what the body can not forget - Dying for Life

de dwarsdoorsnede

03/05/2017

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer op de snijtafel: Dying for Life, een toneelstuk over vluchten voor oorlog.

Op zeker moment in de menselijke geschiedenis werd het artistieke ideaal op- en samengevat als “de meest individuele expressie van de meest individuele emotie”. In onze westerse samenleving is dit adagium dermate succesvol gebleken dat wij de notie van kunst nauwelijks nog van dit ideaal kunnen onderscheiden, maar dit is niet altijd zo geweest. Kunst maakte voordien veel meer deel uit van de gemeenschap waarin zij ontstond en was veel meer een activiteit waaraan die volledige gemeenschap deelnam. Een voorstelling als Dying for Life moet dus niet begrepen woorden als individuele uitlating maar in de context van een gemeenschap en meer bepaald het lichaam binnen die gemeenschap.

 

In het interview dat de makers voor hun voorstelling aan dwars gaven, wisten zij te melden dat mensen na het zien van hun creatie het nodig achtten hen te vertellen dat zij nu wel weten hoe het er in Syrië aan toegaat. If you will pardon my French: I call bullshit. Ik gun mijzelf de troostende illusie niet dat het aanschouwen van een theatervoorstelling over het vluchtelingenprobleem mij ook maar de minste indruk heeft kunnen geven van wat het betekent om gebombardeerd te worden. Om je vrouw ontvoerd te zien worden. Om gedwongen te worden je land te verlaten. Om aan te spoelen in een land waarin je evenmin welkom bent. Hoeveel films, documentaires en boeken ik over het onderwerp al bestudeerd heb (en neemt u van mij aan dat het er veel, heel veel zijn), ik heb ook nog altijd niet de vaagste indruk van wat men Auschwitz pleegt te noemen.

 

If you will pardon my French, I call bullshit.

 

Wat de voorstelling wel wist over te brengen, is voor mij een vermoeden van de veerkrachtigheid van het menselijke lichaam. Met de biografie van de acteurs in gedachten (en hier treedt het theater op als een creatie binnen een gemeenschap) is het bijna onwerkelijk te noemen dat deze lichamen nog in staat zijn om te dansen op een podium maar dat is nu net wat zij doen. In een scène die over dromen gaat (want niemand heeft het recht om een ander zijn dromen af te nemen) is de simpelste en belangrijkste droom misschien wel de droom om te dansen. Dansen is per definitie de ultieme verspilling van lichaamskracht omdat zij (like all art) nogal nutteloos is. En het is het opeisen van de nutteloze verspilling van energie die ontroert wanneer je kijkt naar lichamen die maandenlang elk greintje energie nodig hebben gehad om te overleven op overvolle boten en vrachtwagens.

 

De authenticiteit van de vreugde tijdens het dansen wordt nog duidelijker wanneer zij vergeleken wordt met het geweld dat gereconstrueerd wordt. Wanneer deze lichamen dansen, dansen ze echt, wanneer ze aan IS refererende scènes naspelen, spélen ze die scènes alleen en het verschil tussen de twee is opmerkelijk. Des te meer omdat tijdens de voorstelling videofragmenten van de bombardementen in Syrië vertoond worden en de realiteit hier eender welke vorm van reconstructie overtreft. Het is zelfs mogelijk dat de echte beelden de voorstelling onderuit halen omwille van het realisme dat de fictieve voorstelling van binnenuit openbreekt, maar hier moet nu juist in het achterhoofd worden gehouden dat dit de gemeenschappelijke voedingsbodem is waarbinnen deze voorstelling tot stand kwam.

 

De discrepantie tussen deze beelden en de lichamen, die hun geschiedenis niet kunnen vergeten, is de kracht van deze voorstelling. Dat wij, ondanks alles, kunnen en misschien ook wel moeten blijven dansen.