het niet alleen ‘Panamees’ warm in BelgiĂ« maar breekt ook de bloktijd aan. Of toch nog één woordje om het af te leren? Lees wat ‘serendipiteit’ nu Ă©cht betekent (pagina 38) of maak voorgoed komaf met de discussie over de kip of het ei (pagina 32).

 

Toch geen zin in blokken, noch tweede zit? Lees in www.onlinemedicatiezondervoorschrift.be waarom je best geen breindoping neemt (pagina 10), maar volg de eenvoudige raad van Frans Van Meir in het proffenprofiel op: “Maak kort voor het begin van het examen tijd voor een sanitaire stop. Een beetje zenuwen kan geen kwaad maar bewaar zelf het overzicht en zorg ervoor dat je gekleed bent” (pagina 30).

 

En ik? Door stoelen kan je blijkbaar ook zakken, maar net op de valreep sluit ik het dwars-jaar af. Ik geef mijn zitje door, maar kom zeker nog mee (stoelen)dansen! Goesting gekregen om volgend jaar een onvergetelijke ervaring op te doen en in een topteam terecht te komen? dwars werft aan, dus neem een stoel en zet je erbij!



07/05/2016
🖋: 
Auteur

Binnenkort is het weer zover: in de studentenbuurt dwalen dan enkel nog verloren gelopen toeristen rond, bier wordt omgeruild voor fluostiften, cafés voor bureaus vol studieboeken en diepe zuchten ontsnappen uit menig studentenkot. Wil je weten waar je deze examenperiode allemaal kan samenhokken om te blokken? dwars zocht het voor je uit.



de dwarsligger
04/05/2016
🖋: 

De homo sapiens studentus of dwarsligger in de volksmond, is een bijzondere soort. Naast de kenmerkende activiteit van studeren, staan de exemplaren van dit ras vooral bekend als genieters van het (nacht)leven. Maar hebben zij ook andere geheimen prijs te geven? dwars zoekt het uit in hun natuurlijke habitat, het kot.

Op het bovenste kamertje van Prinsesstraat 56 woont en leeft Jef Jorissen. Een merkwaardig exemplaar, al doet een eerste snelle blik op zijn kot niet meteen iets bijzonders vermoeden. Je treft er dezelfde parafernalia aan die je kan verwachten op elk studentenkot: gestolen verkeersborden, een reeks ongelezen studieboeken die gewonnen werden op een quiz en een verzameling halveliterblikjes Cara Pils – de ware trofeeĂ«n van het glorieuze studentenbestaan.

 

krijgskunstenaar

Naast zijn bed staat ook nog een haveloze kamerplant – “Dat ding stinkt verschrikkelijk.” – en onder zijn nachtkastje ligt een bierbrouwset voor beginners. “Juist ja, daar moet ik nog eens aan beginnen”, zegt Jef, terwijl hij achter zijn oor krabt. “Het probleem is dat de temperatuur hier niet constant genoeg blijft om bier te brouwen. Ik moet eigenlijk eens vragen aan mijn vriend die op de peda zit of ik op zijn kot mijn bier mag ontwikkelen.”

 

Afgezien van zijn passie voor Cara Pils, planten en bierbrouwen is Jef ook een fervente beoefenaar van talloze gevechtskunsten. Hij is bekwaam in hapkido en is de trotse bezitter van een stel nunchucks – je weet wel, die ninjastokjes waar Michelangelo van de Teenage Mutant Ninja Turtles mee loopt te zwaaien. Aan de muur hangt bovendien een airsoftmasker. De kogels voor zijn geweer liggen achteloos op het bureau. Op de vloer liggen twee loodzware halters waarmee Jef dagelijks traint om van zijn lichaam een dodelijk efficiĂ«nt wapen te maken.

 

micro-avonturier

Op zijn boekenkast pronkt een exemplaar van Sun Tzu’s De kunst van het oorlogvoeren. “Gewoon interessant om eens in te lezen”, probeert Jef al lachend mijn verontruste blik te ontwijken.

 

Radicaliseren doet Jef echter niet. Ik merk al snel dat hij een echte natuurmens is, volledig zen met zichzelf en met de maatschappij. Zo onderneemt Jef soms micro-adventures, een manier om wat avontuur te brengen in de dagelijkse sleur van het studentenleven.

 

“Je hoeft niet altijd ver weg te gaan om een avontuur te beleven”, vertelt Jef enthousiast. “Je kan dat ook gewoon dicht bij huis doen. Zo ben ik bijvoorbeeld vorige week met een goede vriend na school gaan overnachten op de Kalmthoutse Heide. We zetten daar een tentje op, maakten ’s ochtends ontbijt en waren tegen de middag weer thuis. Heerlijk! Dat we op een gegeven moment tot onze knieĂ«n in het water stonden neem ik erbij, da's avonturieren hĂ©!”



behandeling, begeleiding en binnenkort ook genezing van hiv?
02/05/2016

De tijd dat hiv een doodvonnis met zich meebracht, is voorbij. Toch is het virus niet onder controle: in BelgiĂ« komen er ieder jaar ongeveer 1000 Ă  1200 nieuwe infecties bij. Dat cijfer mag dan al jaren stabiel zijn, dat het niet afneemt is verontrustend en met het virus blijven ook de vooroordelen en stigma’s rondwaren. In het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) in Antwerpen worden patiĂ«nten getest en behandeld in de hiv/soa-polikliniek. Een verdieping hoger ligt het laboratorium, waar onderzoek loopt naar een therapeutisch vaccin dat de genezing van hiv een stapje dichterbij moet brengen.

“Toen ik te horen kreeg dat ik seropositief was, kwam dat als een donderslag bij heldere hemel”, vertelt Patrick, medewerker bij Sensoa en dertig jaar geleden besmet met hiv. “In de jaren 80 was dat natuurlijk een ander verhaal, omdat de ziekte toen nog in de meerderheid van de gevallen dodelijk was. Ik ging ervan uit dat ik jong zou sterven.”

 

Intussen hoeft een besmetting met het hiv-virus niet meer te leiden tot een vroegtijdige dood. Zeker in westerse landen heeft iedereen toegang tot de juiste medicijnen, waardoor nog maar weinig mensen in het aidsstadium terechtkomen. “De tijd dat iemand vijf pillen ’s morgens en vijf pillen ’s avonds moest nemen is al lang voorbij. De meeste patiĂ«nten zijn nu gecontroleerd met een maximum van drie pillen per dag”, zegt dokter Ludwig Apers, verbonden aan de hiv/soa-polikliniek van het ITG. “De behandeling wordt snel opgestart – voor je ook maar een teken van ziekte vertoont â€“ en de medicatie heeft nog weinig bijwerkingen.”

 

"In het Instituut voor Tropische Geneeskunde worden de patiĂ«nten bijgestaan door een multidisciplinair team dat naar alle aspecten van de ziekte kijkt", vertelt dokter Apers. “Er zijn artsen, twee psychologen, een seksuoloog en verpleegkundigen die kijken naar de psycho-sociale aspecten. Het feit dat je hiv-positief bent, kan – al zou dat niet mogen â€“ gevolgen hebben voor tewerkstelling, voor verzekeringen die je wil afsluiten, voor leningen die je wil aangaan. In je relatie speelt het ook een rol; als je single bent is het niet meer zo evident om een relatie aan te gaan. Sociale en psychologische begeleiding is enorm belangrijk, omdat er niet gemakkelijk over de ziekte wordt gepraat. Niet alleen door diegenen die effectief de ziekte vertonen, maar ook door de maatschappij in haar geheel. Hiv is veel meer dan alleen maar een virus dat je meedraagt."

 

(zelf)stigmatisering

Hoewel zijn omgeving begripvol reageerde, weet Patrick dat het voor de meeste hiv-patiĂ«nten moeilijk is om over hun ziekte te praten. “De behandeling en opvolging zijn geen probleem meer, maar toch nemen veel mensen enkel hun arts in vertrouwen: uit angst voor de reacties van anderen blijven ze met hun geheim rondlopen. Zo worden ze ongelukkig en kunnen ze ondanks de toegenomen levensverwachting niet genieten van hun leven.” Ook schaamte en schuldgevoelens spelen een grote rol. “De redenering is vaak ‘mensen weten dat er hiv is, maar toch hebben ze onveilige seks’, maar dat is als zeggen dat ‘mensen weten dat het gevaarlijk is om hun gsm op te nemen als ze rijden, en toch doen ze het’.”

 

Zelfstigmatisering wordt versterkt door maatschappelijk onbegrip. "Vroeger waren er drie stigma’s verbonden aan hiv", vertelt dokter Apers. “Het was een dodelijke ziekte, een seksueel overdraagbare en je was praktisch zeker homo.” Een doodvonnis is het ondertussen niet meer: als hiv-patiĂ«nt blijf je het virus wel meedragen, maar je hoeft er niet meer ziek van te worden. “Je gaat er wel mee dood, maar niet van dood”, bevestigt Apers. Toch is hiv nog altijd een ‘teken’. “Waarschijnlijk zal dat eeuwig zo zijn, seksuele aandoeningen belanden sowieso in een sfeer van ongemakkelijkheid. Als je een gesloten relatie hebt met iemand die hiv-negatief is, kan je nooit besmet geraken. Het betekent dus dat je meerdere seksuele partners hebt, wat niet altijd aanvaard wordt in onze maatschappij.” Ook op homoseksualiteit kleeft vaak nog een stigma en deze groep is sterk vertegenwoordigd in de patiĂ«ntenpopulatie: zo’n 85 procent van de hiv-patiĂ«nten van Belgische origine is homo. “Bij hetero’s zie je meestal seriĂ«le monogamie: een vriendje, dan weer een vriendje, maar geen vijf vriendjes tegelijk, terwijl dat in de homogemeenschap vaker voorkomt. En dat is de ideale conditie om een soa te verspreiden. Daarom blijft hiv daar zo’n groot probleem en vermindert het aantal nieuwe besmettingen nauwelijks”, aldus Apers.

 

vals gevoel van veiligheid

"Dat de stigma’s blijven voortbestaan, maakt het niet gemakkelijk voor hiv-patiĂ«nten", bevestigt dokter Eric Florence, hoofd van de polikliniek. “Mensen denken dat je voor hiv drugs moet hebben gespoten of tientallen partners moet hebben gehad. Dat verhoogt natuurlijk wel het risico, maar het is geen noodzakelijke voorwaarde, je moet maar één keer pech hebben.”

"Er circuleren nog heel wat misconcepties over de ziekte", gaat Florence verder. “Het is zo dat hiv vaker voorkomt bij homomannen, of bij migranten afkomstig uit landen waar dertig procent van de volwassenenpopulatie het heeft.” Alleen: dat de ziekte beperkt blijft tot risicogroepen zorgt voor een vals gevoel van veiligheid, want het kan iedereen overkomen. "Je weet niet wat je partner heeft uitgespookt", voegt Florence toe. De gebrekkige kennis over hiv is problematisch: “Mensen zijn er niet meer bang voor, ze denken dat er een behandeling is, maar als ze persoonlijk of in de naaste omgeving geconfronteerd worden met een nieuwe infectie dan stort hun wereld in, dan denken ze dat ze gaan sterven. De waarheid ligt in het midden.” Professor Guido Vanham, werkzaam als viroloog in het aidslabo van het ITG, bevestigt de verkeerde perceptie: “Het idee is dat we hiv niet meer zo verschrikkelijk moeten vrezen, want je gaat er niet meer van dood. Dat is een mythe, de waarheid is genuanceerder. De epidemie is niet echt onder controle: hiv is wereldwijd nog altijd de nummer één doodsoorzaak bij de infectieziekten, meer dan malaria en tuberculose samen.”

 

 

 

wel behandelen, niet genezen

Professor Vanham geeft meer uitleg over het virus: “Hiv is opgekomen aan het begin van de jaren 80, toen de meeste infectieziekten zo goed als verdwenen waren. Ongeveer gelijktijdig werd hepatitis C ontdekt. We wisten op dat moment van geen van beiden wat het was.” Na jaren van onderzoek kan hepatitis C vandaag genezen worden, maar hiv niet. “Dat heeft vooral een biologische verklaring”, legt Vanham uit. “Hiv behoort tot de zogenaamde retrovirussen. Die zetten zich om van RNA naar DNA en bouwen zich vervolgens in het DNA van de gastcel in (zie kader). Dat gebeurt door drie sleutelenzymen: reverse-transcriptase, integrase, en protease. Eens het virus in het DNA van de cel zit, is het er nog moeilijk uit te krijgen.”

 

“De eerste antivirale middelen die werden ontwikkeld, waren reverse-transcriptaseremmers, later werden integraseremmers en proteaseremmers ontwikkeld. Met een cocktail van die drugs leg je de hele cyclus stil.” Op die manier kan hiv succesvol worden behandeld, maar het virus blijft wel aanwezig in het lichaam van de patiĂ«nt. Het ITG volgt meer dan 2500 hiv-patiĂ«nten, bij negentig procent daarvan staat de behandeling op punt. Deze mensen zijn stabiel en leiden een normaal leven, maar wanneer ze de behandeling stoppen, wordt het virus terug actief. Vanham: “We zijn op het punt gekomen dat we hiv kunnen behandelen, maar niet kunnen genezen. En nu is de vraag: wat kunnen we meer doen om de ziekte te genezen?”

 

The Berlin Patient

Tot nog toe is er één persoon echt genezen van hiv, Timothy Brown, beter bekend als the Berlin patient. Vanham: “De veronderstelling is dat het virus niet terugkomt omdat zijn hele immuunsysteem opnieuw werd opgebouwd met resistente cellen.” Timothy Brown was zwaar ziek, had leukemie en kreeg daarvoor een stamceltransplantatie met beenmerg van een donor die een fout had in de receptoren voor hiv. Dit ‘defect’ zorgt in principe voor resistentie tegen besmetting, maar is zeer uitzonderlijk in de Europese populatie: slechts een op honderd raakt niet of niet makkelijk besmet met hiv.

 

Is stamceltherapie dan de oplossing voor hiv? Vanham: "Die technologie bevindt zich nog in een experimenteel stadium, maar het is vandaag mogelijk om selectief een gen uit te schakelen.” Een tweede mogelijkheid is immunotherapie, meer bepaald een therapeutisch vaccin: met enkele injecties zou het afweersysteem van een hiv-patiĂ«nt zodanig versterkt kunnen worden dat hij gedurende lange tijd zelf het virus kan controleren, zonder pillen. Ook deze therapie zit nog in een testfase. Het Instituut voor Tropische Geneeskunde is hier actief bij betrokken: samen met de Vrije Universiteit Brussel en de Universiteit van Rotterdam maakt ze deel uit van een Europees consortium dat wordt gecoördineerd vanuit Barcelona. Eind dit jaar wordt het vaccin getest bij zeventig hiv-patiĂ«nten in een klassieke dubbelblinde, placebogecontroleerde studie. De eerste resultaten worden verwacht in november 2017.

 

Het uitgangspunt van de immunotherapie is dat sommige mensen die besmet werden met hiv, het virus toch spontaan onder controle houden en er minder of niet ziek van worden. “Het is niet dat ze volledig gezond zijn, maar de ziekte gaat niet vooruit zoals bij mensen die het virus niet controleren”, verklaart Vanham. “Er is duidelijk een correlatie tussen de viruslading en de mate waarin je ziek wordt: bij een hogere viruslading zal je sneller ziek worden, bij een lagere viruslading zal je langzamer ziek worden of zelfs helemaal niet.” Een factor die daarbij een belangrijke rol speelt, is de aanwezigheid van zogenaamde T-cellen. “We hebben in ons lichaam verschillende immuuncellen, lymfocyten, waaronder de T-cellen. Daarin heb je nog eens twee types, T4 en T8. T4 draagt de C4-molecule, de belangrijkste receptor voor hiv. Die receptor is als het ware de sleutel waarmee het virus de poort tot de cel opent. De andere moleculen, CD8, zijn geen receptoren en worden dus niet besmet, maar dat zijn wel cellen die antiviraal actief zijn. En nu blijkt dat die antivirale activiteit bij sommige mensen meer effect heeft. Het therapeutische vaccin probeert die CD8-T-cellen te activeren zodanig dat ze de virusproductie in de CD4-T-cellen kunnen onderdrukken en in het beste geval platleggen.” Door het vaccin verdwijnt het virus dus niet uit het lichaam, maar kunnen patiĂ«nten de ziekte controleren zonder de dagelijkse pillencocktail. Het onderzoek zit nog in de testfase, maar er is alvast hoop op een permanente oplossing.

 

Vanham: “Een punt dat echt gescoord werd, is dat we het virus met medicatie onder controle kunnen krijgen, maar twee andere punten zijn dus nog niet gescoord: de genezing van het virus en een vaccin dat de infectie kan voorkomen.” Er loopt wel een project met medicatie die moet beschermen tegen transmissie en de resultaten zijn veelbelovend, “Maar dat betekent dat je regelmatig een medicament moet nemen, terwijl je niet besmet bent.”

 

beter voorkomen dan genezen

De beste bescherming tegen hiv blijft het condoom, al wordt dat in het heetst van de strijd nog vaak vergeten. Sensoa biedt een forum voor hiv-patiĂ«nten, maar het hoofddoel van de organisatie blijft het aanzetten tot veilig vrijen. “Vroeger werd de mensen vaak schrik aangejaagd: ‘als je geen condoom gebruikt dan krijg je aids’, maar die aanpak heeft enkel effect op korte termijn”, vertelt Boris van Sensoa. Meer recente campagnes zijn realistischer en erkennen onze natuurlijke reflex om zonder condoom te vrijen. Daarvoor moet je wel eerst de risicofactoren uitsluiten. De boodschap van de ‘share love, geen soa’-campagne uit 2015: laat je testen vooraleer je het condoom weglaat in een nieuwe relatie. Zo wordt er beroep gedaan op een verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van jezelf en je seksuele partner. Deze campagne was vooral op studenten gericht, nochtans geen specifieke risicogroep wat hiv betreft. “Toch komen hier veel studenten voor een soatest en eigenlijk zou dat niet hoeven”, zegt dokter Florence. Wanneer er verder geen risicovol seksueel gedrag bestaat, zullen de artsen op het ITG niet zomaar testen op hiv. Dokter Apers: “We bediscussiĂ«ren eerst of er maar de kleinste kans is dat je met hiv in aanraking bent gekomen. Als er sprake is van seriĂ«le monogamie, je je partner min of meer kent, hij/zij niet uit een risicogebied komt en niet biseksueel is, moet je geen hiv-test doen.” Bij risicogroepen daarentegen kan je niet genoeg testen: “In de homogemeenschap raden we mensen aan om zich om de zes maanden te laten testen.” Hoe dan ook blijft het condoom de gemakkelijkste manier om je systematisch te beschermen tegen hiv en andere soa’s. “Of geen seksuele betrekkingen hebben”, besluit professor Vanham.

 

 

Voor vragen over hiv kan je terecht op www.sensoa.be.

 

hiv?

Hiv (humaan immunodeficiëntievirus) is een retrovirus. Dit betekent dat het zijn erfelijk materiaal opslaat in de vorm van RNA en dat bij infectie inbouwt in het DNA van de gastheercel. Ons DNA wordt constant overschreven om nieuwe bouwstenen te maken. Die kopietjes zijn het mRNA en doen dienst als boodschapper voor de informatie uit het DNA. Het hiv-virus doet het omgekeerde: het gebruikt RNA als basis en maakt een kopie in DNA. Dit gebeurt door het eiwit reverse-transcriptase, letterlijk 'achteruit overschrijven'. Dat DNA reist dan de celkern in, waar het zich in het DNA van de cel nestelt met behulp van het eiwit integrase. Hierna kan de replicatie beginnen. De genetische code van het DNA met daarin het virus-DNA wordt afgelezen en nieuwe bouwstenen worden aangemaakt. Het eiwit protease is essentieel voor de activatie van hiv-eiwitten. De nieuwe viruspartikels kunnen op hun beurt andere cellen infecteren.

 

aids?

Aids (acquired immune deficiency syndrome) is het ziektebeeld dat het hiv-virus veroorzaakt. Hiv kaapt cellen om nieuwe virussen te maken, verstoort daardoor de normale functie van die cellen en vernietigt ze. Het valt specifiek de CD4-T-cellen aan, een groep witte bloedcellen die deel uitmaken van het immuunsysteem. Terwijl het virus zich vermenigvuldigt, schakelt het dus het mechanisme uit waarmee het lichaam zich tegen ziekteverwekkers beschermt. Door de dramatische afname van de CD4-T-cellen krijgen andere infecties vrij spel en worden simpele infecties levensbedreigend. Hiv zelf is dus niet de directe doodsoorzaak.

 

 



mens sana in corpore sano
02/05/2016
🖋: 

Student en sport. Vloeken deze woorden? Nochtans leuzen genoeg om je te laten inspireren: van de gouwe ouwe ‘een gezonde geest in een gezond lichaam’ tot ‘zweet is slechts vet dat huilt’ of de gevleugelde woorden van Rocky Balboa: “It ain’t how hard you hit. It’s about how hard you can get hit and keep moving forward.” Neen? Weten ze je niet te raken? Te lui, te hard geleerd, te veel gefeest? Ik begrijp het en wil helpen. Daarom beoefen ik iedere maand een sport in jouw plaats.

Valavond. De zon is half achter de horizon verdwenen en kleurt in haar teloorgang de hemel donkerroze. Dit wonderbaarlijke atmosferische schouwspel wordt brutaal verscheurd door de aanwezigheid van een rijzig middeleeuws kasteel, dat in het midden van het braakliggende terrein zijn grijze torens naar de hemel uitstrekt. Als een onvergeeflijke fout van een aspirant-schilder scheurt de donkere vlek het kleurrijke canvas in twee.

 

De burcht gonst van de energie. Ruiters en ridders, uitgedoste edellieden en knappe jonkvrouwen, maar vooral een heleboel knechten, bruingeblakerd door het dagelijkse noeste veldwerk onder een genadeloos brandende zon, lopen heen en weer door de verschillende gangen die het kasteel rijk is. Trompetgeschal schettert door het luchtruim en schrikt een zwerm duiven op die reeds was neergestreken in de kruinen van het verderop gelegen loofbos. Een rood-witte vlag wordt gehesen. De reden voor de ongebruikelijke bedrijvigheid op dit late uur is even verbijsterend als de uitvoering zelf: het nakende duel tussen de heer van het kasteel en een muitende ridder.

 

Gefrustreerd door de beperkte kansen die het feodale systeem hem biedt en als aanklacht tegen de uitbuiting van de klassen onder hem, heeft de progressieve ridder zich tegen zijn broodheer gekeerd. Die laatste wil het geschil koelbloedig oplossen door zich te wenden tot het traditionele steekspel. Zo lost de heer al jaar en dag de problemen met zijn personeel op. De jonge ridder, koen en onbezonnen, stemt in en begeeft zich op de bewuste avond naar het binnenplein van het kasteel.

 

Op het moment dat de heer en de ridder oog in oog staan, hangt er een allesomvattende stilte in het kasteel. Slechts het geknetter van de vlammen in de toortsen is hoorbaar: het zwakke licht tovert het plein om in een schaduwrijke arena. De ridder chargeert. Zwaarden kletteren. Behendig weert de heer de drieste aanvallen van de jongeling af en verwerft al snel de controle over het gevecht. Met een slinkse zwaai raakt hij de ridder op de knie, waardoor die laatste neerstuikt en zijn zwaard verliest. Iedere ridder, knecht, edelman en -vrouw weet wat dit betekent en houdt zich klaar voor het drama dat zich ieder moment kan voltrekken. Smekend om zijn leven werpt de jongeman zich aan de voeten van de heer, enkele schietgebedjes prevelend. Maar de meedogenloze meester moet er niet van weten: zonder verpinken heft hij zijn zwaard en laat het staal met een rotvaart naar beneden suizen.

 

Met een bovenzinnelijke kracht katapulteert de zwaardslag van de heer dit verhaal naar de 21ste-eeuwse werkelijkheid. De lucht durft nog steeds even roze kleuren als toen, maar wordt niet langer door kasteeltorens beklad: heden ten dage hebben veel hogere en lelijkere wolkenkrabbers die taak op zich genomen. Paard en kar hebben plaatsgemaakt voor tuffende automobielen en het toeval wil dat ik me er in zo een bevind, op weg naar de sporthal van Kapellen.

 

Nu lijkt het sportcomplex van Kapellen in het licht van de geschiedenis niet meteen de meest interessante vertelruimte. Maar niets is minder waar. Het moderne gebouw bevat namelijk een zaal waar hedendaagse ridders de degens kruisen. Even gracieus als hun middeleeuwse voorgangers bewegen ze soepel heen en weer, met als enige doel elkaar tactisch af te troeven en vliegensvlug te treffen. Op een lange, uitgerolde loper staan ze dreigend tegenover elkaar. Maliënkolder en helm behoren niet meer tot de standaarduitrusting, maar hebben plaatsgemaakt voor katoenen beschermkledij en een masker. Om het leven of de dood wordt niet langer gestreden, wel om kostbare punten en nog veel belangrijker: de eer.

 

Terwijl hij me van het nodige materiaal voorziet, doet schermleraar Eric de rijke geschiedenis van het schermen uit de doeken. Hij hamert erop dat schermen een gevechtsport is die gestreden wordt met drie verschillende wapens: een degen, een sabel en een floret. Prompt legt hij de drie strijdtuigen voor me neer en overloopt hun sterke en zwakke punten. De floret weet me met zijn licht gewicht en fijne lemmet te overtuigen en eenmaal ik me in m’n pak heb gehesen, is het tijd om aan de slag te gaan.

 

Schermen is als een heftige discussie. De ene heethoofd werpt een argument op, vaak in de vorm van een flitse stoot, wacht vervolgens tot de andere de aanval pareert en met een tegenargument komt. Met deze filosofie in het achterhoofd strek ik m’n arm in de richting van Erics borstkas opdat ik hem met de floret zou kunnen treffen. De eerste keren laat de meesterschermer zich gewillig raken, maar dan draait hij zijn wapen in een defensieve hoek, zodat hij het me onmogelijk maakt hem te benaderen. Vervolgens tikt hij met een beheerste maar geweldige kracht het staal van zijn floret tegen het uiteinde en tevens zwaktste gedeelte van mijn floret, waardoor mijn arm wegvliegt en hij me vol op de borst kan treffen. Een repliek van jewelste, die ik niet onbestraft wil laten. Met gebogen knieĂ«n schuifel ik naar voren en achteren, plaats een steek richting Erics middenrif en beantwoordt zijn verdediging met een nieuwe charge. Even lijkt het of ik de schermleraar aan het wankelen kan brengen.

 

Mijn hoogmoed wordt echter zwaar afgestraft. Eric laat me alle hoeken van de loper zien en treft me uiteindelijk met wat in schermtermen de ‘Coup d’Arc’ genoemd wordt: een valse slag op de knie. Ik stuik neer. Eric torent over me heen en ik krimp in elkaar, de genadeslag afwachtende. Maar in plaats van een dodelijke floret schieten twee hulpzame handen naar beneden, die me vastgrijpen onder m’n armen en me weer overeind zetten. Nadat hij zich uitdrukkelijk verontschuldigd heeft, geeft de schermleraar me een officiĂ«le groet met zijn wapen. Het teken dat de initiatie erop zit. Vervolgens stuurt hij me met een enthousiast gevoel, maar lichtjes pijnlijke knie de nacht in. Dat laatste weet me echter niet te boeien: ik prijs me simpelweg gelukkig dat het 2016 en niet 1016 is.

 

 

Wil je ook een poging ondernemen om meesterschermer Eric af te troeven? Surf dan naar de website van schermvereniging Omnisword voor meer informatie.



Noorderlijn en Operaplein
02/05/2016
🖋: 
Auteur

De oplettende student zal het alvast gemerkt hebben: sinds twee maanden wordt er gewerkt aan de Leien. De auto’s rijden op soms verwarrende wijze om, tramsporen worden verlegd en op de Frankrijklei ligt er een grote put en komen bijna vijfhonderd jaar oude bakstenen aan de oppervlakte. De clichĂ©matige Antwerpenaar vloekt luid vanuit zijn auto en vraagt zich af waar al die werken nu weer voor nodig zijn. Omdat wij van dwars ook allemaal clichĂ©matige Antwerpse studenten zijn, gingen we op onderzoek.

Noorderlijn. Zo heet het project dat hier langzaam maar zeker vorm krijgt. Het is een combinatie van een tramverlenging, een parkeergarage, auto- en tramtunnels en een nieuw plein dat Antwerpen een nieuw gezicht moet geven. Tramsporen zijn de stalen draden die alle delen van Noorderlijn aan elkaar rijgen. Vanaf de Rijnkaai en de Rooseveltplaats rijden binnenkort trams via de Italiëlei en de Londenstraat naar het nieuwe Havenhuis. Een andere bundel rijdt langs de Noorderlaan via Kinepolis Antwerpen helemaal naar de Havanasite op de Luchtbal aan de grens met Ekeren. Daar komt een grote park-and-ride waar automobilisten uit de Polders en de Voorkempen makkelijk hun auto kunnen achterlaten en de tram naar het centrum of het Sportpaleis kunnen nemen. Door de tramverlengingen zullen er ook minder bussen het stadscentrum binnenrijden.

 

driedimensionele vernieuwing

Het pronkstuk van Noorderlijn is ongetwijfeld het Operaplein, dat ondergronds en bovengronds een nieuw stadshart wordt. Voor het Operagebouw, dat nu enigszins verborgen ligt achter het autoriool dat Frankrijklei heet, komt een groot plein dat zich tussen de Rooseveltplaats en de De Keyserlei uitstrekt. De voetgangersas tussen de ‘Middenstatie’ en de Meir wordt doorgetrokken, zodat de benenwagens niet meer tergend lang aan de verkeerslichten moeten wachten. Ook de Rooseveltplaats wordt heraangelegd met meer ruimte voor voetgangers en fietsers en minder buskaaien.

 

De auto’s verdwijnen in een nieuwe tunnel die de drukke kruispunten van de De Keyserlei en de Rooseveltplaats zal vermijden. Ook komt er een ondergrondse parking onder het plein ter vervanging van de bovengrondse parkeerplaatsen. Niet enkel de auto krijgt ondergronds plaats; er komt ook een tramtunnel van de Turnhoutsebaan via Astrid en Opera naar de Zuiderleien, waarbij tram 8 (zie dwars 94) doorgetrokken zal worden naar het Schoonselhof. Later zal ook tram 10 ondergronds verdwijnen, als de helling aan het spookstation Foorplein in gebruik wordt genomen.

 

De ItaliĂ«lei wordt bovengronds heraangelegd op dezelfde manier als de zuidelijke Leien. Er komt een trambedding in het midden, tweemaal twee rijstroken en ventwegen met parkeerplaatsen. Voetgangers en fietsers zullen minder rijstroken moeten oversteken, waardoor de barriĂšre tussen de studentenbuurt en ‘den 2060’ vermindert. De aansluitingen met de Paardenmarkt en de Waaslandtunnel worden versmald en er komen brede voet- en fietspaden.

 

Ook het Eilandje wordt ontsloten. Tram 7 zal worden doorgetrokken naar het Havenhuis. De werken voor de heraanleg van de Rijnkaai zijn nu al gestart, zodat volgend jaar de tram al tot aan de Bataviastraat kan rijden. Voordat de tram over de Londen- en Amsterdamstraat kan, moet eerst de Londenbrug vervangen worden door een breder exemplaar. Tijdens de werken komt er een tijdelijke voetgangersbrug. De historische Mexicobruggen worden gerestaureerd, waarbij een brug is voorzien voor autoverkeer en een voor de trams.

 

De nieuwe tramlijn 1 (een nummer dat, paradoxaal voor een tramstad als Antwerpen, de laatste 50 jaar voor een buslijn gold) zal ook langs Park Spoor Noord passeren. Terwijl de auto’s over het versmalde Hardenvoortviaduct blijven rijden, passeert de tram gelijkvloers het nieuwe ziekenhuis van ZNA en zal via de oostkant van het viaduct uitkomen op de Noorderlaanbrug, waar al tramsporen liggen. Op de Noorderlaan zal de tram aan de bebouwde oostkant van de Luchtbal rijden tot aan de park-and-ride Havana. Daar zal een nieuw park en mogelijk ook een scholencampus en een IKEA-winkel komen.

 

poorten, bruggen en bastions

Noorderlijn kijkt niet alleen naar de toekomst, ook het verleden van de stad komt naar de oppervlakte. Op de Frankrijklei en de Rooseveltplaats graaft men de restanten van de zestiende-eeuwse stadsomwalling op. Het Huidevettersbastion kwam al naar boven op de plek van het nieuwe stuk tramtunnel, maar het belangrijkste archeologisch restant wordt pas later opgegraven. Onder het drukke kruispunt van de Leien en de Rooseveltplaats ligt namelijk de Kipdorppoort, tot de negentiende eeuw de belangrijkste stadspoort van Antwerpen. De funderingen van deze poort en de brug over de walgracht zijn nog altijd aanwezig en zullen worden geĂŻntegreerd in een verdiept archeologisch park.

 

De werken zullen het kloppende hart van Antwerpen een nieuw uitzicht geven, met meer plek voor voetgangers, fietsers en openbaar vervoer. Een gefaseerde uitvoering zorgt ervoor dat de hinder beperkt blijft en voornamelijk het autoverkeer treft. Vanaf midden 2017 kunnen auto’s niet meer tussen de Rooseveltplaats en de De Keyserlei doorrijden. De grootste impact van de werken op het openbaar vervoer is de sluiting van het station Opera tussen september 2016 en 2018, waarbij reizigers van de stations Astrid, Diamant of Meir gebruik moeten maken.

 

 

Plannen en meer informatie over de werken, kan je terugvinden op www.noorderlijn.be. In de Theaterbuilding aan het begin van de Italiëlei is er een infocentrum waar je terecht kan met vragen en opmerkingen.



achter de schermen bij de Antwerpse Stadsreiniging
01/05/2016
🖋: 

Sommige vaders zijn politieagent, brandweerman of soldaat. Sommige vaders zijn vuilnisman. Ook zij dragen een uniform, ook zij zijn helden, met heldendaden zo vanzelfsprekend dat ze haast onzichtbaar zijn geworden, ondanks de feloranje uitrusting. Een propere stad, daar halen zij hun neus niet voor op.

Zeven uur ’s morgens. Op Sector Noord in de Straalstraat in Merksem een grote bedrijvigheid, de mannen van de vuilkar zijn klaar voor een nieuwe werkdag. “Het is hier ’s morgens altijd wel een zottenkot”, zegt werkleider Tommy terwijl hij het terrein laat zien. De 32 huisvuilwagens, elk voorzien van een chauffeur en twee laders, rijden als eerste de poorten uit. Vervolgens zijn de containerwagens en de kraanwagens aan de beurt. De veegmachines vertrekken pas om 8.00 uur, vaak met een ‘bakkenwagen’ in hun kielzog. De bakkenwagen bevat al het materieel voor de manuele veegploegen, die met vier à vijf man en gewapend met harken, borstels en bladblazers de straten schoonpoetsen.

 

De Antwerpse Stadsreiniging bestaat uit drie sectoren: Midden, Noord en Zuid. Sector Noord telt zo’n 250 personeelsleden. “De meesten blijven toch tot einde carriùre werken”, vertelt Tommy. “Het is een zware job, maar er zijn verschillende fracties binnen huisvuil. Bij het PMD zijn het heel lichte zakken, maar is de wandelafstand groot. Je hebt restafval, da’s voor de jonge krachtige knapen die zwaar kunnen tillen. De ronde van de papiermanden is iets kalmer; die mannen zijn meestal van gevorderde leeftijd en kunnen af en toe gaan zitten. Voor papier en karton moet je vaak door de benen en GFT is meestal met containers en dus iets lichter.” Ook de vijfentwintig vrouwen van de Stadsreiniging staan hun mannetje. Zij werken vooral bij de veegdienst, al is er bij het huisvuil nog een vrouwelijke chauffeur en een vrouwelijke laadster bij het GFT. Tommy: “Zij is one of the guys ondertussen”.

 

 

professor Zonnebloem

De werkdag begint ook voor Jan Buytaert. “Jan? Die ken ik niet”, klinkt het wanneer ik hem probeer te vinden in het oranje wespennest. “Wacht, bedoel je professor Zonnebloem?” Immer verstrooid, nieuwsgierig, een weetal en misschien een tikje opvliegend, de man met het kleine ronde brilletje heeft het allemaal. Hij draagt z’n bijnaam met trots: op zijn locker en in de cabine van zijn vaste vuilniswagen hangen plastic zonnebloemen.

 

Jan werkt al zeventien jaar voor Stad Antwerpen. Ondertussen is hij 55 en chauffeur bij de papiermanden, de straatvuilbakjes. Hij en zijn lader Marc controleren dagelijks de vuilbakken op hun vaste toer doorheen Deurne Noord. “Er zijn er bij die je alle dagen moet pakken”, vertelt Jan, “maar de meeste van de tweehonderd vuilbakken worden om de andere dag geledigd." “Da’s ne goeie”, klinkt het telkens een vuilbak leeg blijkt. Daarnaast laden ze rondslingerend vuil op en sluikstort dat bij de papiermanden staat. Deze ronde is ook een ‘buffertoer’: gisteren nog moest Jan inspringen voor een huisvuilwagen die in panne stond. “We doen heel wat voor een propere stad”, haalt hij grinnikend de slogan van de Stadsreiniging aan.

 

Niet alleen de zonnebloem maakt de wagen herkenbaar: achteraan deze vuilkar hangt een witte vuilnisbak. Die hoeft eigenlijk niet mee, maar hij maakt het werk efficiĂ«nter en zorgt ervoor dat Marc niet zo hoog moet tillen en minder heen en weer moet lopen. Normaal maakt de lader de bakken leeg en kan de chauffeur gewoon blijven zitten, maar Jan stapt meestal mee uit: “Omdat ik toch energie teveel heb en om Marc wat te helpen.”

Marc werkt al negen jaar als lader. Na een reeks epilepsieaanvallen waarbij hij een hartstilstand kreeg, lag hij enkele weken in coma en kreeg hij een pacemaker. De vier maanden ziekteverlof die volgden werden hem teveel: “Ik zeg tegen mijnen doktoor: ik word zot thuis, laat me maar terug gaan werken.” En nog: “Er zijn er bij die met een valling thuisblijven."

 

onderweg met een twintigtonner

Fluorescerende pakken en zwaailichten, het belang van veiligheid wordt hier onderstreept in het feloranje. Marc en Jan controleren samen of er geen fietsers aankomen: “Tenslotte ben ik met een twintigtonner onderweg”, zegt Jan. Soms moet hij tussen de auto’s door manoeuvreren in erg nauwe straten, of tot op de millimeter afgemeten bochten nemen. Toch is hij nog nooit ergens tegen gebotst. “Ik kan met mijn camion lezen en schrijven”, klinkt het. Jan rijdt deze toer nu ongeveer drie jaar en kent hem op zijn duimpje. Onopvallende ruimtes krijgen vrolijk klinkende bijnamen: ‘Hinkelpadplein’ geeft een naamloos grijs pleintje in de Louis van Craenstraat op slag de uitstraling van een speelparadijs.

Wanneer ze collega’s passeren dimmen ze even hun lichten en steken ze hun hand op; het gevoel van samenhorigheid is erg groot bij de vuilkar. Er zijn wel eens strubbelingen tussen het personeel, maar Jan en Marc kunnen het best met elkaar vinden. Marc: “Ik heb er geen problemen mee, wij werken goed samen.” Jan beaamt: “We overleggen constant en anders geef ik hem goe wa lappe, zie maar hoe weinig tanden hij nog heeft” (ze lachen).

 

weer of geen weer, ’t stad moet proper

10.00 uur, tijd om binnen te rijden voor den break. De grote refter kleurt helemaal oranje, in de bijbehorende keuken spoelen twintig potige mannen braaf hun koffietas af en zetten ze zelf in de afwasmachine. Na de pauze vervolgen Marc en Jan hun weg werkdag en neemt ploegleider RenĂ© me op sleeptouw. Na dertien jaar als lader bestaat zijn huidige taak uit het controleren van de mannen en vooral uit heel veel papierwerk. Met het – uiteraard oranje – zwaailicht in de aanslag gaan we op zoek naar de huisvuilophalers. Door de regen is het papier en karton zwaar geworden, maar de laders gooien de dozen met een sierlijke boog in de laadbak. Bij de fractie GFT treffen we Vicky, een van de weinige vrouwen op deze dienst. Haar fijne paarlen oorbelletjes contrasteren met het stoere werkpak en de bijbehorende handschoenen. “Ik moet ’s avonds niet meer gaan trainen”, lacht ze, terwijl ze een paar groencontainers in de vuilkar leegkiepert. In de zomer is het best leuk werken, de wintermaanden zijn iets minder. “Regenweer is altijd ’t ergste”, beaamt RenĂ©. Vicky: “Als ’t regent, als ’t onweert, als de vogels dood uit de lucht vallen, den toer moet gedaan.”

 

 

in contact met de burger

RenĂ© krijgt een melding binnen over een achtergelaten hoop zand. Hij gaat ter plaatse, controleert de hele wijk maar kan geen zand vinden. “De mensen bellen soms te snel, al is het wel goed dat de burgers betrokken worden”, vindt hij. De Stadsreiniging werkt ook actief samen met de burgers: een groep vrijwilligers kuist op zondag het bos aan het Noordkasteel op en de vuilkar haalt het afval daar op. Vuilzakken, planken, een hele boomhut, er slingert heel wat rotzooi rond, maar door de samenwerking blijft het bos proper.

 

Over het algemeen krijgen de vuilnismannen veel respect. Terecht, dankzij hen blijven de straten proper en de extra diensten zoals bijvoorbeeld Grof Huisvuil leveren ook goede punten op. Het is bij de grotere items dat het wel eens durft mislopen vertelt RenĂ©: “Het gebeurt wel eens dat iemand zijn fiets parkeert tegen een berg grofvuil, de ophalers weten dat niet en nemen alles mee zoals afgesproken.” Ook een nieuwe koelkast die op de stoep werd neergezet door de leverancier, belandde al eens in de container.

 

Het drukke verkeer waar de vuilnismannen zich dagelijks in wagen levert soms gevaarlijke situaties op, er zijn al enkele vuilnismannen aangereden door passerende auto’s. Een keer gebeurde er een dodelijk ongeval: op het terrein van een dienstencentrum liep een oud vrouwtje met haar rollator vlak voor de wagen, buiten het zicht van de chauffeur. Toen hij doorreed was ze op slag dood. “Dat zie je niet, je houdt je laders in ’t oog en ondertussen is die vrouw daar voor gelopen” (stilte). “Dat is het enige dodelijke ongeluk met een huisvuilwagen in al die jaren”, voegt RenĂ© eraan toe, maar het heeft een diepe indruk nagelaten op de dienst. De veiligheid van het personeel en de mensen op straat is een grote verantwoordelijkheid, waar blijvend aan gewerkt wordt.

 

de mannen van de pacht

Tijdens de middagpauze gaat Jan z’n broodje opeten in de cabine van zijn zonnebloemwagen, weg van de drukke refter. Enkele jongere krachten trappen een balletje. Bij de administratie vertelt Miel Qualm over de ‘Mannen van de Pacht’, een groep zingende vuilnismannen die 22 jaar bestaan heeft. De naam verwijst naar de vroegere benaming van de Stadsreiniging. Miel: “We zijn in 1990 begonnen met een hele bus. We hadden een collega, Paul Huyghen, die was nogal muzikaal – die vind je nu nog terug op YouTube. Hij had een liedje gemaakt voor een collega die op pensioen ging en wij zijn dat toen gaan inzingen, nog bij Rocco Granata.” Ze brachten twee plaatjes en negen cd’s uit en traden wekelijks op, voornamelijk op braderijen. “We hadden maar één lieke in ’t begin,” vertelt Miel, “En dan zaten we daar in die camionette met al die zwaailichten op te zingen.”

 

â™Ș 't vuil is weral van de baan / ons waarek is gedaan / oh wat is da fijn / karlaaier te zijn / iedereen is kontent. ♫