zwart-wit gekaderd

kunst op de campus

29/10/2021

Heb je tijd voor een geheim, slechts iets tussen jou en mij, hoe beschamend het ook is? Ik weet het namelijk niet meer. Tussen lessen, zware handboeken, een bachelorproef, lezingen en debatten zie ik door de bomen het bos niet meer. Zo veel taken, zo veel takken, te veel vertakkingen om voor mezelf nog ademruimte te vinden. Er lijken wel duizenden argumenten te bestaan voor eender welke mogelijkheid en zo slim ben ik, tussen ons gezegd en gezwegen, gewoon niet. Niet slim genoeg om nog mee te zijn in ieder geval. Ik vind het fijn dat dingen soms wat simpeler zijn. Als er gewoon een eenduidig antwoord is. Het is behoorlijk ver gekomen als ik dat in de kunst moet zoeken, maar ach, de kunst is gelukkig nog bereid om me een hand toe te reiken. Er is meer dan genoeg kleur in de wereld. Soms zijn de mooiste dingen gewoon zwart-wit. 

Eerdergenoemde tsunami aan taken zou ik niet bepaald een van de kunstwerken noemen die me met een vriendelijke glimlach de hand toereikt, maar ik, in al mijn gewilligheid om afgewezen te worden door mijn potentieel, ga wel op zoek naar de antwoorden voor de laatste taak die ik onder ogen wil komen. De bibliotheek van de Stadscampus groet me, partner in crime voor mijn missie, maar binnen de kortste keren laat de goede moed me alweer in de steek. De taak lijkt te groot, te ingewikkeld en ik voel me te klein. Te klein om de trap op te gaan, dus ik trippel eromheen, tot ik aankom bij een schilderij achter de trap.  

Winnipeg is deel van een reeks houtsneden van Víctor Ramírez, opgedragen aan de gedichten van Pablo Neruda. De titel verwijst naar een boottocht op 3 september 1939, waarop meer dan tweeduizend Spanjaarden het Spanje van Franco ontvluchtten. Dichter Pablo Neruda, toen consul in Parijs, organiseerde deze boottocht naar Chili. De houtsnede is een drukte van jewelste. Op het eerste gezicht valt er nauwelijks wat te zien; witte lijnen op een zwart vlak, een druk verkeer op een onleesbare kaart. Bestaat er een ergere onzekerheid dan maar moeten hopen dat je ergens terechtkomt waar je wél veilig bent? Maar hoe langer ik kijk, hoe meer helderheid ik vind. Een smeekbede aan de linkerkant, zonder dat je kan zien wie de genade moet verschaffen. Gedans, zo vreemdsoortig luchtig in de chaos, maar niets wat menselijker is. Of is het angst? Zijn het mensen die hun armen in de lucht houden bij wijze van overgave? Geweld aan de rechterkant. Geen context, geen uitleg, geen reden. Het verdwijnt allemaal haastig in elkaars lijnen, de overlappingen dienen slechts als bijkomende nadruk op de hel waaruit de SS Winnipeg de vluchtelingen gehaald heeft. Hoe ontsnap je aan iets waar je geen wijs uit kunt raken? Een boot brengt je ook maar tot in Chili, niet tot in de rust. 

 

contouren met een stem 

Voor mij is de situatie iets eenvoudiger, vrees ik, een gedachte die me oplucht, maar ook een sluimerend schuldgevoel bezorgt. Wie ben ik om te klagen over mijn leven als de gevolgen van de Spaanse Burgeroorlog verdwijnen zodra ik de bibliotheek uitstap? Mijn voeten leiden me over het binnenpleintje naar het V-gebouw, waar de faculteit Rechten huist. Misschien vind ik daar wel iemand met een eenduidig antwoord. Beste professor, kan u me mogelijkerwijze vertellen of mijn wezentje en mijn leventje enige wettiging bieden voor klaagzangen en zwanenzangen? Gelieve enkel een ja mee te geven, dank u zeer. Maar nee, ik kom aan en het V-gebouw lijkt wel uitgestorven. Eén kunstwerk bewaakt het fort: een werk zonder titel van Guido Vrolix. Vrolix is een Belgische kunstenaar wiens stijl gemakkelijk te herkennen is aan het gebruik van kleur en de klare zwarte silhouetten. Alledaagse scènes bevolken zijn oeuvre, de verhalen erachter mag de toeschouwer invullen. Wie zijn deze mensen? Wat doen ze precies? Wat is het verleden, wat is de toekomst? Met enkel het heden kom je niet erg ver. Het acrylschilderij voor mijn neus is niets anders: ik zie twee mensen die elkaar net niet vasthouden. Mijn troostminnend hart spreekt de wens uit voor het begin van een knuffel, al is het maar omdat de belofte van genegenheid fijner is dan het einde alweer te erkennen. De voor Vrolix typische kleur ontbreekt. Misschien is het dan eerder aan ons om die toe te voegen. 

 

Kunst is de vragen in hun waarde laten. 

 

Een binnenpleintje en een paar trappen brengen me zonder het zelf werkelijk door te hebben tot het B-gebouw, waar Drieluik van Albert Debois me opwacht. Debois was een Belgisch schilder en tekenaar. Zijn werk laat zich kenmerken door een stilering van de werkelijkheid: alles om ons heen wordt verwerkt in soepele curven, elegante vormen en poëzie in de silhouetten die hij tekent. Onbelangrijke details worden weggefilterd, de essentie is te vinden in zijn serene potloodlijnen. Drieluik is daar een goed voorbeeld van: waar Winnipeg niet genoeg plaats leek te hebben voor alles wat er aan de hand was, waar Vrolix’ werk bijna bot was in al haar simpliciteit, is Drieluik een oase van visuele rust. Niet te veel, niet te weinig. Maar die sereniteit zorgt voor een ogenschijnlijke ongecompliceerdheid die niet helemaal klopt: de tekeningen zijn meer dan slechts eenvoudige weergaven, ze laten de kijker raden naar wie ze zijn, wat ze zijn. Drieluik verschaft geen antwoord, ze laat simpelweg de vraag driemaal weerklinken, eenmaal voor elk blad papier aan de muur. Die stilte maakt het ingewikkeld, misschien, niet meer en niet minder dan dierlijke en menselijke silhouetten in grijstinten. Valt er nog meer te zeggen? Slechts zij die vliegen, of ze nu wederkeren of juist verdwijnen, en zij die aan de grond vastgenageld zijn. En toch, de echo’s van de vragen leggen zichzelf het zwijgen niet op. Het hoeft niet anders te zijn: kunst is de vragen in hun waarde laten. 

 

complexiteit in simpliciteit 

Een vraag hoeft me niet vast te nagelen: ik vlieg weg, over de trappen, over de Grote Kauwenberg, doorheen de deuren van het R-gebouw, naar een nis. Een groot raam, muren met bruine bakstenen en Collage van Marc Verstockt. Ik moet vliegen om Collage te kunnen zien, zo hoog hangt het, alsof het naar het plafond wil reiken. Verstockt was een Belgisch beeldhouwer en graficus. Hij stond bekend om zijn constructivisme en voorliefde voor structuur. Waar zijn werk gemakkelijk te vereenvoudigen zou zijn tot voornamelijk een verzameling van geometrische vormen, loont het om dieper in alle hoeken te kijken: in Verstockts werk ligt net onder het oppervlak een ingenieuze structuur verborgen, altijd net iets meer dan je aanvankelijk had gezien. Collage past evengoed in dat systeem: het patroon is net wat ingewikkelder dan het op het eerste gezicht lijkt, maar het klópt. Ik focus me op de zwarte lijnen, denk letters te herkennen, maar weet het niet zeker; ik focus me op de witte vlakken, zie pijltjes misschien. Interessant is het tegelpatroon achter de grotere vormen: het heeft meer weg van een vloer dan van een wandtekening. Het werk is van de grond naar de muur gekropen, zo lijkt het wel, maar misschien ligt dat aan mij. Ik heb mijn eigen ideeën over wat hoort, wat past, allang in een structuur gegoten; Collage mag de hare in een eigen mal gieten. 

 

Wie ben je anders dan degene die je vastlegt? 

 

Zo hoog als het hangt, nagelt Collage me niet vast, laat het me gaan, een woordeloos afscheid. Rondom het gelijkvloers van het R-gebouw hangen de kleine museumzaaltjes van Museum to Scale 1/7, in se een minitiatuurmuseum om de Belgische kunstscene vanaf de jaren 1960 tentoon te stellen. Een van de kastjes roept me: Self-portraits van Stephan Vanfleteren. In het zaaltje hangen achttien foto’s, allemaal zelfportretten. Vanfleteren is een Belgisch fotograaf en staat bekend om zijn sobere portretten. Aan de ene kant is Self-portraits een duidelijke ode aan die stijl: hoewel er niet meer te zien is dan achttien petieterige foto’s en een bankje, eist de kamer alle aandacht op. Elk portret verraadt de eigenheid, maar ook meer dan dat: wie ben je anders dan degene die je vastlegt? Elk portret is vastgenageld, maar hun identiteit vliegt meer in het rond dan ik doe. Zo eenvoudig zijn ze niet, ook niet in het zwart-wit. Maar dat verraadt de complexiteit in simpliciteit wel. Een interessant detail is de dubbelzinnigheid van de titel: Self-portraits impliceert dat het achttien foto’s zijn van Vanfleteren zelf, maar niets is minder waar. Het insinueert dat Vanfleteren zichzelf door zijn kunst laat reflecteren, dat het juist zijn identiteit is die spreekt doorheen alle portretten. Zijn kunst is wie hij is. Wat zegt zijn gezicht tenslotte over de persoon die Vanfleteren is, wil zijn, kan zijn? De essentie van zijn wezen huist in zijn lens.  

Tegenover de kleine foto’s voel ik me, vreemd genoeg, niet groter, niet grootser. Gesterkt in de kleinheid misschien, alsof een Calimerocomplex me alsnog niet hoeft tegen te houden om me te ontpoppen tot een megalomaantje. Is dat een teken van innerlijke kracht, groei ergens binnenin, of slechts een nieuw talent tot zelfmisleiding? Ach, misschien zijn die zaken toch lastig om uit elkaar te houden. Ik trippel weg, niet van mijn sokken geblazen, maar toch zweverig genoeg om een paar centimeter boven de grond te vliegen, terug naar de bibliotheek. Die papers schrijven zichzelf niet.