Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Wallonië, het onbekende vraagstuk voor menig Vlaming. Ziedaar: Namen, hoofdstad van het Waals gewest.
Waar Maas en Samber samenvloeien. Zo. Dat is zowat het enige wat Namen typeert en wat we in de les geschiedenis of aardrijkskunde meekrijgen. We gokken dat het Waals Parlement in deze stad zetelt, we weten niet dat België zo zijn eigen Élysée – het Élysette, hoe schattig – heeft of dat Félicien Rops hier geboren is, of Benoît Poelvoorde. Die laatste zegt u waarschijnlijk meer dan die Rops-kerel. In 1992 deelde het nihilistische C’est arrivé près de chez vous een uppercut uit in filmland. Poelvoorde kroop in de huid van een seriemoordenaar die gevolgd werd door een cameraploeg en vervolgens postbodes, oude vrouwtjes, getrouwde koppels en zijn eigen psyche terroriseerde. Maar Rops, die ging nog een stap verder. Rops verafgoodde de vrouw op zijn eigen kunstzinnige manier. Hij schilderde vrouwen die penissen vasthielden, vrouwen die hevig masturbeerden, vrijende koppels die werden begluurd door Satan zelve en kruisigingen van naakte vrouwen. Hij joeg zo de katholieke kerk en de brave inwoners van Namen de stuipen op het lijf. Toch is Rops’ grootste verwezenlijking de titelplaat van Charles Baudelaires Les Épaves in diens gedichtenbundel Les Fleurs du Mal. Jazeker, de grote Baudelaire bevriend met een anarchistische boerenkinkel uit Namen. Prachtig museum, trouwens.
Waar Charleroi menselijk verval belichaamt en Luik wedergeboorte, daar symboliseert Namen plechtstatig decorum en grandeur. Eens de intens zintuiglijke aanvallen van Rops zijn geïncasseerd – erotiek en seksualiteit gieren door je lichaam, decorum laten we even achterwege – ontvang je twee straten verder wederom een klap in je aangezicht. Honderd meter boven de Maas ligt La Citadelle de Namur, een van de grootste burchten van Europa, die Spaans, Frans, Oostenrijks en Nederlands vuur en zwavel heeft beteugeld. Aan de voet van het militair bouwwerk bevindt zich het Waals Parlement, een felrood complex dat zich heeft versluierd onder de buitenste verdedigingsringen. De hemelsluizen gaan open. De torens van La Citadelle worden overspoeld en baden in antraciet grijs, baksteenrood en grasgroen. De beklimming blijft uit. Aan u om die volgende keer te trotseren.
divinité
Na seksualiteit en militarisme is het tijd voor goddelijkheid aan de Maas en Samber. De grens tussen beide is flinterdun en hemelsbreed, maar in la Cathédrale Saint-Aubain is de verhevenheid tastbaar. Neoclassicisme, barok en rococo worden op majestueuze wijze met elkaar verwoven om Rops uit je geheugen te verdrijven. Hier enkel gewelven, vieringen en tamboeren die tot de hemel reiken en een ode vormen aan Albanus van Mainz, de patroonheilige. Een fascinerend figuur. Na zijn onthoofding zou Albanus zijn opgestaan, zijn afgehakt lichaamsdeel hebben opgeraapt en doodleuk naar zijn begraafplek zijn gewandeld. Cefaloforie noemt men een dergelijk handigheidje.
Het stratennetwerk wordt compacter. Namen is gezellig en lieflijk. De valleistad is geen Brussel of Antwerpen, maar het straalt een kalmte uit die maar weinig steden evenaren, zonder daarbij de hoofdstedelijke arrogantie te verloochenen. Het regent. Hard. Wederom een pronte barokke gevel die de straat flankeert, nu die van l’Église Saint-Loup. Toevlucht zoeken in een religieus oord is een optie. Maar Rops zweeft nog steeds doorheen mijn gedachten en in de kathedraal boren de prangende en indringende ogen van een zekere hoge Heer me iets te neerbuigend een gat in de troebele ziel. Welke optie rest er dan nog? Le Collège, recht tegenover de trappen van Saint-Loup.
on a ri, on a beaucoup parlé
Het is er warm. Maar het is een warmte die je tegenwoordig in weinig dranklokalen terugvindt. Een warmte die extra wordt benadrukt door de belichting in het café. Een goudgele gloed die de houten balken van de zaak in de verf zet. Een gloed die je naar binnen lokt terwijl Tom Waits, in zijn even gloedvolle stem, het cliënteel bezingt op de achtergrond. Allemaal hebben ze het goudblond elixer voor hun neus staan terwijl ze babbelen over – luistervinken mag – Brigitte Bardots onderbroek, premier Michel en bier. Allemaal vertoeven ze in een sfeer van gezelligheid en camaraderie. Allemaal. “Bonjour, monsieur. Avez-vous fait votre choix?” De bierkaart is overweldigend mooi. Bladzijde na bladzijde vol Belgisch edelmetaal. “Une maison, s’il vous plait.” Gilbert Bécaud smeert nu zijn stembanden en zet Nathalie in.
Twee uur later. Emile babbelt vlijtig over zijn jaren in het leger. Antoine is antiquair die op zijn vijftigste besloten had het verzekeringenleven achter zich te laten om zich te storten op de antiekwereld. Guillaume werkt in de Antwerpse haven maar pendelt lustig op en neer omdat hij zijn stad moeilijk los kan laten. “Les Namurois. Ils sont lents,” vertelt hij. “Mais ils aiment les petites choses dans la vie. Une bière dans Le Collège, par exemple,” bulderlacht hij.
Ik wil nog niet naar huis. Ik zal hier vertoeven. Ja, dat is mooi.