Bijna driehonderd. Dat is het aantal dagen waarin ons land hopeloos op zoek is naar een regering. In alle ernst zijn al tal van voorstellen gelanceerd om de nodige institutionele hervormingen te bepleiten, maar een akkoord lijkt nog ver weg. Nochtans is de argumentatie die de onderhandelaars hanteren Antwerpen niet vreemd. Integendeel, vanuit gelijkaardige voedingsbodems zou men zelfs geheel in de stijl van de preformatie (op het randje van de satire dus) kunnen ijveren voor een sterkere Antwerpse regio met meer economische middelen: een zogenaamd Antwerps Grootstedelijk Gewest. In dit artikel nemen we de proef op de som en maken we die denkoefening compleet.
Aan creatieve denkers tot nog toe geen gebrek. In de marge lijkt het allemaal de revue al gepasseerd: van een nostalgisch verlangen naar het unitaire België over de Belgische Unie tot een sterk en onafhankelijk Vlaanderen. Vanuit ludieke hoek herleefde zelfs het orangisme, en zette de N-GA de Gentse onafhankelijkheid op de kiesagenda. Ook het provinciaal autonomisme herleefde her en der. In Antwerpen bleef het daarentegen voorlopig haast windstil.
Homogeen Vlaanderen?
Het blijft ietwat bevreemdend. De dialoog in dit land wordt de laatste tijd bijna uitsluitend gevoerd in termen van homogene blokken. Daarbij zoeken een welvarend Vlaams Gewest – dat zich beroept op zijn Nederlandstalige karakter – en een armer Waals Gewest – dat uitsluitend Frans wenst te spreken en Brussel na aan het hart gelegen is – steevast de confrontatie met elkaar op. Politici zijn zich bewust van dit clichématig taalgebruik, maar schuwen het daarom niet. Dat dit vermeende taalconflict zo levendig is in de rand rond Brussel, lijkt enigszins logisch. Dat het ook in Antwerpen en elders tot een politiek issue van belang kon uitgroeien, doet toch de wenkbrauwen fronsen. De voornaamste manier waarop wij in aanraking komen met de Franse taal is namelijk via ons onderwijs, waar we de taal al van jongs af aan leren. In Wallonië is men op dit vlak zelfs progressiever door onderdompelingsonderwijs aan te bieden. Bovendien worden meerdere vakken daar in het Nederlands onderricht.
Uit cijfers van het OCMW en Non-Profit Data blijkt dat in onze stad ruim honderdvijftig nationaliteiten huizen. Deze diversiteit overstijgt de taalproblematiek in elk aspect. Multiculturalisme is doordringender aanwezig in de Antwerpse stad en kan onmogelijk gecategoriseerd worden onder de noemer Waals of Vlaams. Waarom is een bipolair taalconflict dan toch zo actueel?
It's the economy, stupid
Een en ander heeft te maken met de welvaartskloof tussen Vlaanderen en Wallonië. De communautaire problematiek wordt economisch onderbouwd. De Belgische Financieringswet is namelijk voorzien van een solidariteitsmechanisme waardoor geld van noord naar zuid stroomt. Geen enkele prognose die dit betwist. Het toekomstige verloop van deze financieringsstromen is daarentegen wel onderwerp van discussie. De vraag of de vergrijzing deze effecten zal neutraliseren staat daarbij centraal. Toch dringt zich ook hier de kwestie op: dient institutionele vernieuwing de economische versterking van de gewesten na te streven? Een economische analyse dient normaliter verder te kijken dan de gewesten in ons land. Luik en Dinant zijn geen pot nat, net zoals Antwerpen en Zoutleeuw dat evenmin zijn. Een beleid op maat van regionale tewerkstellingspolen – de stedelijke gewesten – lijkt daarom meer aan de orde. Binnen Vlaanderen vinden namelijk ook transfers plaats. Via Eurostat blijkt al gauw dat vanuit het arrondissement Antwerpen een substantieel grotere bijdrage wordt geleverd aan het BBP. Als we de koopkracht per capita als indicator nemen van die bijdrage ligt Antwerpen met zijn 37.000 euro ver voor op de rest van Vlaanderen – we laten Wallonië hier zelfs even buiten beschouwing. Van Diksmuide over Dendermonde tot in Tongeren een streefcijfer van 20.000 euro per hoofd heet daar ambitieus te zijn. Als Antwerpenaar ben je om die reden nu eenmaal solidair met mensen uit de Westhoek of die andere uithoek, Limburg. Is dat dan evident? Normaliter wel, de noord-zuidproblematiek vormt echter een precedent waardoor we principieel niet langer akkoord hoeven te gaan.
Het BBP wijst in essentie op de economische sterkte van een regio. Het vertelt echter vrij weinig over de welvaartsverdeling binnen die regio. Op dat vlak is het Antwerpse rapport minder positief. De activiteitsgraad ligt volgens Lokale Statistieken beduidend lager dan elders en dus is het geen verrassing dat de werkloosheid met bijna 12 procent hoge toppen scheert. We presteren op dit vlak ruim 5 procent slechter dan de provinciale gemiddeldes. De budgetten staan mede daardoor onder grote druk: slechts 35 procent van de totale Antwerpse bevolking ontving volgens het OCMW in 2007 een inkomen door arbeid. Kwatongen zouden dit haast ‘Waalse maatstaven’ durven noemen.
't Stad wil ook wat
Als grootstad oefent Antwerpen daarnaast ook een belangrijke centrumfunctie uit, en die kost geld. Dagelijks pendelen duizenden mensen naar de stad om er te gaan werken. Zij maken onder meer gebruik van het openbaar vervoernet waarin de stad moet voorzien. Deze stedelijke functies slorpen een aanzienlijk deel van het overheidsbudget op en vormen een grote meerkost.
Het Instituut voor Sociale en Economische Geografie wees reeds op de structurele verarming van onze steden. De fiscale basis van steden neemt volgens hen af. Rijkere en autochtone Belgen trekken steeds vaker weg uit het centrum van de stad naar de periferie. Tegelijkertijd groeien in het centrum de sociale kosten van de stad. Cijfers van de Studiedienst van de Vlaamse Regering tonen bijvoorbeeld aan dat Antwerpen een disproportioneel grote vertegenwoordiging van allochtonen kent in vergelijking met omringende gebieden. In de periferie – parking in de volksmond – genereert men daardoor almaar meer inkomsten voor minder uitgaven. Antwerpen heeft er dus – net als andere steden – alle belang bij om versterkt uit een staatshervorming te komen.
Elke stad kent zijn eigen dynamiek en die vraagt nu eenmaal om beleid op maat. De haven van Antwerpen is in die zin een enorme factor van belang die bijdraagt tot de eigenheid en sterkte van de Antwerpse stedelijke regio. De Nationale Bank berekende zelfs dat de haveneconomie 6,8 procent van alle werkgelegenheid in het Vlaamse Gewest genereert. Vergelijkbare belangen ontwikkelen zich in Zeebrugge en Gent, terwijl Brussel met de internationale instellingen dan weer een enorm potentieel aan tewerkstelling in handen heeft.
Het België van stedelijke gewesten
De huidige politieke impasse onderscheidt zich nog steeds door zijn halsstarrig, antistedelijk karakter. Antistedelijk, omdat oeverloze discussies gevoerd worden die niet relevant zijn voor de stedelijke samenleving. Halsstarrig, omdat het status-quo van het eigen gelijk de geesten beheerst. Vertrekkende vanuit diezelfde argumenten kunnen we een staatshervorming betogen die dichter aanleunt bij de maatschappelijke realiteit. Op straat spreekt men namelijk niet uitsluitend Nederlands. Een zesde staatshervorming zal niet veel aan die realiteit veranderen. Ander taalgebruik en culturele intolerantie lijken als een rode lap op een stier te werken. Dit belooft alvast een onstuimige toekomst voor de stedelijke omgeving.
Men moet zich ook vragen stellen bij het Vlaamse Wirtschaftswunder. Zonder de bestuurlijke indeling in gewesten zou ook binnen Vlaanderen een ongelijke welvaartsverdeling optreden. Ondanks zijn economische sterkte vertoont Antwerpen namelijk kenmerken van structurele armoede. Hoge werkloosheid en moeizame integratie tonen aan dat toekomstig beleid zich meer op de stad moet richten. In die zin hoeft de huidige commotie rond Brussel zich niet opnieuw voor te doen. Meer efficiëntie en transparantie enerzijds (een Vlaamse eis) tegenover meer bevoegdheden en een herfinanciering anderzijds (een Franstalige eis), kunnen probleemloos onderhandeld worden in een proces dat meer op inhoud dan op symbolen gericht is.
Een vernieuwd staatsbestel zou daarom stedelijke gewesten als basiseenheid van bestuur moeten erkennen. Het Antwerps Groot(st)-Stedelijk Gewest zou daar een sterke vertaling van vormen. Onderlinge relaties in België kunnen dan complementair en niet langer communautair of bipolair zijn. Dat basisprincipe verwerpen, duidt op een misinterpretatie van deze denkoefening pleidooi. Zo gezegd, zo gedaan.