eenwoud

het laatste woord

05/02/2021

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten te hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie is het tijd voor de ‘eenwoud’. Eindelijk. 

Dames, heren, personen, adel, clerus, plebs, hooggeacht volk, bespottelijk gespuis en andere zielen over wie ik nog geen mening heb gevormd, welkom op de belangrijkste dag van uw bestaan! Vandaag, vandaag is mijn kroning en niet tot koning, noch tot hertogin of keizerin. Nee, ik word eenwoud! De wereld ligt aan mijn voeten en aan die van mij alleen. Mijn eerste akte zal erin bestaan om majesteitsschennis de topprioriteit van de minister van Justitie te maken, die ik aangesteld houd uit mijn hart voor democratie pro forma. De tweede akte zal gewag maken van de omdoping van de wet en het koninklijk besluit en, vooruit, het ministerieel besluit ook tot De Eenwoud Beschikt. DEB in de codices. Afkortingen zijn belangrijk. 

“Waarom eenwoud?” vraagt de journalist van nieuw Belgisch Staatsblad Eenwoud, voorheen Vorsten, zijn taak als verslaggever zo serieus nemend als ik verordend heb in het derde DEB. Een degelijk arbeidsethos is belangrijk. Het antwoord op de vraag is eenvoudig: een eenwoud is een alleenheerser, afgeleid van het IJslandse einvaldur. Het woord is enigszins letterlijk: de macht, vald, ligt bij ein persoon. En geef toe, welk land levert een betere associatie op dan IJsland? Mooie natuur, niet te veel volk om DEB’s te overtreden, geografische isolatie als natuurlijke onafhankelijkheid, niet te leren taaltje. Prachtig. De journalist knikt en stelt een staatsieportret voor als cover van de volgende editie van Eenwoud

Prompt laat ik de schilder onthoofden wanneer blijkt dat hij mijn angles niet kent. Ondanks de tegenslag verschijn ik vervolgens genadig op het balkon om mijn dierbare dienaren toe te wuiven. Het gejoel van de menigte beneden klinkt als een engelenkoor, de spandoeken zijn net tekeningen van kleuters vol adoratie. Ik heb geen arendsogen, in tegenstelling tot wat ik zonet liet optekenen in mijn interview, maar alsnog gun ik elk van hen een serene glimlach. Samenleven met hen die je niet begrijpt, is belangrijk. 

Wat inspirerend, bedenk ik bescheiden, en ik roep de journalist snel weer bij me om de nieuwe wapenspreuk te laten opnemen in het artikel. Wat vindt hij van die spreuk als de titel? Zijn blik is onleesbaar. “Ik denk dat het wat te lang is”, zegt hij, zijn stem onverbiddelijk. Ik frons. Wie denkt hij wel dat hij is? Over smaak valt niet te twisten, houd ik mezelf wijs voor, maar er bestaat wel zoiets als goede smaak. Dringend tijd om mijn landgenoten te beschermen tegen deze meneer. Jezelf omringen met inschikkelijke mensen is belangrijk.